SGP


11 - 11 - 08 | Dagen na het debat Dagen na het debat

De SGP waardeert het dat minister Rouvoet de verwording van de seksualiteit op de agenda heeft gezet. Een maatschappelijk debat is nodig. Maar daarmee zijn we er nog niet. Want met debatteren alleen wordt de situatie niet beter. SGP-kamerlid Van der Vlies zei dat bij het debat met minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin over de begroting. Essentieel is wat er nà het debat gebeurt, temeer omdat eerdere debatten op niets concreets uitliepen. Van der Vlies deed de suggestie om porno in de publieke ruimte te verwijderen. Als we afwillen van het beeld dat vrouwen en meisjes lustobjecten zijn, dan is het krom om niets te doen aan zelfs voor (jonge) kinderen vrij toegankelijke afbeeldingen die dat beeld instand houden. Met praten alleen los je geen problemen op.

________________________________________

Begroting Jeugd en Gezin
Van der Vlies
11 november 2008

Mevrouw de Voorzitter! De volgende tekening van de jeugd kwam mij recent onder ogen: âDe verwilderde jeugd leeft in een wereld die verregaand gestalteloos genoemd mag worden, een holle leegte: men loeit, men brult, men kletst als een eindeloos geleuter, men gilt, men tiert, men jengelt en zeurt. In hun gezinnen heerst geen liefde, wel apenliefdeâ. Deze zin komt uit een overheidsrapport uit 1952, getiteld âDe maatschappelijke verwildering der jeugdâ. Toen ik dit boude citaat las, had ik eerlijk gezegd het idee dat het in onze maatschappij dan gelukkig nog vaak meevalt.
Toch is er wel reden voor ongerustheid. Juist deze week luidde de minister voor Jeugd en Gezin de alarmbel over de verwording van seksualiteit tot een snack. Seksualiteit heeft daarbij niets meer van doen met liefde en lijkt daarom meer op dierlijk instinct, ofwel apenliefde. De SGP-fractie waardeert de hartenkreet van de minister. Naar onze mening komt de verplatting van seksualiteit voor een belangrijk deel voort uit de beeldvorming in onze maatschappij. Vrouwen worden als lustobject en gebruiksartikel geportretteerd; over emancipatie gesproken. Wat ons betreft is stimuleren van weerbaarheid van belang, maar ook het bewaken van de inrichting van de publieke ruimte. Wanneer we de publieke ruimte blijven verzieken met schadelijk materiaal kunnen we van weerbaarheid alleen niet veel heil verwachten. Het is beide nodig. Graag een reactie.
Het voorgestelde maatschappelijke debat is een goede zaak, maar wel weinig concreet. Kan de minister ook met een plan komen waarin negatieve beeldvorming wordt bestreden? De vrijheid van meningsuiting mag daarin, gezien de ernst van de zaak, niet op voorhand een massief bezwaar vormen. Want, zoals een burger naar aanleiding van een pornografische zender opmerkte: âAls deze handelingen bij een dier zouden gebeuren, dan zou er geprotesteerd worden vanwege dierenmishandeling.â Als zelfs dieren tegen dit misbruik worden beschermd, liberale vrienden, dan toch zeker ook vrouwen!

Mevrouw de Voorzitter! Op deze plaats benadruk ik graag de rol van ouders in het gezin. In veel reacties op de minister kwamen de verantwoordelijkheid en het falen van ouders aan bod. Ook hier geldt in veel gevallen: âzeg mij wie uw kinderen zijn, dan zeg ik wie u bentâ. Het grootste probleem kon momenteel wel eens bij de ouders liggen, niet bij de kinderen. We komen hier tijdens het overleg over de gezinsnota graag nog verder over te spreken. Als het gaat om media-opvoeding blijkt dat veel ouders hun kleine kinderen voor de televisie zetten, voornamelijk uit gemakzucht. Verschillende onderzoeken tonen echter het schadelijke effect van televisie voor peuters aan. En nog los van wetenschappelijk onderzoek: ieder normaal mens vindt het toch abnormaal om zelfs zijn peuter al te voeden met mediabeelden! Waarom grijpen we wel in wanneer het lichamelijke voeding betreft, maar niet wanneer het over de geestelijke ontwikkeling van kinderen gaat? In Frankrijk is een verbod op baby-tv inmiddels een feit; dat voorbeeld verdient navolging. Ouders mogen op hun tenen getrapt zijn door zoân verbod, peuters missen er niets door. Ik ben het in dezen roerend eens met René Diekstra: âKinderen zijn een te kostbaar goed om mee te gokken.â Graag een reactie.
Voor veel tienerjongeren blijkt alcohol een moeilijk te weerstane verleiding te zijn. Zij verdienen daarom onze hulp. Het kabinet neemt een aantal goede maatregelen en in onze alcoholnotitie, âEen nuchtere visieâ, vindt u er nog meer. Maar bovenal verdienen jongeren steun van hun ouders. Zij verdienen ouders die het niet normaal vinden dat zij hun gezondheid laten verwateren door overmatig alcoholgebruik. Bewustwording van ouders is daarom van groot belang. De SGP stelt voor om alle ouders â wanneer hun kind de leeftijd van twaalf jaar bereikt â te voorzien van een folder waarin helder en duidelijk de feiten over alcohol op een rijtje staan. Wellicht kunnen we hierdoor werken aan een collectief besef van urgentie. Hoe staat de minister hier tegenover?
Een andere lijn is de bescherming van jongeren tegen drugs. Ik steun de lijn van collega Voordewind voor een verkoopverbod tot 21 jaar, hoewel een totaalverbod op coffeeshops natuurlijk nog beter zou zijn. Op dit punt heeft mijn fractie wel een vraag: hoe gaan we bij al deze onderwerpen om met leeftijdgrenzen? Er zijn nogal wat verschillen bij onderwerpen als drugs, alcohol en gokken. Waar legt het kabinet de grens tussen jongeren en volwassenen. Na een tijd van verlaging van deze leeftijden lijkt er nu juist weer sprake te zijn van een voorzichtige verhoging. Graag een reactie van het kabinet, waarbij afstemming met de betrokken ministers voor de hand ligt. Omdat voorlichting en ondersteuning van ouders bij de opvoeding van groot belang is, vindt mijn fractie de ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin een goed punt. Mijn fractie vraagt zich wel af hoe de ontwikkeling van deze centra het meest effectief kan worden vormgegeven. Wordt voldoende gestuurd op de vraag? Voorzien in ondersteuning bij alle opvoedingsproblemen klinkt romantisch, maar is misschien niet bijster effectief. Ook valt niet te ontkennen dat de zorgketen steeds langer wordt. Uit de kring van deskundigen is de waarneming te horen dat de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin vrijwel identiek is aan die van de Bureaus Jeugdzorg. Ook toen werden negatieve effecten ontkend. Hoe gaat de minister optimaal zijn voordeel doen met de resultaten die de evaluatie van de Bureaus Jeugdzorg pas in 2009 oplevert?

Mevrouw de Voorzitter! Mijn laatste aandachtspunt betreft de interventie in gezinnen. Dat blijft namelijk een moeilijke en gevoelige gebeurtenis. In veel gevallen komt een uit huis plaatsing voor het gevoel van betrokkenen nogal plotseling uit de lucht vallen. Meer geleidelijk en gefaseerde toewerken naar dit besluit, gekoppeld aan voorwaarden en doelstellingen, zou wenselijk zijn. En hoe reageert de minister op het gegeven dat een pijmaatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) door rechters soms vanwege capaciteitsgebrek wordt opgelegd, terwijl deze maatregel slechts bedoeld is voor zware gevallen? Graag een reactie op deze punten.