4. Antwoorden op kamervragen van Leijten over de ongelijkheid in
zorgtoewijzing als gevolg van de Wmo
Antwoorden op kamervragen van Leijten over de ongelijkheid in zorgtoewijzing
als gevolg van de Wmo
Kamerstuk, 17 november 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
17 november 2008
DMO-K-U-2890945
Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op de vragen van het
Kamerlid Leijten (SP) over de ongelijkheid in zorgtoewijzing als
gevolg van de Wmo (2080903980).
Vraag 1
Erkent u dat er in Zeeuws-Vlaanderen grote verschillen zijn in hoe het
Wmo-beleid uitpakt voor de burgers? 1)
Antwoord 1
Tussen de drie gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen is er inderdaad verschil
voor wat betreft het vragen van eigen bijdragen voor
Wmo-voorzieningen. In de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor de
vormgeving van de gemeentelijke eigen bijdrageregeling. Gemeenten
kunnen een eigen bijdrage heffen, maar hoeven dit niet te doen. Het
Rijk laat de gemeente vrij in het vaststellen van de hoogte van de
eigen bijdrage en de criteria tot het heffen ervan. De gemeente moet
zich daarbij wel houden aan de grenzen die het Rijk stelt, binnen deze
grenzen heeft de gemeente de beleidsvrijheid. De kaders die door het
Rijk zijn vastgesteld zijn in de Algemene Maatregel van Bestuur
vastgelegd, met name in hoofdstuk 4.
Vraag 2
Bent u van mening dat het beleid van de gemeente Sluis als voorbeeld
kan dienen voor andere gemeenten? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2
De gemeente Sluis is door mij diverse malen aangehaald als goed
voorbeeld in het kader van de Wmo. Voor het vaststellen van een
hulpvraag van mensen gaat de gemeente op huisbezoek. Tijdens het
huisbezoek wordt integraal gekeken naar de vraag van de burger. Zo'n
benadering past goed bij de bedoelingen van de Wmo.
Vraag 3
In hoeverre hebben mensen, als de familie Van E., invloed op de wijze
waarop het beleid uitpakt?
Antwoord 3
De familie van E. kan op verschillende momenten het beleid van de
gemeente Sluis beïnvloeden: meepraten over de beleidsnota Wmo en de
Wmo-verordening, maar ook door met de cliëntenorganisaties en Wmo-raad
ervaringen en informatie te delen en bij het gemeentelijk
tevredenheidsonderzoek een mening te geven. U zult begrijpen dat als
de regels binnen een gemeente zijn vastgesteld, deze voor alle
inwoners op dezelfde manier moeten worden toegepast, om
rechtsongelijkheid binnen de gemeente te voorkomen. Als een burger het
niet eens is met een beslissing van de gemeente kan hij bezwaar
aantekenen tegen deze beschikking.
Vraag 4
In welk opzicht kunnen deze mensen gebruik maken van keuzevrijheid?
Antwoord 4
Bij een besluit voor individuele voorzieningen is er keuzevrijheid
voor een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget. Als een
burger kiest voor een voorziening in natura, moet hij daarbij kunnen
kiezen uit meerdere aanbieders.
Vraag 5
Erkent u dat deze mensen, om in aanmerking te komen voor hulp en
ondersteuning, zullen moeten verhuizen naar een andere gemeente met
een ander beleid? Zo ja, vindt u dit een gewenste, solidaire en
sociale ontwikkeling? Zo neen, welke maatregelen gaat u treffen om er
voor te zorgen dat mensen die chronisch ziek en/of gehandicapt zijn
overal in Nederland gebruik kunnen maken van dezelfde voorzieningen?
Antwoord 5
Mevrouw van E. heeft net als elke andere inwoner van de gemeente Sluis
recht op de hulp en ondersteuning die zij nodig heeft. Zij maakt niet
alleen gebruik van Wmo-voorzieningen, maar ook van AWBZ-voorzieningen.
Het totale bedrag dat burgers betalen aan eigen bijdragen voor Wmo en
AWBZ is wettelijk gemaximeerd. In een andere gemeente is de eigen
bijdrage voor Wmo-voorzieningen wellicht lager, maar zal de AWBZ eigen
bijdrage hoger uitpakken i.v.m. de anticumulatiebepaling. Het Besluit
Wmo, o.b.v. artikel 15 van de Wmo, stelt hiervoor de kaders vast.
Vraag 6
Erkent u dat de Wmo rechtsongelijkheid creëert indien in de ene
gemeente de Wmo meer geld heeft of beschikbaar stelt dan de ander?
Antwoord 6
Het doel van de Wmo is dat iedereen moet kunnen meedoen in de
samenleving. Voor de uitvoering van de Wmo zijn gemeenten
verantwoordelijk. Juist doordat een gemeente dichter bij de burger
staat en veel beter kan bezien wat de behoefte van haar inwoners is,
kan er lokaal maatwerk geleverd worden. Lokaal maatwerk betekent per
definitie dat er lokale verschillen zijn. Gemeenten hebben op grond
van het financieel arrangement voldoende middelen tot hun beschikking
gekregen voor een verantwoord Wmo-beleid. Het is aan de lokale
politiek om daar invulling aan te geven. Kernvraag is steeds: "Wordt
de burger in voldoende mate gecompenseerd?"
Vraag 7
Wat is uw reactie op de uitspraak van de heer C. van V., VVD-raadslid,
"we geven zo veel geld uit aan bezopen dingen terwijl de Wmo een
basisvoorziening is"? 2)
Antwoord 7
De lokale democratie is voor de ontwikkeling en totstandkoming van het
Wmo-beleid van cruciaal belang. Als lid van de gemeenteraad heeft
mevrouw Van V. een belangrijke invloed op het Wmo-beleid. Als zij op
onderdelen van dat beleid wijzigingen wenst, is het zaak om daarvoor
een meerderheid in de gemeenteraad te vinden. Dat is lokale
democratie.
Vraag 8
Hoe gaat u gemeenteraadsleden in Nederland helpen er voor te zorgen
dat het gemeentebestuur de juiste keuzes maakt om de Wmo uit te
voeren?
Antwoord 8
Ik heb in het implementatietraject van de Wmo op verschillende
manieren ook raadsleden geïnformeerd over de Wmo. Ook de VNG heeft
activiteiten georganiseerd om raadsleden zo goed mogelijk te
informeren.
Vraag 9
Bent u bereid het geld dat beschikbaar wordt gesteld voor de Wmo te
oormerken, zodat deze situaties in de toekomst kunnen worden
voorkomen?
Antwoord 9
Nee.
1)
http://www.bndestem.nl/regio/zeeland/3837302/Het-WMObeleid-van-Sluis-i
s-ronduit-asociaal.ece
2)
http://www.bndestem.nl/regio/zeeland/3844168/Grote-zorgen-over-WMObele
id.ece
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport