Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


4. Antwoorden op kamervragen van Agema over geweld en agressie tegen verpleegkundigen en verzorgenden

Antwoorden op kamervragen van Agema over geweld en agressie tegen verpleegkundigen en verzorgenden

Kamerstuk, 10 oktober 2008

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

MEVA-K-U-2879634

10 oktober 2008

Hierbij zend ik u, mede namens de minister voor VWS, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over over geweld en agressie tegen verpleegkundigen en verzorgenden (2008Z02349 / 2070829690).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker

Antwoorden op kamervragen vanhet Kamerlid Agema over geweld en agressie tegen verpleegkundigen en verzorgenden (2008Z02349 / 2070829690).


1
Bent u bekend met de Tv-uitzending over geweld en agressie tegen verzorgenden?


1
Ja


2
Welk deel van de verpleegkundigen en verzorgenden heeft weerbaarheids- en agressietrainingen gevolgd?


2
Werkgevers zijn verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden van hun werknemers. Het aanbieden van weerbaarheids- en agressietrainingen om agressie tegen te gaan behoort hier ook toe. Uit navraag blijkt dat er geen exacte cijfers bekend zijn over het percentage verpleegkundigen en verzorgenden dat weerbaarheids- en aggressietrainingen heeft gevolgd, omdat dit niet wordt geregistreerd. In opdracht van V&VN is door TNO onderzoek verricht naar de arbeidsrisico's van verpleegkundigen en verzorgenden en de maatregelen die voorhanden zijn om dit tegen te gaan. Dit onderzoek laat zien dat er in de diverse sectoren aandacht wordt besteed aan het thema agressie en dat er verschillende instrumenten en maatregelen zijn om agressie tegen te gaan.


3
Wat zijn de kosten van deze trainingen, en krijgen instellingen hiervoor financiële middelen?

3
Er zijn geen gegevens bekend over de kosten van de afzonderlijke trainingen die beschikbaar zijn. Deze kosten hangen ook samen met de aard en de omvang van de training die wordt gevolgd en zullen hierdoor onderling verschillen. Het aanbieden van scholing, inclusief weerbaarheids- en agressietrainingen, behoort tot het reguliere personeelsbeleid van instellingen en kunnen uit het hiervoor beschikbare budget worden gefinancierd. Door middel van subsidie worden er wel programma's gefinancierd die (mede) gericht zijn op het terugdringen van agressie, bijvoorbeeld het project Ergocoaches en het programma Veilige Publieke Taak onder regie van het ministerie van BZK .


4
Maken deze weerbaarheids- en agressietrainingen onderdeel uit van de opleiding tot verzorgende en/of de opleiding tot verpleegkundige? Zo neen, deelt u de mening dat dit wel zo zou moeten zijn?

4
Aandacht voor veiligheid van medewerkers in het kader van weerbaarheid en agressietrainingen in de opleiding van verzorgenden en verpleegkundigen kan integraal onderdeel uitmaken van de opleiding. Beroepsorganisaties zijn in samenspraak met werknemers- en werkgeversorganisaties verantwoordelijk voor het profiel van het beroep. Daarbij hoort ook dat relevante ontwikkelingen in deze profielen worden vertaald. Het is aan de opleidingsinstanties om daar een vertaalslag aan te geven.


5
Deelt u voorts de mening dat verpleegkundigen en verzorgenden die deze trainingen nog niet hebben gevolgd hiertoe wel de gelegenheid zouden moeten krijgen? Zo ja, bent u bereid middelen daarvoor beschikbaar te stellen? Zo neen, waarom niet?

5
Het is van belang dat alle verpleegkundigen en verzorgenden goed weten om te gaan met agressie. Het is aan de werkgever om te bepalen of dit zo is en indien nodig hiervoor aanvullende maatregelen te treffen zoals het aanbieden van trainingen. Gezien de
verantwoordelijkheidsverdeling, de vele initiatieven die de sector zelf heeft ondernomen om agressie tegen te gaan en de vele instrumenten die voorhanden zijn zie ik geen noodzaak om financiële middelen beschikbaar te stellen. Wel wordt er door middel van subsidie een bijdrage geleverd aan diverse programma's die mede gericht zijn op het voorkomen van agressie (zie ook antwoord op vraag 3).