Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal
ostbus 20018
P
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 12 november 2008 VO/BVB/68327 13 oktober 2008 20078ZO4256/2080902

490

Onderwerp
Vragen van het lid Van Dijk

Hierbij zenden wij u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Dijk (SP) van uw Kamer inzake de wethouders van de G4 die de noodklok luiden over de staat van het onderwijs.

De vragen werden ons toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 20078ZO4256/2080902490.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma
6
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl

blad 2/4

Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Van Dijk van de Tweede Kamer der Staten- Generaal aan de minister en staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. 13 oktober, kenmerk 20078ZO4256/2080902490).


1
Vraag:
Wat is uw reactie op de noodkreet van de wethouders van de vier grote steden, die behelst dat het onderwijs in bepaalde gevallen op een `onaanvaardbaar laag peil is gekomen'?1

Antwoord:
Met de wethouders van de vier grote steden zijn wij overtuigd van het belang van goed onderwijs, waarop ieder kind recht heeft. De kwaliteit van het onderwijs blijft primair de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van een school. Daar waar de gemeente het bevoegd gezag is kunnen de wethouders dus direct ingrijpen.

Door omstandigheden kan het voorkomen dat de kwaliteit van het onderwijs tijdelijk onvoldoende is. Dit is het geval als de inspectie vaststelt dat sprake is van een zogenoemde zeer zwakke school. 1,8% van de VO-scholen en 1,3% van de PO-scholen was afgelopen jaar zeer zwak. Zeer zwakke scholen slagen er nagenoeg altijd in om binnen de gestelde termijn van twee jaar weer onderwijs van voldoende kwaliteit te bieden. Tot nu toe is er één school voor voortgezet onderwijs en zijn vijf scholen voor primair onderwijs er niet in geslaagd binnen de gestelde termijnen weer voldoende kwaliteit te bieden. Met deze scholen zijn wij in gesprek gegaan om te komen tot een oplossing. In de kwaliteitsagenda's PO en VO hebben wij de ambitie geformuleerd om deze termijn in 2012 bekort te hebben en het aantal zeer zwakke scholen te halveren. Na de zomer van 2009 zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van de activiteiten die worden ondernomen om deze ambities te realiseren.


2
Vraag:
Deelt u de mening dat een Aanvalsplan nodig is om de zorgwekkende onderwijsachterstanden in de grote steden in samenwerking met gemeenten en scholen te lijf te gaan? Zo ja, wanneer komt u met een voorstel?

Antwoord:
Wij delen de mening dat de situatie in de vier grote steden ernstiger is dan in de rest van Nederland. Wij zetten flink in op de verbetering van de kwaliteit van het gehele onderwijs, dus ook in de grote steden. In de kwaliteitsagenda's PO en VO zijn doelen gesteld om het aantal zeer zwakke scholen met 50% te verminderen. De Kamer is eerder ook al geïnformeerd over het kwaliteitsakkoord dat in april 2008 is gesloten tussen de Staatssecretaris van OCW, de Wethouder Educatie van de Gemeente Amsterdam en de schoolbesturen van het basisonderwijs in Amsterdam inzake het verbeteren van (zeer) zwakke risicovolle basisscholen in de stad Amsterdam. Wij zien de noodzaak van samenwerking tussen de gemeenten en de schoolbesturen. Ook daarom is het sinds 1 augustus 2006 verplicht dat gemeenten en schoolbesturen van primair en voortgezet onderwijs en kinderopvang met elkaar overleggen en maatregelen nemen. De Lokale Educatieve Agenda biedt mogelijkheden aan scholen en gemeenten bij het tegengaan van onderwijsachterstanden en segregatie. Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om de uitkomsten van dit ­ verplichte ­ overleg om te zetten in bindende afspraken over onder andere de te realiseren prestaties en inspanningen voor de aanpak van onderwijsachterstanden en segregatie. Momenteel verkennen wij in overleg met de wethouders van de G4 en met de VNG de mogelijkheden om de regierol van de gemeenten verder te versterken.


3


1 Brief van de wethouders van Jeugd en Onderwijs van de G4, Lodewijk Asscher, Leonard Geluk, Sander Dekker en Rinda den Besten aan de minister en staatssecretarissen van Onderwijs (9 oktober 2008). Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl

blad 3/4

Vraag:
Vindt u het aanvaardbaar dat schoolbesturen zich - met een beroep op hun autonomie - kunnen onttrekken aan een gemeenschappelijke (c.q. gemeentelijke) aanpak van de onderwijskwaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid voorstellen te doen waardoor schoolbesturen effectiever kunnen worden aangesproken op hun gemeenschappelijke verantwoordelijkheid?

Antwoord:
Nee, dat is niet aanvaardbaar. Scholen en gemeenten werken, met respect voor de eigen verantwoordelijkheden, overigens al veel samen. Dit onder andere in het kader van de Lokale Educatieve Agenda. In dat kader zijn de verantwoordelijkheden van gemeenten en van schoolbesturen beschreven: wat is ieders verantwoordelijkheid en wat doen gemeenten en schoolbesturen in overleg samen. Wel zoeken we naar mogelijkheden om de regierol van de gemeente verder te versterken (vb. VVE).


4
Vraag:
Deelt u de mening dat de autonomie van scholen is doorgeschoten, als wordt gesteld dat overheden niet of nauwelijks kunnen ingrijpen bij scholen die ondermaats presteren? Zo neen, wat voor instrumenten heeft u om de schoolbesturen tot verbetering aan te zetten? Zo ja, op welke wijze gaat u deze autonomie inperken?

Antwoord:
Het kabinet hecht aan de autonomie van scholen. Autonomie houdt immers in dat schoolbesturen verantwoordelijk zijn en verantwoordelijk worden gehouden voor de kwaliteit van het onderwijs dat op hun school wordt gegeven. Als scholen ondermaats presteren, ziet de overheid niet werkloos toe. Dit zou ook niet kunnen vanwege de grondwettelijke opdracht dat de overheid garant staat voor kwalitatief voldoende onderwijs. Dit komt allereerst tot uitdrukking via het toezicht. De inspectie maakt in het kader van verscherpt toezicht harde prestatieafspraken met scholen die kwalitatief als zwak of zeer zwak worden beoordeeld. In bijna alle gevallen voldoet dat instrument om schoolbesturen tot verbetering aan te zetten. Als dat toch niet helpt, start een bestuurlijk natraject. In het wetsvoorstel Goed Bestuur zullen wij voorstellen doen om dat bestuurlijk natraject nog steviger aan te kunnen zetten met dwingender instrumentarium.


5
Vraag:
Wat is uw reactie op de voorstellen van de vier wethouders om de ontstane impasse te doorbreken?

Antwoord:
We moeten gezamenlijk werken aan een vorm waarin we elkaar kunnen versterken in het verbeteren van de onderwijskwaliteit, waarbij rekening wordt gehouden met ieders verantwoordelijkheid. De schoolbesturen hebben een verantwoordelijkheid om te zorgen voor kwalitatief goed onderwijs voor de kinderen en jongeren. Schoolbesturen dienen daarbij te beseffen dat ze zo ook een bijdrage leveren aan de prestaties van gemeenten op het lokale jeugdbeleid. Gemeenten kunnen scholen daarop aanspreken, bijvoorbeeld in het kader van de Lokale Educatieve Agenda. Schoolbesturen worden gestimuleerd tot kwalitatief goed onderwijs aan de hand van de acties in de respectievelijke Kwaliteitsagenda's. Waar desondanks onvoldoende resultaten worden geboekt, past de inspectie verscherpt toezicht toe. Dat betekent harde prestatieafspraken maken en stevig toezicht op de voortgang. Als de resultaten dan toch nog ondermaats blijven, komen de scholen in aanmerking voor een bestuurlijk natraject. De mogelijkheden voor ingrijpen in dat bestuurlijk natraject worden verruimd door het wetsvoorstel Goed Bestuur dat zoals bekend in voorbereiding is. Daarmee neemt de Rijksoverheid ook haar positie steviger in t.a.v. haar stelselverantwoordelijkheid (conform Dijsselbloem).


6
Vraag:
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl

blad 4/4

Deelt u de mening dat de `groeiende onderklasse' alleen kan worden gestopt door middel van een integrale aanpak van achterstanden op alle fronten? Zo ja, bent u ook bereid niet-vrijblijvende afspraken te maken om de groeiende segregatie in het voortgezet onderwijs tegen te gaan?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 4.
Voor het tegengaan van de negatieve gevolgen die de groeiende segregatie in het voortgezet onderwijs met zich meebrengen zijn we in overleg met de G4, VO-raad, het ministerie van WWI en de Inspectie van het Onderwijs in een werkgroep. U zult hier rond de jaarwisseling nader over worden geïnformeerd.


7
Vraag:
Wanneer komt u met voorstellen voor een fusietoets zoals gevraagd in mijn motie, waarmee de doorgeschoten schaalvergroting in het onderwijs een halt wordt toegeroepen?2

Antwoord:
De Kamer zal voor de begrotingsbehandeling een brief ontvangen over de menselijke maat in het onderwijs. In de brief zal ook worden ingegaan op de bedoelde motie.


8
Vraag:
Erkent u dat er een spanning zit tussen de autonomie van scholen enerzijds en de mogelijkheid van overheden om op onderwijskwaliteit te sturen anderzijds? Deelt u de mening dat maatschappelijke ontwikkelingen aanleiding kunnen geven om de sturingsmogelijkheden van overheden te versterken? Kunt u uw antwoord toelichten.

Antwoord:
De autonomie van scholen is altijd beperkt geweest door de verantwoordelijkheid van de regering voor de deugdelijkheid van het onderwijs. Autonomie laat onverlet dat de overheid een zekere minimumkwaliteit van het onderwijs garandeert en daaraan dus eisen stelt. In de Kwaliteitsagenda's hebben wij aangegeven hoe we die kwaliteit willen stimuleren. Als de scholen niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen, komen ze onder verscherpt toezicht te staan. Dat dat een sterk sturingsmiddel is, blijkt uit het feit dat scholen na een traject van verscherpt toezicht er doorgaans in slagen uit de categorie zwak of zeer zwak te komen. Daarbij kunnen deze scholen een beroep op ondersteuning doen zoals geboden wordt door het door onderwijsorganisaties ingestelde steunpunt zeer zwakke scholen.

2 Kamerstuk 31 135, nr.11.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl