Universiteit Maastricht

Universiteit Maastricht

Persbericht

18 november 2008

NB Op de inhoud van dit persbericht rust een embargo tot vrijdag 21 november, 16.30 uur

Oratie prof. dr. Roy Kruitwagen, hoogleraar gynaecologische oncologie Medische beslissingen vaak gekleurd door persoonlijke voorkeuren van arts

Hoort aanvullende bestraling wel of niet bij de standaardbehandeling van baarmoederkanker en moeten er wel of geen lymfeklieren verwijderd worden? Al doen artsen in de gynaecologische oncologie hun best om 'evidence-based' beslissingen te nemen, toch worden deze bijna altijd gekleurd door hun persoonlijke voorkeuren en klinische ervaringen, kortom hun preferenties. "Dit is niet erg, als we dit maar willen erkennen en er ook meer aandacht en begrip zal ontstaan voor de preferenties van de patiënt", zo stelt prof. dr. Roy Kruitwagen in zijn oratie 'Preferenties... referenties' , die hij op 21 november uitspreekt aan de Universiteit Maastricht. Hij constateert dat dit momenteel nog te weinig het geval is in Nederland.

Preferenties spelen volgens Kruitwagen vaak een grote rol in beslissingen op zowel micro-, meso- als macroniveau. Op microniveau spelen de preferenties, dat wil zeggen de persoonlijk klinische ervaringen en voorkeuren van artsen, een belangrijke rol in de keuze vóór of tegen een bepaalde behandeling. Bij baarmoederkanker bijvoorbeeld. Van deze meest voorkomende gynaecologische maligniteit in Nederland worden jaarlijks ongeveer 1700 nieuwe gevallen gediagnosticeerd. Onderzoek naar deze vorm van kanker leidt niet altijd tot een eenduidige behandeling. Op basis van dezelfde onderzoeksgegevens kiest een arts na het weghalen van de baarmoeder, eierstokken en eileiders, wel of niet voor aanvullende bestraling en wel of niet voor het verwijderen van lymfeklieren. De artspreferenties geven uiteindelijk de doorslag, zonder dat de patiënt zich hier altijd van bewust is. Om de beslissing transparanter te maken, pleit Kruitwagen voor communicatie tussen arts en patiënt waarin de arts de verschillende mogelijkheden voorlegt, iets dat nu te weinig gebeurt. Samen met Maastrichtse collega's start Kruitwagen een onderzoek naar de manier waarop dit het beste kan gebeuren.

Ditzelfde geldt ook voor de besluitvorming op mesoniveau, dat wil zeggen voor een groep patiënten met dezelfde aandoening. Ook hier zouden regionale afspraken en richtlijnen leiden tot een meer uniforme en objectieve informatieverschaffing aan de patiënt. Kruitwagen is voorzitter van de landelijke commissie richtlijnen gynaecologische oncologie (website 'oncoline'). Deze commissie is begonnen de richtlijnen om te buigen van consensus-based naar evidence-based, zodat er minder ruimte overblijft voor preferenties van artsen. Begin 2009 zal als eerste de richtlijn voor behandeling van ovariumcarcinoom een meer evidence-based karakter krijgen. Daarbij zullen ook kwaliteitsindicatoren opgesteld worden. Echter, voor betrouwbare kwaliteitsindicatoren is een goede regionale, maar beter nog, een goede landelijke dataregistratie vereist. Tot nu toe ontbreekt deze in de gynaecologische oncologie. Als het aan Kruitwagen ligt heeft Nederland binnen vijf jaar een Landelijke Oncologisch-gynaecologische Registratie (LOR) in analogie aan de Landelijke Verloskundige Registratie (LVR).

Beleidsbeslissingen spelen zich af op macroniveau, het derde niveau waarop preferenties een grote rol spelen. Een recent voorbeeld hiervan is volgens Kruitwagen het door minister Ab Klink overgenomen advies van de Gezondheidsraad om vaccinatie tegen baarmoederhalskanker op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma. De maatregel kent voor- en tegenstanders, die zich beiden beroepen op dezelfde bewijslast. Zo stellen voorstanders dat het de verwachting is dat het aantal ziektegevallen (nu 600-700/ per jaar) en sterftegevallen (nu 200-250/jaar) gehalveerd zal worden. De tegenstanders van de maatregel vinden dat verwachting niet gelijk staat aan zekerheid en de gezondheidswinst dus mogelijk niet opweegt tegen de kosten (tientallen miljoenen euro's per jaar). De bewijslast bevat een aantal onzekerheden waardoor de uiteindelijke meningsvorming ook hier bepaald wordt door preferenties.