Rapport ritueel slachten
09 december 2008 - kamerstuk
Kamerbrief ter begeleiding van het rapport `Ritueel slachten en het
welzijn van dieren' van de Animal Science Group. De minister tekent
aan dat er geen verbod komt, in verband met de vrijheid van
godsdienst.
Expertisecentrum LNV, januari 2002
Bert Loseman
Tonnie Greutink
Ton Brandwijk
Martijn Root
Inventarisatie ritueel slachten
in Nederland
© 2008 Expertisecentrum LNV, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Rapport EC-LNV nr. 2008/072V
Ede/Wageningen
Teksten mogen alleen worden overgenomen met bronvermelding.
Deze uitgave kan schriftelijk of per e-mail worden besteld bij het Expertisecentrum LNV
onder vermelding van code 2008/072V en het aantal exemplaren.
Oplage 100 exemplaren
Samenstelling B. Loseman, T. Greutink, T. Brandwijk en M. Root
Druk Ministerie van LNV, directie IFA/Bedrijfsuitgeverij
Productie Expertisecentrum LNV
Bedrijfsvoering/Vormgeving en Presentatie
Bezoekadres : Galvanistraat 7
Postadres : Postbus 482, 6710 BL Ede
Telefoon : 0318 671400
Fax : 0318 624737
E-mail : Balie@eclnv.agro.nl
Voorwoord
De afgelopen decennia heeft in Nederland een belangrijke immigratie
plaatsgevonden van mensen uit Islamitische landen. Inmiddels vormen zij een
belangrijk deel van de Nederlandse bevolking.
Tot de gewoonten welke zij meebrachten, behoort de wens om slechts vlees te eten
van dieren die ritueel geslacht zijn. Omdat de Nederlandse regelgeving weinig ruimte
bood om hierin te kunnen voorzien, was er sprake van een groeiend aantal
misstanden. Dit leidde in 1996 tot een herziening van de regelgeving: het besluit
Ritueel Slachten.
In deze notitie, welke gemaakt is op verzoek van Directie Landbouw van het
ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, wordt geïnventariseerd hoe de
ontwikkelingen inzake het rituele slachten sinds de invoering van het Besluit zijn
geweest.
Ritueel slachten is een politiek beladen onderwerp. Het is daarom een goede zaak dat
vastgesteld kan worden dat het aantal misstanden is afgenomen. En dat het Besluit
voor alle partijen goed hanteerbaar is. Plezierig is het ook dat nog enkele
invalshoeken kunnen worden aangereikt, waardoor het welzijn van het slachtdier nog
beter gegarandeerd kan worden. Maar ook een richting om tot een goed en, voor alle
partijen, acceptabel alternatief voor de onbedwelmde doding te komen.
Graag wil ik bij deze de informatieleveranciers van harte dank zeggen voor hun
medewerking. Dat betreft vooral de RVV, waarvan drs. J. van der Vaart zeer
behulpzaam was.
Deze notitie biedt de beleidsmakers een heldere basis om via een op de praktijk
afgestemde wijze beleidsdoelstellingen te realiseren.
Drs. R.P. van Brouwershaven
Directeur Expertisecentrum LNV
Inhoudsopgave
Voorwoord 4
Inhoudsopgave 6
Samenvatting 8
1 Inleiding 10
1.1 Aanleiding 10
1.2 Doel van de inventarisatie 10
1.3 Afbakening 10
1.4 Realisatie 11
1.5 Leeswijzer 11
2 Ontwikkelingen van het ritueel slachten 13
2.1 Regelgeving 13
2.2 Procedure rond behoefte en aanwijzing 14
2.2.1 Behoefteverklaring 14
2.2.2 Aanwijzing slachtinrichting 14
2.2.3 Praktijk 15
2.3 Ritueel slachten gedurende het gehele jaar 15
2.3.1 Aanwijzing 15
2.3.2 Werkelijk geslacht 17
2.4 Offerfeest 17
2.4.1 Aanwijzing 17
2.4.2 Werkelijk geslacht 18
2.5 Export 18
2.5.1 Aanwijzing 18
2.5.2 Werkelijk geslacht 18
2.6 Conclusie 19
3 Handhaving van de regelgeving 21
3.1 Besluit ritueel slachten 21
3.1.1 Bevoegdheden keurmeester 22
3.1.2 Bouw, inrichting en voorzieningen slachtinrichting 23
3.1.3 Fixatie, halssnede en verbloedingstijd 24
3.2 Oplossingsrichtingen 24
3.3 Illegaliteit 25
3.4 Ontwikkelingen 26
3.5 Conclusies 27
4 Aandacht vanuit de maatschappij 29
5 Ontwikkelingen bedwelmings-technieken 31
5.1 Standpunt inzake bedwelming 31
5.2 Onderzoek in Nederland 32
5.3 De praktijk 32
5.4 Conclusies 34
6 Discussie en aanbevelingen 35
Bijlage 1 Regelgeving 39
Bijlage 2 Procedure aanwijzing slachthuizen 41
Bijlage 3 Aanwijzingen voor ritueel slachten gedurende het gehele jaar 45
Bijlage 4 Aanwijzingen voor het offerfeest 47
Expertisecentrum LNV 7
Samenvatting
Het ritueel slachten in het algemeen en het slachten volgens de islamitische ritus
tijdens het offerfeest in het bijzonder is een gebeuren dat in Nederland constant in
een sterk spanningsveld plaatsvindt. Enerzijds hecht de Nederlandse overheid veel
waarde aan het welzijn van het dier. Om het welzijn ook rond het dodingsproces te
waarborgen, mogen dieren alleen met voorafgaande bedwelming geslacht worden.
Anderzijds hecht de Nederlandse overheid ook veel waarde aan vrijheid van
godsdienstuitoefening. Daarom mogen moslims en joden volgens hun religieuze
inzichten jaarlijks een maximum aantal dieren zonder voorafgaande bedwelming
slachten. Om het welzijn van dieren tijdens het ritueel slachten zoveel mogelijk te
waarborgen, is het Besluit ritueel slachten opgesteld. Daarnaast wordt gestreefd naar
vermindering van het aantal rituele slachtingen.
In deze notitie blijkt dat er te weinig relevante gegevens worden verzameld om exact
de ontwikkeling en de stand van zaken rond het rituele slachten aan te kunnen geven.
Op basis van de toename in het aantal aanwijzingen (op basis waarvan rituele
slachtingen zijn toegestaan) moet worden vastgesteld dat er in absolute zin sprake is
van een toename. Maar die toename lijkt gelijke tred te houden met de groei van de
joodse en moslimbevolking in Nederland. Van een afname lijkt in ieder geval geen
sprake te zijn.
Sinds de invoering van het Besluit worden steeds minder misstanden gemeld. Het
welzijn van de slachtdieren wordt over het algemeen redelijk gegarandeerd. Toch
worden er nog steeds overtredingen vastgesteld. Deze komen voort uit een te grote
productie (offerfeest, grote aanwijzing in verhouding tot de capaciteit,
vakbekwaamheid en overbelasting personeel) en/of een ondoelmatige inrichting van
de slachterij (lange aanvoerroute, hoge/lage burrie, geschakelde burries, mechanische
kantelmachines). Dit verdient voortdurende zorg. Er lijkt nogal eens te weinig
capaciteit van RVV-personeel in verhouding tot de slachtproductie, waardoor er
onvoldoende tijd is om voortdurend intensief toezicht te houden op het slachtproces.
In gelijke tred met het afnemen van het aantal misstanden blijken maatschappelijke
groeperingen minder reden te zien om actie ten aanzien van ritueel slachten te
ondernemen. Als het blijkbaar verloopt overeenkomstig de regels in het Besluit blijkt
er geen reden tot politieke actie. Wel blijft men in het algemeen tegen onbedwelmde
doding.
De laatste jaren is er geen onderzoek naar reversibele bedwelmingstechnieken
gedaan. Op basis van praktijkontwikkelingen (met name ook in Australië en Nieuw-
Zeeland) lijken er zeker perspectieven aanwezig. Want er worden methoden gebruikt
die ook voor Halal-certificering acceptabel zijn. Er is nader onderzoek nodig om vast
te kunnen stellen of de bedwelming voldoende is bij alle dieren waarop het wordt
toegepast en of het niet beperkt blijft tot een immobilisering (met name bedwelming
door stroom met een laag voltage bij pluimvee).
Als het aantal rituele slachtingen (in absolute zin) verder teruggedrongen moet
worden, zal extra aandacht moeten worden gegeven aan het protocol rond het
formuleren van de behoefte en zal onderzoek en implementatie van de kennis daaruit
gestimuleerd moeten worden.
8 Expertisecentrum LNV
Om het welzijn van de slachtdieren te garanderen zal het toezicht op het slachtproces
intensief en voortdurend moeten zijn. Dat zal een ruimere inzet van RVV-personeel (in
verhouding tot het aantal slachtingen) vergen.
De notitie eindigt met een aantal aanbevelingen. De belangrijkste hiervan zijn:
- verder onderzoek is nodig om onbetwist de kwaliteit van reversibele
bedwelmingen te kunnen duiden;
- de procedure rond de behoeftestelling dient zodanig te worden dat een partij met
economische belangen daarop geen invloed meer heeft;
- de aanwijzingen ten behoeve van slachtingen voor het offerfeest dienen
realistisch afgestemd te zijn op de capaciteit van de slachterij: aantal
verbloedingsplaatsen in relatie tot de normale slachttijd;
- de RVV kort na het offerfeest per slachterij een evaluatie laten opstellen die
gebruikt wordt voor de aanwijzing in het volgende jaar;
- er zullen meer gegevens vastgelegd moeten worden om de ontwikkelingen goed
te kunnen volgen. Dat betreft onder meer de uitvoer van vlees uit rituele
slachtingen;
- binnen het slachthuis zal de RVV intensiever toezicht op de slachting moeten
houden en nieuwe technieken pas toelaten als ze ervan overtuigd is dat het
slachten overeenkomstig het Besluit gegarandeerd is;
- inzicht in voedingsgewoonten van nieuwe inwoners van ons land biedt de
mogelijkheid voor gepaste voorlichting en begeleiding. Daarmee kunnen evt.
illegale praktijken voor een belangrijk deel voorkomen worden;
- snelle invoering van een sluitende I&R- regeling Kleine Herkauwers zal ook
positief uitwerken wat betreft het aantal illegale slachtingen van schapen en
geiten.
Expertisecentrum LNV 9
1 Inleiding
In deze notitie worden de regelgeving en de ontwikkelingen sinds 1998 op het gebied
van het ritueel slachten in Nederland geschetst. Vooral schapen, geiten en runderen
worden volgens een ritueel geslacht. Daarnaast ook in mindere mate kippen en
konijnen. In Nederland wordt het Israëlitische en het islamitische ritueel erkend. Het
belangrijkste onderdeel van het ritueel houdt in dat de dieren voor het dodingsproces
niet worden bedwelmd. Dit is ook het belangrijkste verschil met het regulier slachten
zoals dat in Nederland wordt toegepast.
1.1 Aanleiding
Ritueel slachten wordt in Nederland onder voorwaarden toegestaan. Door de
toenmalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (Van Aartsen) is met de
partijen afgesproken dat men zich zal inspannen om het aantal onbedwelmde
slachtingen te verminderen. Waarbij er onder andere naar gestreefd zou worden om
de acceptatie te bevorderen van reversibele bedwelmingen.
Het overleg dat sinds 1995 werd gevoerd met betrokkenen heeft met betrekking tot
deze inspanningsverplichting niet tot resultaten geleid. De groep is sinds eind 1999
niet meer bijeen geweest.
Er komen vanuit de praktijk verschillende geluiden. Niet uitgesloten is een toename
van het aantal rituele slachtingen. De mogelijkheid dat er sprake is van een
groeimarkt, waarin veterinaire-, welzijns- en beeldvormingsaspecten niet goed
geregeld zijn, baart zorgen. Onder meer omdat het onderwerp politiek gevoelig is.
1.2 Doel van de inventarisatie
De inventarisatie geeft zoveel als mogelijk kwantitatief inzicht in de ontwikkelingen
en de situatie. De ontwikkelingen hebben betrekking op de toe- of afname van het
aantal dieren dat geslacht mag worden, het aantal dieren dat werkelijk geslacht
wordt, het aantal dieren dat met een bepaalde mate van bedwelming ritueel wordt
geslacht, import en export van vlees afkomstig van ritueel geslachte dieren.
Ook worden de trends en de signalen uit het veld gegeven en van relevant
commentaar voorzien.
Omdat er weinig "harde" gegevens beschikbaar zijn, zal uit brede waarneming in
combinatie met het cijfermateriaal duidelijk moeten worden of de noodzaak c.q.
wenselijkheid bestaat om tot aangepast of nieuw beleid te komen.
1.3 Afbakening
Deze inventarisatie heeft als doel inzicht in de reële praktijk te leveren. En niet het
herhalen van officiële standpunten. Daarom zal er laag-profiel gewerkt moeten
worden. Waarbij uiteraard instanties als RVV, AID, PVE e.d. om beschikbare gegevens
zullen worden gevraagd. Maar daarnaast zal de informatie vooral dicht bij de praktijk
moeten worden gevonden.
10 Expertisecentrum LNV
Omdat het tot de opdracht hoort om ook "geluiden uit de praktijk" door te geven,
worden deze binnen deze werkwijze als zodanig gebracht. Dat wil zeggen dat ze van
commentaar worden voorzien. Maar, mocht het nodig blijken, pas in het verlengde
van dit werk nader op belang en omvang kunnen worden onderzocht.
1.4 Realisatie
In de projectopdracht was opgenomen dat zoveel als mogelijk van kwantitatieve
gegevens zou worden uitgegaan. Relevante gegevens zijn met name gevonden bij, en
verkregen van, de RVV. Helaas blijken er weinig gegevens betreffende rituele
slachtingen vastgelegd te worden. Daardoor is het niet mogelijk om op veel
detailvragen een concreet antwoord te geven. Dat betreft bijvoorbeeld het aantal
daadwerkelijk uitgevoerde rituele slachtingen, het aantal reversibele bedwelmingen,
de afkeuringen na rituele slachting en de routering van het vlees na rituele slachting
(in het halal- of koshere , dan wel in het reguliere circuit).
Wel is een redelijke duiding gekregen van de omvang en de trend, op basis waarvan
eventueel vervolgstappen zijn te zetten.
1.5 Leeswijzer
De inventarisatie is neergelegd in deze notitie. Er is voor gekozen om te openen met
de samenvatting. In de samenvatting worden de conclusies uit de verschillende
hoofdstukken verzameld en leesbaar aaneen geschakeld.
De feitelijke inventarisatie is verdeeld over een vijftal hoofdstukken, te weten:
2. Ontwikkeling in de rituele slachtsector sinds 1998.
Hierin wordt weergegeven wat de regelgeving betreffende ritueel slachten in
Nederland voorschrijft. Verder zijn in dit hoofdstuk de beschikbare kwantitatieve
gegevens opgenomen. Hiermee wordt de trend betreffende de aantallen duidelijk
gemaakt. Het geeft ook de verschillen aan in problemen rond de reguliere rituele
slachtingen en die tijdens het offerfeest. Het slachten op basis van de Joodse rite
wordt in een apart kader behandeld.
3. Handhaving van de regelgeving.
Hierin worden kwalitatief een aantal kritische factoren behandeld. Op basis van
verschillende gesprekken en uitlatingen wordt duidelijk gemaakt waar "de
schoenen wringen".
4. Aandacht vanuit de maatschappij.
Politiek heeft dit onderwerp scherpe kantjes. In dit hoofdstuk wordt nagegaan of
en hoe er in de afgelopen vijf jaar is gereageerd. Al of niet op basis van incidenten
dan wel in afwijzing van het rituele slachten.
5. Ontwikkelingen op het gebied van toepasbare bedwelmingstechnieken.
In 1996 zijn er toepasbare bedwelmingstechnieken aangedragen. In dit hoofdstuk
wordt nagegaan of er op het gebied van kennis in deze ontwikkelingen hebben
plaatsgevonden. Tevens wordt bekeken in hoeverre de praktijk het is gaan
toepassen.
De notitie eindigt in hoofdstuk 6 met het benoemen van knelpunten. Daarbij worden
beleidsaanbevelingen gedaan.
Tenslotte zijn vier bijlagen toegevoegd waarin:
1. Overzicht van de regelgeving.
2. De procedurebeschrijving bij de aanwijzing van slachthuizen die ritueel wensen te
slachten.
Expertisecentrum LNV 11
3. De aanwijzingen inzake het regulier ritueel slachten van 1998 t/m 2003 (per
diersoort, per provincie en landelijk).
4. De aanwijzingen inzake het ritueel slachten in verband met het offerfeest van
1998 t/m 2001 (per diersoort, per provincie en landelijk).
12 Expertisecentrum LNV
2 Ontwikkelingen van het ritueel slachten
Dit hoofdstuk begint met een kort overzicht van de relevante regelgeving op het
gebied van ritueel slachten. Daarna volgt eerst een analyse van de procedure rondom
de behoefteverklaring en de aanwijzing van een slachtinrichting. Daarna volgt de
kwantitatieve analyse van het slachten volgens de islamitische en Israëlitische ritus.
Hier wordt onderscheid gemaakt in het ritueel slachten gedurende het gehele jaar en
het ritueel slachten tijdens het offerfeest.
2.1 Regelgeving
Tot 1975 was rituele slacht volgens de Islamitische traditie in Nederland niet
toegestaan. Dit was onder meer gebaseerd op het feit dat in de Koran expliciete
teksten ontbreken die het slachten zonder voorafgaande bedwelming verplichtend
voorschrijven. Artikel 8 van de Vleeskeuringwet schrijft in algemene zin voor dat
slachtdieren na voorafgaande bedwelming zo spoedig mogelijk en in ieder geval
binnen één minuut door verbloeding worden gedood. Vanwege het ontbreken van
dwingende islamitisch-religieuze regels (in tegenstelling tot de Joodse) zag de
overheid aanvankelijk geen reden om slachten volgens de Islamitische regels toe te
staan.
In toenemende mate werden echter illegale slachtingen gemeld waarbij zich allerlei
onhygiënische situaties voordeden. Tevens was er sprake van een zekere
rechtsongelijkheid omdat slachten volgens de Joodse ritus al langer mogelijk was.
Voor slachtingen volgens de Joodse ritus was al veel eerder ontheffing verleend. De
juridische grondslag daarvoor levert art. 6 van de Grondwet: "1. Ieder heeft het recht
zijn godsdienst of levensovertuiging (.....) vrij te belijden (...). 2. De wet kan ter zake
van de uitoefening van dit recht (..) regels stellen ter bescherming van de gezondheid
(...)”.
Ten aanzien van het ritueel slachten zijn de Joodse religieuze regels dwingend.
Ontheffing kon mede worden verleend omdat het aanbrengen van de halssnede bij
de slachting volgens de Joodse ritus nauwkeurig omschreven is. Er zijn vijf regels
waaraan de Joodse slachter (sjochet) zich moet houden. Hierop wordt door een rabbi
streng op toegezien. De geringste afwijking tijdens het doden maakt het dier onrein
en daarmee ongeschikt voor consumptie:
- het mes mag niet stilstaan tijdens het snijden,
- er mag niet op het mes worden gedrukt,
- het mes mag niet worden bedekt door wol of haren,
- het mes moet na iedere snede worden gecontroleerd op oneffenheden,
- nagegaan moet worden of oesophagus (slokdarm), trachea (luchtpijp) of
bloedvaten scheuren.
De Islam kent veel minder strikte regels voor de uitvoering van de doding. Wel wordt
voorgeschreven dat het offerdier, net als bij de Joden, ongeschonden en vrij van
ziekte zijn. In essentie komt daaruit de afkeer tegen bedwelming uit voort. Bij de
klassieke manier van bedwelming wordt het dier beschadigd. Discussie blijkt mogelijk
over vormen van bedwelming waarbij geen interne structuren worden beschadigd en
geen onomkeerbaar proces wordt teweeggebracht. Door de algemene beschrijving
wordt de Islamitische voorkeur voor een onbedwelmde doding vooral gezien als een
godsdienstige gewoonte.
Expertisecentrum LNV 13
Deze situatie, waarin de Joodse gemeenschap mogelijkheden werd geboden tot
rituele slachting en de Islamitische bevolkingsgroep niet, werd door de Islamieten als
strijdig met de rechtsgelijkheid beleefd.
Onder druk van de feitelijke situatie en de wensen van de Islamitische gemeenschap
werd de wet in november 1975 gewijzigd in die zin dat de minister in bijzondere
gevallen ontheffingen kan verlenen. In 1977 is de Vleeskeuringwet aangepast
waardoor het mogelijk werd om ook Islamitisch ritueel te slachten. Het slachten
volgens de Joodse ritus stond voor de verandering model.
In 1993 werd harmoniserende Europese regelgeving in Richtlijn 93/119/EG
neergelegd. In ons land werd ter implementatie van die richtlijn in september 1997 de
tot dat moment geldende regelgeving vervangen door uitwerking van artikel 44,
negende lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Uitvoering van dit
artikel wordt in het algemeen geduid als het "Besluit ritueel slachten". Vanaf 1997
houden ambtenaren van de RVV en de AID toezicht op de naleving van het Besluit
ritueel slachten. (Bron: Beleidsimplementatie tussen regels en religie, Herman G.M.
Oosterwijk, 1999).
Een volledige opsomming van de regelgeving is weergegeven in bijlage 1.
2.2 Procedure rond behoefte en aanwijzing
2.2.1 Behoefteverklaring
In principe is het slachten van slachtdieren zonder voorafgaande bedwelming in
Nederland niet toegestaan. Daar tegenover staat dat Israëlitische kringen het juist niet
toegestaan is om slachtdieren te bedwelmen voorafgaand aan het slachten. In de
islamitische kringen worden de religieuze gewoonten als zodanig geïnterpreteerd.
Middels wetgeving is aan deze tegenstelling tegemoet gekomen. Islamitische en
Israëlitische groeperingen mogen onder voorwaarden in Nederland dieren slachten
overeenkomstig hun godsdienstige inzichten. De erkenning van het recht om zonder
bedwelming te mogen slachten, betekent niet dat onbeperkt ritueel geslacht mag
worden. De islamitische en Israëlitische groeperingen moeten eerst met een
behoefteverklaring aantoonbaar maken dat in de gemeenschap behoefte is aan
ritueel geslachte dieren. De imam, het hoofd van een islamitische gemeenschap, moet
hier onderscheid maken in de behoefte tijdens het jaarlijkse offerfeest en de behoefte
gedurende het gehele jaar. De rabbi, het hoofd van een joodse gemeenschap, heeft
alleen te maken met de behoefte gedurende het gehele jaar. Het hoofd van een
gemeenschap schat de behoefte van zijn gemeenschap in en geeft de
behoefteverklaring af aan de RVV. Indien sprake is van export moet het hoofd van de
gemeenschap in het importerende land aangeven wat de behoefte is. De RVV
beoordeelt of de verklaring een reëel beeld weergeeft.
2.2.2 Aanwijzing slachtinrichting
Aan het slachten van dieren zonder voorafgaande bedwelming zijn een aantal
voorwaarden verbonden die onder meer het welzijn van de dieren zoveel mogelijk
moet beschermen. Juridisch gezien mag elke erkende slachtinrichting ook ritueel
slachten. Maar om te voorkomen dat meer dieren dan nodig zonder bedwelming
worden geslacht, moet de eigenaar van een slachtinrichting een verzoek indienen om
een maximum aantal dieren ritueel te mogen slachten. De eigenaar dient dit verzoek
in bij de betreffende RVV-kring.
De RVV beoordeelt of de slachtinrichting op de juiste wijze is ingericht, of er op een
hygiënische wijze ritueel geslacht kan worden en of de opgegeven aantallen ook
daadwerkelijk geslacht kunnen worden. De RVV-kring stelt vervolgens een advies op
en de centrale directie van de RVV neemt hierover een besluit. Indien het verzoek
wordt gehonoreerd, wordt de slachtinrichting door het ministerie van LNV met behulp
van een beschikking aangewezen.
Er bestaan vier verschillende typen aanvragen, te weten een aanvraag betreffende het
slachten volgens de (1) Israëlitische ritus, (2) Israëlitische ritus bestemd voor export,
(3) islamitische ritus voor het offerfeest en (4) islamitische ritus, gedurende het gehele
14 Expertisecentrum LNV
jaar. Export van vlees, afkomstig van ritueel geslachte dieren volgens de islamitische
ritus, hoeft niet apart aangevraagd te worden. Dit is geregeld in het laatstgenoemde
type aanvraag. Bijlage 2 licht de procedure voor de aanwijzing van slachtinrichtingen
per ritus nader toe.
2.2.3 Praktijk
De aanloop naar een behoefteverklaring en aanwijzing van een slachtinrichting loopt
in de praktijk vaak anders. Hierbij wordt vaak het werkelijke doel van een
behoefteverklaring uit het oog verloren. Onder meer om uniformiteit te creëren, geeft
de RVV standaard-behoefteverklaringen uit aan slachtinrichtingen die hebben
aangegeven om tijdens het offerfeest of gedurende het gehele jaar dieren ritueel te
willen slachten. De eigenaar van een slachtinrichting gaat met dit formulier naar het
hoofd van de moslimgemeenschap in zijn naaste omgeving. De imam maakt een
schatting van de behoefte in zijn gemeenschap en plaatst een stempel op het
formulier. Deze behoefteverklaring en het verzoek tot ontheffing om ritueel te mogen
slachten, stuurt de eigenaar van de slachtinrichting naar de betreffende RVV-kring.
Daarna loopt de procedure zoals hiervoor is beschreven.
Bij deze werkwijze hoeven de moslimgemeenschappen in Nederland nauwelijks
initiatief te nemen om te verklaren dat er een behoefte bestaat aan ritueel geslachte
dieren. Het initiatief om een behoefteverklaring in te vullen, is neergelegd bij de
slachtinrichting, ofwel de partij die het meeste (economische) belang heeft bij een
aanwijzing met een hoog aantal ritueel te slachten dieren. De drempel om te
voorkomen dat een groter aantal dieren ritueel wordt geslacht dan werkelijk nodig is,
is hiermee grotendeels weggenomen. De slachterijen hebben waarschijnlijk meer
invloed op het aantal te slachten dieren dan de moslimgemeenschap.
Aangezien ook het hoofd van de moslimgemeenschap weet welk belang de eigenaar
van een slachtinrichting hier heeft, komt het in de praktijk voor dat de geschatte
behoefte 'gekocht' moet worden.
2.3 Ritueel slachten gedurende het gehele jaar
2.3.1 Aanwijzing
Slachtinrichtingen die aangewezen zijn voor het slachten van schapen, geiten en
runderen volgens een ritus krijgen deze aanwijzing voor de duur van drie jaar. In 2001
zijn dat 31 slachterijen die runderen slachten en 66 slachterijen die schapen en/of
geiten slachten. De regeling aanwijzing slachtinrichtingen 2001 bepaalt per
slachtinrichting hoeveel dieren per jaar en hoeveel dieren maximaal per dag mogen
worden geslacht volgens de islamitische ritus. Daarnaast wordt in een aparte regeling
de slachtinrichting aangewezen die mag slachten volgens de Israëlitische ritus. In
beide regelingen wordt onderscheid gemaakt naar schapen/geiten, runderen en
eventueel konijnen en pluimvee. In tabel 1 is een overzicht te zien van het totaal
aantal dieren dat geslacht mocht en mag worden. De gegevens worden uitgebreider
weergegeven (per diersoort en per provincie) in bijlage 3.
