Ingezonden persbericht


beantwoording van SV 2008, nr. 104 en nr. 105 inzake religieuze feestdagen

2008 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
104 Vragen van mevrouw N.A.M.E. Wigny, de heren A.Taskan, M. van Ditmarsch en drs. E. Smid
(ingekomen 24 september 2008
en antwoorden door het college verzonden op 21 oktober 2008)

Door velen wordt de, voor de moslims, heilige maand ramadan als aanleiding gezien om bijeenkomsten te organiseren en daarbij mensen vanuit allerlei achtergronden bij elkaar te brengen, met elkaar te laten communiceren en daardoor meer begrip voor elkaar te laten krijgen. Terwijl dit af en toe met behulp van een gemeentelijke financiële bijdrage gebeurd is, blijft het CDA van mening dat deze ontmoetingen in eerste instantie dienen om toenadering tot elkaar te bewerkstelligen en daarmee een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van wederzijds begrip en draagvlak voor een bredere dialoog. Het CDA is van mening, dat meerdere momenten door het jaar heen, benut zouden kunnen worden om de bewoners van Utrecht te stimuleren om elkaar te ontmoeten. Dat brengt het CDA tot het stellen van de volgende vragen.


1. Deelt het college de mening van de fractie van het CDA, dat de hierboven bedoelde bijeenkomsten een positieve bijdrage leveren aan toenadering tussen de verschillende bevolkingsgroepen? Ja. Het gaat om de 'ontmoeting' en de 'dialoog' tussen verschillende bevolkingsgroepen en de bijeenkomsten worden daarbij als aanleiding gebruikt.


2. Wat is de gemeentelijk bijdrage (zowel financieel als anderszins) geweest aan iftar-diners? Dit jaar heeft programmabureau Diversiteit en Integratie in samenwerking met Welzijn (voor de tweede keer) een grote stedelijke iftar (georganiseerd door de samenwerkende MZO's) gesteund met een bedrag van 33.750 Euro. Verder zijn vanuit de leefbaarheidsbudgetten voor een kleine 11.000 Euro, 10 leefbaarheidsinitiatieven gesubsidieerd. Bovendien heeft Bureau Inburgering een iftar georganiseerd voor vrijwilligers en inburgeraars (2.000 Euro subsidie).


3. Is het college het met het CDA eens dat er andere belangrijke (religieuze) momenten zijn, die zich hiervoor lenen en dat deze te benutten zijn voor wederzijdse ontmoeting en begrip? Ja. Zolang 'wederzijdse ontmoeting en begrip' centraal staat en niet religie als zodanig.


4. Vindt het college dat bijvoorbeeld ook het Kerstfeest, Jom Kippoer (Joodse Grote Verzoendag) of Vesakha Puja (Boeddhadag) zich hiertoe lenen? Zo ja, is het college bereid deze - in het kader van het collegeprogramma "integratie en diversiteit" - te faciliteren? Ja, deze vieringen zouden zich hier ook voor kunnen lenen, zolang het doel van 'ontmoeting en dialoog' centraal staat. Facilitering van Kerstfeesten (in het kader van het Dialoogproject) is al eerder gebeurd.


5. Zo nee, waarom niet?
Zie vraag 4.


6. Zijn er tot heden initiatieven geweest vanuit andere religieuze organisaties of instellingen voor het organiseren van ontmoetingen, die te vergelijken zijn met de doelstellingen van de iftar-diners? Zie vraag 4.


7. Zo ja, wat heeft het college hiermee gedaan? Zie vraag 4.


8. Zo nee, is het college bereid ook deze te ondersteunen wanneer daartoe verzoeken worden ingediend? Zie vraag 4.


---- --
2008 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
105 Vragen van Dhr. J.A. Kleuver, mevr. A. van Rooij en mevr. G.A. Oskam. (ingekomen 25 september 2008
en antwoorden door het college verzonden op 21 oktober 2008)

