Tussen uiterst gesloten en toegankelijk
`Niets nieuws onder de zon', zegt Mark Meadow in zijn oratie
die hij vandaag houdt. `De instellingen die kennis
voortbrengen, beschermen en verspreiden hebben vanaf de
vijftiende eeuw altijd al een spanningsveld tussen in- en
uitsluiting, toegankelijkheid en beveiliging als integraal
onderdeel gekend.'
Afbeelding: Antonello da Messina, St Hiëronimus in zijn
studeerkamer, olieverf op panel, ca. 1475, London, National
Gallery.
Elitarisme
Enerzijds zijn de doelen van de hedendaagse musea goede
toegankelijkheid voor het publiek en vooral ook het aanboren
van nieuwe groepen publiek, stelt Meadow, hoogleraar
Geschiedenis van kunst en materiële cultuur in de vroegmoderne
periode. Tegelijkertijd klagen museologen, antropologen en
andere wetenschappers en zelfs kunstenaars over een
diepgeworteld elitarisme, de moeite om nieuwe groepen bezoekers
aan te boren en de exclusiviteit van de musea die er het gevolg
van is.
Afbeelding: Samuel Quiccheberg (1529-1567).
Boodschappenlijstje
Meadow gaat in op de rol van de Vlaamse arts Quiccheberg die de
oudst bekend verhandeling over het museumwezen en verzamelen
heeft gepubliceerd in 1565. `Quiccheberg begint met een lijst
van alle mogelijke zaken die een mens kan verzamelen', zegt
hij. `En geeft een model van de ideale vorstelijke
Wunderkammer. Quicchebergs richtlijnen zijn meer dan een simpel
boodschappenlijstje voor graven en hertogen. Ze brengen veel
meer de kosmos in kaart en bieden een houvast voor een grote en
gevarieerde collectie.'
Wunderkammer
Meadow benadrukt dat Quicchebergs aanpak in zijn verhandeling
erop wijst dat de vroegmoderne Zuid-Duitse Wunderkammer
begrepen moet worden als een plaats waar kennis werd vergaard
en geproduceerd en in functie gelijk is aan het archief of het
onderzoekslaboratorium. `Archieven, Wunderkammern en musea
halen documenten en voorwerpen uit hun oorspronkelijke context
en zetten ze apart.' Als symbool voor die functie beschouwt
Meadow Quicchebergs behandeling van de middelen om de
artefacten te bewaren, zoals kisten en dozen, manden en kasten,
die hij een eigen plaats geeft in zijn verhandeling.
Afbeelding: Samuel Quiccheberg, titelpagina van Inscriptiones
vel tituli theatri amplissimi, München, 1565
Verpakking
Meadow: `Op zich heeft het iets eigenaardigs om de verpakking
naar hetzelfde niveau te tillen als het voorwerp dat het bevat,
het met leer beklede kistje op hetzelfde niveau te brengen als
de microscoop die erin zit. Quicchebergs kisten en dozen zijn
de middelen waarmee de stichter van de Wunderkammer zijn
verzameling kan bewaken, sorteren, conserveren en toegankelijk
maken.
Afbeelding: Wenzel Jamnitzer, Schrijfdoos met levend gegoten
dieren, zilver, ca. 1560-65, Ambras Kunstkammer.
Afzonderen
`Een van de woorden die Quiccheberg het meest gebruikt, is
conclavium', zegt Meadow. `Daarmee bedoelt hij wat wij
tegenwoordig een kast zouden noemen of een kleine kamer of
zelfs een hele suite van kamers die slechts via één enkele deur
toegankelijk zijn en altijd goed afsluitbaar.' Dat is dan ook
waar de Wunderkammer zijn oorsprong vindt: in de Italiaanse
studiolo waarin de heer des huizes zich kon afzonderen om zich
bezig te houden met zijn werk, studie of verzamelingen.
Afbeelding: Jacques Caffieri, Microscoop en opbergkist, verguld
brons, ca. 1751, J. Paul Getty Museum.
Bezoekers
Aan het Beierse hof van aartshertog Ferdinand II kreeg de
Wunderkammer een meer openbare functie. Niet alleen de heer des
huizes zelf had toegang tot de verzamelingen, maar ook de leden
van zijn hofhouding. Zelfs van buiten werden bezoekers
toegelaten zodat ze onderzoek konden verrichten. Op die manier
kregen de verzamelingen een meer openbaar karakter en werd de
weg naar de moderne musea geëffend. `Quiccheberg maakt echter
duidelijk dat dit meer open en toegankelijkere gebouw nog
steeds deel uitmaakt van het hertogelijke huishouden', zegt
Meadow. `De studeerkamer waarin de vijftiende eeuwse Italiaanse
koopman zijn huishoudboekje bijhield, is hier veranderd in een
laboratorium, een plaats van studie, wetenschap, vakmanschap en
techniek in dienst van de Beierse economie.'
Overeenkomst
Aanvankelijk was er dus geen onderscheid tussen de
verschillende soorten verzamelingen. De verdeling in museale
functies die wij nu kennen, zoals kunst, natuurhistorisch,
etnologisch of technisch, is pas later in achttiende eeuw,
ontstaan. Meadow wil graag de ruime keuze aan musea die Leiden
rijk is inzetten in zijn onderwijs en onderzoek. Na afloop van
Meadows oratie heeft de decaan van de Faculteit der
Geesteswetenschappen een overeenkomst met de Leidse musea
getekend om gezamenlijk een nieuwe master Museums, collections,
and Cultural Politics te ontwikkelen. Meadow is coördinator van
deze master in ontwikkeling.
(11 november 2008/SH)
11/11/2008
Universiteit Leiden