Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Ferrier, Gill'ard en Voordewind over de humanitaire ramp in Haïti

17-09-2008

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ferrier, Gill'ard en Voordewind over de humanitaire ramp in Haïti. Deze vragen werden ingezonden op 9 september 2008 met kenmerk 2070829240.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de
leden Ferrier, Gill'ard en Voordewind
(CDA, PvdA, ChristenUnie) over
de humanitaire ramp in Haïti.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de snel verslechterende humanitaire situatie op Haïti ten gevolge van de orkaan Hannah? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Op wat voor manier draagt Nederland bij aan het lenigen van de nood in Haïti? Ziet u bij het lenigen van de nood een taak voor Nederland, als buurland van Haïti? Zo neen waarom niet?

Antwoord
Nederland verleent wereldwijd humanitaire hulp. Bij grootschalige acute noodsituaties als gevolg van natuurrampen wordt de noodzaak van een Nederlandse bijdrage bepaald aan de hand van de relatieve ernst en omvang van de noodsituatie, de draagkracht van de lokale overheid en lokale organisaties en de bijdragen van andere landen/donoren. Op basis van deze overwegingen is besloten om humanitaire hulp te bieden in Haïti.

Nederland heeft in totaal ¤ 3,3 miljoen bijgedragen aan humanitairee hulp voor de noodsituatie in Haïti. In eerste respons op de noodsituatie is ¤ 300.000 bijgedragen aan het hulpverzoek van de Internationale Federatie van het Rode Kruis (IFRC). Vervolgens is ¤ 3 miljoen bijgedragen aan het hulpverrzoek van de Verenigde Naties, dat op 10 september jl. werd gepresenteerd. Deze tweede bijdrage is gekanaliseerd via het Wereldvoedselprogramma (WFP).

Vraag 3
Is of wordt er beleid ontwikkeld, bijvoorbeeld 'early warning systems', ramppreventie of orkaanbestendig bouwen, om de jaarlijkse ellende van de orkanen in het Caraïbisch gebied zoveel mogelijk te beperken? Zo neen, waarom niet? En is de regering bereid zich hiervoor in te spannen?

Antwoord
Op regionale schaal voert onder andere het Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) van de VN programma's uit gericht op capaciteitsversterking op het gebied van crisisbeheersing en voorbereiding op orkanen. Ook de Europese Commissie financiert in het Caraïbisch gebied activiteiten gericht op rampenvoorbereiding en rampenrisicovermindering. Hiervoor is binnen het Directoraat Generaal Humanitaire Hulp een programma opgezet gericht op rampenvoorbereiding (DIPECHO). Met activiteiten die door lokale partners worden uitgevoerd wordt beoogd om lokale gemeenschappen beter voor te bereiden op rampen en op die manier minder kwetsbaar te maken. Nederland steunt de activiteiten van VN-OCHA en de Europese Commissie.

Vraag 4
Welke maatregelen zijn er getroffen om te voorkomen dat ook de nieuwe orkaan Ike levens eist en de humanitaire situatie nog verder verslechtert? Wat is de rol van de internationale gemeenschap daarbij?

Antwoord
Na de eerste storm waren veel getroffen gebieden reeds moeilijk of niet bereikbaar vanwege wateroverlast. Hierdoor werden de mogelijkheden om getroffenen te bereiken en hulp te bieden bemoeilijkt. Uit rapportage van de Verenigde Naties blijkt evenwel dat, vooral in het gebied rond Gonaives, lokale autoriteiten door radioboodschappen hebben opgeroepen om risicogebieden te verlaten. Lokale crisisautoriteiten hebben de internationale gemeenschap om hulp gevraagd bij de opvang van ontheemden. Internationale organisaties zoals de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en het Wereldvoedselprogramma (WFP) hebben hierop ingespeeld met opvangfaciliteiten en voedselhulp.

Vraag 5
Deelt u de opvatting dat de EU en de VN inadequaat hebben gereageerd op de (naderende) storm en noodsituatie? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Nee. Zoals ook uit het antwoord blijkt op vraag 3 zijn zowel de VN als de EU nauw betrokken bij programma's gericht op rampenvoorbereiding en rampenrisicovermindering. De VN meldt dat coördinatiemechanismen sinds het begin van het orkaanseizoen versterkt zijn en dat de respons per sector onmiddellijk ter hand genomen is na ontvangst van de waarschuwing voor de orkaan Gustav. Een team noodhulpexperts van de Verenigde Naties (United Nations Disaster Assessment and Coordination, UNDAC) is sinds 4 september jl. ter plaatse om de lokale autoriteiten bij te staan bij de coördinatie van de rampenrespons.

De verschillende orkanen die Haïti hebben getroffen waren aanzienlijk zwaarder dan bij de vorige ramp in 2004 en dit keer werd het gehele land getroffen. De orkanen volgden elkaar snel op en dit maakte de hulpoperatie gecompliceerd. Op 7 september jl. moest, vanwege de effecten van de orkaan Ike, de hulpoperatie tijdelijk worden stilgelegd. De internationale hulpverlening werd verder bemoeilijkt door beperkte toegang doordat bruggen en wegen door de orkanen zijn verwoest en rampgebieden onder water staan. Desondanks was het dodental lager dan in 2004. Volgens de Verenigde Naties kan dit worden toegeschreven aan een goede voorbereiding en goede samenwerking tussen de lokale overheid en de internationale gemeenschap.

Vraag 6
Deelt u de opvatting dat ook door middel van de meer structurele ontwikkelingshulp het de EU en de VN niet lukt armoede in Haïti effectief aan te pakken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?

Antwoord
Nee, aangezien in de afgelopen jaren de Europese Unie en andere donoren concrete resultaten hebben behaald bij de verbetering van het democratisch proces, alsmede op het vlak van openbare financiën, onderwijs en wegenbouw.

Gezien het niveau van armoede en onderontwikkeling zal een structurele aanpak niet leiden tot snel resultaat. De armoede in Haïti is immens groot. Ongeveer 80% van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 2 per dag. Op de Human Development Index van UNDP (2007) staat Haïti met de 146ste plaats tussen de minst ontwikkelde landen ter wereld. De consequentie is dat de internationale gemeenschap de komende jaren gecommitteerd zal blijven aan Haïti.

Haïti beschikt sinds november 2007 over een 'Poverty Reduction Strategy Paper' (PRSP). De implementatie van de langere termijn strategieën ter bestrijding van de armoede verloopt echter moeizaam, onder andere vanwege het tijdelijk ontbreken van een bevoegde regering en de recente snel stijgende brandstof- en voedselprijzen. Ook kampt het land met capaciteitsgebrek.

Haïti is geen partnerland in de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Nederlandse ontwikkelingsgelden komen evenwel ten goede aan Haïti via algemene bijdragen aan multilaterale en non-gouvernementele organisaties. Daarnaast worden projecten ter bevordering van mensenrechten en goed bestuur financieel ondersteund uit het Mensenrechtenfonds. Nederland is voornemens dit beleid voort te zetten.

De Europese Commissie verstrekt structurele hulp aan Haïti lastens het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Onder het tiende EOF is voor de periode 2008 ­ 2013 in totaal ¤ 304,6 miljoen beschikbaar voor Haïtïti. Deze middelen worden vooral ingezet in de sectoren onderwijs, bestuur en infrastructuur. De keuze voor deze sectoren is tot stand gekomen in overleg met de overheid van Haïti.


1) Trouw, de Volkskrant, NRC Handelsblad, NOS journaal, 5 september 2008


---