4. Stand van zaken uitwerking pakketmaatregelen
Stand van zaken uitwerking pakketmaatregelen
Kamerstuk, 28 oktober 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/KZ-U-2889544
28 okt. 08
Op 16 september jl. heb ik u mijn voorstellen voor de uitwerking van
de AWBZ-pakketmaat¬regelen gestuurd. Dit was een van de voornemens uit
de brief Zeker van Zorg nu en straks (Kamerstukken II, 2007-2008,
30597, nr. 15). Op 30 oktober a.s. wissel ik over deze voorstellen met
uw kamer van gedachten in een algemeen overleg. Ten behoeve van dat
overleg wil ik u informeren over de activiteiten die tussen 16
september en nu hebben plaatsgevonden om de uitwerking van deze
voorstellen gedegen voor te bereiden. Uit alle gesprekken die ik met
organisaties de afgelopen periode heb gevoerd, is mij gebleken dat een
nadere verheldering op sommige punten de discussie vereenvoudigt.
Eveneens wil ik u informeren over relevante feiten en cijfers over de
uitwerking van deze voorstellen, zodat u deze bij het debat kunt
betrekken. Tot slot geef ik u aan welke activiteiten ik tot 1 januari
2009 in gang wil zetten.
Proces tot heden
Invoering van de voorgenomen pakketmaatregelen vereist zorgvuldigheid.
De afgelopen periode heb ik daarom met veel partijen overleg gevoerd
om de voornemens toe te lichten en tot eenduidige uitleg te komen,
zodat optimale communicatie richting burgers en andere betrokkenen
bevorderd wordt.
Met cliëntenorganisaties, branches, Centrum Indicatiestelling Zorg
(CIZ) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is gesproken over
onderscheid participatie/zelfredzaamheid en over wat lichte, matige en
zware beperkingen zijn. Dat is mede input voor de beleidsregels die
het CIZ nu ontwerpt.
Ik heb veelvuldig overleg met de VNG gevoerd over de mogelijke
consequenties voor gemeenten van de te nemen maatregelen. Het debat
met de VNG is op dit moment nog niet afgerond. Het debat heeft geleid
tot een scherper idee over welke vragen de komende periode op
gemeenten af kunnen komen. Hier ga ik later in deze brief nader op in.
Met het IPO is, samen met Minister Rouvoet, deze week bestuurlijk
overleg.
Een apart traject is gestart rondom communicatie. Ik hecht er veel
belang aan dat cliënten een duidelijke en eenduidige boodschap over de
pakketmaatregelen en de eventuele consequenties die dat voor hen kan
hebben, ontvangen.
Met cliëntenorganisaties en uitvoeringsorganisaties (o.a. platform VG,
CG-raad, CSO, CIZ en CAK) heb ik afspraken gemaakt over de
communicatie gericht op cliënten. Doelstelling is de
informatievoorziening van alle verschillende partijen te stroomlijnen
- één boodschap richting burger - en te zorgen dat alle partijen over
de juiste informatie beschikken. Afgesproken is dat producten in
gezamenlijk overleg tot stand zullen komen en op de verschillende
websites en in verschillende folders gebruikt kunnen worden. Er zijn
verschillende werkgroepen gestart waarin de cliëntenorganisaties en
uitvoeringsorganisaties deelnemen. Er is een werkgroep waarin
casuïstiek wordt uitgewerkt, één waarin veelgestelde vragen met
antwoorden (Q&A's) worden gemaakt en één waarin wordt nagedacht over
het verwijzen van mensen naar de juiste instanties: waar moeten ze
naartoe.
Daarnaast wil VWS (evenals cliëntenorganisaties overigens) een
zelfindicatie-instrument of zorgwijzer ontwikkelen. Dit instrument
moet burgers zelf een idee geven, zonder daar rechten aan te ontlenen
of en in welke mate men voor een indicatie voor begeleiding in
aanmerking komt. Met CIZ zijn eerste gesprekken gevoerd over de
mogelijkheden om tot een dergelijk instrument te komen medio volgend
jaar.
Ook met aanbieders (zowel vanuit de Awbz, als vanuit aanpalende
domeinen) is over de communicatie gesproken. Aanbieders zijn expliciet
uitgenodigd actief te melden welke vragen ze hebben en aan te geven
wat onduidelijk is.
Achtergrondinformatie
Ten behoeve van de pakketmaatregelen is onder meer onderzoek gedaan
bij welke groepen cliënten sprake is van groei van de
begeleidingsvraag in de afgelopen jaren en of deze groei te verklaren
is op basis van beperkingen van de cliënten. Het CIZ en bureau HHM
hebben dat onderzoek voor ons verricht. Ik maak tevens van deze
gelegenheid gebruik om u dit onderliggende rapport van het CIZ en HHM
toe te zenden. U treft dat als bijlage bij deze brief aan. Het rapport
bestaat uit drie delen: een samenvatting en procesbeschrijving, een
kwantitatief onderzoek van het CIZ naar de ontwikkelingen in gestelde
indicaties en een onderzoek naar de gevolgen van de maatregelen voor
klantgroepen en andere domeinen. Bij dit laatste deel is het niet
mogelijk geweest een analyse uit te voeren om de effecten van de
maatregel vast te stellen voor de groep die door bureaus jeugdzorg
wordt geïndiceerd. Dit hangt samen met het ontbreken van een
landelijke eenduidige registratie en het verschillend omgaan van
bureaus jeugdzorg met indicatie-onderzoek. De Taskforce Linschoten
heeft mede tot taak gekregen om hier verbeteringen in te treffen.
Dit rapport biedt inzicht in wie de effecten van de maatregelen kunnen
voelen en wie niet.
Met het CIZ is een verkenning gemaakt van het aantal cliënten dat
komend jaar door de maatregelen geraakt wordt en de omvang van de
vragen waar gemeenten volgend jaar mee geconfronteerd worden. Dat
levert het volgende beeld op. Eind 2008 krijgen 225.000 cliënten
ondersteunende en activerende begeleiding. Hieronder bevindt zich ook
de groep die op grondslag psychosociaal begeleiding krijgen. Dit
betreft 5.000 personen. Deze groep gaat over naar de gemeenten, die
daarvoor volledig gecompenseerd worden. Er blijft derhalve een groep
van 220.000 cliënten over.
Bekend is dat door de beperking van de functie begeleiding 27% geen
recht meer zal hebben op begeleiding. Dit zijn circa 60.000 personen
(27% van 220.000). Met andere woorden 160.000 personen behouden wél
hun recht op begeleiding. Van die 60.000 personen gaat het maar voor
een beperkt deel om mensen van wie de indicatie in 2009 afloopt dan
wel die om een herindicatie zullen verzoeken: circa 20.000 personen.
De helft van deze mensen zal in de eerste helft van het jaar om een
herindicatie kunnen verzoeken.
In beginsel zullen mensen die straks geen aanspraak meer kunnen maken
op begeleiding op grond van de AWBZ dat zelf of met behulp van hun
omgeving oplossen. Voor een zeer beperkt deel zal een oplossing uit
voorzieningen in andere publieke domeinen komen. In dat laatste geval
kan het bijvoorbeeld om jeugdzorg of welzijn gaan. Voor gemeenten heb
ik een verdere analyse gemaakt van wat op hen af kan komen, mede op
grond van de gesprekken die ik met de VNG heb gevoerd.
Concreet betekent dit dat in de eerste helft van 2009 er 10.000 mensen
zullen zijn die niet langer begeleiding zullen ontvangen. Een beperkt
deel hiervan zal mogelijk een beroep doen op voorzieningen uit andere
domeinen. Uitgaande van 441 gemeenten in Nederland is dit een te
overzien aantal.
In overleg met cliëntenorganisaties en enkele uitvoerders heb ik een
nadere uitwerking van de begrippen licht, matig en ernstig gemaakt:
wanneer spreken we van lichte beperkingen en wanneer van matige en
ernstige. Op elk van de vijf terreinen (sociale redzaamheid, zich
bewegen en verplaatsen, probleemgedrag, psychisch functioneren,
geheugen- en oriëntatiestoornissen) die toegang geven tot begeleiding
is een omschrijving van de inhoud van deze begrippen gemaakt.
Deze uitwerking zal een rol spelen bij het instrueren van de
indicatiestellers van het CIZ en het Bureau Jeugdzorg.
Verdere planning
Hoewel uiteindelijke doorvoering van de maatregelen afhangt van de
instemming van uw kamer, wil ik toch aangeven welke planning mij tot 1
januari 2009 voor ogen staat om tot invoering te komen.
Na instemming van uw kamer zal de Algemene Maatregel van Bestuur ter
wijziging van het Besluit Zorgaanspraken worden vastgesteld. Op basis
hiervan kan het CIZ zijn beleidsregels opstellen, alsmede het
overgangsprotocol. De bedoeling is dat deze begin november gereed
zijn. Het CVZ zal als pakketbeheerder advies uitbrengen over de
beleidsregel. Definitieve vaststelling volgt dan naar verwachting in
december van dit jaar.
Het CIZ treft momenteel de noodzakelijke voorbereiding om per 1
januari 2009 volgens de nieuwe beleidsregels te gaan indiceren. Dit
betekent dat per die datum alle systemen zo zijn ingericht dat dat
mogelijk is: zorgaanvragers kunnen via de nieuwe systematiek worden
aangemeld. Daarnaast worden de komende weken alle 2.000
CIZ-medewerkers geschoold in de nieuwe beleidsregels en in het
overgangsprotocol. Deze data zijn voor het CIZ haalbaar, maar wel
onder de voorwaarden dat er geen grote veranderingen in de voornemens
plaats¬vinden. Ter informatie voeg ik een brief van het CIZ bij waarin
men dit bevestigt (bijlage 2).
Het CIZ zal bovendien vanaf 1 januari 2009 extra kwaliteitscontroles
uitvoeren en frequent besprekingen met medewerkers organiseren om een
eenduidige implementatie van de beleidsregels te borgen.
Naast voorbereiding in het zorgtoewijzingsproces is het van groot
belang de verschillende partijen voor te bereiden op de wijzigingen.
Ik heb u aan het begin van deze brief reeds een schets gegeven van de
in gang gezette activiteiten om een heldere een eenduidige
communicatie te realiseren. Na het politieke debat over de voorgenomen
maatregelen zal ik deze inspanningen met grote voortvarendheid
voortzetten en definitieve invulling geven.
Een deel van de activiteiten de komende periode is er op gericht
partners in andere domeinen voor te bereiden op de wijzigingen en de
mogelijke consequenties voor hen. Ik denk hierbij in het bijzonder aan
gemeenten, gezien hun verantwoordelijkheden ten aanzien van het
bevorderen van participatie en aan de jeugdzorg.
Ik zal de VNG uitnodigen voor een bestuurlijk overleg begin november.
Alle gemeenten zullen in november een brief van mij ontvangen over de
inhoud van de voorgenomen maatregelen en de consequenties voor het
gemeentelijk domein. Ik organiseer in november bovendien drie
regionale bijeenkomsten met wethouders over de voornemens.
Eenzelfde soort bijeenkomst wil ik met de provincies beleggen.
Voor de implementatie in de jeugdzorg geldt bovendien dat de Taskforce
Linschoten hieraan een forse stimulans zal geven. Dinsdag 28 oktober
2008 vindt er een gesprek met de Taskforce plaats over een
tussenrapportage.
Voor de financiële effecten in aanpalende domeinen en voor eventuele
uitzonderingen heeft het kabinet een bedrag van EUR 50 miljoen in 2009
en EUR 150 miljoen in 2010 gereserveerd. Bij voorjaarsnota 2009 zult u
geïnformeerd worden over de inzet van dit bedrag.
Ik ben op dit moment met cliëntenorganisaties en met het CIZ in
vergevorderd overleg over monitoring van de (effecten van de)
maatregelen, zowel vanuit meer kwalitatief oogpunt
- cliëntperspectief - als kwantitatief in de ontwikkelingen in
indicatiestelling. Vanaf het begin af aan kunnen de effecten van de
maatregelen dus nauwgezet gevolgd worden.
Ik realiseer mij dat implementatie de komende periode een forse klus
is, maar met de in gang gezette activiteiten en voornemens meen ik een
zorgvuldig traject in gang te hebben gezet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport