Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Kamervragen over doden met het geweer van exoten

09 oktober 2008 - kamerstuk

Kamerbrief met antwoorden op Kamervragen waarin de minister meldt dat het Biodiversiteitsverdrag en de Habitatrichtlijn maatregelen verplichten tegen exoten die de inheemse biodiversiteit bedreigen.

Meer informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

25-08-2008 2070828070 TRCJZ/2008/2797 9 oktober 2008

Kamervragen over het doden met het
geweer van exoten en verwilderde
dieren

Juridische Zaken

Geachte Voorzitter,

Hierbij geef ik antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD) over het doden met het geweer van exoten en verwilderde dieren.


1
Kunt u uiteenzetten waarom u ineens een heel andere uitleg van de Flora- en faunawet geeft inzake het gebruik van het geweer ter bestrijding van exoten en verwilderde dieren, zoals blijkt uit uw beantwoording van vragen van het lid Thieme over het afschieten van verwilderde katten1, waaruit kan worden geconcludeerd dat afschot (gebruik van het geweer) van deze dieren alleen is toegestaan wanneer Gedeputeerde Staten daarvoor een aanwijzing ex. Art. 67 Flora- en faunawet hebben gedaan, terwijl tot op heden volgens u het gebruik van het geweer voor de bestrijding van deze dieren zonder meer was toegestaan?
Bij handhavers, jagers en provincies bleek onduidelijkheid te bestaan over het gebruik van het geweer bij de bestrijding van exoten en verwilderde dieren. Dit is aanleiding geweest nog eens goed op een rij te zetten wat het wettelijk regime is omtrent de bestrijding van deze dieren. Dit heeft geleid tot de volgende uitleg van de Flora- en faunawet. Exoten en verwilderde dieren zijn geen beschermde soorten op grond van de Flora- en faunawet. De verboden uit de Flora- en faunawet gelden dan ook niet voor deze soorten. De middelen waarmee dieren mogen worden gevangen of gedood zijn echter wel gereguleerd ten behoeve van beheer en schadebestrijding.2 Daarom is een aanwijzing op grond van artikel 67 door gedeputeerde staten noodzakelijk om deze middelen te mogen gebruiken. Het Biodiversiteitsverdrag3 en de Habitatrichtlijn4 verplichten tot het nemen van maatregelen met betrekking tot exoten die de inheemse biodiversiteit bedreigen. In de
1 Aanhangsel Handelingen nr. 3135, vergaderjaar 2007-2008
2 Artikel 52 in samenhang met artikel 67 van de Flora- en faunawet en artikel 5 van het Besluit beheer en schadebestrijding.

3 Artikel 8

4 Artikel 22

beleidsnota invasieve exoten5 heb ik deze verplichtingen verder uitgewerkt. Het zwaartepunt van mijn beleid is gericht op preventie van introducties van nieuwe soorten exoten. Als dat niet lukt, wordt geprobeerd soorten te elimineren, zolang populaties nog klein zijn. Is dat geen haalbare optie, dan moeten beheersmaatregelen worden genomen. Deze stappen, gericht op het voorkomen van schade aan de inheemse biodiversiteit, zijn in overeenstemming met internationale en Europese verplichtingen. In de evaluatie van de natuurwetgeving6 is geconstateerd dat er onduidelijkheden zijn omtrent de wettelijke regeling inzake de bestrijding van exoten. Daarom zal ik voorstellen doen voor een meer transparante regeling voor de exotenbestrijding.


2
Conflicteert deze uitleg van de wet niet met uw streven naar een nulstand voor exoten en verwilderde dieren?7
Zoals aangegeven in mijn beleidsnota invasieve exoten, streef ik bij mogelijk schadelijke exoten en verwilderde dieren een nulstand na, zeker zolang de populaties nog klein en beheersbaar zijn. Artikel 67 van de Flora- en faunawet biedt hiertoe de mogelijkheid. Bij exoten en verwilderde dieren hoeft immers geen rekening gehouden te worden met de gunstige staat van instandhouding van de soort. De (dreiging van) schade moet dan wel onderbouwd worden. In de genoemde beleidsnota heb ik aangegeven dat de maatregelen tegen exoten wel in verhouding moeten staan tot de (dreiging van) schade.


3
Is het u bekend dat de meeste provincies vanwege uw eerdere uitleg van de wet bewust geen aanwijzing ex. art 67 Flora- en faunawet hebben gedaan of een dergelijke aanwijzing hebben ingetrokken? En is het u bekend dat verschillende provincies waar bezwaar tegen is gemaakt tegen de aanwijzing, vanwege uw eerdere uitleg, bewust niet verder procedeerden?
Ja, dat is mij bekend. Artikel 67 wordt echter wel degelijk toegepast in de praktijk. De moeilijkheid zit vooral in het feitelijk onderbouwen van de aanwijzing. De provincies leveren deze feitelijke onderbouwing. Ik ben bereid de provincies waar mogelijk te ondersteunen bij het geven van deze onderbouwing.
Tevens heb ik recent, in samenwerking met de provincies, de Regeling beheer en schadebestrijding dieren geactualiseerd8. Aan de bijlage van deze regeling, gebaseerd op artikel 67 van de Flora- en faunawet, is een aantal nieuwe exoten toegevoegd. 5 Kamerstukken II 2007/08, 26407, nr. 27
6 Kamerstukken II 2007/08, 31536, nr. 1
7 Aanhangsel handelingen nr. 2474, vergaderjaar 2006-2007 8 Stcrt. 2008, 190.


4
Deelt u de mening dat, gezien een recente uitspraak (d.d. 17 juni 2008) van de rechtbank Middelburg9, artikel 67 Flora- en faunawet niet geschikt is om middelen voor de bestrijding van exoten en verwilderde dieren toe te staan?
Nee. Uit deze uitspraak blijkt dat bij de aanwijzing door gedeputeerde staten aannemelijk moet worden gemaakt dat een soort belangrijke schade veroorzaakt, of dat belangrijke schade moet worden gevreesd, of dat daarvan een reële dreiging uitgaat voor de fauna. De aanwijzing van de rosse stekelstaart en de muskusrat zijn overigens wel akkoord bevonden door de rechter. Over de geschiktheid van artikel 67 van de Flora- en faunawet heeft de rechter zich niet uitgesproken.


5
Deelt u de mening dat er nu een ongewenste situatie is ontstaan, doordat in die provincies waar geen aanwijzing ex art 67 Flora- en faunawet is gedaan geen exoten en verwilderde dieren (zoals bv. nijlganzen en wasbeerhonden) meer kunnen worden bestreden? Zo ja, kunt u dan uiteenzetten op welke wijze u op zeer korte termijn een eind gaat maken aan deze ongewenste situatie? Deelt u de mening dat een ontheffing ex. Art. 75 Flora- en faunawet hiervoor een geschikt instrument is?
Ik ben van mening dat het door mij ingezette exotenbeleid goed uitgevoerd kan worden. Ik zal dan ook geen korte termijn maatregelen voorstellen. Artikel 75, derde lid, van de Flora- en faunawet is geen geschikt instrument. De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing is niet bedoeld voor de bestrijding van exoten, zoals blijkt uit de voorwaarde in artikel 75, vijfde lid, dat door de ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Juridische Zaken
team
Kwaliteitsaangelegenheden
en visserij
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070-3784481
Fax: 070-3786127
Telegramadres: Landvis
Telex: www.minlnv.nl

9 Zaaknr. 08-98 MK exoten