Ingezonden persbericht


"Politieke discussie over doelgroepenbeleid Zinloos"


. Politici moeten diversiteit pragmatisch en realistisch benaderen. De principiële discussies rondom integratie blijken in de praktijk veel minder invloed te hebben dan vaak gedacht wordt.


. Politici hebben te vaak oog voor een bepaald beleidsideaal en staan niet stil bij het feit dat dit moeilijk of wellicht onmogelijk te realiseren is.


. Beleidsmakers moeten ruimte geven aan uitvoerder om zelf te beslissen om wel of geen aandacht te geven aan 'culturele' diversiteit. Kies niet van tevoren voor multicultureel of monocultureel beleidsmodel.

Den Haag, 6 november 2008 - Als bij de bestrijding van jeugdwerkloosheid jongeren individueel benaderd en begeleid worden, wordt voorkomen dat de nadelen van specifiek beleid voor etnische minderheden de kop opsteken. Toch kan er in de uitvoering van het beleid voor gekozen worden om groepskenmerken een rol te laten spelen. Dit blijkt uit de studie "Diversiteit in uitvoering" in opdracht van Nicis Institute. "De politieke discussie over doelgroepenbeleid is zinloos en in veel gevallen achterhaald", aldus wetenschappelijk directeur prof. dr. Wim Hafkamp van Nicis Institute. "De uitvoerders van het beleid weten in de praktijk precies wanneer wel of geen specifiek beleid nodig is."

Werkloosheid en schooluitval onder jongeren is in veel steden een probleem. Een groot deel van deze jongeren bestaat uit migrantenjongeren. Al jaren worstelen overheden met de vraag of ze beleid moeten afstemmen op de culturele achtergrond van de doelgroep. Naar deze vraag deed dr. Floris Vermeulen, onderzoeker bij het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) van de UvA onderzoek in opdracht van Nicis Institute. Het onderzoek vond plaats in Amsterdam en Berlijn.

In Nederland is beleid dat speciaal gericht is op bepaalde etnische groepen steeds minder populair. Er is een omslag gemaakt van multicultureel naar monocultureel beleid. Dit is ook het geval bij de aanpak van jeugdwerkloosheid. Het idee achter deze ommezwaai is dat er steeds vaker gedacht wordt dat specifieke maatregelen voor migrantenjongeren het afwijkende gedrag alleen maar zouden bestendigen. Deze gedachte overheerst ook in Amsterdam, terwijl in Berlijn veel meer multiculturele elementen overheersen.

In het onderzoek wordt aangetoond dat het in de praktijk niet zoveel uitmaakt voor welk beleid wordt gekozen. In de uitvoering van het beleid vallen de verschillen tussen de steden weg. De uitvoerders combineren zelf de multi- en monoculturele benadering. Zij zijn goed op de hoogte van de voor/ en nadelen van een specifieke doelgroepbenadering. Belangrijk is dat uitvoerders de ruimte hebben om per geval te bekijken in hoeverre het belangrijk is om rekening te houden met de culturele achtergrond van de jongere.

In het onderzoek wordt gewaarschuwd dat men moet uitkijken met doelgroepenbeleid omdat klassiek doelgroepenbeleid stigmatiserend en isolerend kan werken. De kritiek op categoriaal beleid is daarom vaak terecht en moet serieus genomen worden.

Noot voor de redactie /