Algemene Rekenkamer

Rapport Krachtwijken. Monitoring en verantwoording van het beleid

9-10-2008

Meten voortgang 'krachtwijken' kan beter

Corporaties investeren meer in wijken dan waarom minister heeft gevraagd

De wijze waarop de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) via monitoring de resultaten van het beleid voor de zogenaamde 'krachtwijken' wil vaststellen, is voor verbetering vatbaar. Positief is dat met de bestaande onderzoeksmix ontwikkelingen te volgen zijn in de veertig wijken in achttien steden, die het kabinet Balkenende IV met prioriteit wil aanpakken. Daarbij kan ook gevolgd worden of de problemen zich naar andere buurten verplaatsen. Het onderzoek richt zich echter niet op alle problemen in deze aandachtswijken en onduidelijk is welke verbetering de minister van haar beleid verwacht. Ook de vergelijking van resultaten tussen alle wijken kan beter. Daar hebben gemeenten behoefte aan.

Voor een goede verantwoording is betrouwbare informatie over de uitgangspositie van de veertig wijken en hun ontwikkeling cruciaal. Zo stelt de Algemene Rekenkamer in het onderzoeksrapport Krachtwijken - monitoring en verantwoording van het beleid dat op 9 oktober 2008 is gepubliceerd.

Welk doel wanneer bereikt?
De minister definieert niet scherp welke maatschappelijke veranderingen zij wanneer wil bereiken. Onderzoek biedt dan onvoldoende inzicht of het beleid succesvol is. Dit kan de minister voorkomen door vooraf aan te geven welke verbetering zij noodzakelijk vindt. Bij het onderzoek dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van de minister verricht naar de resultaten van het krachtwijkenbeleid blijven schoolprestaties en taalachterstanden van kinderen onzichtbaar (geen CITO-scores) en probleemgezinnen zijn onvoldoende in beeld. Op thema's als 'integreren', 'veiligheid' en 'gezondheid' is nog onvoldoende vast te stellen of de achterstand ten opzichte van andere wijken door extra aandacht en rijksgeld vermindert. Feit is dat de effectiviteit van specifiek het krachtwijkenbeleid als aanvulling op bestaand beleid niet precies meetbaar is. De minister verwacht pas over een aantal jaren resultaten van het beleid te kunnen melden. De Algemene Rekenkamer acht het raadzaam de ontwikkelingen in de wijken ook de komende jaren goed te volgen en publiek te maken. Zeker omdat nog niet duidelijk is hoeveel rijksgeld er na 2009 beschikbaar is voor stedelijke vernieuwing. De Algemene Rekenkamer vindt het wenselijk om de ontwikkeling van problemen in alle Nederlandse wijken zo goed mogelijk in kaart te brengen en de resultaten inzichtelijk te presenteren op internet. De minister vindt het niet nodig één monitor voor zoveel mogelijk wijken in Nederland te ontwikkelen. De Vereniging van Nederlandse gemeenten vindt dat wel wenselijk, omdat alle gemeenten behoefte hebben aan goede informatie.

Ministeriële verantwoordelijkheid
Het kabinet wil van veertig wijken met problemen in acht tot tien jaar sterke wijken maken, maar de minister voor WWI heeft nauwelijks instrumenten om de gemeenten en woningcorporaties rechtstreeks te sturen. De minister heeft in mei 2008 besloten om de komende drie jaar ¤ 157 miljoen extra in de veertig wijken te steken. Dit geld wordt via het Gemeentefonds uitgekeerd. Gemeenten hoeven over dit geld niet apart verantwoording af te leggen, maar de minister wil wel met hen overleggen over de besteding van het geld. Of de minister tegenover de Tweede Kamer voldoende verantwoording kan afleggen, is niet duidelijk. Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer leert dat corporaties en gemeenten zich de komende jaren sterk willen inspannen om de situatie in de veertig wijken te verbeteren. Corporaties zullen meer investeren dan de minister van hen heeft gevraagd en zoeken daarbij soms de grenzen op van voor hen toegestane investeringen. Corporaties die geen bezit hebben in de veertig wijken dragen financieel bij aan de inzet door de corporaties in deze wijken. De Algemene Rekenkamer bepleit deze steun alleen ten goede te laten komen aan corporaties die dat echt nodig hebben.

Zo nu en dan onderzoekt de Algemene Rekenkamer rijksbeleid dat nog maar net van start is gegaan. Het actieplan van de minister dateert van juli 2007. Reden om dit beleid nu al door te lichten is dat in de stadswijken sprake is van ingewikkelde problemen en dat de minister zelf weinig instrumenten heeft om de problemen te bestrijden: normaliter zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de wijkaanpak. Centraal staat de vraag: is gewaarborgd dat de minister achteraf goed verantwoording kan afleggen over de resultaten van het beleid?

De Algemene Rekenkamer heeft in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven en Arnhem onderzocht of en hoe het krachtwijkenbeleid bijdraagt aan nieuwe investeringen in de veertig aandachtswijken. De wijkactieplannen zijn onder tijdsdruk opgesteld. Uitvoeringsafspraken gelden daarom soms maar voor twee jaar. De plannen vertonen een verschuiving van investeringen in gebouwen naar sociale projecten. Hierbij worden soms de grenzen van de corporatietaken opgezocht, bijvoorbeeld door financiering van activiteiten voor brede scholen en de begeleiding van werklozen. De minister steunt deze ontwikkeling, maar laat het maken van afspraken over de inzet door corporaties over aan gemeenten. De discussie over de toekomstige rol en positie van corporaties verdient daarom een spoedige afronding.



Algemene Rekenkamer