ChristenUnie
Bijdrage Arie Slob begroting OCW
Bijdrage Arie Slob begroting OCW
dinsdag 09 december 2008 13:58
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Eigenlijk zou ik hier niet moeten staan. Niet alleen
vanwege eerdere planningen, maar zoals sommigen weten is het vandaag
mijn trouwdag. Maar als het dan toch moet, dan alleen voor onderwijs!
De voorzitter:
Van harte gefeliciteerd.
De heer Slob (ChristenUnie):
Want naast mijn vrouw, draag ik ook het onderwijs een heel warm hart
toe.
Voorzitter. Gisteren is er al een aantal sprekers begonnen met terug
te kijken op de eerste periode van dit kabinet en ook met vooruit te
kijken. Dat is goed en sluit ook mooi aan bij de brief van de minister
aan de Kamer, een soort tussenbalans, getiteld "Het beste onderwijs".
Als ik terugkijk op de eerste periode, dan kan ik niet anders stellen
dan dat onderwijs weer hoog op de politieke agenda staat. Daar heeft
overigens ook in het afgelopen jaar de commissie-Dijsselbloem een
bijdrage aan geleverd. Maar het heeft ook alles te maken met de
afspraken die in het coalitieakkoord zijn gemaakt en die langzaam maar
zeker nu in de uitvoering terecht zijn gekomen. Een heel belangrijke
stap in het afgelopen jaar was het verbeteren van de positie van de
leerkracht. Ik hoop overigens wel dat het in het voortgezet onderwijs
nog gaat lukken om voor het eind van het kalenderjaar een cao af te
sluiten, maar dat terzijde.
In het afgelopen jaar zijn, niet te vergeten, de kwaliteitsagenda's
gepresenteerd. Daar zijn al weer de nieuwe rondes voor ingezet.
Kortom, wij hebben het met elkaar over onderwijs en dat is meer dan
terecht. Er is veel gebeurd. Het is nu wel zaak, op die ingeslagen weg
verder te gaan en om, met het rapport van de commissie-Dijsselbloem in
de hand, de juiste afwegingen te maken. Ik heb zelf bij het debat over
het rapport van de commissie-Dijsselbloem als een van de belangrijkste
lessen geformuleerd dat grootschalige vernieuwingen, maar sowieso
vernieuwingen en veranderingen, niet op de Haagse tekentafel plaats
moeten vinden, maar met kleinere of grotere stappen in de praktijk,
waarin de man of de vrouw voor de klas bepalend zijn. Ik denk dat deze
conclusie breed in de Kamer werd gedeeld, ieder in zijn eigen
bewoordingen.
In dat opzicht kwam het pleidooi van de minister vorige week om het
keuzemoment voor leerlingen verder uit te stellen wel een beetje uit
de blauwe lucht vallen, zeg ik in alle oprechtheid. Natuurlijk is er
geen taboe op het bespreken van dit onderwerp. Er is niets zo
vervelend als leerlingen die opgesloten zitten in een eerder gemaakte
keuze. Maar dit soort discussies kun je niet zo maar vrijblijvend
opstarten. Graag hoor ik morgen van de minister hoe hij, uiteraard
Dijsselbloem-proof, de discussie over dit onderwerp verder wil voeren.
Een kleine voorzet van de kant van de fractie van de ChristenUnie. Wij
hebben geen enkele drang om het onderwijsbestel op zijn kop te zetten.
Als het om de moeite gaat van het maken van een goede studiekeuze,
zien wij meer in betere begeleiding en het vereenvoudigen van de
overstap tussen bijvoorbeeld vmbo en havo. Daar liggen zeker grote
struikelblokken.
Een discussie waar een uitgebreide, goede brief aan ten grondslag
ligt, is die over de menselijke maat in het onderwijs. Ik was daar erg
blij mee. Over die brief is goed nagedacht. Ook de Onderwijsraad heeft
een uitstekend advies over de schaalvergroting en de fusietoets
uitgebracht. Door te wijzen op de risico's op het gebied van
keuzevrijheid en legitimatie is de discussie eindelijk op het niveau
geplaatst waar deze hoort te liggen.
Ik vond dat tot nu toe de discussies in de Kamer veel te veel en veel
te eenzijdig werden gevoerd vanuit het sentiment dat groot slecht is
en klein goed. Er werd een tegenstelling gesuggereerd tussen
grootschalige besturen en kleinschaligheid op de werkvloer. Terecht
stelt de minister in zijn brief dat schaalvergroting op het niveau van
besturen maar een deel is van het hele verhaal. Deze schaalvergroting
is zeker relevant, maar voor de dagelijkse praktijk op scholen,
opleidingen en vestigingen is de schaal van de directe leer- en
werkomgeving veel relevanter. Daar zien wij dat kleinschaligheid ook
binnen grote verbanden valt te organiseren.
Deelt de minister mijn opvatting dat wij bij het zoeken naar
oplossingen om diversiteit en keuzevrijheid te waarborgen, ervoor
moeten waken te verzeilen in een nieuwe centraliseringslag en dat wij
recht moeten doen aan de autonomie van de instellingen en aan het
zelfregulerend vermogen van de sector als geheel? Ik heb daarop morgen
graag een reactie.
De heer Depla (PvdA):
Voorzitter. Ik ben vol verwachting over het zelfregulerend vermogen
van de sector. Wij kregen vandaag een mailtje van de directeur van de
Besturenraad. Hij zei dat het niet verstandig was om iets te doen aan
de fusies in de roc's, want, ik citeer: "De invoering van
competentiegericht onderwijs is een aangelegenheid die zich afspeelt
in de lagere regionen van de instellingen dan dat van het college van
bestuur en het intern toezicht. Wij zien de vermeende stapeling van
grote bestuurlijke operaties dan ook niet. Een fusiestop in het mbo op
dit moment zou de ontwikkeling van deze sector eerder frustreren dan
bevorderen." Deze directeur zegt dus dat het college van bestuur zich
niet bezighoudt met de invoering van het competentiegericht onderwijs,
dus wij kunnen best doorgaan met besturen. Uit dit voorbeeld blijkt
toch het beste dat het zelfregulerend vermogen van in ieder geval deze
club ons niet veel verder gaat brengen?
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Met mijn opmerking dat wij ervoor moeten oppassen in een
nieuwe centraliseringslag te komen, bedoel ik dat wij moeten proberen
de discussie op een verantwoorde wijze te voeren en recht te doen aan
de verscheidenheid zoals wij die in het onderwijs kennen. Er is
verschil tussen wat wij zien in het primair en het voortgezet
onderwijs en bij de roc-vorming. Ik ben niet van plan om op basis van
een mail conclusies te trekken. Natuurlijk, komen wij dit soort zaken
in de praktijk tegen. De Onderwijsraad zegt terecht dat het goed is
dat wij een fusietoets gaan instellen en proberen de beoordeling van
de fusies buiten de politiek te leggen opdat er een zuivere
beoordeling kan plaatsvinden.
De heer Depla (PvdA):
Wij zijn het een stuk meer met elkaar eens, mijnheer Slob. U zegt ook
dat er een fusietoets moet komen met onafhankelijk toezicht.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik vind dat de Onderwijsraad geweldige bruggen heeft geslagen. Mijn
fractie is steeds tegen de moties geweest zoals die in de Kamer aan
ons werden voorgelegd. Wij vonden die echt veel te eenzijdig. Het
sentiment waarover ik zojuist sprak, klonk daarin veel te veel door.
Met het advies van de Onderwijsraad en met de brief van de minister
zijn wij eindelijk op het niveau waar wij moeten zijn. Dat heeft jaren
geduurd; wij praten er al zo lang over! Laten oppassen en niet terug
stappen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. De heer Slob zegt dat er niets mis hoeft te zijn met
bestuurlijke schaalvergroting. De Onderwijsraad heeft erop gewezen dat
bestuurlijke schaalvergroting ertoe kan leiden dat in een bepaalde
regio maar één aanbieder is; één school! Dat is op nogal wat plaatsen
het geval. Slaat de heer Slob dat advies van de Onderwijsraad in de
wind?
De heer Slob (ChristenUnie):
Misschien moet de heer Jasper van Dijk het stenografisch verslag
morgen nog even teruglezen. Ik heb daaraan net aandacht besteed. Juist
dat is goed en daarom moeten wij er heel kritisch naar kijken, maar
niet vanuit het sentiment dat groot alleen slecht zou zijn en klein
goed zou zijn. Als de heer Van Dijk het onderwijsveld bezoekt, ziet
hij dat de praktijk vaak heel anders is en dat ook in grootschaligheid
kleinschaligheid georganiseerd kan worden. Op het moment dat in
bepaalde regio's ouders vanwege al die fusies nauwelijks meer een
keuze hebben, misschien zelfs helemaal geen keuze hebben, is er iets
aan de hand. Dan moeten wij ernaar kijken en proberen die diversiteit
te stimuleren.
De minister heeft aangegeven dat hij wil onderzoeken of op termijn de
stichtings- of toetredingsnormen zodanig kunnen veranderd dat het
eenvoudiger wordt voor nieuwe instellingen om toe te treden tot het
stelsel zonder dat aan kwaliteit wordt ingeboet.
Dat is ook een mogelijkheid om de keuzevrijheid te vergroten. Ik
ondersteun dit en wil er graag een aspect aan toevoegen. Volgens de
huidige regelgeving moet een nieuw te stichten school binnen vijf jaar
na start van de bekostiging de stichtingsnorm halen. In de praktijk
zijn er scholen die wel het reële uitzicht hebben op het bereiken van
de stichtingsnorm, maar waarvoor vijf jaar te kort is. Ik zou mij
kunnen voorstellen dat die scholen iets meer tijd geboden wordt,
bijvoorbeeld acht jaar. Dat getal van acht heb ik niet zelf verzonnen.
Het wordt ook door de onderwijsorganisaties genoemd. Alle
onderwijsorganisaties hebben in januari van dit jaar daarover een nota
laten verschijnen. Met deze voorgestelde termijn kunnen wij onnodige
doorstartprocedures of het op de langere termijn onnodig en ongewenst
samengaan met grotere schoolbesturen voorkomen. In een aantal
situaties is er de reële dreiging dat van dat onnodig samengaan. Graag
krijg ik morgen van de minister of van de staatssecretarissen een
reactie op deze suggestie.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Voorzitter. Ik wil nog even terugkomen op het punt van de
onafhankelijke toetsing. Daarover sprak de heer Slob. Ik begreep dat
hij de onafhankelijkheid belangrijk vindt bij een fusietoets. Gisteren
heb ik geopperd om onze Onderwijsinspectie onafhankelijker te maken
dan zij nu is. Deelt hij de visie van de VVD op dit punt? Is hij er
ook voor dat rapporten van de Onderwijsinspectie rechtstreeks naar de
Kamer worden gestuurd? Vindt hij ook dat wij rechtstreeks contact
moeten kunnen hebben met de inspectie en dat wij die gevraagd en
ongevraagd advies moeten kunnen laten uitbrengen?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb geen tijd gehad om uw beschouwing van gisteren te doordenken.
Vandaag hebben wij het debat over de kredietcrisis moeten voeren. Ik
was het wel eens met wat de heer Depla gisteren tegen u zei, namelijk
dat u op deze manier de politieke weging misschien helemaal uit handen
geeft. Bij de fusietoets is het uiteraard aan politiek om vast te
stellen aan de hand van welke normen er getoetst moet worden, maar zij
doet die toetsing niet zelf. Zij laat een andere instantie de toetsing
doen. Zij geeft bijvoorbeeld de NMa de verantwoordelijkheid op dit
punt. Ik meen dus dat het een niet helemaal vergelijkbaar is met het
ander. Echter, om recht te kunnen doen aan uw inbreng van gisteren,
zal ik daar nog eens goed naar kijken. Ik hoop er dan morgen op terug
te komen.
Voorzitter. De commissie-Dijsselbloem heeft voor de examens ook
aanbevelingen gedaan. De staatssecretaris heeft zich daarmee
vervolgens beziggehouden en de Kamer een aantal voorstellen
voorgelegd. Daarover moeten wij nog spreken. Om het maar kort samen te
vatten: het wordt lastiger om met onvoldoendes verder te komen. Men
mag slechts één vijf hebben voor de vakken Nederlands, Engels en
wiskunde. Wij zijn het eens met de inzet om de kwaliteit van het
behaalde diploma te versterken. Wel wil ik horen hoe doordacht een en
ander is. Dat zeg ik vooral omdat ik in het debat met de
commissie-Dijsselbloem aandacht heb gevraagd voor specifieke groepen
leerlingen, met name voor leerlingen met een niet-Nederlandse
achtergrond die met de huidige opzet van de eindexamens in feite
steeds opnieuw het examen Nederlands moeten doen. De kans wordt nu nog
groter dat zij alle eindexamens niet meer met een voldoende zullen
kunnen afsluiten. Als het moet dan moet het, maar op deze manier kan
wel de situatie ontstaan die met zich meebrengt dat leerlingen
uitvallen die met de huidige regels wel een diploma zouden halen en
die, zoals wij weten vanwege het feit dat hun vorderingen gemonitord
worden, het in het vervolgonderwijs vaak heel erg goed doen. Nogmaals,
als het niet anders kan, dan moet het zo, maar ik wil van de
bewindslieden vernemen of zij dit soort aspecten heeft betrokken bij
datgene wat zij de Kamer hebben voorgelegd.
Dan wil ik iets zeggen over de schoolkosten. Ik ben erg blij met de
stappen die wij in de afgelopen tijd op dit punt hebben gezet. Ik denk
natuurlijk aan de invoering van de gratis schoolboeken. De
staatssecretaris heeft overigens de ouders een prachtige brief
gestuurd. Ik begreep dat D66 daar wat moeite mee had, maar
waarschijnlijk kwam dat doordat de staatssecretaris was vergeten dat
D66 tegen de maatregel was. Niet alleen is deze actie geweldig voor de
ouders, maar zij is ook een geweldige impuls voor de scholen om een
meer gericht eigen leermiddelenbeleid te voeren voor zover zij daartoe
nog niet waren overgegaan. Ik vind de discussie over de verplichte
aanbesteding wel een smetje op het dossier, maar wij weten allen dat
ook zonder de gratis schoolboeken de verplichte aanbesteding er zou
zijn geweest. Dan hadden wij dus in dezelfde situatie verkeerd. Laten
wij proberen om dit goed in aanmerking te nemen.
De staatssecretaris heeft een prachtig convenant met de verschillende
partijen gesloten. Mijn waardering daarvoor! Ik hoop dat het met zich
meebrengt dat de juridisering minimaal zal zijn en dat er alle ruimte
zal zijn om de maatregel van de gratis schoolboeken in te voeren op de
manier die wij voor ogen hadden.
Ik vraag voorts aandacht voor de uitvoering van de motie die mijn naam
draagt en die bij de algemene politieke beschouwingen is ingediend.
Zij betreft het ov voor mbo-leerlingen. Ik heb de brief van het
kabinet gelezen en ik ben het eens met de lijn die daarmee wordt
uitgezet. Uiteraard willen wij de komende tijd nauwkeurig geïnformeerd
worden over de voortgang van de gesprekken. Ik vraag het kabinet wel
om een zo eenvoudig mogelijke uitvoering en ook om, als dat maar
enigszins mogelijk is, te streven naar invoering ingaande het
schooljaar 2009/2010.
U hoort aan mijn formuleringen dat ik zorgvuldigheid voorsta.
Ik vraag aandacht voor de Taskforce Technologie Onderwijs
Arbeidsmarkt. Het is onduidelijk wat hier precies mee gebeurt. EZ doet
er iets mee, maar het staat weer op de begroting van OCW. Er is
eenmalig een bedrag beschikbaar gesteld. Dat is echter alleen voor het
jaar 2008. Hoe gaat dat nu verder? Een heel gerichte afspraak hierover
mag niet verzanden, terwijl er een schreeuwend tekort is aan mensen
met deze kennis. Het gaat om het benadrukken van het technologieaspect
van deze taskforce en niet alleen de techniek.
Is er nog nieuws van het front van de leerstoelen onderwijsrecht? Ik
heb ergens in de verte iets gehoord wat mij aangenaam in de oren
klonk, maar ik krijg hier graag morgen meer duidelijkheid over.