Met zorg heeft de D66-fractie kennis genomen van de schriftelijke vragen die het CDA aan het College heeft gesteld over religieuze feestdagen. Voor D66 behoort het in vrijheid kunnen belijden van een godsdienst of andere levensovertuiging (mits binnen de kaders van de wet) tot de fundamentele vrijheden van iedereen in Utrecht. Het is voor D66 niet noodzakelijkerwijs bezwaarlijk als met het in stand houden van die vrijheid overheids- en dus belastinggeld gemoeid is. Vrijheid kan letterlijk en figuurlijk een kostbare zaak zijn. D66 deelt de mening van het CDA dat interculturele, levensbeschouwelijke of religieuze bijeenkomsten, al dan niet naar aanleiding van feestdagen, zouden kunnen leiden tot wederzijds begrip en respect. D66 huivert echter bij de suggestie van het CDA dat de gemeente Utrecht religieuze evenementen moet faciliteren en financieren onder het mom van integratie. Het faciliteren en financieren van integratie kan een overheidstaak zijn, het financieren van de uitoefening van een godsdienst of levensbeschouwing is dat beslist niet. D66 heeft de volgende vragen:


1. Deelt het college de mening van D66 dat het geen taak van de overheid is om de beleving van religies en levensbeschouwingen te financieren? Ja. Als het gaat om de ondersteuning van iftars en andere bijeenkomsten, staat de beleving van religie en levensbeschouwing niet centraal. Deze bijeenkomsten zijn slechts 'aanleiding' om te komen tot dialoog en ontmoeting. Ontmoeting moet dan ook altijd centraal staan, niet de religieuze beleving.


2. Indien het College de suggesties van het CDA onverhoopt overneemt, hoe voorkomt u dan dat bepaalde religies of levensbeschouwingen worden bevoordeeld? Bij deze bijeenkomsten staat religie nooit centraal. Het gaat altijd om het doel van de bijeenkomst: 'ontmoeting en dialoog'. Bovendien is bij deze bijeenkomsten iedereen welkom, ook niet gelovigen.


3. Als uw antwoord op vraag 2 is dat u dat niet kunt voorkomen maar wel de suggestie van het CDA overneemt, welke criteria hanteert u dan voor het bevoordelen van een religie of levensbeschouwing? Zie vraag 2.


4. Het College is, naar D66 vurig hoopt, toch niet van mening dat overheidsgeld mag worden ingezet voor evangelisatie of het werven van aanhangers van godsdiensten of levensbeschouwingen? Nee, dat is het College niet van mening. Er wordt gesubsidieerd op activiteit en niet op instelling. De activiteit moet dus een duidelijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van 'dialoog' en 'ontmoeting'.


5. Naar schatting is 60% van de Utrechters niet religieus. Hoe profiteren mensen zonder religie of levensbeschouwing of mensen met een religie of levensbeschouwing die niet in groepsverband wordt beleefd evenredig mee als Utrecht religieuze bijeenkomsten gaat financieren? Bij de bijeenkomsten die door de gemeente worden ondersteund is iedereen welkom, dus ook niet-gelovigen. Het doel van de vieringen is bij te dragen aan sociale samenhang en integratie. Dit is voor alle Utrechters van belang. Het gaat niet om het 'in groepsverband beleven van een religie', maar om de ontmoeting tussen mensen, zowel gelovigen als niet-gelovigen.


6. Kan het College garanderen dat, als u de suggestie van het CDA overneemt, er geen overheidsgeld wordt gebruikt voor evangelisatie of het werven van aanhangers van godsdiensten of levensbeschouwingen? Ja. De gemeente subsidieert activiteiten op basis van een activiteitenplan. De algemene subsidieverordening geeft aan (HS2.1 A3) dat 'om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager activiteiten te gaan verrichten die niet in substantiële mate politieke godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen of feitelijk betreffen'.


7. Zou er, volgens het College, een reden te verzinnen zijn dat integratie en wederzijds begrip in een religieuze of levensbeschouwelijke setting beter tot stand komen dan in een neutrale setting? Bepaalde groepen (moeilijk bereikbaren) zijn soms beter te bereiken in een enigszins religieuze of levensbeschouwelijke setting. Moskeeën en kerken hebben een belangrijke toegang tot groepen mensen die normaal gesproken moeilijk bereikt worden. De drempel voor hen is lager als de activiteit vanuit daar wordt georganiseerd.


---- --