Tabel 1 Overzicht van het toegestane aantal, gedurende het gehele jaar, ritueel te
slachten schapen/geiten en runderen in Nederland in de jaren 1998 tot en
met 2003 met onderscheid naar de islamitische en Israëlitische ritus.
Ritus 1998 1999 2000 2001 2002 2003
Schapen/geiten Islam. 458.552 483.267 500.599 597.464 614.596 627.488
Israël. 1.500 1.500 1.500 5.000 5.000 5.000
Runderen Islam. 50.360 51.210 51.810 47.501 48.049 48.429
Israël. 5.500 5.500 5.500 10.000 10.000 10.000
Totaal 515.912 541.477 559.409 659.656 677.645 690.917
Toename* - 25.565 17.932 100.247 17.989 13.272
Expertisecentrum LNV 15
* ten opzicht van het voorgaande jaar
Uit tabel 1 blijkt dat het toegestaan aantal te slachten dieren sinds 1998 toeneemt. Bij
de schapen en geiten is de toename het grootst. Bij runderen daalt de behoefte
tijdens de nieuwe aanwijzingsperiode (2001 tot en met 2003) licht. Opvallend is wel de
relatief sterke toename van het aantal dieren die geslacht worden volgens de
Israëlitische ritus. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de toenemende
belangstelling voor rosé kalveren. Zie ook grafiek 1 en 2.
De stijging van het aantal te slachten dieren is waarschijnlijk grotendeels te verklaren
door de groei van de moslimbevolking in Nederland. Uit de gegevens van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS-Statline) is getracht de groei van de moslimbevolking in
Nederland te destilleren. Bij de opmaak van het aantal allochtonen in Nederland
wordt echter geen onderscheid gemaakt naar geloof. Omdat de meeste moslims
afkomstig zijn uit Azië en Afrika, is de groei van het aantal allochtonen afkomstig uit
deze werelddelen als uitgangspunt genomen voor de groei van het aantal moslims in
Nederland. Het blijft evenwel een ruwe schatting. Hiervan uitgaande komt de
gemiddelde jaarlijkse groei in 1998, 1999 en 2000 uit op ruim 39.000 allochtonen op
een totaal per 1 januari 2001 van ruim 1 miljoen allochtonen uit Afrika en Azië. Dat
komt overeen met schattingen uit de media en geluiden uit eigen kring.
De gemiddelde jaarlijkse toename van 1998 tot 2003 bedraagt 35.000 dieren. Daarmee
is voorzichtig te concluderen dat de stijging van de behoefte enige relatie vertoont
met de jaarlijkse stijging van de moslimbevolking in Nederland.
Grafiek 1 Aanwijzing van het toegestane aantal (x 1.000) te slachten schapen en
geiten volgens de islamitische ritus (excl. offerfeest).
0
150
300
450
600
750
1998 1999 2000 2001 2002 2003
In grafiek 1 zijn de gegevens over de Israëlitische ritus niet opgenomen, omdat het
om te kleine aantallen gaat en daarom onzichtbaar worden in de grafiek.
16 Expertisecentrum LNV
Grafiek 2 Aanwijzing van het toegestane aantal (x 1.000) te slachten runderen
volgens de islamitische (excl. offerfeest) en Israëlitische ritus.
0
15000
30000
45000
60000
75000
1998 1999 2000 2001 2002 2003
Runderen (islam.) Runderen (israël.)
2.3.2 Werkelijk geslacht
Uit gegevens van de RVV blijkt dat van januari 2001 tot met juli 2001 reeds
6.697 kalveren, 8.543 runderen en 453.917 schapen/geiten ritueel zijn geslacht. Dit is
inclusief het offerfeest in 2001. Over de jaren 1998 t/m 2000 zijn geen gegevens
beschikbaar. Omdat onvoldoende gegevens over het werkelijk aantal geslachte dieren
beschikbaar zijn, kan geen uitspraak gedaan worden over het dierenwelzijn.
Gedurende het jaar wordt ook geslacht ten behoeve van export. Daarbij wordt steeds
vaker een bepaalde mate van bedwelming toegepast. Indien bedwelming wordt
toegepast, geldt dit voor de RVV als een regulier geslacht dier. Over het aantal dieren
dat met bedwelming 'ritueel' wordt geslacht, is geen uitspraak te doen omdat de RVV
deze gegevens niet specifiek verzameld.
2.4 Offerfeest
2.4.1 Aanwijzing
Een aanwijzing voor het mogen slachten van dieren ten behoeve van het offerfeest
wordt per jaar toegekend. Elk jaar wordt de behoefte opnieuw geïnventariseerd. Ook
deze aanwijzing wordt met een beschikking openbaar gemaakt. In 2001 betreft het 53
slachterijen die runderen slachten en 127 slachterijen die schapen en/of geiten
slachten. Deze beschikking noemt het toegestaan aantal dieren die een
slachtinrichting maximaal per dag volgens de islamitische ritus mag slachten. De
periode waarin geslacht mag worden ten behoeve van het offerfeest duurt maximaal
vier dagen. Tabel 2 toont het aantal dieren dat maximaal per dag geslacht mag
worden ten behoeve van het offerfeest.
Tabel 2 Overzicht van toegestaan aantal ritueel te slachten schapen/geiten en
runderen (maximaal per dag) voor het offerfeest in Nederland in de jaren
1998 tot en met 2001
1998 1999 2000 2001
Schapen/geiten 31.995 37.030 37.220 39.220
Runderen 1.528 1.862 2.163 1.238
Totaal 33.523 38.892 39.383 40.458
Expertisecentrum LNV 17
Uit tabel 2 blijkt dat het totaal aantal dieren dat geslacht mag worden ten behoeve
van het offerfeest jaarlijks nog steeds toeneemt. Niettemin laat het aantal te slachten
runderen een daling zien. De daling in 2001 is waarschijnlijk te verklaren door de
uitgebreide aandacht die is besteed aan BSE bij koeien. Wellicht verklaart het ook dat
de stijging bij de te slachten schapen/geiten des te groter is. De uitgebreide gegevens
zijn in bijlage 4 te vinden.
2.4.2 Werkelijk geslacht
Tijdens het offerfeest in 2000 zijn in totaal 43.985 schapen/geiten en 1.527 runderen
geslacht. Dit betekent dat de slachtcapaciteit in Nederland ruim voldoende is gezien
de aanwijzing van ruim 148.800 schapen/geiten en ruim 8.650 runderen over vier
dagen. Tijdens het offerfeest 2001 zijn veel minder dieren geslacht dan aangevraagd
als gevolg van de mond- en klauwzeercrisis in Nederland.
Het is voor de RVV niet mogelijk gebleken om gegevens aan te leveren over het
werkelijk aantal geslachte dieren tijdens het offerfeest in de jaren vóór 2000 en over
het jaar 2001. De RVV-keurmeester turft het aantal geslachte dieren overigens wel. Dit
om te bepalen of het maximum toegestaan aantal te slachten dieren is bereikt en ten
behoeve van de eigen bedrijfsvoering.
2.5 Export
2.5.1 Aanwijzing
Slachtinrichtingen die voornemens zijn vlees te exporteren, dienen te beschikken over
een EG-erkenning, welke door de RVV wordt afgegeven. Als een slachtinrichting vlees,
afkomstig van ritueel geslachte dieren, wil exporteren moet de eigenaar daarvoor een
aanvraag indienen bij de RVV. Bij deze aanvraag moet ook een behoefteverklaring
toegevoegd zijn van de gemeenschap in het land waar naartoe het vlees geëxporteerd
zal worden. De vertegenwoordiging van de Israëlitische of islamitische groepering in
Nederland is verantwoordelijk om aan te geven wat de behoefte in het betreffende
land is.
Momenteel zijn twee slachtinrichtingen aangewezen om volgens Israëlitische ritus te
slachten en waarbij het vlees is bestemd voor export. In tabel 3 wordt daarvan een
overzicht gegeven.
Slachtinrichtingen met een EG-erkenning kunnen zonder extra aanwijzingen voor
export, vlees afkomstig van ritueel geslachte dieren volgens de islamitische ritus
exporteren. Daarmee is, in tegenstelling bij de Israëlitische ritus, dus ook geen
onderscheid te maken naar het aantal dieren dat voor de Nederlandse markt of voor
export is bestemd.
Tabel 3 Toegestaan maximum aantal slachtingen volgens de Israëlitische ritus,
ten behoeve van export naar Duitsland, Groot-Brittannië en Israël
Export naar Jaar Max. schapen/
week
Max. runderen/
week
Max. runderen/
jaar
Duitsland 1998 15 15 -
Groot-Brittannië 1998 - 10 -
1999 - 165 500
Israël 1998 - 1.750 25.000
1999 - 350 per dag 25.000
2000 - 350 per dag 25.000
2.5.2 Werkelijk geslacht
Het blijkt niet te achterhalen wat werkelijk geslacht is ten behoeve van de export. De
exportgegevens van bijvoorbeeld rundvlees naar Israël betekent niet dat die runderen
18 Expertisecentrum LNV
ook volgens de Israëlitische ritus zijn geslacht. Israël importeert namelijk ook vlees
van regulier geslachte runderen voor eigen bevolking en toeristen. De RVV geeft bij
exportverklaringen ook niet aan of er sprake is van vlees afkomstig van ritueel of
regulier geslachte dieren.
Uit persoonlijke mededelingen van het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren (PVE)
komt naar voren dat de EU-lidstaten, waaronder ons land, slechts weinig lamsvlees
naar derde landen uitvoeren. In de EU-marktordening schapen- en geitenvlees is
indertijd gekozen voor een systeem zonder exportrestituties. De EU-marktprijzen voor
schapen- en lamsvlees liggen in het algemeen aanzienlijk boven die op de
wereldmarkt. De importerende landen kunnen daardoor veelal voordeliger op de
wereldmarkt aankopen dan in de Europese Unie. Met name Nieuw-Zeeland en
Australië zijn belangrijke leveranciers op de wereldmarkt. Deze landen kunnen ook
vlees van ritueel geslachte lammeren en schapen leveren.
Voor export van rundvlees, geldt wel een exportrestitutie. Door de BSE-crisis van vorig
jaar is de EU-export van rund- en kalfsvlees sterk teruggelopen. Verschillende landen
in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben de invoer uit EU-landen opgeschort
waaronder Egypte, tot voor kort een van de belangrijkste afnemers van de EU.
Inmiddels heeft Egypte zich bereid verklaard om onder voorwaarden de invoer op
termijn weer toe te staan. Overigens wordt slechts voor een deel van het rundvlees
dat naar islamitische landen wordt uitgevoerd, vereist dat het afkomstig is van rituele
slachting.
2.6 Conclusie
a. De aanleiding van dit rapport is onder andere de toezegging van de toenmalige
minister van LNV, de heer Van Aartsen, om te komen tot een beperking van het
aantal dieren dat zonder voorafgaande bedwelming wordt geslacht. Om hierover
een betrouwbare uitspraak te kunnen doen, is het wenselijk om het 'aangewezen'
aantal dieren te kunnen vergelijken met het werkelijk aantal ritueel geslachte
dieren. Het blijkt echter dat de RVV, toezichthouder op naleving van het Besluit
ritueel slachten, wel gegevens verzamelt ten behoeve van de eigen
bedrijfsvoering, maar dat ze moeizaam of slechts gedeeltelijk inzichtelijk te maken
zijn voor gebruik door derden. De gegevens worden namelijk verzameld met het
doel om te bepalen of de slachtinrichting voldoet aan het aangewezen dagelijks
maximum aantal te slachten dieren en voor de bepaling van het keuringstarief.
Waarschijnlijk heeft de RVV geen opdracht gekregen om gegevens te verzamelen
ten behoeve van een evaluatie.
b. Vanaf 2001 kan de RVV via haar 'tijdschrijfprogramma' gegevens opleveren over
het aantal ritueel geslachte dieren. Er wordt onderscheid gemaakt naar regulier
en ritueel slachten, omdat ritueel slachten per dier meer tijd vraagt en dat
daardoor mogelijk op termijn ook een hoger keuringstarief doorgerekend zou
kunnen worden. Om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen over het aantal
dieren dat ritueel wordt geslacht in Nederland is het aan te bevelen dat de RVV
opdracht krijgt om de benodigde gegevens in een bepaald format vast te leggen.
c. In de praktijk blijkt dat het overgrote deel van de bijna 44.000 schapen en geiten
op de eerste dag van het offerfeest wordt geslacht, de tweede dag de rest en de
overige twee dagen wordt slechts incidenteel geslacht. Hetzelfde geldt voor de
runderen.
d. Ten behoeve van het offerfeest komen behoefte en aanwijzing absoluut niet met
elkaar overeen. Het vermoeden rijst dat beide partijen (moslimgemeenschap en
slachtinrichting) de 'geschatte' behoefte voor het offerfeest bewust opschroeven,
zodat de 'werkelijke' behoefte in de eerste twee dagen van het offerfeest geslacht
kan worden.
Expertisecentrum LNV 19
20 Expertisecentrum LNV
3 Handhaving van de regelgeving1
De RVV heeft als toezichthouder tijdens het ritueel slachten twee belangrijke taken. Zij
ziet toe op naleving van het Besluit ritueel slachten en zij keurt het levende vee en het
vlees (karkas). Met name tijdens het jaarlijkse offerfeest wordt verscherpt toezicht
uitgevoerd op het waarborgen van het dierenwelzijn en op de hygiëne rondom het
slachtproces.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van bestaande en mogelijk potentiële knelpunten
die in de praktijk rond het ritueel slachten voorkomen. De knelpunten die hier
genoemd worden, hebben vooral betrekking op het offerfeest. Indien een knelpunt
kenmerkend is voor het ritueel slachten gedurende het gehele jaar, dan zal dat
duidelijk aangegeven worden in de tekst. Van elk gesignaleerd knelpunt wordt de
toezicht en de handhaafbaarheid verder toegelicht.
Vervolgens wordt aandacht besteed aan het hoe en waarom van nog steeds
voorkomende illegale rituele slachtingen en aan ontwikkelingen als gevolg van
rituelen die 'nieuwe' allochtonen meebrengen naar Nederland.
3.1 Besluit ritueel slachten
In artikel 44 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) is het recht
erkend om dieren te slachten zonder voorafgaande bedwelming. In dit artikel is ook
vastgelegd dat regels gesteld moeten worden ter bescherming van het slachtdier
omtrent het slachten volgens de islamitische en Israëlitische ritus. Deze regels, die het
welzijn van het slachtdier rond het dodingsproces moet waarborgen, zijn opgenomen
in het Besluit ritueel slachten. In het besluit staan de volgende aspecten centraal:
1. de bevoegdheden van de keuringsdierenarts of de keurmeester;
2. de bouw, inrichting en voorzieningen van het slachthuis;
3. de fixatie, halssnede en verbloedingstijd.
Het ritueel slachten volgens de Israëlitische ritus is nauwkeurig beschreven en
verplichtend voorgeschreven in de Joodse wetten. Daarin worden hoge eisen gesteld
aan de kwaliteit van de halssnede en de verbloeding. Op naleving daarvan wordt door
de rabbi of zijn vertegenwoordiger streng toegezien. Dit is een belangrijke reden
waarom bij het slachten van dieren volgens de Israëlitische ritus weinig tot geen
incidenten gemeld worden.
Bij de islamitische wetgeving is de kwaliteit van het ritueel slachten en van degene die
de halssnede verricht, niet concreet verwoord. Daardoor vergt handhaving van de
regelgeving hier intensiever toezicht. Dat geldt met name tijdens het vaak hectisch
verlopende jaarlijkse offerfeest.
Over het algemeen kan gesteld worden dat het aantal incidenten de afgelopen jaren
voortdurend is verminderd. In het verleden kwamen misstanden voor bij de aanvoer
van de dieren. Deze werden door de particulieren bijvoorbeeld met gebonden poten
in de kofferbak van auto's aangevoerd. Deze praktijken lijken tot het verleden te
behoren. Toch blijkt de kwaliteit van de slachtingen nog regelmatig onder druk te
staan. Vooral tijdens het offerfeest blijkt het aantal dieren dat per dag ter slachting
wordt aangeboden soms zodanig groot dat aan de welzijns- en hygiëne-eisen niet
1 NB Delen van deze Informatie zijn afkomstig van "Beleidsimplementatie tussen regels en
religie", dr. H.G.M. Oosterwijk, 1999. Verder is gebruikgemaakt van beschikbare informatie van
RVV, LID en diverse andere bronnen.
Expertisecentrum LNV 21
wordt voldaan. Hierdoor zijn de RVV-ambtenaren genoodzaakt ter plekke in te
grijpen.
De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) blijkt ook actief in het
signaleren van eventuele misstanden en heeft adviezen ter verbetering. Ook deze
opmerkingen zijn in de volgende onderdelen verwerkt.
3.1.1 Bevoegdheden keurmeester
De keurmeester of keuringsdierenarts (RVV-ambtenaar) die aanwezig is bij het ritueel
slachten geeft de nodige aanwijzingen om het welzijn van de dieren te beschermen.
Dit kan betrekking hebben op bijvoorbeeld het aantal personen dat nodig is om het
fixeren, slachten en verbloeden in goede banen te leiden, het bepalen van voldoende
vaardigheid van de persoon die de halssnede toedient en het aantal toeschouwers die
het ritueel mogen bijwonen.
Knelpunten
De RVV-keurmeesters ervaren het offerfeest als een korte en heftige periode waarin
zij onder grote druk staan. De gedachte dat het offerfeest 'maar' vier dagen duurt,
overheerst bij de RVV'ers. De toezichthouders zijn vaak opgelucht als het offerfeest
voorbij is. Dit wordt ingegeven door verschillende factoren.
Ten eerste is het offerfeest een hectisch gebeuren; veel islamieten willen een schaap
of rund laten slachten. Men heeft een grote betrokkenheid met het gebeuren en men
wil het geslachte dier meteen meenemen naar huis. In de praktijk betekent dit dat
binnen het tijdsbestek van vier dagen een groot aantal dieren door particulieren ter
slachting wordt aangeboden.
Ten tweede heeft de slachtinrichting een aanwijzing gekregen om een maximum
aantal dieren per dag tijdens het offerfeest te slachten. De aanwijzing ligt in de regel
aan de bovenzijde van de slachtcapaciteit van het bedrijf. Daar komt bij dat in de
praktijk het overgrote deel van de dieren vooral op de eerste dag van het feest wordt
aangevoerd. De laatste twee dagen worden nog maar weinig dieren geslacht. Het
gevolg is dat op de eerste dag vaak te veel dieren worden aangevoerd en dat men te
lang doorgaat met slachten.
Ten derde raakt het personeel, dat zorgt voor het aanvoeren, fixeren en voorsnijden
van de dieren, in de loop van de dag vermoeid als gevolg van het hoge tempo waarin
geslacht moet worden. De vermoeidheid zorgt ervoor dat de mensen minder
geconcentreerd, minder zorgvuldig en minder netjes gaan werken. Hierdoor komen
omgang met de dieren, fixatie, verbloedingstijden, kwaliteit van de halssnede en
hygiëne onder druk te staan. Dit komt het welzijn van de dieren niet ten goede.
Een actueel probleem en potentieel knelpunt is de verplichte bemonstering en
controle van schapen op aanwezigheid van TSE (10% van de dieren van 18 maanden
en ouder) vanaf 1 januari 2002. De eigenaar krijgt het schaap (karkas), dat volgens de
steekproef onderzocht moet worden, niet mee naar huis. Om teleurstellingen te
voorkomen heeft de RVV de moslimorganisaties aangeraden om alleen lammeren
(max. 2 brede tanden) aan te bieden tijdens het komende offerfeest in 2002.
Daarnaast loopt een verzoek naar Brussel om alleen monstername te verplichten bij
dieren van 2 jaar of ouder (>2 brede tanden).
Handhaafbaarheid
De RVV beleeft de uitvoering van het offerfeest als een jaarlijkse actie die grondig
wordt voorbereid. De voorbereiding bestaat uit een intern overleg en een overleg met
de moslimorganisaties. Effecten van die zijde zijn echter onvoldoende te verwachten,
omdat het offeren uiteindelijk toch erg individueel wordt beleefd. Niettemin heeft
deze voorbereiding tot gevolg gehad dat de situatie rondom het ritueel slachten de
afgelopen jaren is verbeterd.
Problemen die nog steeds voorkomen, hebben vooral te maken met de piek in het
aanbod van dieren op de eerste dag van het feest. De RVV-keurmeester mag
daarentegen overschrijding van de dagelijkse limiet niet toestaan en zal moeten
ingrijpen. De RVV'er heeft voor het vervolg de keuze uit drie opties, waarbij hij
uiteraard voor de meest redelijke optie, gezien de omstandigheden, moet kiezen:
1. de overgebleven dieren de volgende dag ritueel slachten;
22 Expertisecentrum LNV
2. de overgebleven dieren nu slachten, maar met voorafgaande bedwelming;
3. een aantal uren langer doorwerken.
Het is vaak op zo'n moment dat de RVV'er grote druk voelt, zowel van de eigenaar
van de slachtinrichting als van de aanwezige moslims (soms tot intimidatie toe).
De twee eerstgenoemde opties zijn voor de aanwezige moslims van wie hun dier nog
niet is geslacht de minst gewenste. Voor het dier wellicht de minst slechte. Het langer
doorwerken is vaak de minst gelukkige oplossing. Behalve dat het welzijn van de
dieren direct voor en tijdens het dodingsproces er niet beter op wordt, valt de RVVkeurmeester
ook in een hoger keuringstarief. De RVV-ambtenaar kan het zo'n
moment vrijwel nooit naar ieders wens goed doen.
3.1.2 Bouw, inrichting en voorzieningen slachtinrichting
Bij de bouw, inrichting en voorzieningen van de slachtinrichting gaat het bijvoorbeeld
om de wijze waarop dieren aangevoerd, verplaatst en ondergebracht kunnen worden
of ontwerp, onderhoud en gebruik van het fixatietoestel. Ook is het van belang dat in
noodgevallen geschikte instrumenten aanwezig zijn.
Knelpunten
Tijdens het offerfeest is vooral het gebruik van een harmonicaburrie voor schapen een
knelpunt. Twee personen tillen het schaap op en leggen het in de burrie. Een schaap
komt daarbij met de rug in een taps toelopende houder te liggen. Doordat het dier
van nature tegenspartelt, komt het steeds vaster te liggen in de burrie. Het schaap kan
dan niet meer ontsnappen, maar de kop en de poten kunnen nog vrij bewegen.
Twee zorgpunten vragen hier aandacht. Ten eerste gaat het tillen, draaien en het in
een burrie leggen van een schaap aan het begin van de dag netjes. Maar na een
aantal uren 'worden de schapen steeds zwaarder', waardoor het personeel steeds
ruwer met de dieren omgaat. Ook is de burrie op een hoogte gezet die geschikt is
voor de voorsnijder. Echter voor degenen die het schaap moeten tillen, is de burrie
vaak te hoog opgesteld. Dit veroorzaakt na verloop van tijd extra vermoeidheid bij het
personeel en daarmee extra stress bij de dieren.
Ten tweede kan het schaap zijn kop teveel bewegen. Het dier is vaak onvoldoende
geïmmobiliseerd, waardoor de kwaliteit van de halssnede afneemt.
Onderstaande punten komen niet alledaags voor. Maar het feit dat ze geconstateerd
worden, geeft aan dat niet alle slachtinrichtingen altijd optimaal functioneren zoals
het staat verwoord in het Besluit ritueel slachten. De specifieke knelpunten richten
zich vooral op het welzijn van de dieren. Op een aantal slachtplaatsen zijn de
volgende tekortkomingen wel eens gesignaleerd:
* Een onvoldoende werkende restrainer. Dit apparaat zorgt voor de aanvoer en
fixatie na snijden van een schaap of geit. De uitvoering blijkt onvoldoende goed
waardoor de dieren er soms voortijdig uitspringen. Ook de fixatie is niet steeds
goed.
* Schapen en geiten worden in de regel op een burrie gefixeerd. Er komen
geschakelde burries voor ("harmonicaburrie" of "pianoburrie") waar meerdere
schapen of geiten gelijkertijd gefixeerd worden om uit te bloeden. Bij een
dergelijke uitvoering kan een dier feitelijk alleen aan de achterzijde door een
persoon worden gefixeerd.
* Soms wordt geen gebruik gemaakt van een burrie of een ander fixatietoestel.
* Onvoldoende werkende kantelmachines voor runderen. Met name in mechanisch
werkende toestellen is de ruimte te krap of juist te ruim voor dieren.
* Een te lange aanlooproute voordat de kantelmachine is bereikt. Hierdoor vindt
meer geweld plaats om de dieren er in te krijgen.
Handhaafbaarheid
Om de gestelde regels te handhaven is voortdurend en intensief toezicht nodig.
Daarbij zal nog kritischer de situatie en de inrichting van de slachtinrichting
beoordeeld moeten worden voordat goedkeuring aan rituele slachtingen wordt
gegeven. Te denken valt aan:
* De uitvoering van de (harmonica-)burrie voor schapen en geiten.
Expertisecentrum LNV 23
* De uitvoering van het kanteltoestel voor runderen zodat het dier goed gefixeerd
wordt en het ook passend is of eenvoudig ingesteld kan worden. Hierbij is te
denken aan een hydraulisch kanteltoestel.
* Continu gebruik van een immobiliteitstoestel.
Vooral bij slachterijen die gedurende het gehele jaar slachten moet het mogelijk zijn
om strikt op te treden op verkeerd gebruik en slecht onderhoud van het
immobiliteitstoestel en het kanteltoestel. Wellicht is het raadzaam om bij runderen
een hydraulisch aangestuurd kanteltoestel verplicht te stellen.
De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming bepleit zelfs het verplicht gebruik
van een (hydraulisch) kanteltoestel voor schapen en geiten.
3.1.3 Fixatie, halssnede en verbloedingstijd
In de regelgeving is aangegeven hoeveel tijd een dier gefixeerd moet blijven na de
halssnede. Ook de kwaliteit van de halssnede wordt beschreven.
Knelpunten
Tijdens het offerfeest wordt in een hoog tempo geslacht. Doorgaans wordt een dier
na het immobiliseren en fixeren direct voorgesneden door een vakbekwaam persoon.
Als slechts één voorsnijder aanwezig is, neemt door vermoeidheid de concentratie en
zorgvuldigheid na verloop van tijd af waardoor de kwaliteit van de halssnede onder
druk komt. Na de halssnede moeten schapen en geiten nog 30 seconden en runderen
45 seconden gefixeerd blijven, zodat het dodingsproces goed afgerond wordt. Deze
zogenaamde verbloedingstijd wordt niet altijd volledig in acht genomen. Het aantal
verbloedingsplaatsen in een slachtinrichting is namelijk de belangrijkste factor die de
slachtsnelheid bepaalt.
Tijdens het ritueel slachten gedurende het jaar ligt het slachttempo natuurlijk veel
lager. Dit betekent niet dat dit het welzijn van de dieren vanzelfsprekend ten goede
komt. Dat blijkt uit waarnemingen van onder andere RVV-keurmeesters:
* de dieren worden niet altijd onmiddellijk na fixatie voorgesneden;
* de voorsnijder blijkt niet in staat in één keer een volledige halssnede uit te voeren
(scherpte mes; vakbekwaamheid voorsnijder);
* de verbloedingstijd wordt niet volledig aangehouden.
Handhaafbaarheid
Om de gestelde regels te handhaven is voortdurend en intensief toezicht nodig.
Vooral tijdens het ritueel slachten gedurende het gehele jaar is het belangrijk om vast
te (kunnen) stellen dat de voorsnijder inderdaad bekwaam is en dat steeds gebruik
gemaakt wordt van een vlijmscherp mes. Om dit te kunnen realiseren zal er
voldoende capaciteit aan keumeesters aanwezig moeten. Naast de levende keuring en
de keuring van het vlees vraagt toezicht op de slachting zelve meer inzet dan
gebruikelijk.
3.2 Oplossingsrichtingen
Uit voorgaande knelpunten blijkt dat tijdens het offerfeest het dierenwelzijn nogal
eens op de tweede plaats komt. Dit is grotendeels te wijten aan de te grote aanvoer
van schapen op de eerste dag van het offerfeest. Er is daarentegen wel begrip dat de
moslims de voorkeur geven aan de offerande op de eerste dag van het feest.
Desondanks is de eigenaar van de slachtinrichting verantwoordelijk voor de gang van
zaken op zijn bedrijf.
Om tot een redelijker situatie te komen, worden hierna een aantal
oplossingsrichtingen aangedragen die voor, tijdens en na het offerfeest toepasbaar
zijn.
Voor het offerfeest:
1. Bij de aanwijzing van een slachtinrichting is het zinvol om te berekenen hoeveel
dieren theoretisch geslacht kunnen worden. Hierbij is het aantal
24 Expertisecentrum LNV
verbloedingsplaatsen in relatie tot het aantal te werken uren de meest
beperkende factor.
2. Bij de aanwijzing van een slachtinrichting dient gecontroleerd te worden in
hoeverre de verbeterpunten die tijdens de evaluatie zijn voorgeschreven (zie 'na
het offerfeest'), naar behoren zijn uitgevoerd.
3. Goede afspraken maken tussen de RVV-kringen, zodat alle partijen van een
eenduidige aanpak zijn verzekerd.
4. Goede voorbereiding en communicatie binnen de RVV-kringen, zodat de in te
zetten controleurs weten waarop te letten.
Tijdens het offerfeest:
1. Eén vakbekwame voorsnijder kan niet de hele dag kwaliteit leveren. De RVV moet
eisen dat meer (vakkundige) voorsnijders aanwezig zijn.
2. Er moet voldoende personeel aanwezig zijn om dieren aan te voeren, te
immobiliseren en te fixeren. Eventueel in een soort ploegendienst laten werken.
3. De RVV zou extra personeel in kunnen zetten om ook voortdurend intensief
toezicht te kunnen houden op het voorsnijden.
Na het offerfeest:
Het is aan te raden dat de RVV-controleur en de eigenaar van de betreffende
slachtinrichting direct na het offerfeest een evaluatie opstellen. Daarin wordt
schriftelijk vastgelegd wat goed ging, wat niet goed ging en welke verbeterpunten
doorgevoerd moeten worden. Wellicht moet zo'n evaluatie een dwingende status
krijgen. De mate waarin de verbeterpunten zijn doorgevoerd, kan bepalend zijn voor
een aanwijzing voor het volgende offerfeest.
3.3 Illegaliteit
Een belangrijke reden om tot het Besluit ritueel slachten te komen, was het grote
aantal illegaal geslachte dieren. Illegaal slachten is in z'n geheel als een kwalijke
praktijk te beschouwen. Er is geen enkele waarborg dat noch het welzijn van het dier
noch dat de volksgezondheid niet geschaad zal worden. Daarnaast zijn er diverse
onhygiënische situaties aan verbonden.
Ondanks de gegeven mogelijkheden die de regelgeving biedt, blijkt nog steeds
illegaal geslacht te worden (o.a. meldingen AID). Naast 'thuisslachten' (in de badkuip,
op de galerij, etc.), slachten in een kleine slachterij buiten de officiële werkuren
(zonder toezicht) is ook de 'boerderijslacht' een mogelijkheid.
Grotere pluimveebedrijven (>15.000 dieren) is het toegestaan om een
slachtmogelijkheid te hebben. Enkele lammeren in het weitje aan de weg kan een
signaal zijn, dat de veehouder de mogelijkheid heeft of biedt om zelf op het bedrijf te
kunnen slachten. Ook komt het voor dat dieren uit een afgelegen weide worden
verduisterd en ter plekke worden geslacht.
De meldingen die bij de AID binnenkomen, komen met name uit wijken waarin zowel
allochtonen en autochtonen leven. Wijken waarin de bevolkingssamenstelling minder
divers is, leveren geen klachten over ritueel slachten op. De AID vermoedt dat
eventuele illegale rituele slachtingen niet gemeld worden, doordat gemakkelijker
geaccepteerd wordt dat er thuis geslacht wordt. Angst voor negatieve gevolgen van
de melding zou ook mee kunnen spelen.
De redenen voor het illegaal slachten zullen sterk uiteenlopen. De capaciteit van de
slachterijen in relatie tot de behoefte kan geen rol spelen, want er wordt doorgaans
meer aan aanwijzing verstrekt dan er feitelijk geslacht wordt. Grofweg lijken de
redenen in een drietal categorieën te verdelen:
- kostenbesparing
Dit aspect ligt bij het verduisteren en ter plekke slachten zeker voor de hand. Maar
ook als men gebruik maakt van de faciliteiten van andere bedrijven kan dat een
Expertisecentrum LNV 25
belangrijke rol spelen. Het is bekend dat de slachterijen voor rituele slachtingen een
hoog tarief vragen. Ook de keuringskosten kunnen daarin in toenemende mate een
rol spelen zodra een tarief per tijdseenheid in plaats van per dier wordt geheven. Een
rituele slachting kost meer tijd en toezicht.
- bereikbaarheid
Voor een aantal mensen is het belangrijk dat ze zelf in hun omgeving een dier ter
slachting kunnen aanbieden. Daartoe geeft een grotere slachterij minder of geen
mogelijkheden. In dit kader werd vanuit het Bedrijfschap voor het Slagersbedrijf
opgemerkt dat het leggen van strenge(re) eisen aan zogenaamde artikel 4 slachterijen
(o.a. kleine zelfslachtende slagers) méér mensen de illegaliteit in zal duwen.
Verschillende regio's zouden zonder kleine slachtcapaciteit geraken.
- gewenste rite
Het Besluit ritueel slachten stelt harde regels aan de kwaliteit van de voorsnijder, het
aantal toeschouwers, etc. Vanuit de praktijk wordt vaak aangegeven dat moslims
graag direct bij het slachtproces betrokken zijn. Ook zullen er moslims zijn die
nadrukkelijk staan op een onbedwelmde doding, zo mogelijk door hen zelf te
verrichten. Dat is in de slachterijen met aanwijzing niet mogelijk.
Illegaal slachten zal waarschijnlijk nooit volledig zijn uit te bannen. Verwacht mag
worden dat een sluitende I&R-regeling (bij schapen en geiten voorlopig nog niet te
realiseren) een sterke positieve bijdrage aan het uitbannen van illegaal slachten
leveren. Want dan zal de leverancier medeverantwoordelijk worden, omdat alleen
hij/zij moet weten wanneer en aan wie een ontbrekend dier is afgeleverd.
Verdere terugdringing zal door intensief toezicht door AID bewerkstelligd moeten
worden.
In combinatie met voorlichting aan de doelgroepen waar en op welke wijze in hun
behoefte kan worden voorzien. Dat geldt waarschijnlijk vooral voor nieuwe
bevolkingsgroepen, waaronder asielzoekers, waarvan de AID meer problemen
verwacht. Deze groepen zijn moeilijker te bereiken en staan, dichterbij de gewoontes
van 'thuis' die veelal afwijken van de toegestane situatie in Nederland. De kans op het
niet naleven van de regels van het ritueel slachten wordt door de AID het grootst
ingeschat bij Afghanen en Afrikanen die in de Randstad wonen.
3.4 Ontwikkelingen
Een nieuwe, zorgenbarende ontwikkeling is de toename van het aantal 'stookgeiten'.
Afrikanen blijken voor deze dieren belangstelling te hebben. Een 'stookgeit' is een
geit die ritueel geslacht is, waarna bij het ongevilde dier de haren afgebrand worden.
Volgens de AID gaat het waarschijnlijk om 200 tot 250 geiten per week. Het Besluit
ritueel slachten biedt geen mogelijkheden om op te treden tegen het 'stoken'.
Een bijkomend maar zeker ook zorgenbarend gevaar is dat er voor deze manier van
slachten ook 'slijtgeiten' gebruikt worden. Dit zijn chronisch zieke dieren die
vermagerd zijn. Tijdens het verloop van deze ziekte verteerd het dier eerst zijn
spierweefsel (vlees), terwijl het vet erop blijft zitten. Deze dieren zijn voor de
veehouder niet geschikt en op zich waardeloos. De handelaar kan deze geiten echter
wel verkopen aan personen die de dieren willen 'stoken', vooral omdat deze mensen
geen kijk hebben op de gezondheidsstatus van een dier.
De zieke dieren kunnen een gevaar voor de volksgezondheid vormen doordat er nog
residuen van medicijnen, zoals antibiotica, aanwezig kunnen zijn.
De verwachting is dat vooral nieuwe allochtone groepen in de Nederlandse
samenleving (zoals van Afghaanse en Afrikaanse origine) problemen kunnen
opleveren rond het eerbiedigen van het Besluit ritueel slachten.
26 Expertisecentrum LNV
3.5 Conclusies
a) De regelgeving blijkt duidelijk en uitvoerbaar. Het aantal misstanden is de
afgelopen jaren voortdurend afgenomen.
b) Vooral bij langdurige belasting van het personeel kan het welzijn van het
slachtdier in het gedrang komen. Naast gemotiveerdheid van het personeel hangt
dit samen met de gewenste productie, het slachttempo en de inrichting van de
slachterij.
c) De inrichting van de slachterij is vaak niet optimaal in relatie tot het handhaven
van het welzijn van het dier. Voorbeelden: lange aanvoerroutes, te hoge burries,
geschakelde burries, onvoldoende werkende kantelmachines (o.a. te krap of te
ruim).
d) Er is voortdurend toezicht nodig om te waarborgen dat de regels rond de rituele
doding worden nagekomen. Daarvoor zal voldoende personeel aanwezig moeten
zijn en/of het slachttempo moeten worden aangepast.
e) De hectiek rond het offerfeest en de grote productie (op met name de eerste dag)
levert veel zorg en legt een grote druk op het RVV-personeel. Telkenmale blijken
op enkele slachterijen misstanden te ontstaan. Om hierin verbeteringen te
bereiken, is het aan te bevelen om, kort na het offerfeest, een schriftelijke
evaluatie per bedrijf op te stellen. De mate waarin de verbeterpunten zijn
doorgevoerd zou dan bepalend kunnen zijn voor een aanwijzing voor het
volgende offerfeest.
f) Om verschillende redenen komen nog steeds illegale slachtingen voor. Om dit
terug te dringen zal, naast een intensieve controle, een sluitende I&R-regeling
voor schapen en geiten een sterke bijdrage kunnen leveren.
g) Voedings- en slachtgewoonten van (nieuwe) allochtone groepen in de
Nederlandse samenleving welke niet passen in de Nederlandse regelgeving
kunnen leiden tot nieuwe illegale praktijken. Het is raadzaam daar zo vroeg
mogelijk kennis van te nemen. En via gerichte voorlichting en controle het
ontstaan van nieuwe illegale circuits zoveel mogelijk te voorkomen.
Expertisecentrum LNV 27
28 Expertisecentrum LNV
4 Aandacht vanuit de maatschappij
In mei 1984 bracht de werkgroep Ritueel Slachten van de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren (DB) een rapport waarin de toenmalige situatie rondom het
ritueel slachten werd geschilderd.
Duidelijk was dat het gebeuren rond de rituele slachting niet los gezien kon worden
van de sociaal-culturele context. Tegen een goed uitgevoerde slachting door middel
van de halssnede worden geen bezwaren ingebracht. Maar met name de praktische
gang van zaken rond deze slachtingen leidt tot een aantal aanbevelingen.
Deze aanbevelingen zijn grotendeels in de regelgeving opgenomen. De vraag ligt nu
voor of de ontwikkelingen in de praktijk voor de maatschappelijke organisaties reden
vormen voor een actieve opstelling.
Bij een inventarisatie via internet blijken de laatste jaren nauwelijks opmerkingen over
het rituele slachten gemaakt te zijn. Op het domein van Dierenbescherming noch van
Lekker Dier wordt de laatste jaren gewag gemaakt van misstanden of actie op dit
terrein.
Bij een presentatie van de inspectiedienst van de Dierenbescherming (LID) bleek dat
de DB nog steeds in principe afkerig is van onbedwelmd slachten. Maar ze richt zich in
de praktijk op het signaleren van en optreden bij overtredingen van het besluit ritueel
slachten. Daarnaast doet ze suggesties om het welzijn van de dieren in die
omstandigheid te waarborgen.
In België is de dierenrechtenorganisatie GAIA actief. Een laatste actiepunt (begin
2000) op het terrein van rituele slachtingen betreft het gedoogbeleid dat blijkbaar in
België nog speelt/speelde wat betreft het toestaan van huisslachtingen tijdens het
offerfeest. Expliciet worden gemeenten bij naam genoemd waar thuisslachtingen òf
nog gedoogd worden òf rituele thuisslachtingen in tegenstelling tot voorgaande jaren
niet langer gedoogd worden.
Het Brussels Gewest had in 2000 aan de Brusselse gemeenten laten weten dat in 2000
voor de laatste keer containers geplaatst werden voor afval van rituele
thuisslachtingen. En dat in 2001 de regelgeving gevolgd zal worden.
Uit het feit dat nadien niet tot verdere actie is opgeroepen is (voorzichtig) af te leiden
dat het gedoogbeleid ongeveer beëindigd zal zijn.
Ook wordt via vragen in het Europees Parlement door Britse parlementsleden in
Franse richting vrij hard gesuggereerd dat in Frankrijk sprake was van gedogen. Maar
verdere mededelingen hierover zijn niet voorhanden. Ook dit speelde enkele jaren
geleden.
Conclusies
Op basis van het ontbreken van recente publieke signalen mag worden verondersteld
dat momenteel de situatie rond rituele slachtingen redelijk geaccepteerd is. De
gegeven regelgeving lijkt in het algemeen geaccepteerd als voldoende. Zorgpunt blijft
de situatie rond het offerfeest welke door de hectiek rond dat moment misstanden
met zich kan meebrengen.
In sommige lidstaten lijkt na de implementatie van de Richtlijn thuisslachtingen nog in
een aantal situaties gedoogd te zijn. Dit loopt blijkbaar af.
Expertisecentrum LNV 29
30 Expertisecentrum LNV
5 Ontwikkelingen bedwelmingstechnieken
In dit hoofdstuk komen de ontwikkelingen op het gebied van bedwelmingstechnieken
aan de orde. In Nederland wordt door het bedrijfsleven wel onderzoek verricht naar
lichte vormen van bedwelming, maar vanuit de overheid heeft het onderzoek geen
prioriteit. In het buitenland zijn bedwelmingstechnieken voorhanden die in Nederland
ook toepasbaar zijn en met name voor moslims ook acceptabel zijn. Eerst wordt
uiteen gezet wat het standpunt van de joodse en islamitische gemeenschap is inzake
vormen van bedwelming voorafgaande aan het slachten van dieren.
5.1 Standpunt inzake bedwelming
Joodse gemeenschap
Bij het slachten volgens het Joodse ritueel wordt er op toegezien dat het strikt wordt
uitgevoerd volgens de religieuze wetten. Deze wetgeving is slechts op één manier uit
te leggen. Daar wil of kan men niet tegemoetkomen aan wensen vanuit de
Nederlandse maatschappij om welzijnsproblemen te voorkomen door een (lichte
vorm van) bedwelming toe te passen. Tevens is het politiek vrijwel ondoenlijk om over
het onderwerp een discussie te starten.
Islamitische gemeenschap
De wetten waarop de moslims hun gewenste methode van slachting baseren, bieden
daarentegen meer interpretatiemogelijkheden. Daarbij zijn er verschillende
stromingen te onderscheiden, van liberale tot orthodoxe opvattingen. Hoewel de
leiders van die gemeenschappen over het algemeen een vastomlijnd standpunt
handhaven, blijkt de praktijk vaak breder. Zo worden voorbeelden vanuit de praktijk
gemeld die uiteenlopen van:
1. Streng handhaven van de rituele slachting zonder voorafgaande bedwelming
(vaak met rechtstreeks toezicht van de imam). Let wel, de mensen die hierop staan
zouden ook vlees betrekken van slachtingen volgens het Joodse ritueel:
gegarandeerd zonder bedwelming geslacht.
2. Acceptatie van reversibele bedwelmingen. Voorbeeld is slachtplaats Amsterdam
die circa 20.000 kalveren vooraf bedwelmd met de hamerslag- of
kopslagmethode2. Hieraan wordt ook het 'Halal-correct' stempel gehecht. Idem
een pluimveeslachterij in Rosmalen welke de dieren licht zou bedwelmen met
behulp van 30 Volt spanning.
3. Het als "ritueel geslacht" verkopen zonder dat er op wordt toegezien dat dit
inderdaad zonder of met lichte bedwelming gebeurt. Een slachterij noemt in deze
het "uit de koelcel verkopen". In toenemende mate, ook voor het offerfeest, is er
belangstelling voor deze dieren. In de regel worden deze dieren met een
schietmasker bedwelmd. Dat gebeurt ook bij grote orders, onder andere
vleeskalveren, vanuit het Midden-Oosten. Deze worden geleverd door grote
kalverslachterijen als EKRO en Boer. Nogmaals: het Joodse ritueel uitgezonderd.
2 de methode wordt zowel hamerslag- als kopslagmethode genoemd. Daarnaast wordt in de
praktijk ook gesproken over bedwelming met de "knocker" (het apparaat waarmee het wordt
gedaan).
Expertisecentrum LNV 31
Vitelco in Den Bosch slacht regelmatig partijen voor Israël. Hierop is rabbinaal
toezicht om het traditionele ritueel te waarborgen.
4. Vooral jonge islamieten hebben sowieso geen probleem met een bedwelming
met het schietmasker.
Het is voor alle groepen wel belangrijk dat het gezonde, niet-beschadigde dieren
betreft.
5.2 Onderzoek in Nederland
Volgens de betreffende onderzoeker van ID-Lelystad, dr. E. Lambooij, is de stand van
zaken omtrent kennis van reversibele bedwelmingen nauwelijks veranderd sinds 1996.
Nader onderzoek op het terrein van elektrisch bedwelmen en de kopslagmethode
(soort "schietmasker met paddestoel" in plaats van een pen) zou zinvol geweest
kunnen zijn. Maar er bestaat onder andere vanuit religieuze groeperingen geen
interesse voor. Hoewel officieel beleden wordt dat men inderdaad "inspanning" levert
op dat terrein, is het feitelijk niet aan de orde. Daarbij zou een rol kunnen spelen dat,
hetgeen aan de Joodse bevolkingsgroep wordt toegestaan (geen bedwelming), van
hen niet wat extra gevraagd mag worden.
Wat betreft de kopslagmethode is er sprake van uiteenlopende onderzoeksresultaten.
Enerzijds wordt vastgesteld dat het een goede methode is; anderzijds zijn er
resultaten die er op wijzen dat niet gerekend kan worden op een voortdurend
voldoende bedwelming bij alle dieren. Het verschil in resultaten heeft waarschijnlijk
vooral te maken met verschillen in kwaliteiten van schedels. Vleeskalveren hebben
mogelijk een elastische schedel die de klap opvangt waardoor geen bedwelming
optreedt. Een ander onderzoek is bij oudere dieren met een "harde" schedel
uitgevoerd. Waarbij de klap niet opgevangen kan worden en wel bedwelming
optreedt.
Een hardere klap veroorzaakt niet altijd bedwelming. Bedwelming ontstaat door een
traumatische verstoring van de werking van het zenuwstelsel. Er wordt gesuggereerd
dat het niet de klap op zich is maar de snelle oscillatie (heen-en-weerbeweging) van
de drukgolf.
De bedwelming van pluimvee met 30 Volt is mogelijk niet meer dan een
immobilisatie. Volgens dr. Lambooij kan deze immobilisatie zeer pijnlijk zijn. Er is bij
varkens, schapen en vleeskalveren onderzoek naar gedaan (fixatie door stroom).
Immobiliseren en fixeren met elektrische stroom zijn bij wet verboden. Mogelijk is er
door RVV in het onderhavige voorbeeld onterecht een vergunning voor afgegeven.
Er blijken meerdere redenen om verder onderzoek te doen op het gebied van
reversibele bedwelmingen. Blijkbaar is er nog geen eenduidig, goed functionerend
systeem aanwezig waaraan alle betrokkenen zich kunnen conformeren
5.3 De praktijk
Zoals eerder gezegd wordt er ten behoeve van de Joodse consument strikt ritueel
geslacht. En voor de Islamieten telt die rite in dezelfde of minder mate. Vandaar dat in
de richting van die bevolkingsgroep gesprekken mogelijk zijn over een andere manier
van slachten. Dat betreft dan met name de manier van bedwelmen.
ABATO B.V. te Loon op Zand handelt in apparatuur voor slachterijen. Volgens dhr.
Preyde van dit bedrijf is er welzeker belangstelling voor de reversibele
bedwelmingsmethoden. Naast het elektrificeren op pluimveeslachterijen betreft dat
met name de kopslagmethode voor het slachten van runderen.
32 Expertisecentrum LNV
Die interesse komt niet voort uit actieve belangstelling van de betrokken
groeperingen. "Er wordt wel over reversibel gepraat maar er wordt niet om
gevraagd".
De belangstelling voor de kopslagmethode wordt gevoed door bedrijfseconomische
en technische voordelen die ten opzichte van de reguliere rituele slachting behaald
kunnen worden. Het is des verkopers om de slachthuizen dat nadrukkelijk onder
ogen te brengen.
Blijkbaar worden die voordelen inderdaad gerealiseerd; een grote slachtplaats in
Amsterdam slacht, na een testperiode in samenwerking met de firma ABATO, nu
reeds bijna een jaar circa 20.000 kalveren via deze methode.
In de testperiode werd samengewerkt tussen de slachtplaats, de firma ABATO en de
Stichting Halal Service, welke op juiste rituele slachting toeziet en de productie Halal
kenmerkt door middel van stempels "Halal correct". In de testperiode bleken de
veronderstellingen gerealiseerd te worden.
De kopslagmethode heeft als voordelen:
a. Er is geen immobiliteitsfase nodig. Daardoor hogere productie.
b. Het slachtproces kan beter opgestart worden. De dieren liggen sneller stil.
c. Minder kans op puntbloedingen ("zou slachtplaats Amsterdam circa 4.500 euro
per jaar kunnen schelen").
Gebruik van de methode is toegestaan, mits een specifiek toestel wordt gebruikt.
Daarin zal de kop goed gefixeerd moeten kunnen worden om de kopslag op de juiste
plaats te kunnen toedienen.
De karkassen worden Halal-gestempeld als onder andere de kop niet ernstig
beschadigd is. Bij geen zichtbare schade wordt gestempeld. Daardoor wordt gewerkt
op een spanningsveld. De moslims willen zo weinig mogelijk schade; anderzijds moet
er zo effectief mogelijk bedwelmd worden.
Dat geeft ook aan waarom het nu feitelijk nog alleen bij kalveren wordt toegepast.
Deze dieren zijn redelijk uniform: ongeveer zelfde leeftijd en weinig rasafwijkingen.
Bij oudere runderen moet met een grotere kracht worden gewerkt maar individueel
zal, door een grote heterogeniteit, een verschillende minimumkracht nodig zijn.
Steeds maximum kracht toepassen veroorzaakt beschadigingen waardoor het voor
moslims onacceptabel wordt. Dichter bij het minimum blijven zitten betekent onder
meer dat sommige dieren niet of onvoldoende bedwelmd zullen zijn.
Een ander attentiepunt zijn de ergonomische aspecten. Een kopslag geeft ten
opzichte van de penmethode een aanmerkelijk grotere terugslag.
De firma denkt apparatuur geschikt te hebben voor een testperiode oudere runderen.
Met name in Australië en Nieuw-Zeeland zou dit systeem al volop gebruikt worden bij
oudere runderen. Dat heeft van doen met het gegeven dat export naar o.a.
islamstaten een zeer grote rol speelt. ("ook op het gebied van hygiëne tijdens het
slachtproces valt daar veel te leren"). Dus ook hier wordt deze methode halalgeaccepteerd.
De kopslagmethode lijkt bij schapen en geiten moeilijk toepasbaar. Met name de
schedelvormen zijn te sterk verschillend. In Australië werkt men met zeer korte
elektrische bedwelmingen (halal-goedgekeurd).
In Nederland wordt door de RVV voor het bedwelmen van pluimvee een laag voltage
toegestaan. Met die werkwijze heeft Halal-correct blijkbaar geen probleem en kan het
Halal-keurmerk plaatsen. Gezien de eerder opmerkingen van dr. Lambooij van IDLelystad
moeten echter wel vraagtekens bij de kwaliteit van de bedwelming worden
geplaatst. Vermoedelijk is er sprake van het immobiliseren door stroom. Er zijn geen
verdere ontwikkelingen of testen op dit terrein bekend.
Expertisecentrum LNV 33
5.4 Conclusies
a. Er is de afgelopen jaren niet geïnvesteerd in onderzoek. Daardoor zijn
verschillende vragen, die belangrijk zijn om een toename van verantwoorde
reversibele bedwelmingen te kunnen stimuleren, nog onbeantwoord gebleven.
b. Het toepassen van reversibele bedwelmingen kan ook leiden tot
bedrijfseconomische voordelen. Dat is een belangrijke duiding. Want als goed en
betrouwbaar inzicht is verkregen in de juiste toepassing/dosering van zo'n
bedwelming kan de praktijk overtuigend gemotiveerd worden. Als de
bedrijfsleiding van een slachterij overtuigd is van de voordelen, wordt daarin een
actieve partner gevonden om in het overleg met hun islamitische cliëntèle de
door de overheid gewenste ontwikkeling te bevorderen.
c. Het verdient aanbeveling om na te gaan welke en op welke manier reversibele
bedwelmingstechnieken toegepast worden in Australië en Nieuw-Zeeland. Ook is
het belangrijk om na te gaan hoe een en ander daar is gecommuniceerd met
islamitische afnemers.
d. Onderzoek is tevens noodzakelijk om grensgebieden van immobiliseren en
bedwelmen vast te stellen. En ongewenste praktijkontwikkelingen in deze op
basis van objectieve kennis te kunnen keren.
e. Het laat zich in de praktijk vaststellen dat (in overleg) islamitische organisaties te
overtuigen zijn dat er bedwelmingen kunnen worden toegepast die voor hen
aanvaardbaar zijn.
f. Kortom: (verder) onderzoek naar goede reversibele bedwelmingstechnieken kan
een belangrijk instrument zijn om het aantal openkopslachtingen effectief terug
te dringen.
34 Expertisecentrum LNV
6 Discussie en aanbevelingen
Tijdens deze inventarisatie zijn een aantal zaken naar voren gekomen die vanuit
beleidsoogpunt interessant zijn om op door te discussiëren. In dit hoofdstuk worden
enkele discussies gestart en voorzien van (beleids-)aanbevelingen.
A. Ontwikkeling van het aantal rituele slachtingen
Op basis van de beperkte hoeveelheid gegevens werd de duiding verkregen dat het
aantal rituele slachtingen sinds 1998 in absolute zin iets toegenomen kan zijn. Maar
omdat de moslimgemeenschap flink is gegroeid kan het relatief (ten opzichte van het
aantal Joden en moslims) ongeveer gelijk zijn gebleven. De vraag is nu welke
conclusies op basis hiervan door het beleid worden getrokken. Dat kan uiteenlopen
van bijvoorbeeld:
- er zijn te weinig harde gegevens om een beleidswijziging voor te stellen,
- idem; we geven opdracht een aantal gegevens bij te houden en bekijken het over
een paar jaar,
- er wordt geduid dat in absolute zin meer rituele slachtingen kunnen plaatsvinden.
Dat is niet overeenkomstig onze afspraken. Er moeten veranderingen
bewerkstelligd worden,
- er wordt geduid dat in relatieve zin eigenlijk geen sprake is van toe- noch afname.
Omdat er maatschappelijke rust bestaat rond het onderwerp bekijken we het over
een aantal jaren weer,
- er lijkt geen afname plaats te hebben gevonden. Dat is strijdig met onze
afspraken. Nagegaan moet worden hoe we die gewenste ontwikkeling kunnen
bereiken en op welke termijn.
Om het aantal rituele slachtingen terug te dringen lijken twee richtingen resultaat te
kunnen leveren. Deze beleidsaanbevelingen zijn:
- het inzetten van onderzoek naar reversibele bedwelmingen,
- een procedure ontwikkelen waarbij een zuivere behoeftestelling wordt verkregen.
B. Hoe intensief moeten de ontwikkelingen gevolgd kunnen worden?
Hoewel veel welwillende medewerking is verleend, moest de kwantitatieve
inventarisatie zich grotendeels beperken tot gegevens inzake de aanwijzingen per
jaar. Hiermee is een duiding te geven doch het levert geen mogelijkheden voor een
scherpe analyse. Daarvoor zullen relevante gegevens verzameld moeten worden en
beschikbaar moeten zijn voor degene die opdracht krijgt voor zo'n analyse.
Minimaal zullen per jaar per diersoort de behoeften zichtbaar moeten zijn, de
aanwijzingen en het feitelijk aantal ritueel geslachte dieren. Daarnaast kan gedacht
worden aan gegevens betreffende aantallen en soort reversibele bedwelmingen (per
diersoort).
Voor een beoordeling van de ontwikkeling in aantal rituele slachtingen is het ook
belangrijk te weten hoeveel dieren ten behoeve van export ritueel geslacht worden.
Want een positieve ontwikkeling van de uitvoer staat haaks op de wens het aantal
rituele slachtingen terug te dringen. Om hierin inzicht te krijgen zal een
administratieve relatie gelegd moeten worden tussen aanwijzing - rituele slachting -
exportcertificaat.
De RVV verzamelt nu gegevens ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering en
daarnaast in opdracht. Indien het beleidsmatig verstandig is om deze materie
Expertisecentrum LNV 35
intensief te volgen zal een afgestemd vraagprogramma opgesteld moeten worden en
met name de RVV opdracht moeten worden gegeven deze te verzamelen. Het is
handig om bij de opstelling van het vraagprogramma degene te betrekken die de
monitoring gaat uitvoeren.
Beleidsaanbeveling:
- om de ontwikkelingen op dit politiek gevoelige terrein goed te kunnen volgen,
zullen meer gegevens verzameld moeten worden. De opstelling van de vragen zal
zorgvuldig moeten gebeuren. Bij voorkeur in overleg met degene die opdracht
krijgt om de monitoring uit te voeren (wat is nodig) en met degene die uitvoert
(wat is mogelijk).
C. De actieve rol van slachterijen bij de behoefteverklaringen
Er wordt gesignaleerd dat slachterijen zelf het initiatief kunnen nemen om een
behoefteverklaring te verkrijgen. Deze slachterijen hebben er een economisch belang
bij om een hoog aantal dieren ritueel te slachten. De moslimgemeenschappen hoeven
zelf geen initiatief te nemen en kunnen een behoefteverklaring "gunnen" aan de
vragende slachterij. Het komt in de praktijk voor dat hiervoor betaald moet worden
aan de moslimgemeenschap.
Het gevolg van die handelwijze staat haaks op de wens van de overheid het aantal
rituele slachtingen terug te dringen. Mogelijk is er een procedure vast te stellen
waarbij de behoefte reëel in beeld is te verkrijgen (bijv. actie RVV of een andere
onafhankelijke partij). Waarna deze geïnteresseerde slachterijen op basis van de daar
aanwezige capaciteit aanwijzingen kan (laten) geven.
Beleidsaanbeveling:
- bevorder een procedure waarbij de economisch-betrokkene geen actieve rol
speelt in het realiseren van behoefteverklaringen.
D. Waarborgen van het dierenwelzijn
In het algemeen blijkt het aantal misstanden rond het rituele slachten de afgelopen
jaren behoorlijk teruggelopen. De gestelde regels zijn duidelijk en uitvoerbaar. Toch
blijken in de praktijk nog steeds fouten gemaakt te worden. Deze gaan ten koste van
de hygiëne maar vooral ook ten koste van het welzijn van het dier.
Vooral tijdens het offerfeest (groot aantal dieren, veel bezoekers, lange en intensieve
werkuren) kan het welzijn van de dieren in het gedrang komen.
Omdat het welzijn van het slachtdier voortdurend gewaarborgd moet zijn, is er reden
om na te gaan op welke manieren overtredingen van het Besluit geminimaliseerd
kunnen worden.
Oplossingsrichtingen zijn:
- realistische aanwijzingen geven op basis van de capaciteit van de slachterij (tijd vs
aantal verbloedingsplaatsen en beschikbaar vakbekwaam personeel),
- intensief en voortdurend toezicht bij de rituele slachting welk gecombineerd gaat
met directe sancties bij overtredingen,
- kort na het offerfeest per slachterij een schriftelijke evaluatie opstellen en
vastleggen. Dit betrekken in het al of niet geven van volgende aanwijzingen en/of
bijgestelde hoeveelheden. Notoire overtreders kunnen gesanctioneerd worden
door een kleine - of het onthouden van een aanwijzing,
- het beoordelen van ontwikkelingen op het gebied van de slachterij-inrichting
(geschakelde burries, restrainers, kantelmachines). En het formuleren van
voorwaarden hoe te gebruiken voordat ze worden geaccepteerd.
Beleidsaanbeveling:
- overleg met de RVV over opneming van de genoemde oplossingsrichtingen in de
procedures rond het rituele slachten.
36 Expertisecentrum LNV
E. Verminderen van het aantal onbedwelmde slachtingen
Uit het aantal aanwijzingen blijkt in ieder geval geen afname van het aantal rituele
slachtingen. Daarnaast wordt een aantal dieren voor de slachting reversibel
bedwelmd. Dit aantal wordt niet geregistreerd: die slachtingen gelden als regulier: via
een bedwelming.
Uit de praktijk komen signalen dat bepaalde bedwelmingstechnieken én
bedrijfseconomisch interessant kunnen zijn voor de slachterij én halal-geaccepteerd
kunnen worden.
Deze manier van werken kan gestimuleerd worden door kennis. Nu zijn er echter nog
teveel onduidelijkheden.
Het stimuleren van onderzoek en implementatie van de opgedane kennis kan een
effectieve weg zijn om het aantal rituele slachtingen terug te dringen.
Beleidsaanbeveling:
- laat onderzoeken op welke manier reversibele bedwelmingen bij het slachten van
runderen, schapen en geiten en bij pluimvee moeten worden toegepast die én
het welzijn van dieren gegarandeerd niet schaden én acceptabel kan zijn voor
islamitische afnemers. Oriënteer wat die aspecten betreft naar de toepassingen in
Australië en Nieuw-Zeeland.
F. Terugdringen illegale slachtingen
Nieuwe bevolkingsgroepen met andere gewoonten
Ook in de toekomst zullen regelmatig mensen van verschillende herkomst zich in ons
land willen vestigen. Zij brengen tradities en gewoonten mee die steeds weer kunnen
verschillen van hetgeen in ons land bekend en geaccepteerd wordt. Dat zal ook de
voeding betreffen. In deze notitie wordt als voorbeeld de gebruiken rond de slachting
en bereiding van geiten beschreven. In dit voorbeeld blijkt dat onze regelgeving
daarvoor geen ruimte biedt. Naderhand wordt de maatschappij geconfronteerd met
illegale praktijken.
Het is, in ieder geval ten dele, mogelijk om in een vroeg stadium zulke illegale
praktijken te keren. Bijvoorbeeld door voorlichting én het meedenken hoe op zo'n
behoefte, binnen de regelgeving, geanticipeerd kan worden.
Identificatie en registratie (I&R) van de dieren
Momenteel is de tracering van runderen van geboorte tot in het slachthuis c.q. bij
destructie geregeld. Als een rund illegaal geslacht zou worden, kan het niet finaal
afgemeld worden. En blijft de laatste eigenaar aanspreekbaar.
Rituele slachtingen betreft in aantal vooral schapen en geiten. Er wordt nog gewerkt
aan een sluitende I&R-regeling voor deze dieren ("kleine herkauwers") en er zijn reeds
een aantal voorlopige voorzieningen getroffen. Toch blijkt het in de praktijk nog
steeds mogelijk die regels te omzeilen. Ook omdat deze dieren klein en hanteerbaar
zijn zullen illegale slachtingen blijven voorkomen.
Een sluitende I&R-regeling voor kleine herkauwers zal de beschikbaarheid van dieren
voor illegale slachtingen sterk doen verkleinen. Volledige uitbanning via deze weg zal
niet mogelijk zijn, omdat, zoals de praktijk leert, ook veel dieren via diefstal worden
verkregen.
Beleidsaanbevelingen:
- overleg met bijv. de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat bij binnenkomst
van met name nieuwe groeperingen ook de tradities en gebruiken rond de
voeding in beeld worden gebracht. Als deze ongebruikelijk zijn, zou dit
kortgesloten dienen te worden met bijvoorbeeld het ministerie van LNV om
daarop een gerichte voorlichting en begeleiding in te zetten,
- ook vanwege het welzijnsbelang van dieren moeten illegale slachtingen zoveel
als mogelijk worden verhinderd. Dit is een extra argument om de ontwikkeling
van een sluitende I&R-regeling Kleine Herkauwers te bevorderen.
Expertisecentrum LNV 37
38 Expertisecentrum LNV
Bijlage 1 Regelgeving
EU-regelgeving
In alle EU-lidstaten is rituele slachting volgens de islamitische ritus onder
voorwaarden toegestaan. In Europa geldt alleen in Zwitserland op basis van zeer oude
regels een verbod.
Richtlijn 93/119/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1993 inzake
de bescherming van dieren bij het slachten of doden (PB nr. L 340, blz. 21-34,
1993/12/31).
Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europese Parlement en de Raad van 22 mei
2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en
uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB nr. L 147
blz. 1, 2001/05/31).
Verordening (EG) nr. 1248/2001 van de Commissie van 22 juni 2001 tot wijziging van
de bijlagen III, X en XI van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europese Parlement
en de Raad wat betreft epizoötiebewaking en tests op overdraagbare spongiforme
encefalopathieën
(PB nr. L 173 blz. 12, 2001/06/27).
Regelgeving in Nederland
Wet van 24 september 1992, houdende vaststelling van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren (Gezondheids- en welzijnswet voor dieren [Versie geldig
vanaf: 10-01-2001]), Staatsblad 1992, nr. 585.
Koninklijk Besluit van 6 november 1996, houdende uitvoering van artikel 44, negende
lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Besluit ritueel slachten),
Staatsblad 1996, nr. 573.
Koninklijk Besluit van 16 mei 1997, houdende regelen ter zake van het doden van
dieren (Besluit doden van dieren), Staatsblad 1997, nr. 235.
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 11 juli 1997
(Regeling doden van dieren), Staatscourant 15 juli 1997, nr. 132 / pag. 11.
Koninklijk Besluit van 19 juli 1997, houdende de vaststelling van het tijdstip van de
inwerkingtreding van artikel 44, derde tot en met tiende lid, van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren, alsmede van het Besluit doden van dieren en het Besluit
ritueel slachten, Staatsblad 1997, nr. 358.
Aanwijzing slachtinrichtingen naar Israëlitische ritus, Staatscourant 1998, nr. 72 / pag.
11.
Aanwijzing slachtinrichting volgens Israëlitische ritus, Staatscourant 1999, nr. 101 /
pag. 5.
Aanwijzing slachthuis voor ritueel slachten t.b.v. export, Staatscourant 1999, nr. 171 /
pag. 10.
Expertisecentrum LNV 39
Aanwijzing slachtinrichting, Staatscourant 2000, nr. 105 / pag. 27.
Wijziging Onderzoekingsregulatief 1994, Staatscourant 20 december 2000, nr. 247 /
pag. 39.
Regeling aanwijzing slachtinrichtingen 2001, Staatscourant 21 december 2000, nr. 248/
pag. 10
Regeling aanwijzing slachtinrichtingen offerfeest 2001, Staatscourant 2 maart 2001,
nr. 44 / pag. 18.
Wijziging veterinaire regelgeving i.v.m. verordening nr. 1326/2001 (TSE), Staatscourant
3 juli 2001, nr. 125 / pag. 15.
Brief van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Tweede Kamer
der Staten Generaal, 4 juli 2001, Gekke-koeienziekte (BSE).
Wijziging Regeling aanwijzing slachtinrichtingen 2001, Staatscourant 28 augustus
2001, nr. 165 / pag. 18.
Overige relevante regelgeving
Uit 'Beleidsimplementatie tussen regels en religie: De Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees en het toezicht op ritueel slachten tijdens het offerfeest' van H.G.M.
Oosterwijk (1999), is de onderstaande indeling overgenomen. Dit geeft een zicht op
regelingen die naast de circulaires van het Ministerie van VWS en de instructies van de
RVV gelden:
Onderwerp Voorschrift
Aanvoer en identificatie van slachtdieren Regeling handel levende dieren en
levende producten (staatscourant 189,
29.09.05)
Openingstijden van de RVV keuringsdienst
Het aantal keuringen
Regeling keuringsdienst 1984
(staatscourant 125, 28.06.84)
Eisen t.a.v. stalling en slachtlokalen Besluit productie en handel in vers vlees
(07.12.93)
Immobiliseren, aanbrengen halssnede en
toezicht bij het doden
Het aanwijzen van slachtplaatsen
De vakbekwaamheid van voorsnijders
De aanvang van de slachthandeling
Vleeskeuringsbesluit (ook wel
Vleeskeuringswet in het spraakgebruik)
Het aanwijzen van slachtplaatsen Aanwijzing slachthuizen waar volgens de
Islamitische ritus mag worden geslacht
(Ministerie van WVC, nr. V-U-9213302)
Dierwelzijn Wetboek van strafrecht, artikel 455
Afkeuring organen i.v.m. scrapie/BSE Afzonderlijke beleidsinstructie RVV/LNV
40 Expertisecentrum LNV
Bijlage 2 Procedure aanwijzing slachthuizen
Onderstaande informatie is afkomstig van de RVV
A) Aanvraag betreffende slachten volgens de Israëlitische ritus:
De aanvraag moet ingediend worden door de Permanente Commissie tot de
Algemene Zaken van het Nederlandse-Israëlitisch Kerkgenootschap met vermelding
welk slachthuis het betreft;
Er wordt gebruik gemaakt van het standaard aanvraagformulier van de RVV; dan wel
alle onderwerpen zoals genoemd op dit aanvraagformulier zijn vastgelegd in een
eigen brief/document van de organisatie die een aanvraag indient;
Er moet een verklaring aanwezig zijn dat in het deel van Nederland dat door het
betreffende slachthuis van vlees wordt voorzien behoefte bestaat aan vlees geslacht
volgens de Israëlische ritus. In deze behoefteverklaring dient opgenomen te zijn:
welke diersoort het betreft, het aantal dieren dat men jaarlijks gedurende een periode
van drie jaar wil slachten. Met vermelding van het maximum aantal per dag;
B1) Aanvraag betreffende slachten volgens de islamitische ritus, regulier
gedurende het gehele jaar:
Volgens artikel 44 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren moet de aanvraag
worden ingediend door één of meer organisaties die geacht kunnen worden alle of
een bepaalde groep islamieten in Nederland te vertegenwoordigen, met vermelding
welk slachthuis het betreft;
Praktisch is: dat het indienen van de aanvraag gebeurt door de directie van het
betreffende slachthuis;
Er wordt gebruik gemaakt van het standaard aanvraagformulier van de RVV; dan wel
alle onderwerpen zoals genoemd op dit aanvraagformulier zijn vastgelegd in een
eigen brief/document van de organisatie die een aanvraag indient;
Er moet een verklaring aanwezig zijn dat in het deel van Nederland dat door het
betreffende slachthuis van vlees wordt voorzien behoefte bestaat aan vlees geslacht
volgens de islamitische ritus. In deze behoefteverklaring dient opgenomen te zijn:
welk diersoort het betreft, het aantal dieren dat men jaarlijks gedurende een periode
van drie jaar wil slachten. Met vermelding van het maximum aantal dieren per dag,
opgesplitst per diersoort; of als het een behoefteverklaring voor het islamitisch
offerfeest betreft dan slechts de behoefte voor één offerfeest. Met vervelding van het
maximum aantal dieren per dag, opgesplitst per diersoort;
Vermeld dient te worden of het een aanvraag betreft voor slachten alleen tijdens het
offerfeest, slachten gedurende het gehele jaar, of voor beide genoemde
mogelijkheden. In het laatste geval dient er een duidelijke opsplitsing in aantallen te
slachten dieren worden gemaakt voor het offerfeest en gedurende het gehele jaar;
B2) Aanvraag betreffende slachten volgens de islamitische ritus, offerfeest:
Volgens artikel 44 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren moet de aanvraag
worden ingediend door één of meer organisaties die geacht kunnen worden alle of
een bepaalde groep islamieten in Nederland te vertegenwoordigen, met vermelding
welk slachthuis het betreft;
Praktisch is: dat het indienen van de aanvraag gebeurt door de directie van het
betreffende slachthuis;
Er wordt gebruik gemaakt van het standaard aanvraagformulier van de RVV; dan wel
alle onderwerpen zoals genoemd op dit aanvraagformulier zijn vastgelegd in een
eigen brief/document van de organisatie die een aanvraag indient:
Expertisecentrum LNV 41
Het aanvraagformulier wordt jaarlijks 3 maanden voor het naderende offerfeest door
de RVV Kringen toegestuurd aan alle slachthuizen in de betreffende kringen.
Er moet een verklaring aanwezig zijn dat in het deel van Nederland dat door het
betreffende slachthuis van vlees wordt voorzien behoefte bestaat, gedurende het
offerfeest van het betreffende jaar, aan vlees geslacht volgens de islamitische ritus. In
deze behoefteverklaring dient opgenomen te zijn: welke diersoort het betreft, het
aantal dieren dat men tijdens het offerfeest wil slachten. Met vermelding van het
maximum aantal dieren per dag, opgesplitst per diersoort;
C) Aanvraag betreffende ritueel slachten voor export:
De aanvraag wordt ingediend door de organisatie genoemd onder onderdeel A) of
onderdeel B1), B2), afhankelijk welk vlees, volgens welke ritus geslacht, het betreft.
Tevens vermelding welk slachthuis het betreft;
Er moet een verklaring aanwezig zijn dat van een Israëlitische of islamitische
groepering in het land, waarvoor de export bestemd zal zijn, dat er behoefte bestaat
aan import van vlees volgend de desbetreffende ritus geslachte dieren. In deze
behoefteverklaring dient opgenomen te zijn: welke diersoort het betreft, het aantal
dieren dat men wil slachten per één jaar met vermelding van het maximum aantal per
dag;
D) Adres waar aanvraag ingediend moet worden:
De Kringdirecteur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees
Kring xxxxx
Adres
Postcode + vestigingsplaats
E) Afhandeling aanvraag door RVV Kring:
Controle door RVV Kring of de aanvraag conform bovenstaande is ingediend; Het is
bij de aanvraag voor het offerfeest toegestaan dat de behoefteverklaring later wordt
toegezonden.
Zenden ontvangstbevestiging aan het betreffende slachthuis; Als voor een aanvraag
voor het offerfeest de behoefteverklaring ontbreekt moet dit expliciet vermeld
worden en worden aangegeven dat uiteindelijke beslissing over de aanvraag alleen
wordt opgenomen na ontvangst van de behoefteverklaring; Als de aanvraag in andere
situaties dan hiervoor genoemd niet conform de voorwaarden is ingediend dan
vermeld de ontvangstbevestiging dat aanvraag niet in behandeling wordt genomen.
Tevens worden dan de non-conformiteiten vermeld.
Indien conform dan doorzenden aanvraag van RVV Kring naar RVV district waar
betreffend slachthuis is gelegen ter verificatie van de gegevens:
- Beschikt het slachthuis over de juiste outillage?
- Kunnen de aangevraagde aantallen dieren op de juiste wijze hygiënische worden
geslacht in het betreffende slachthuis?
- Is de behoefteverklaring een juiste weergave van de realiteit? Dit is niet goed te
verifiëren. De behoefteverklaring is indicatief. Het is niet toegestaan om te vragen
naar het aantal leden van de betreffende moslimgemeenschap. Bij twijfel aan de
realiteitswaarde van de behoefteverklaring contact opnemen met Centrale
Directie RVV, afdeling keuringen;
Zenden herinnering (na 4 weken uiterste inleverdatum aanvraag) tot het nazenden
van een behoefte verklaring als bij de oorspronkelijke aanvraag geen
behoefteverklaring was toegevoegd; Dit geldt alleen bij aanvragen voor het
islamitisch offerfeest;
Samenstellen bedrijfsdossier. Het hier bedoelde bedrijfsdossier is als volgt
samengesteld:
- ingevuld aanvraagformulier tot aanwijzing,
- ingevulde behoefte verklaring,
- ingevuld formulier "bedrijfsgegevens aanwijzing slachthuis ritueel slachten",
- advies van de Kringdirecteur betreffende de aanvraag (positief of negatief).
Zenden van compleet bedrijfsdossier aan Centrale Directie RVV, afdeling Keuringen;
F) Afhandeling aanvraag door Centrale Directie RVV, afdeling Keuringen:
42 Expertisecentrum LNV
Controle op compleetheid van bedrijfsdossier;
Indien bedrijfsdossier niet compleet: betreffende Kring dossier laten completeren;
Indien bedrijfsdossier compleet:
Bij positief advies: doorsturen genoemd bedrijfsdossier aan Directie Juridische Zaken
Ministerie LNV;
Bij negatief advies: doorsturen genoemd bedrijfsdossier aan Directie Juridische Zaken
Ministerie LNV;
Als beschikking met aanwijzing/afwijzing van slachthuis ontvangen is van JZ dan
doorzenden aan betreffende RVV Kringdirecteur;
Een up-to-date lijst van de door middel van een beschikking aangewezen slachthuizen
wordt in de relevante RVV-instructiebundels bijgehouden(?).
G) Afhandeling aanvraag en positief advies door Directie JZ van Ministerie
LNV:
Beschikkingstekst klaarmaken met daarin de aanwijzing van het betreffende
slachthuis voor toestaan van ritueel slachten, met daarin de parameters opgenomen
over offerfeest/gedurende gehele jaar, diersoort(en); aantallen; binnenland/export;
Beschikkingstekst laten voorzien van de benodigde parafen, inclusief die van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Beschikking laten tekenen door onze Minister;
Beschikking laten publiceren in de Staatscourant;
Beschikking toesturen aan belanghebbenden:
betreffende slachthuis;
Centrale directie RVV, afdeling Keuringen.
De bedrijven zullen met behulp van een zogenaamde "bulk"-beschikking aangewezen
worden volgens artikel 44 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
H) Afhandeling aanvraag en negatief advies door Directie JZ van Ministerie
LNV:
Beschikkingstekst klaarmaken met daarin de afwijzing van de betreffende aanvraag
van het slachthuis voor toestaan van onbedwelmd ritueel slachten;
Beschikkingstekst laten voorzien van de benodigde parafen, inclusief die van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Beschikking laten tekenen door onze Minister;
Beschikking toesturen aan belanghebbenden:
- betreffende slachthuis;
- Centrale Directie RVV, afdeling Keuringen.
Expertisecentrum LNV 43
44 Expertisecentrum LNV
Bijlage 3 Aanwijzingen voor ritueel slachten
gedurende het gehele jaar
Tabel 1 Overzicht van de aanwijzingen van aantal te slachten schapen en geiten
Provincie 1998 1999 2000 2001 2002 2003
Groningen 1.658 1.658 1.658 750 850 900
Friesland 1.120 1.500 2.050 - - -
Drenthe - - - - - -
Overijssel 13.870 13.870 13.870 8.800 8.800 8.800
Gelderland 71.310 73.945 76.085 92.399 99.781 102.123
Utrecht 86.624 92.999 92.616 89.800 95.200 100.700
Noord-Holland 148.340 153.440 158.465 232.980 236.000 239.050
Zuid-Holland 11.030 11.030 11.030 21.500 21.700 21.700
Zeeland 250 250 250 2.825 2.825 2.825
Noord-Brabant 110.900 121.075 131.075 132.410 132.440 133.390
Limburg 13.450 13.500 13.500 16.000 17.000 18.000
Nederland 458.552 483.267 500.599 597.464 614.596 627.488
Tabel 2 Overzicht van de aanwijzingen van aantal te slachten runderen
Provincie 1998 1999 2000 2001 2002 2003
Groningen 186 186 186 150 150 150
Friesland - - - - - -
Drenthe - - - - - -
Overijssel 2.400 2.400 2.400 262 262 262
Gelderland 7.190 7.390 7.440 9.882 10.247 10.517
Utrecht 1.404 1.404 1.404 1.800 1.820 1.850
Noord-Holland 36.510 37.150 37.690 33.670 33.770 33.820
Zuid-Holland 1.510 1.510 1.510 1.300 1.350 1.350
Zeeland - - - 20 20 20
Noord-Brabant 1.160 1.170 1.180 417 430 460
Limburg - - - - - -
Nederland 50.360 51.210 51.810 47.501 48.049 48.429
Expertisecentrum LNV 45
46 Expertisecentrum LNV
Bijlage 4 Aanwijzingen voor het offerfeest
Tabel 1 Overzicht van de aanwijzingen van aantal te slachten schapen en geiten
tijdens het offerfeest
Provincie 1998 1999 2000 2001
Groningen 560 750 620 900
Friesland 195 335 305 320
Drenthe 135 60 150 100
Overijssel 1.290 1.370 1.350 1.250
Gelderland 7.650 9.445 8.110 11.030
Utrecht 5.400 6.660 6.525 6.210
Noord-Holland 6.400 7.495 7.185 7.950
Zuid-Holland 2.480 3.810 3.620 3.575
Zeeland 1.070 955 995 930
Noord-Brabant 6.000 5.275 6.910 5.755
Limburg 815 875 1.450 1.200
Nederland 31.995 37.030 37.220 39.220
Tabel 2 Overzicht van de aanwijzingen van aantal te slachten runderen tijdens het
offerfeest
Provincie 1998 1999 2000 2001
Groningen 20 20 25 10
Friesland - - 18 25
Drenthe - - - -
Overijssel 75 77 80 65
Gelderland 376 645 693 645
Utrecht 105 60 130 55
Noord-Holland 667 695 840 150
Zuid-Holland 130 145 142 86
Zeeland - 10 15 12
Noord-Brabant 155 210 220 190
Limburg - - - -
Nederland 1.528 1.862 2.163 1.238
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit