Spoorzone-ontwikkeling
Toespraak minister Cramer tijdens de conferentie over
Spoorzone-ontwikkeling op 3 december 2008 in Utrecht.
Dames en heren,
Welkom hier in Utrecht. Ik neem aan dat u allemaal met de trein bent
gekomen. Als je op weg bent naar een conferentie over
spoorzone-ontwikkeling, dan kan dat haast niet anders. Nee, ik ben
niet met de trein gekomen, maar met de dienstauto. Toch zal ik altijd
een spoorliefhebber blijven. Voordat ik minister werd, reisde ik
dagelijks met de trein. Ik woon bovendien zelf vlakbij een station,
Arnhem, dat helemaal op de schop gaat. En ik volg dat proces met veel
belangstelling. Spoorzone-ontwikkeling is dus een onderwerp dat mij om
verschillende redenen boeit.
Zoals u waarschijnlijk bekend is, wil dit kabinet de schaarse ruimte
in ons land voor wonen, werken en recreëren zo efficiënt mogelijk
benutten. Hoe we dat willen doen, staat in het programma Mooi
Nederland. Zo willen we onder meer oude bedrijventerreinen laten
opknappen en jaarlijks 80.000 tot 100.000 nieuwe woningen laten
bouwen. Daarvan moet 25 tot 40 procent binnen stedelijke gebieden
komen. Op die manier kunnen we de gebieden buiten de steden openhouden
voor recreatie of aanleg van bijvoorbeeld parken en bossen.
De herstructurering van de spoorzonegebieden sluit naadloos aan bij
die plannen. Want door verouderde stationsgebieden op te knappen, kun
je die soms wat verloederde en qua ruimtegebruik meestal niet erg
efficiënt benutte locaties een stevige oppepper geven. En door hun
ligging in het centrum zijn ze bij uitstek geschikt om er woningen,
winkels of nuttige voorzieningen neer te zetten zoals een
politiebureau, een school of een polikliniek.
Maar er zijn ook knelpunten. Het herontwikkelen van locaties in een
binnenstad is vaak lastig en duur. Het geeft voor de inwoners vaak
veel overlast en ook is de ontsluiting en bereikbaarheid van die
locaties vaak niet optimaal. En omdat ze in de binnenstad liggen,
worden er vaak extra veiligheids- en milieu-eisen gesteld aan zo'n
gebied. Denk aan geluidsoverlast en extra fijnstof in de lucht.
Dat laat onverlet dat ik een groot voorstander ben van het aanpakken
van spoorzonegebieden. Want zoals ik eerder al zei: de voordelen zijn
groot. Dat is voor VROM, het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de
NS en ProRail de belangrijkste reden geweest om in juni van dit jaar
samen het programma Spoorzone-ontwikkeling op te richten.
Met dat programma gaan we gemeenten ondersteunen bij het ontwikkelen
van spoorzonelocaties in hun stad. In eerste instantie zijn vier
gemeenten geselecteerd als voorbeeldproject voor het
Spoorzoneprogramma. Dat zijn Zwolle, Amersfoort, Nijmegen en
Groningen.
Voordeel van het Spoorzoneprogramma is dat deze vier gemeenten met hun
plannen voortaan bij één loket terecht kunnen. Ze worden niet meer van
het bekende kastje naar de muur gestuurd. Daardoor moet het proces van
spoorzone-ontwikkeling sneller en efficiënter verlopen. En zullen
plannen om een spoorzonegebied op te knappen eerder kunnen worden
gerealiseerd.
Het gaat de projectpartners van het Spoorzone-programma dus om de
ondersteuning van het proces. Er gaat geen geld naar de
gebiedsontwikkeling zelf. Daarvoor moeten gemeenten zonodig bij andere
geldschieters aankloppen, bijvoorbeeld bij de provincie.
Maar zo ver is het nog lang niet. De vier geselecteerde
voorbeeldgemeenten hadden al ambitieuze plannen. VROM, Verkeer en
Waterstaat, NS en ProRail zullen de verdere uitwerking van deze
plannen ondersteunen. Naar verwachting zullen de vier gemeenten in
2010 met concrete voorstellen komen. Dan kan daarna snel de eerste
schop de grond in.
Op andere plaatsen in Nederland is die schop al wél de grond in
gegaan. Zo wordt in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Breda en
Arnhem al geruime tijd hard gewerkt aan het opknappen en opnieuw
inrichten van stations en de directe omgeving daarvan.
Verschil tussen deze projecten en die in Zwolle, Amersfoort, Nijmegen
en Groningen is dat die laatsten direct kunnen profiteren van de
voordelen van het programma Spoorzone-ontwikkeling.
U weet wellicht dat dit programma is opgenomen in het
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport, het MIRT. Doel
van het MIRT is om allerlei infrastructuurprojecten voor een bepaald
gebied in één totaalaanpak te ontwikkelen, in plaats van allemaal
aparte plannen maken voor bijvoorbeeld de aanleg van wegen,
woningbouw, bedrijventerreinen, groene zones etcetera. Het programma
Spoorzone-ontwikkeling is dus een uitgelezen voorbeeld van een project
waarin alle infrastructurele maatregelen in samenhang worden
ontwikkeld.
Dames en heren,
Het programma Spoorzone-ontwikkeling bestaat inmiddels bijna een half
jaar. Om een toepasselijke beeldspraak te gebruiken: de trein is in
beweging gezet. Deze conferentie is als het ware het eerste
tussenstation.
Voordat we de eindbestemming bereiken, hebben alle betrokken partijen
de nodige ervaring opgedaan met het ontwikkelen van spoorzonegebieden.
En de eerste, bescheiden, successen zijn al geboekt. Want alle
betrokken partijen weten elkaar doorgaans goed te vinden.
Via het programma Spoorzone-ontwikkeling zal al die kennis en ervaring
beschikbaar worden gesteld aan alle partijen die betrokken zijn bij
het opknappen van stations en de directe omgeving daarvan. Daar is
deze dag onder meer voor bedoeld.
Over ongeveer twee maanden kunt u op het Ruimteforum een magazine
downloaden. Daarin zullen de lessen en conclusies van deze conferentie
terug te lezen zijn.
Ik wens u tenslotte allemaal nog een aangenaam, boeiend en leerzaam
symposium toe en ik ga ervan uit dat dat uiteindelijk tot nog mooiere
binnensteden leidt.
Dank u wel.
Visie minister
'Dit kabinet streeft naar een duurzame ontwikkeling. Duurzaamheid is
dé centrale opgave voor de 21ste eeuw! Door ons energieverbruik te
verminderen en duurzame energiebronnen in te zetten, verminderen we de
opwarming van de aarde.'