Ingezonden persbericht


Onderzoek is niet voor de boekenkast bedoeld

NICIS en TU Delft Onderzoeken spreiding van kennisvalorisatie

Den Haag, 19 november 2008 - Teveel kennis blijft nutteloos liggen. Er verschijnen dikke boeken met interessante onderzoeken, maar de kaft blijft ongebroken en de onderzoeken verdwijnen te vaak rechtstreeks de boekenkast in. Kennis moet veel meer omgezet worden in klinkende munt. Hoe die valorisatie nu verloopt en hoe het beter kan voor de steden en regio's, is onderwerp van een onderzoeksprogramma dat Nicis Institute en de TU Delft (Faculteit Techniek, Bestuur en Management) starten.

Kennisvalorisatie ofwel het "verzilveren van kennis" staat mede door de implementatie van de Lissabon agenda hoog in het vaandel bij universiteiten en HBO's, stedelijke overheden, provincies en de Ministeries van OC&W en EZ. Nederland scoort op vele punten wetenschappelijk goed, maar de betreffende kennis moet veel sterker dan in het verleden worden omgezet in klinkende munt. Des te opmerkelijker is het dat er weinig systematisch inzicht bestaat over hoe kennisvalorisatie projecten eruit zien, met name hoeveel tijd ermee gemoeid is, of de kennis ook daadwerkelijk op de markt komt en in welke mate de positieve effecten (nieuwe bedrijven en werkgelegenheid) neerslaan in de betreffende steden/regio's of hierbuiten.

Van de wijze waarop valorisatieprojecten verlopen, wat deze betekenen voor de stad en regio van de kennisinstelling en welke knelpunten de steden/regio's tegenkomen, is nog weinig bekend. Dit geldt nog sterker voor de creatieve industrie, dan voor technologiesectoren.

Kennisvalorisatie vormt ook een wezenlijk onderdeel van de gebiedsgerichte programma's van Pieken in de Delta van het Ministerie van EZ. Uit de stedelijke praktijk komen evenwel geluiden die duiden op knelpunten, zoals tekorten op de arbeidsmarkt, tekort aan geschikt bedrijventerrein en verminderde bereikbaarheid. Ook is er een tekort aan inzicht in voorwaarden waaronder succesvolle bedrijfjes kunnen worden "vastgehouden" in de stad/regio, in de beste wijze van "verknopen" van kennisvalorisatie met het lokale MKB (clustervorming) en de bruikbaarheid van het modieuze "open innovatie" model.

In het NICIS-TU Delft onderzoek is de kijker vooral gericht op lifesciences en gezondheidszorg, nieuwe materialen, en de creatieve sector (ontwerp). Hiernaast worden specifieke sectoren onder de loep genomen, zoals automotive (Eindhoven/Helmond) en de juridische sector (Maastricht). In samenwerking met de gemeenten Amsterdam, Delft, Maastricht en Eindhoven en Brainport Eindhoven, alsmede het Ministerie van OC&W, hebben de TU Delft en NICIS Institute een onderzoeksprogramma opgezet ter beantwoording van vragen die leven bij de gemeenten om zodoende kansen van kennisvalorisatie voor steden en regio's beter te benutten. De aftrap van het programma werd eind oktober gegeven in Eindhoven. In de tussentijd wordt doorgewerkt aan een beperkte uitbreiding van het programma naar meer steden en regio's omdat enkele nieuwe belangstellenden zich inmiddels hebben aangemeld.

De vragen die centraal staan in het onderzoek zijn:
. Op welke wijze voltrekken valorisatieprojecten zich vanuit stedelijke onderwijsinstellingen, gelet op het doorlopen van diverse fasen en bereiken van de eindstreep van succesvol gebruik in de markt?
. Hoeveel extra bedrijvigheid en werkgelegenheid leveren valorisatieprojecten op?
. Welke factoren vertragen of versnellen valorisatie, of brengen valorisatie tot een vroegtijdig einde?
. Welke zijn de vestigingsplaatseisen in de diverse fasen van valorisatie? Welke motieven spelen een rol bij vestiging/verplaatsing en welke knelpunten (of positieve omstandigheden) worden ondervonden?
. Welke aanknopingspunten bieden deze factoren en omstandigheden voor een betere sturing door stedelijke /regionale overheden?

Verwacht wordt dat de antwoorden op deze vragen niet alleen concrete aanknopingspunten bieden voor het beleid en de strategiebepaling van de participanten in het programma, maar ook bruikbaar zullen zijn voor andere steden. Het onderzoeksprogramma heeft een totale looptijd van vier jaar. De eerste resultaten worden al tegen eind januari 2009 verwacht.

Noot voor de redactie /