Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht

Rijksuniversiteit Groningen / nummer 146 / 12 november 2008

Bloedtransfusies in Derde Wereld kunnen veiliger

Ontwikkelingslanden moeten geen geld uitgeven aan nieuwe, gevoeliger tests om HIV- en hepatitisbesmettingen door bloedtransfusies te voorkomen, concludeert René van Hulst op basis van internationaal onderzoek. In plaats daarvan is het raadzamer te investeren in betere kwaliteitssystemen en beter geschoold personeel. Van Hulst promoveert op 21 november 2008 op dit onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen.

In ontwikkelingslanden is de kans op het oplopen van een infectie door bloedtransfusies aanzienlijk groter dan in ontwikkelde landen. Kinderen met malaria en vrouwen in het kraambed krijgen relatief het vaakst een bloedtransfusie. Zij zijn dus ook het vaakst het slachtoffer van fouten die gemaakt worden bij het testen, administreren en bewaren van donorbloed.

Kosteneffectiviteit

In veel gevallen wordt in ontwikkelingslanden gebruik gemaakt van donoren die niet vooraf op HIV of hepatitis getest zijn. Pas nadat het bloed is afgenomen, wordt het onderworpen aan een test. Hierbij wordt gekeken of er antilichamen tegen HIV in het bloed aanwezig zijn. Er bestaan betrouwbaarder tests, gebaseerd op DNA- en RNA-analyse. Het is echter niet kosteneffectief deze tests naast de gebruikelijke tests in te voeren, zo blijkt uit het onderzoek van Van Hulst. Door het beschikbare geld anders te besteden, kan grotere gezondheidswinst worden geboekt.

Eerst testen, dan doneren

Beter nog is het om donoren te testen vóórdat ze bloed geven, blijkt uit een onderzoek in een ziekenhuis in Kumasi, Ghana. Zo hoeft er geen bloed weggegooid te worden, hoeft er niet onnodig bloed afgenomen te worden en wordt geld bespaard. Maar het is ook veiliger: bloed dat niet afgenomen is, kan niet per ongeluk toch aan een patiënt worden toegediend.

Voorbeeld voor Nederland

Wat voor ontwikkelingslanden geldt, geldt mutatis mutandis ook voor ontwikkelde landen. Gevoeliger tests voor HIV en hepatitis invoeren naast bestaande tests, is duur, voorkomt slechts weinig infecties en levert dus weinig gezondheidswinst op. Van Hulst: "In ontwikkelingslanden heeft men opmerkelijk veel aandacht voor rationele argumenten bij doorvoering van vernieuwingen in de zorg. Ook in Nederland moeten we blijven streven naar optimale en niet naar maximale bloedveiligheid. Niet elke nieuwe techniek moet automatisch ingevoerd worden. Eerst moet duidelijk worden wat de kosten zijn en hoeveel besmettingen voorkomen kunnen worden. Onze politici moeten op basis van gezondheidseconomisch onderzoek soms impopulaire beslissingen durven nemen. Alleen zo kan de zorg betaalbaar en toegankelijk blijven."