Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
ostbus 20018
P
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van
10 november 2008 HO&S/BS/70667 13 oktober 2008
Onderwerp
Lijst van vragen over erkenning van diploma's door
de Vlaamse overheid.
Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het Kamerlid Jan Jacob van Dijk van uw Kamer
inzake de erkenning van diploma's door de Vlaamse overheid
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk
2008Z04239/2080902430
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
6
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 2/3
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Jan Jacob van Dijk van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. 13 oktober
2008, kenmerk 2008Z04239 / 2080802430).
Vraag:
1. Vraag: Bent u bekend met het artikel `Bul niet erkend in België'? 1)
Antwoord: Ja.
2. Vraag: Is het waar dat diploma's, zoals een master of bachelor, niet automatisch erkend
worden door de Vlaamse overheid?
Antwoord: Ja, en dat geldt ook voor de erkenning van Vlaamse diploma's in Nederland.
Hoewel de NVAO accreditaties verleent zowel in Vlaanderen als in Nederland zijn in formele,
maar vaak ook nog in praktische zin, de graden niet in alle opzichten gelijkgesteld. Een
accreditatiebesluit van de NVAO ten aanzien van een Nederlandse opleiding heeft geen directe
rechtsgevolgen in Vlaanderen en vice-versa. Vanwege de bestaande verschillen tussen het
Nederlands en Vlaams hoger onderwijsbestel is er indertijd voor gekozen om te werken met
twee accreditatiekaders: een Nederlands en een Vlaams. In het accreditatieverdrag tussen
Vlaanderen en Nederland van 2003 is een beperkte gelijkstelling van graden in het hoger
onderwijs geregeld, namelijk alleen voor wat betreft de toelating tot vervolgopleidingen in het
hoger onderwijs. Alleen voor een diploma van de Transnationale Universiteit Limburg (tUL)
geldt op grond van een afzonderlijk verdrag (2001) dat het een diploma naar Nederlands én
naar Vlaams recht is. De tUL is een samenwerkingsverband van de Universiteit Maastricht en
de Universiteit Hasselt en heeft de status van een universiteit naar Nederlands en Vlaams
recht.
3. Vraag: Is het ook waar dat het proces van erkenning gemiddeld zo'n negen maanden duurt
doordat er drie universiteiten naar moeten kijken?
Antwoord: Hierover heeft NARIC-Vlaanderen (onderdeel van het Vlaams departement van
onderwijs) mij de volgende informatie verstrekt. De in Vlaanderen gebruikelijke procedure
voor academische erkenning houdt in dat tenminste twee universiteiten worden geraadpleegd,
tenzij er sprake is van een precedent. De afhandelingstermijn van een aanvraag voor
academische erkenning bij NARIC-Vlaanderen bedraagt maximaal 3 maanden. In het
afgelopen jaar is 96% van de dossiers binnen deze termijn afgehandeld. Het in Mare vermelde
voorbeeld van 9 maanden is naar het oordeel van het Vlaams departement dus een
uitzondering op de normale gang van zaken.
4. Vraag: In hoeverre sluiten deze praktijken volgens u aan op het Europese beleid om de
erkenning van diploma's en de uitwisseling van werknemers makkelijker te maken?
Antwoord: De erkenningsprocedure in Vlaanderen is in principe vergelijkbaar met die in
Nederland. Wat voor Vlaanderen echter van bijzonder belang is, is a) dat Vlaanderen meer door
de overheid geregelde beroepen kent waardoor er in veel gevallen vereist is dat een formele
gelijkwaardigheid met het oog op de beroepsvereisten moet worden vastgesteld en b) dat de
Vlaamse procedure "zwaarder"lijkt. Zo is het in Nederland niet gebruikelijk om twee of meer
universiteiten te raadplegen. De praktijk in Vlaanderen is naar ik aanneem niet strijdig met het
Europees beleid. Het is echter wel te kwalificeren als een terughoudende interpretatie ervan.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 3/3
Hierbij moet worden opgemerkt dat het verlenen van een volledige gelijkwaardigheid in
Vlaanderen de vorm krijgt van een ministerieel besluit. Hierbij wordt een buitenlandse graad
volledig gelijkwaardig verklaard met een Vlaamse graad, waardoor de diplomahouder op
juridisch vlak dezelfde rechten heeft als de houder van het overeenkomstige Vlaamse graad
zowel op academisch als professioneel vlak.
De Europese onderwijsministers hebben zich tot doel gesteld de "Europese Hoger
Onderwijsruimte"te realiseren. In de Lisbon Convention van 1997 zijn tussen de lidstaten van
de Raad van Europa afspraken gemaakt over de erkenning van hoger onderwijskwalificaties.
De Europese onderwijsministers werken in het Bolognaverband aan de onderlinge afstemming
van het bachelor-mastersysteem en de kwaliteitszorg in het hoger onderwijs. Maar er is nog
een lange weg te gaan. De verschillen zijn echter nog te groot om over te kunnen gaan tot
wettelijke, algemene wederzijdse erkenning van graden binnen Europa. De
accreditatieorganen van tien landen (Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Vlaanderen, Nederland,
Noorwegen, Zwitserland, Spanje,Polen,Ierland) hebben het initiatief genomen om de
samenwerking te intensiveren; daartoe is het Europees Consortium voor Accreditatie (ECA)
opgericht. Binnen de ECA zijn einde 2007 afspraken gemaakt over de wederzijdse erkenning
van accreditatiebesluiten. Ook de ENIC/NARIC's van de ECA-landen hebben de intentie
uitgesproken om te komen tot "automatische" erkenning in de praktijk, op basis van de
wederzijdse erkenning van accreditatiebesluiten. Dat zijn belangrijke initiatieven "van
onderop" die de Europese hoger onderwijsruimte dichterbij brengen.
5. Vraag: Is het waar dat het Nuffic al overleg heeft gehad met de Naric? Wat heeft dit
opgeleverd?
Antwoord: De Vlaamse en de Nederlandse NARIC (in Nederland wordt deze rol vervuld door
Nuffic) hebben zeer geregeld contact. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 6.
6. Vraag: Heeft u al overleg gehad met uw Vlaamse collega ten aanzien van deze problematiek?
Zo neen, bent u bereid dit overleg op een zo'n kort mogelijk termijn aan te gaan en te
realiseren dat de erkenning van kwalitatief hoge, Nederlandse diploma's in de toekomst sneller
zal gaan verlopen?
Antwoord: Ja. Er is op ministerieel en ambtelijk niveau overleg over deze kwestie gevoerd. Met
mijn collega Vandenbroucke heb ik afgesproken dat wij ons zullen inspannen om wederzijdse,
"automatische" erkenning van de geaccrediteerde Nederlandse en Vlaamse hoger
onderwijsdiploma's te realiseren. In beide landen worden concrete regelingen voorbereid voor
de gelijkstelling binnen het onderwijsdomein van de Vlaamse en Nederlandse geaccrediteerde
hoger onderwijsdiploma's. Daarmee zal een belangrijke stap worden gezet. Dat betekent
echter nog niet dat de gelijkwaardigheid van de diploma's in alle opzichten is verzekerd. Dat
geldt in het bijzonder voor de validiteit van buitenlandse diploma's voor de toegang tot door de
overheid geregelde beroepen. Ook al is het niveau van het buitenlands diploma erkend (op
bachelor- of masterniveau), dan nog kunnen aanvullende eisen worden gesteld. Deze eisen
kunnen de specifieke inhoud van de opleiding betreffen, of bv. de eis van bepaalde
praktijkervaring. Een voor de hand liggend voorbeeld is de eis dat voor een "togaberoep" in
Nederland een masterdiploma Nederlands Recht nodig is.
1) Leids Universiteitsblad MARE, 2 oktober 2008
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl