Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 27 november 2008 - Ons kenmerk Uw kenmerk VenW/DGLM-2008/1446 2070828240 Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hiermee beantwoord ik de vragen die het lid Tang heeft gesteld over de evaluatie van het aanwijzingsbesluit van vliegveld Rotterdam Airport van oktober 2001.


1. Bent u zich ervan bewust dat in het besluit inzake de aanwijzing van het luchtvaartterrein Rotterdam Airport, dat in oktober 2001 in werking trad, artikel 16, lid 1 stelt dat een evaluatie van de milieueffecten van dat besluit zal plaatsvinden zoals omschreven in bijlage H van dat besluit?


1. Ja.


2. Bent u zich ervan bewust dat bijlage H van dat besluit het doel van de evaluatie omschrijft, alsmede dat er een evaluatieprogramma zal worden opgesteld en dat bijlage H nauwkeurig de punten specificeert die daarin in kaart gebracht dienen te worden en de aspecten die daarbij aan de orde zullen komen?


2. Ja.


3. Waarom is die evaluatie niet uitgevoerd binnen de wettelijk vastgelegde periode van drie jaar na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit?

Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 - 351 6171 Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 - 351 7895

bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

VenW/DGLM-2008/1446

3. In bijlage H van het aanwijzingsbesluit 2001 Luchtvaartterrein Rotterdam Airport staat dat "de evaluatie over 3 jaar na inwerkingtreding van het besluit zal moeten plaatsvinden en aan de hand van actuele en beschikbare gegevens zal dienen plaats te vinden." Omdat de bedoelde informatie in andere processen beschikbaar zou komen, is geen separaat eigenstandig evaluatiedocument opgesteld. Hieronder licht ik deze trajecten en hun producten toe.

Sinds de vaststelling van het aanwijzingsbesluit 2001 zijn op het gebied van het aspect geluid door de Inspectie Verkeer en Waterstaat periodiek handhavingsrapportages opgesteld aan de hand van de rapportages die de exploitant elk kwartaal aan de Inspectie moet aanbieden. Deze rapportages geven periodiek een beeld van de situatie met betrekking tot de handhaving in enig gebruiksplanjaar van de geluidszones (Ke en bkl).

In de loop van 2004 is op basis van deze rapportages voor het eerst een dreigende overschrijding van de Ke-geluidszone geconstateerd, te weten in twee handhavingspunten. De belangrijkste oorzaak hiervan was dat de Inspectie op
1 november 2003 in de handhaving was overgegaan op een berekening van de geluidbelasting op basis van feitelijk gevlogen routes in plaats van gemodelleerde routes. Hierdoor werden verschillen zichtbaar tussen het feitelijke vlieggedrag en de aannames die waren gedaan bij de berekening van de Ke-geluidszone ten behoeve van het aanwijzingsbesluit 2001.
Ook is in die tijd een fout geconstateerd in het voor de aanwijzing 2001 gebruikte rekenmodel.

Twee andere ontwikkelingen in die tijd:

· wijziging van het Ke-berekeningsvoorschrift op 8 oktober 2004 (vervallen van de zogenoemde "afkap");

· beëindiging van de operationele vluchten vanaf Marinevliegkamp Valkenburg op 1 januari 2005 waardoor Rotterdam Airport geconfronteerd werd met extra verzoeken om regerings- en militaire vluchten af te handelen.

Genoemde ontwikkelingen zijn voor de exploitant van de luchthaven reden geweest om in 2005 het bevoegd gezag te verzoeken, de aanwijzing 2001 aan te passen. Het verzoek tot aanpassing betrof met name een aanpassing van de Ke- geluidszone.
Van de in 2005 gestarte aanwijzingsprocedure maakte een MER-procedure verplicht deel uit. Aangezien het Milieueffectrapport (MER) op hoofdlijnen dezelfde informatie zou bieden als bedoeld in het kader van de evaluatie in artikel 16 van het aanwijzingsbesluit 2001 was het parallel uitbrengen van een separaat evaluatiedocument conform artikel 16 lid 1 in 2005 niet zinvol. Het Milieueffectrapport zone aanpassing Rotterdam Airport is in 2006 door de exploitant aangeboden en door het bevoegd gezag aanvaard. Op basis daarvan hebben de minister van VROM en ik een voorontwerp aanwijzingsbesluit opgesteld. Dit is in 2007 in bestuurlijk overleg met de regio besproken.
---

VenW/DGLM-2008/1446

Op grond van dat bestuurlijk overleg heb ik in de zomer van 2007 gedeputeerde Van Heijningen om advies gevraagd hoe meer draagvlak te verkrijgen in de regio voor het voorgenomen besluit. Op basis van het advies van Van Heijningen is de exploitant najaar 2007 verzocht een extra variant van het voorkeursalternatief te onderzoeken en het Milieueffectrapport hierop aan te vullen. Begin 2008 heeft de exploitant besloten het eerder aanvaarde MER te herzien, in het bijzonder met het oog op de leesbaarheid ten behoeve van de tervisielegging. Uw Kamer is over deze processtappen in separate brieven geïnformeerd.

Samenvattend: De evaluatie conform artikel 16 van het aanwijzingsbesluit 2001 is niet separaat uitgevoerd, maar de bedoelde informatie komt ter beschikking in het MER of is opgenomen in eerdere rapportages. De bedoelde evaluatie is dan ook door de gebeurtenissen in de tijd achterhaald.


4. Bent u bereid om deze evaluatie, separaat van de MER van de thans lopende procedure rond de eventuele wijziging van het aanwijzingsbesluit, de komende maanden als aparte exercitie alsnog uit te voeren, en hierover te rapporteren met inachtneming van het in de vragen 1 en 2 gestelde? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de evaluatie verwacht worden?

4. Ik ben van mening dat de belangrijkste elementen van de evaluatie van de milieueffecten zoals verwoord in Bijlage H, worden gerapporteerd in de handhavingsrapportages en in het MER van 2006 en het herziene MER, dat momenteel ter beoordeling en aanvaarding voorligt. Procedureel is de evaluatie niet meer aan de orde door de opeenvolgende gebeurtenissen die ertoe hebben geleid dat op basis van een nieuw MER een nieuw aanwijzingsbesluit genomen zal worden.

Over de uitkomsten van het nieuwe MER kan de Kamer zich een oordeel vormen in het kader van de besluitvorming ten aanzien van het nog te nemen aanwijzingsbesluit. Conform de procedure in de Luchtvaartwet zal dit besluit aan de Kamer worden voorgelegd. Dit zal naar verwachting medio 2009 plaatsvinden.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Camiel Eurlings

---