PERSCOMMUNIQUE nr. 88/08 European Union



11 december 2008

Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-297/07

Staatsanwaltschaft Regensburg / Klaus Bourquain

HET VERBOD OM TWEE KEER TE WORDEN BERECHT TER ZAKE VAN DEZELFDE FEITEN GELDT OOK VOOR EEN VEROORDELING DIE NOOIT ONMIDDELLIJK TEN UITVOER KON WORDEN GELEGD

Deze uitlegging beoogt te voorkomen dat een persoon die zijn recht op vrij verkeer uitoefent, daardoor voor dezelfde feiten op het grondgebied van verschillende overeenkomstsluitende staten wordt vervolgd

Klaus Bourquain, een Duits staatsburger die dienst had genomen in het vreemdelingenlegioen, is in 1961 bij vonnis van een Frans militair gerecht in Algerije wegens desertie en doodslag bij verstek ter dood veroordeeld. Door dit gerecht is bewezen verklaard dat Bourquain tijdens een desertiepoging een andere legionair, eveneens van Duitse nationaliteit, die deze poging wilde verijdelen, heeft doodgeschoten. Bourquain, die is uitgeweken naar de Duitse Democratische Republiek, is nooit voor het gerecht verschenen.

Volgens het in 1961 geldende wetboek van militair strafrecht zou de straf in geval van heropduiken van Bourquain niet ten uitvoer zijn gelegd, maar zou een nieuw proces zijn ingeleid in zijn aanwezigheid, waarna de eventuele oplegging van een straf zou hebben afgehangen van de uitkomst van dit nieuwe proces.

Na het vonnis van het militaire gerecht is tegen Bourquain noch in Frankrijk noch in Algerije enige andere strafvervolging ingesteld. In 2002 heeft het Openbaar ministerie van Regensburg een onderzoeksprocedure tegen hem ingeleid, teneinde Bourquain voor het in Algerije gepleegde strafbare feit in Duitsland te laten berechten.

Op het tijdstip waarop de nieuwe procedure in Duitsland is ingeleid, kon de in 1961 opgelegde straf in Frankrijk niet ten uitvoer worden gelegd. In de eerste plaats was deze straf verjaard, en in de tweede plaats had dit land een amnestiewet voor de gebeurtenissen in Algerije afgekondigd.

Het Landgericht Regensburg, bij welke rechterlijke instantie de zaak aanhangig is gemaakt, betwijfelt evenwel of de nieuwe strafvervolging rechtmatig is. Het verzoekt het Hof om zich uit te spreken over de toepassing van het beginsel ne bis in idem in de Schengen-ruimte. Dit beginsel staat eraan in de weg dat een persoon die in een staat van de Schengen-ruimte bij onherroepelijk vonnis is berecht, voor dezelfde feiten in een andere staat kan worden vervolgd, met name wanneer de straf niet meer ten uitvoer kan worden gelegd.

In zijn arrest van vandaag verklaart het Hof dat het verbod om twee keer te worden berecht ter zake van dezelfde feiten, ook geldt voor een veroordeling die wegens procedurele bijzonderheden nooit onmiddellijk ten uitvoer kon worden gelegd.

Het Hof preciseert allereerst dat een veroordeling bij verstek in beginsel eveneens een procedurebeletsel tegen de inleiding van een nieuwe strafprocedure voor dezelfde feiten kan opleveren.

Vervolgens stelt het Hof vast dat het in 1961 uitgesproken verstekvonnis een onherroepelijk vonnis is, ondanks het feit dat de straf niet onmiddellijk ten uitvoer kon worden gelegd wegens de procedurele verplichting om een nieuw proces in te leiden ingeval de veroordeelde opnieuw zou zijn opgedoken.

Bovendien verwerpt het Hof de stelling dat het beginsel ne bis in idem vereist datde straf minstens op het tijdstip van de datum van de uitspraak ervan onmiddellijk ten uitvoer moet kunnen worden gelegd. Het komt erop aan dat de straf niet meer ten uitvoer kan worden gelegd op het tijdstip waarop de nieuwe strafvervolging wordt ingesteld.

Volgens het Hof wordt deze uitlegging bevestigd door de doelstelling van het Schengen-acquis, dat ertoe strekt te voorkomen dat een persoon die zijn recht op vrij verkeer uitoefent, daardoor op het grondgebied van verschillende lidstaten wordt vervolgd ter zake van dezelfde feiten. Dit recht op vrij verkeer kan alleen dan doeltreffend worden gewaarborgd indien de betrokkene de zekerheid heeft dat hij zich, na veroordeeld te zijn en wanneer de hem opgelegde straf volgens het recht van de veroordelende lidstaat niet meer ten uitvoer kan worden gelegd, binnen de Schengen-ruimte zal kunnen verplaatsen zonder te hoeven vrezen dat hij in een andere lidstaat wordt vervolgd.

Aangezien in deze zaak vaststaat dat de opgelegde straf in 2002, toen in Duitsland de tweede strafprocedure werd ingeleid, niet meer ten uitvoer kon worden gelegd, zou het in strijd zijn met de nuttige toepassing van het beginsel ne bis in idem om dit beginsel niet toe te passen enkel wegens de bijzonderheden van het Franse procesrecht die de tenuitvoerlegging van de straf afhankelijk stelden van een nieuwe, in aanwezigheid van de verdachte uitgesproken veroordeling.

Bijgevolg beslist het Hof dat het verbod om ter zake van dezelfde feiten twee keer te worden berecht, van toepassing is op een strafprocedure die in een overeenkomstsluitende staat is ingeleid wegens feiten waarvoor de verdachte in een andere overeenkomstsluitende staat reeds bij onherroepelijk vonnis is berecht, ook wanneer de hem opgelegde straf volgens het recht van de staat waar hij is veroordeeld nooit onmiddellijk ten uitvoer kon worden gelegd wegens procedurele bijzonderheden.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Beschikbare talen: FR CS DE EN ES EL HU IT NL PL RO SK

De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof

http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=recherche r&numaff=C -297/07

vanaf ongeveer 12.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught.

Tel: 00 352 4303 2170 Fax: 00 352 4303 3656