Inspectie v/h Onderwijs



* Goede scholen krijgen vertrouwen inspectie

Goede scholen krijgen vertrouwen inspectie

13 nov. 2008

De Inspectie van het Onderwijs beoordeelt de kwaliteit van het onderwijs en spreekt geen oordeel uit over de gehanteerde onderwijsmethodiek. Goed presterende scholen krijgen juist steeds meer het vertrouwen van de inspectie.

Presley Bergen, bestuurslid van Beter Onderwijs Nederland (BON), beweert in NRC Handelsblad van 8 november dat de Inspectie van het Onderwijs goed functionerende scholen die niet werken volgens het `Nieuwe Leren' als onvoldoende beoordeelt. Hij zegt dat de inspectie zich niets aantrekt van de Commissie Dijsselbloem. De inspectie zou zich zeer terughoudend moeten opstellen ten aanzien van de pedagogische aanpak op scholen. Pas ingrijpen in de onderwijspraktijk (het hoe) als het resultaat (het wat) onder de maat is. Dat is nou juist precies wat de inspectie doet.

In het toezicht van de inspectie op het basisonderwijs staan de resultaten van leerlingen aan het einde van groep 8 centraal. Als de resultaten van een school goed zijn en er geen en er geen signalen zijn die nader onderzocht moeten worden, krijgen scholen het vertrouwen van de inspectie.

Dit laatste is het gevolg van een wijziging in het toezicht, waar de inspectie al langer mee bezig is, en die sinds vorig jaar stapsgewijs is ingevoerd. De meeste tijd en aandacht van de inspectie gaat uit naar zwakke en zeer zwakke scholen. Die moeten zo snel mogelijk verbeteren. Ieder jaar maakt de inspectie een risicoanalyse van alle scholen en bepaalt op basis daarvan of nader onderzoek nodig is. Als uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs op een school zwak of zeer zwak is, wordt de school onder geĂŻntensiveerd toezicht gesteld. Goed presterende scholen krijgen juist meer vertrouwen en minder toezicht.

Bergen zegt dat scholen pas een voldoende beoordeling krijgen als ze de didactiek hanteren die de inspectie volgens hem het liefste heeft: het `Nieuwe Leren'. Scholen worden beoordeeld op ongeveer dertig indicatoren. Een van die punten legt Bergen uit als synoniem met het `Nieuwe Leren'. Maar dat klopt niet. De indicator luidt: `leerlingen hebben verantwoordelijkheid voor de organisatie van hun eigen leerproces die past bij hun ontwikkelingsniveau'. Dat houdt in dat leerlingen gestimuleerd worden om zelfstandig te werken en leren. Zelfstandig een werkstuk maken is daar een voorbeeld van.

Leerlingen stimuleren om actief en zelfstandig te leren is belangrijk op iedere school. Het staat een school vrij om het onderwijs klassikaal in te richten, maar zelfstandigheid van leerlingen is iets waar iedere school ook aandacht aan moet besteden. Deze indicator is belangrijk, maar een school kan er geen onvoldoende beoordeling door krijgen. Andere indicatoren wegen zwaarder: of de aangeboden leerstof zal leiden tot wat leerlingen moeten weten en kunnen, of een leraar zorgt voor een taakgerichte werksfeer en leerlingen actief betrokken zijn bij onderwijsactiviteiten en of de school adequate zorg en begeleiding biedt aan leerlingen.

We spreken dus geen oordeel uit over de gekozen onderwijsmethodiek en we geven ruimte aan scholen met goede opbrengsten. Toch schrijft Bergen dat basisschool Doornveld in Staphorst, die jarenlang hoge resultaten haalt, wordt afgerekend door de inspectie op het feit dat ze modern klassikaal lesgeeft. Hoe kan dat dan? In tegenstelling tot wat Bergen beweert, is deze school juist zeer positief beoordeeld door de inspectie. Alleen op het onderdeel zelfstandig leren scoorde de school een onvoldoende. Op alle andere punten een voldoende of goed. Het eindoordeel van de inspectie luidt `het onderwijs van deze school is overwegend van voldoende en op belangrijke onderdelen van goede kwaliteit'. Dat is samengevat een zeer positief oordeel.

Er is echter verwarring ontstaan over een ander onderzoek. De Inspectie van het Onderwijs houdt namelijk toezicht op de individuele scholen en onderzoekt daarnaast de staat van het onderwijs als geheel. De school in Staphorst zat in de steekproef voor een themaonderzoek naar taal. Het doel van dit onderzoek is beter te weten waar de verschillen tussen scholen die zwak en sterk zijn in taal vandaan komen. In deze steekproef zitten ook scholen die goed presteren, zoals de Doornveld. Om de verschillen goed zichtbaar te maken, zijn andere indicatoren gebruikt. En het onderzoek heeft dus niet tot doel een oordeel uit te spreken over individuele scholen. De uitkomsten van het onderzoek worden later dit jaar bekend gemaakt. We geven ze terug aan het onderwijsveld, zodat scholen van elkaar kunnen leren hoe ze hun opbrengsten kunnen verbeteren.

We rekenen het onszelf aan dat er bij de school verwarring is ontstaan over de status en beoordeling van dit onderzoek. Als de suggestie bovendien is gewekt, zoals Bergen beschrijft in zijn artikel, dat een inspecteur bij voorbaat al conclusies trekt over onderzoek dat nog moet worden verricht, dan betreuren wij dat zeer. Dat is niet de manier waarop de inspectie werkt.

Goed presterende scholen, zoals die in Staphorst, hoeven zich geen zorgen te maken. Zolang de resultaten goed zijn en we geen signalen krijgen die nader onderzoek behoeven, krijgen scholen het vertrouwen van de inspectie.

Leon Henkens
Hoofdinspecteur primair onderwijs
Inspectie van het Onderwijs