Erasmus Universiteit Rotterdam

Promotie J.H. Burgers

Titel proefschrift
Managing Corporate Venturing

---

Promotors:
Prof.dr.ing. F.A.J. van den Bosch
Prof.dr. H.W. Volberda

---

Datum
09 oktober 2008 13:30

---

Locatie:
Woudestein, Forumzaal

---

Faculteit
RSM Erasmus University

Het ontwikkelen van nieuwe producten stelt tegenstrijdige eisen

Hoe kun je de kansen vergroten op het succesvol managen van een nieuwe productlijn binnen een onderneming? Die vraag stelt Henri Burgers in zijn proefschrift Managing Corporate Venturing. Het ontwikkelen van nieuwe kennis en het gebruikmaken van bestaande kennis vereist verschillende stijlen van managen en organiseren. Burgers promoveert op donderdag 9 oktober 2008 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Het managen en organiseren van een nieuwe productlijn in een bedrijf (een zogenaamd new business development project) stelt eisen die elkaar kunnen tegenwerken. Dit soort projecten vraagt aan de ene kant autonomie en flexibiliteit om nieuwe dingen uit te proberen en zo tot nieuwe kennisontwikkeling te komen. Maar aan de andere kant is het ook goed om gebruik te maken van bestaande kennis en middelen in de onderneming.

Neem de ontwikkeling van de Smart. Het produceren van deze kleinere, relatief goedkopere auto is anders dan het ontwikkelen en produceren van grotere, duurdere auto's zoals de andere modellen van Mercedes. Ook de kopers van beide typen auto's verschillen en dat heeft gevolgen voor de marketing. Maar tegelijkertijd haalt het Smart-project voordeel uit het uitgebreide dealernetwerk van Mercedes en de aanwezige technische competenties in het ontwikkelen en produceren van auto's.

Burgers onderzocht de conflicterende eisen in new business development projecten en komt met nieuwe inzichten hoe deze succesvol te managen. Zo hebben de projecten meer succes, als de manager een project autonomie geeft, maar ook de connecties tussen met andere delen van de organisatie in stand houdt. Het project moet niet te dicht bij bestaande activiteiten geplaatst worden, omdat het dan onvoldoende vrijheid krijgt om een nieuwe business te ontwikkelen. Maar het moet wel voldoende geïntegreerd zijn in de onderneming en de gedeelde strategische visie, om kennis en middelen tussen het project en andere delen van de onderneming te delen.

Ook toont Burgers aan dat er een belangrijk verschil zit tussen het ontwikkelen van technologische en marktkennis. De mate van projectautonomie en het tijdstip waarop projecten beëindigd moeten worden, moet worden aangepast aan de behoefte aan het ontwikkelen van nieuwe technologische en marktkennis. Hoe meer dit gebeurt, des te groter is de kans op succesvolle commercialisering. Tot slot kan het succes van het project vergroot worden door een sterke supporter in de organisatie voor het project of door een alliantie met een onderneming, die beschikt over kennis die complementair is aan de al aanwezige kennis binnen de onderneming.

Het onderzoek van Henri Burgers is verricht in het Erasmus Research Institute of Management (ERIM), de gezamenlijke door de KNAW erkende onderzoeksschool van Rotterdam School of Management/ Erasmus University en de Faculteit der Economische Wetenschappen. Aan ERIM zijn ruim 300 onderzoekers verbonden. ERIM organiseert tevens het Erasmus Doctoral Programme in Business and Management voor de opleiding van jonge, veelbelovende wetenschappers.