Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brieven van 17 november 2008 DL/78627 7 en 8 oktober

Onderwerp
Vragen van de leden Van Dijk en Pechtold

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van Dijk (SP) en Pechtold (D66) van uw Kamer inzake het onderzoek `Lessen in leiderschap, de impact van managers op onze scholen' van de Hay Group.
De vragen werden ons toegezonden bij bovenaangehaalde brieven met de kenmerken 2008Z03927 / 2080902090 en 2008Z03991 / 2080902200

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk


2/2

2008Z03927 / 2080902090

Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over onderzoek waaruit blijkt dat leraren lijden onder het schoolmanagement. (Ingezonden 7 oktober 2008)


1
Vraag:
Wat is uw oordeel over het onderzoek "Lessen in leiderschap", waaruit blijkt dat bij slechts 18 procent van de leraren sprake is van een motiverend werkklimaat op school? 1)

Antwoord:
Het baart mij zorgen als leraren het werkklimaat op school als demotiverend ervaren.


2
Vraag:
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat veel leraren 'de leidinggevende' als oorzaak van de slechte sfeer noemen? Zo ja, wat onderneemt u om het werkklimaat op school meer motiverend te maken? 2)

Antwoord:
Ja, dat is zorgwekkend. De verantwoordelijkheid voor een goed werkklimaat op school is er primair een van werkgever en werknemers. Ik heb daarbij een faciliterende rol. In het convenant LeerKracht van Nederland heb ik afspraken gemaakt met sociale partners in het primair en voortgezet onderwijs over versterking van de professionele ruimte voor de leraar in de school. Doel hiervan is dat leraren meer ruimte en zeggenschap krijgen ten aanzien van het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig en kwaliteitsbeleid in de school. Deze professionele ruimte zal wettelijk worden verankerd en de sociale partners zullen de uitgangspunten uit het wettelijk kader nader uitwerken in een professioneel statuut.


3
Vraag:
Bent u, gezien het demotiverende effect van het vele vergaderen met het middenmanagement, bereid en in staat maatregelen te nemen om de vergadercultuur in het onderwijs te veranderen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 2.


3/3


4
Vraag:
Hoe ver bent u met het terugdringen van de `kleilaag' van managers en het teruggeven van de macht aan de leraar? Wat voor maatregelen heeft u genomen? 3)

Antwoord:
Ik vind het van belang dat leraren een sterkere positie binnen de schoolorganisatie verkrijgen. Hiertoe heb ik het wetgevingstraject voor de verankering van de professionele ruimte van leraren in gang gezet en zullen sociale partners in het onderwijs nadere afspraken maken over de uitwerking ervan in een professioneel statuut. Leidinggevenden en leraren kunnen vervolgens gezamenlijk - ieder vanuit eigen rol ­ deze afspraken in de praktijk inhoud geven.


5
Vraag:
Betrekt u bij het terugdringen van de managementlaag in het onderwijs ook het feit dat leraren tevreden zijn over een leidinggevende die leraren juist betrekt bij beslissingen? Hoe gaat u bevorderen dat leraren worden betrokken bij beslissingen, zonder dat de vergadercultuur nog verder wordt uitgebreid?

Antwoord:
Zie antwoord op vragen 2 en 4.


6
Vraag:
Deelt u de mening dat de positie van de leraar versterkt wordt als de overheid duidelijke regels stelt over salaris en bevoegdheid, zodat deze zaken minder afhankelijk worden van de willekeur van het schoolmanagement? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord:
Bij het versterken van de positie van de leraar heb ik een faciliterende rol. Hieraan geef ik invulling door de positie van de leraar wettelijk te verankeren. Voorts heb ik in het convenant LeerKracht van Nederland met de sociale partners duidelijke afspraken gemaakt over een betere beloning voor leraren die belast zijn met onderwijstaken. En in de onderwijswetten is geregeld aan welke eisen een leraar dient te voldoen. De bekwaamheidseisen zijn maatgevend voor het opleiden van leraren en bij het onderhouden van de bekwaamheid tijdens de loopbaan.


1) http://www.haygroup.com/nl/media/press_release.asp?PageID=12552
2) NRC, 4 oktober 2008

3) Vrij Nederland, 30 juni 2007


4/4

2008Z03991 / 2080902200

Vragen van het lid Pechtold (D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het onderzoek `Lessen in leiderschap, de impact van managers op onze scholen' van de Hay Group. (Ingezonden 8 oktober 2008)


1
Vraag:
Bent u bekend met het onderzoek `Lessen in leiderschap, de impact van managers op onze scholen' van de Hay Group?

Antwoord:
Ja, daar ben ik bekend mee.


2
Vraag:
Onderschrijft u dat het werkklimaat op scholen van invloed is op de prestaties van leraren en leerlingen?

Antwoord:
Het werkklimaat op school kan van invloed zijn op leraren en leerlingen.


3
Vraag:
Hoe verklaart u dat 59% van de leraren het werkklimaat op scholen demotiverend vindt en slechts 18% spreekt van een energiegevend en motiverend werkklimaat? Deelt u de mening dat deze cijfers verontrustend zijn?

Antwoord:
Als een groot deel van alle leraren vindt dat het werkklimaat op hun school demotiverend is, dan vind ik dat verontrustend.


4
Vraag:
Hoe ziet u de rol van onderwijsmanagers in het uitdagen van leraren tot persoonlijke ontwikkeling en het boeken van resultaten? Bent u van mening dat dit momenteel gebeurt voldoende gebeurt? Zo neen, wat gaat u doen om dit te verbeteren?


5/5

Antwoord:
Het management van de school is verantwoordelijk voor goed personeelsbeleid. Om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken heb ik eerder dit jaar afspraken gemaakt met sociale partners in primair en voortgezet onderwijs over meer loopbaanmogelijkheden binnen het beroep en een betere beloning, een lerarenbeurs die leraren faciliteert bij (op)scholing en meer professionele ruimte. Deze afspraken geven schoolleiders goede handvatten om het eigen personeelsbeleid verder te ontwikkelen.

5
Vraag:
Wat gaat u concreet doen om leidinggevenden in het onderwijs bewust te maken van hun invloed op het werkklimaat?

Antwoord:
Professioneel en goed leiderschap in het onderwijs vind ik van belang. Ik stimuleer de ontwikkeling hiervan. Ik ben met schoolleiders in primair en voortgezet onderwijs in gesprek over de vraag of en hoe ik hen kan ondersteunen bij versterking van het leiderschap op het punt van het personeelsbeleid. Met de PO-raad en de schoolleidersorganisaties wordt gewerkt aan een gezamenlijke agenda om richting te geven aan het versterken van het leiderschap in het primair onderwijs. Aan de VO-raad heb ik recent gevraagd om met voorstellen te komen ter versterking van het leiderschap.


6
Vraag:
Welke overige maatregelen gaat u ondernemen om het werkklimaat op scholen te verbeteren?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 4.

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Dijk (SP), ingezonden 7 oktober 2008 (vraagnummer 2008Z03927 / 2080902090)