Het Koninklijk Huis
Toespraak van de Prins van Oranje op de bijeenkomst Gebiedsontwikkeling,
geen zaak voor de elite, vrijdag 10 oktober 2008
Dames en heren,
Land en water vormen samen onze leefwereld. Op de beschikbare ruimte
in die leefwereld rusten steeds meer claims. Voor wonen, werken en
bereikbaarheid. Voor natuur en recreatie, voor klimaat en
duurzaamheid.
Een steeds groter deel van die claims strekt zich uit tot de `natte'
leefomgeving. Denk aan het waterwonen, de drijvende kassen of de
eindeloze `sloepenparade' op het zomerse binnenwater.
Daarnaast zijn er de specifieke waterthema's: de veiligheid van kust
en rivieren, waterberging, water voor onze gewassen, de
drinkwatervoorziening en de visserij.
Steeds meer partijen raken betrokken bij het waterbeleid en
waterbeheer. En dat betekent ook dat er steeds meer opvattingen over
de rol van het water moeten worden meegewogen in onze beslissingen.
Een ieder die zich bezig houdt met vraagstukken op het gebied van
water, moet daarom ook intensief aan de slag met ruimtelijke ordening.
Water en ruimte zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De ruimtelijke inrichting van veel gebieden is een complex proces. Er
komen veel schaalniveaus, eisen en belangen bij elkaar, de beschikbare
ruimte is kostbaar en het milieu kwetsbaar. Bovendien moeten we ons
aanpassen aan de klimaatverandering. De Deltacommissie onder leiding
van prof. Dr. Veerman heeft in dat kader onlangs aanbevelingen voor de
toekomst gedaan.
Dit alles heeft gevolgen voor de inrichting van de ruimte rond de
rivieren en de kust, maar ook van het bestaand stedelijk gebied. De
heer Van Nieuwenhuijze zal in zijn bijdrage ingaan op de opgaven die
concreet spelen in Waalweelde.
Daarbij komt dat het juridisch correct en toch soepel doorlopen van
deze procedures steeds lastiger is geworden. Mondige burgers,
maatschappelijke organisaties én bedrijven behartigen steeds vaker hun
belangen tot aan de rechter toe.
Kortom: enkelvoudige, `technische' oplossingen bestaan niet meer. Niet
in de `natte' en niet in de `droge' leefomgeving. Gebiedsontwikkeling
is altijd een zaak van meerdere belangen die moeten worden afgewogen
op bovenlokaal schaalniveau. Ik heb dat zelf tijdens diverse
werkbezoeken mogen constateren.
De afgelopen jaren heb ik een groot aantal gebieden in ontwikkeling
bezocht: de Bloemendalerpolder, Valkenburg, de Oude Rijn-zone, de
IJsseldelta, Hart van de Heuvelrug, de Blauwe Stad en Meerstad en nog
veel meer. Ik heb gezien dat er eigenlijk overal wordt gewerkt met
vormen van publiekprivate samenwerking.
Ik heb ook gemerkt dat de ideeën over gebiedsontwikkeling en
publiekprivate samenwerking nog volop in beweging zijn. Er bestaan nog
geen standaardoplossingen of routines voor hoe publiekprivate
samenwerking bij gebiedsontwikkeling moet worden toegepast. Er zijn
wel lessen geleerd. Die zijn opgetekend in tal van publicaties.
Zo heb ik eerder dit jaar het eerste exemplaar van een publicatie in
ontvangst mogen nemen, die is uitgebracht door diverse overheden, het
bedrijfsleven en de TU Delft samen. Een publicatie onder de
veelzeggende titel `Alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Een
andere gezamenlijke publicatie is de zogenaamde `Reiswijzer
Marktpartijen & Gebiedsontwikkeling' van de VNG, het IPO, de
ministeries van Financiën en VROM en de Neprom. Een al net zo
veelzeggende titel waar het gaat om het leerproces waarop we volop
inzitten.
Ik zou graag alle aanbevelingen en adviezen uit deze publicaties
willen toelichten, maar dan zou ik het programma van vandaag in de war
sturen. Later vanmiddag wordt professor De Zeeuw, praktijkhoogleraar
Gebiedsontwikkeling, samen met Gedeputeerde RO, de heer Verdaas, nog
aan de tand gevoeld over een aantal prangende kwesties rond
gebiedsontwikkeling, dus ik ga er vanuit dat alle lessen en ervaringen
op hoofdlijnen aan bod zullen komen. In mijn bijdrage wil ik daarom
vier punten aanstippen, die mij persoonlijk zijn opgevallen bij mijn
bezoeken.
1. Gebiedsontwikkeling is een zaak van samenwerking en lange adem.
Trajecten van tien à vijftien jaar zijn niet uitzonderlijk. Dat
betekent onder andere dat nieuwkomers nog wel eens worden
geconfronteerd met afspraken die ze zelf liever anders hadden gemaakt.
De gemiddelde bestuurder en volksvertegenwoordiger heeft een mandaat
van vier jaar. Marktpartijen willen juist zekerheid en continuïteit
over de volle planperiode.
Toen ik in Londen was heb ik gezien hoe men daar continuïteit probeert
te waarborgen door aparte uitvoeringsorganisaties te maken van
overheid en markt, waarin die meerjarige zekerheid kan worden
verkregen. In Nederland wordt dit concept nog maar mondjesmaat
toegepast. Ik denk dat daar ook in ons land meer mee kan.
2. Bij gebiedsontwikkeling en publiekprivate samenwerking hoort
vertrouwen. En bij vertrouwen hoort een open agenda. Leg daarom je
belangen helder op tafel en maak aan de ander duidelijk waar er pijn
zit. Blijf met elkaar communiceren.
Toen ik in de Bloemendalerpolder was, werd mij heel duidelijk hoe
belangrijk het is om met elkaar in gesprek te blijven. Ook als je weet
dat jouw boodschap voor de ander niet prettig is. Je zult je problemen
samen moeten oplossen.
Want gegeven de lange termijn van samenwerking is één ding zeker:
gaande de rit zullen alle partijen te kampen krijgen met nieuwe
kansen, tegenvallers en veranderende spelregels. Denk aan de
ontwikkeling van landelijke en Europese wet- en regelgeving,
veranderingen in de markt en politieke verschuivingen. De samenwerking
moet de hele periode hiertegen bestand zijn. Dat betekent ook af en
toe je verlies nemen om verder te kunnen gaan.
Om dat vertrouwen te kunnen opbouwen is het verstandig om het proces
van gebiedsontwikkeling zodanig te organiseren dat je niet meteen al
in het begin met elkaar overhoop ligt. Dat geldt binnen de publieke
kolom, maar ook tussen markt en overheid. Een alternatievenstudie voor
Valkenburg zorgde ervoor dat meerdere varianten zijn onderzocht. Zo
konden partijen aan elkaar wennen en stonden de eerste gezamenlijke
activiteiten niet direct onder druk.
3. Openheid gaat echter ook gepaard met kwetsbaarheid. Immers alle
partijen willen wel een gemeenschappelijk doel bereiken, maar hebben
wel degelijk verschillende belangen. Het blijft een uitdaging om
voldoende openheid te geven en om over de eigen schaduw heen te
stappen. Tegelijkertijd opereert u binnen een speelveld, dat door de
buitenwereld met argusogen wordt bekeken. Elkaar leren kennen is
prima, maar belangenverstrengeling en vriendjespolitiek is natuurlijk
uit den boze.
Het imagoprobleem van het grote geld en de vastgoedsector - als gevolg
van de manier waarop de sector in het nieuws komt - werkt ongetwijfeld
door in de werkverhouding tussen de partijen. En kleurt het beeld dat
anderen hebben van de ontwikkelsector, zoals de
volksvertegenwoordigers in de gemeenteraad en de Provinciale Staten.
Een recent voorbeeld hiervan vormt de publiciteit over diverse
onderzoeken naar slachtoffers en verdachten in vastgoedfraude en naar
integriteit van betrokkenen bij de Zuid-as. Ongeacht de uitkomst van
deze onderzoeken, heeft deze initiële publiciteit een groot effect.
Niet alleen op de partijen van het desbetreffende project, maar ook op
die bij andere gebiedsgebonden publiekprivate samenwerkingen.
4. Tenslotte mijn vierde punt. Gebiedsontwikkeling is naast
samenwerking, vertrouwen en openheid ook een kwestie van lef. Van
moed. Belangrijk is dan wel dat die lef zowel vanuit de overheid als
uit de markt komt. De Blauwe Stad is daar in mijn ogen een goed
voorbeeld van. Je moet maar durven om in Oost-Groningen een meer te
graven met daaromheen woningbouw en recreatie. Dwars tegen ongeloof en
scepsis in. Dat is lef.
Samengevat: gebiedsontwikkeling is een zaak van mensenwerk.
Dames en Heren, ik ga afsluiten. Mijn vier observaties, of een deel
daarvan, klinken wellicht als clichés of als open deuren. Het
opvallende is echter dat bij mijn bezoeken en bij iedere evaluatie
soms weer blijkt dat partijen een aantal van deze clichés of open
deuren is vergeten.
Gelukkig zie ik ook bij alle partijen een grote bereidheid om van
fouten te leren, om ervaringen uit te wisselen en ideeën op te doen
voor de eigen praktijk. Ik ben ook zeer verheugd met bijeenkomsten als
deze, waarin ervaringen worden gedeeld met gemeenten die geen
ervaringen hebben opgedaan met eigen gebiedsontwikkelingen en met
Statenleden en raadsleden. Want land en water vormen samen onze
leefwereld. En die zullen we samen tot ontwikkeling moeten brengen.
Ik dank u voor uw aandacht.
Zie ook persbericht van 7 oktober 2008
* © RVD