Ministerraad
Meer ruimte burgemeesters om opvoedingsondersteuning af te dwingen
Persbericht | 12-12-2008
De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van minister Rouvoet
voor Jeugd en Gezin, mede namens de ministers Ter Horst van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Hirsch Ballin van
Justitie, om burgemeesters meer te betrekken bij het dwingend opleggen
van opvoedingsondersteuning. Het gaat daarbij onder meer om gevallen
waarbij sprake is van ernstige overlast of verloedering.
Op verzoek van het kabinet heeft de Raad van State juridisch advies
uitgebracht over de mogelijkheden tot het opleggen door burgemeesters
van verplichte opvoedingsondersteuning. Aanleiding hiervoor is een
verzoek van gemeenten om bij de bestrijding van overlast en
verloedering sneller en effectiever te kunnen ingrijpen. De Raad van
State concludeert op basis van internationale verdragen dat er strenge
eisen zijn aan het ingrijpen door de overheid in het gezinsleven. Die
eisen hebben te maken met aantoonbare dringende maatschappelijke
behoefte en met een zorgvuldige procedure. Zo moet bijvoorbeeld het
opleggen van gedwongen opvoedingsondersteuning altijd vooraf worden
getoetst door een rechter, tenzij het gaat om een acute en bedreigende
situatie.
Het kabinet kiest daarom voor een versterking van de positie van de
burgemeesters binnen het huidige stelsel van kinderbescherming.
Burgemeesters krijgen in het voorstel via de Raad voor de
Kinderbescherming toegang tot de kinderrechter. Het gaat dan om
situaties waarin opvoedingsondersteuning voor de ontwikkeling van het
kind noodzakelijk is, maar waarin deze niet vrijwillig wordt aanvaard.
Het kabinet stelt daarbij dat overlastproblematiek gezien kan worden
als (een aspect van) een voor de ontwikkeling van een kind bedreigende
situatie.
Als de Raad voor de Kinderbescherming en een burgemeester het met
elkaar oneens zijn over de noodzaak van verplichte
opvoedingsondersteuning, kan de burgemeester de Raad voor de
Kinderbescherming dwingen de zaak aan de kinderrechter voor te leggen.
Het is in alle gevallen aan de kinderrechter om een oordeel te vellen.
Het wetsvoorstel Herziening kinderbeschermingsmaatregelen, waarin dit
voorstel wordt opgenomen, wordt naar verwachting begin volgend jaar
bij de Tweede Kamer ingediend.