Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over het afnemen van het aantal
plaatselijke brandweerkazernes
8 oktober 2008
Antwoorden op kamervragen van het lid Van der Staaij (SGP), ingezonden
9 september 2008.
1. Vraag
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat er sinds 1995 zeker vijftig
brandweerkazernes zijn gesloten? 1) Kunt u dit bericht bevestigen?
1. Antwoord
Ja ik heb kennisgenomen van het bericht. Uit cijfers van het Centraal
Bureau voor de Statistiek blijkt dat het aantal kazernes en
brandweerposten van 1053 (januari 1995) tot 1013 (januari 2008) is
afgenomen.
2. Vraag
Bestaat er inderdaad geen volledig landelijk beeld van het aantal
brandweerposten in Nederland? Zou het niet wenselijk zijn dat er wel
landelijk zicht is op de spreiding van brandweerkazernes in Nederland?
2. Antwoord
De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid heeft in 2007 onderzoek
uitgevoerd naar de operationele prestaties van de brandweer. Ten
behoeve van dit onderzoek is er een overzicht samengesteld van de
landelijke spreiding en dekking van brandweerkazernes en posten in
Nederland. Het overzicht per regio is in december 2007 aangeboden aan
de respectievelijke voorzitters van de veiligheidsregio's en regionale
commandanten brandweer.
3. Vraag
Herinnert u zich uw uitspraak in de nota naar aanleiding van het
verslag bij het Wetsvoorstel veiligheidsregio's, dat brandweerkazernes
in woonkernen ook bij regionalisering gewoon blijven bestaan? 2) Hoe
verhoudt deze uitspraak zich tot het afnemen van het aantal
brandweerposten?
3. Antwoord
Mijn uitspraak in deze nota was het antwoord op de vraag of ik de
conclusie van de Programmaraad Brandweerzorg deel, namelijk dat de
brandweerzorg zoveel mogelijk lokaal moet worden geregeld en dat
regionalisering van de brandweer niet automatisch leidt tot het
opheffen van brandweerkazernes en -posten in woonkernen.
De precieze oorzaken voor het afnemen van het aantal brandweerposten
zijn in het onderzoek waar in het bovengenoemde bericht aan
gerefereerd wordt, niet nagegaan. Het is mij wel bekend dat op grond
van gemeentelijke herindelingen en vanuit overwegingen van
effectiviteit en doelmatigheid op bepaalde plaatsen kazernes en posten
zijn verplaatst of gesloten.
4. Vraag
Hoe wilt u bewerkstelligen dat ook in kleine dorpen of
plattelandsgemeenten de opkomsttijd van acht minuten wordt gehaald?
Wordt deze opkomsttijd verplicht gesteld?
5. Vraag
Wordt bij eventuele uitzonderingen op de opkomstplicht van acht
minuten uitgegaan van het principe dat in een bepaald percentage van
het land de opkomstplicht binnen acht minuten niet geldt of van een
percentage van de gevallen in een bepaalde woonkern?
Antwoord op de vragen 4 en 5
De brandweerzorg is een verantwoordelijkheid die in de Brandweerwet
1985 is opgedragen aan het college van Burgemeester en Wethouders. Er
is geen wettelijk vastgesteld normenkader voor de kwaliteit van de
brandweerzorg en de prestaties van de brandweer. Het stelsel van
opkomsttijden zoals dat op dit moment wordt gehanteerd in veel
gemeenten en regio's in Nederland is gebaseerd op de Handleiding
brandweerzorg die in 1992 door de minister van Binnenlandse Zaken per
circulaire als advies aan de verantwoordelijke besturen is aangeboden.
In deze handleiding is een stelsel van opkomsttijden opgenomen dat
zich uitstrekt van vijf tot twaalf minuten, afhankelijk van de
gebruiksfunctie van een bouwwerk of object. De genoemde tijd van acht
minuten is de richttijd uit één van deze categorieën.
Het uitgangspunt bij het ontwikkelen van deze handleiding was dat er
een afweging moet worden gemaakt tussen de kosten en de baten van de
brandweerzorg. Daarmee zijn de genoemde opkomsttijden niet in graniet
gebeiteld. Indien er een goed onderbouwde aanleiding is, kan van de
tijd
afgeweken worden. Dit uitgangspunt geldt nog steeds.
Ik ben voornemens om het stelsel van opkomsttijden wettelijk te
verankeren in het Besluit
veiligheidsregio's.
Uw Kamer heeft mij in het nader verslag bij het Wetsvoorstel
veiligheidsregio's diverse vragen gesteld over kwaliteitseisen aan de
veiligheidsregio's in het algemeen en aan de brandweer in het
bijzonder. In de nota naar aanleiding van het nader verslag ga ik
uitgebreid hierop in. Het is mijn streven om deze nota begin oktober
aan uw Kamer te kunnen verzenden.
6. Vraag
Erkent u het belang van goede raadpleging van betrokkenen, waaronder
de brandweervrijwilligers bij besluitvorming rond eventuele afstoting
van kazernes? In hoeverre vindt een dergelijke raadpleging in de
praktijk ook daadwerkelijk plaats?
6. Antwoord
Ik onderschrijf het belang van de professionele inbreng van de
beroepsgroep, bij het inrichten van de brandweerzorg in gemeenten en
regio's. De spreiding van kazernes maakt daar onderdeel van uit. Op
dit moment is de brandweer veelal verantwoordelijk voor de technische
uitwerking van de plannen. Ik heb er geen zicht op in welke mate
brandweervrijwilligers systematisch hierbij betrokken worden. Ik
onderken wel het belang van de inbreng van deze categorie. Dit blijkt
ook uit de startsubsidie die ik heb toegekend aan de Vakvereniging
voor Brandweervrijwilligers begin dit jaar.
1) `Dorpen raken brandweerpost kwijt', Nederlands Dagblad, 8 september
2008.
2) Kamerstuk 31 117, nr. 6, blz. 45.
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties