Kamerbrief inzake de Toescheidingsovereenkomst met Suriname
11-12-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste
commissie voor Buitenlandse Zaken van 3 december 2008 met kenmerk
08-BuZa-B-129 inzake de Toescheidingsovereenkomst met Suriname.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Samenvatting
Artikel 5.2 van de Toescheidingsovereenkomst (TO) geeft een bepaalde
groep Nederlanders van Surinaamse herkomst het recht om te allen tijde
met hun gezin onvoorwaardelijk tot Suriname te worden toegelaten en
daar in alle opzichten als Surinamer te worden behandeld. Over de
reikwijdte en naleving van artikel 5.2 vindt op 12 en 13 december 2008
in Paramaribo ambtelijk overleg plaats met Suriname. Over de uitkomst
zal ik de Tweede Kamer informeren tijdens het Algemeen Overleg
Suriname op 17 december 2008.
De Toescheidingsovereenkomst (TO)
Bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 werden meerdere
verdragen gesloten tusen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Republiek Suriname. Een van die verdragen is de
Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten. Hoofddoel van de TO
was te bepalen welke bewoners van het Koninkrijk op 25 november 1975
de Surinaamse nationaliteit zou toevallen. Een soortgelijke
overeenkomst werd in 1949 met Indonesië gesloten.
Ten einde toekomstige remigratie naar Suriname te faciliteren verkreeg
een in de TO gedefinieerde groep Nederlanders van Surinaamse herkomst
op grond van artikel 5.2 van de TO het recht om te allen tijde met hun
gezin onvoorwaardelijk tot Suriname te worden toegelaten en daar in
alle opzichten als Surinamer te worden behandeld. Een verblijf van
twee jaar in Suriname zou vervolgens automatisch leiden tot het
verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit onder gelijktijdig verlies
van de Nederlandse nationaliteit.
De uitvoering van artikel 5.2 van de TO leidde al snel tot problemen.
Zo werden de Surinaamse Nederlanders niet altijd gelijkgesteld aan
Surinaamse staatsburgers, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van een baan
bij de overheid. Ook dreigde voor sommigen de facto staatloosheid
doordat enerzijds het Nederlanderschap na twee jaar automatisch
verloren ging, terwijl men anderzijds moeilijkheden ondervond bij het
verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit.
Deze problemen leidden ertoe dat artikel 5.2 van de TO in 1994 in
overleg tussen het Koninkrijk en Suriname is aangepast door het laten
vervallen van de bepaling dat na twee jaar verblijf in Suriname de
Surinaamse nationaliteit automatisch werd verkregen, als gevolg
waarvan het Nederlanderschap automatisch verviel. Nu staat in artikel
5.2 van de TO alleen dat betrokkenen het recht hebben om te allen
tijde met hun gezin onvoorwaardelijk tot Suriname te worden toegelaten
en daar in alle opzichten als Surinamer te worden behandeld. De
nationaliteitswissel na twee jaar verblijf in Suriname is vervallen
met het in 1994 gesloten protocol tot wijziging van de TO.
Surinaamse wens tot beëindiging van de TO
Suriname heeft begin 2005 aangegeven de Toescheidingsovereenkomst (TO)
te willen beëindigen. Naar de mening van Suriname heeft de TO zijn
voornaamste werk gedaan, zijnde het toewijzen van nationaliteiten. Met
dat laatste is Nederland het eens, met dien verstande dat in de TO ook
rechten van een groep Nederlanders van Surinaamse herkomst liggen
besloten die voldoende dienen te worden gewaarborgd. Dit standpunt is
meermalen herhaald in overleggen tussen MP Balkenende en President
Venetiaan, ook in mei en oktober 2008, alsmede in contacten tussen de
ministers resp. ministeries van Buitenlandse Zaken.
De reikwijdte van artikel 5.2
Vrijwel vanaf het begin van het Verdrag is er debat over de reikwijdte
van de rechten van Surinaamse Nederlanders in Suriname op grond van
artikel 5.2 van de TO, zowel tussen Suriname en Nederland, als in
beide landen. Daarbij staan twee visies tegenover elkaar. De eerste
`tekstuele' visie geeft een maximale uitleg aan de rechten die een
Nederlander van Surinaamse herkomst aan artikel 5.2 van de TO kan
ontlenen. De tweede visie stelt dat de `behandeling gelijk een
Surinamer' haar grenzen kent, die liggen in de Surinaamse grondwet. De
Surinaamse grondwet hanteert de Surinaamse nationaliteit als criterium
voor bepaalde rechten, zoals het kiesrecht.
President Venetiaan heeft eerder dit jaar in zijn gesprekken met MP
Balkenende aangegeven dat, wat Suriname betreft, in elk geval het
actief en passief kiesrecht niet onder artikel 5.2 van de TO zijn
begrepen. Dit standpunt heeft hij herhaald tijdens een recente
ontmoeting met de Surinaams-Nederlandse gemeenschap in Oegstgeest,
waarbij de President aangaf het onwenselijk te vinden als Surinaamse
Nederlanders op grond van de TO zouden proberen deel te nemen aan de
Surinaamse verkiezingen in 2010.
Ook binnen de Surinaamse gemeenschap in Nederland zijn er ten aanzien
van de reikwijdte van de TO twee stromingen zichtbaar. De eerste pleit
voor het onverkort handhaven van de TO, met een maximale reikwijdte.
De tweede groep geeft een pragmatischer, minder ruime, uitleg aan de
TO. Zo hecht men niet aan actief en passief kiesrecht in Suriname. Wel
wenst men vast te houden aan passages in de TO, die in de ruimste zin
des woords verband houden met het personenverkeer van de Surinaamse
Nederlanders van en naar Suriname, bijv. het recht om onvoorwaardelijk
(dan wel op basis van een soepele regeling) te worden toegelaten tot
Suriname, zich aldaar te vestigen en/of grond in eigendom te
verwerven. Daarbij wijst men ook op de familiebanden alsmede de wens
om bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van het land en/of in
Suriname te pensioneren. Zij refereren daarbij voorts aan landen als
India en Turkije, die oud-staatsburgers en hun nakomelingen deels
gelijkstellen aan de eigen burgers, bijv. op het vlak van binnenkomst
en verblijf, arbeid, investeren, het oprichten van ondernemingen en/of
het verwerven van onroerend goed. Mijn indruk is dat de meerderheid
van de Nederlanders van Surinaamse herkomst valt in de tweede groep,
die van de pragmatici.
Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft eerder dit jaar geopperd het
debat over de reikwijdte van artikel 5.2 op te lossen met een
`interpretatieve verklaring', die nader zou moeten aangeven welke
rechten de in de TO gedefinieerde groep Nederlanders van Surinaamse
herkomst aan de TO zou kunnen ontlenen en die zouden moeten worden
nageleefd. Ik onderschrijf zijn standpunt.
Ambtelijk overleg, daarna politieke besluitvorming
De oplossing van de problemen rondom de reikwijdte en naleving van de
TO zou het omvangrijke personenverkeer tussen Nederland en Suriname
ten goede komen. Dat is in het belang van honderduizenden mensen die
familie en vrienden hebben, of zaken doen, aan weerszijden van de
oceaan. Deze groep kan en wil ook met kennis en eigen middelen een
positieve bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van Suriname.
Tijdens mijn bezoek met minister-president Balkenende aan Suriname, op
13 en 14 mei jongstleden, is met president Venetiaan afgesproken het
ambtelijk overleg over de TO te hervatten. Een eerder ambtelijk
overleg in 2005 was niet conclusief. Suriname heeft aangeven op 12 en
13 december aanstaande in Paramaribo te kunnen overleggen. Een eerder
tijdstip bleek helaas niet mogelijk. De uitkomsten van het overleg zal
ik u toelichten tijdens het Algemeen Overleg Suriname op 17 december
aanstaande. Na het ambtelijk overleg volgt politieke besluitvorming.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken