Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake reactie van de minister van Buitenlandse Zaken op de brief van de Samenwerkende Tamilorganisaties

Graag bied ik u hierbij op verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 21 november 2008 met kenmerk 08-BUZA-B-125 mijn reactie aan, op de brief van de Samenwerkende Tamilorganisaties.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoord van de heer Verhagen, minister van
Buitenlandse Zaken, op de brief van Samenwerkende
Tamilorganisaties, naar aanleiding van het verzoek vaste commssie voor Buitenlandse Zaken 08-BUZA-B-125 d.d. 21 november 2008

Het militair treffen tussen de Sri Lankaanse regering en de LTTE wordt door Nederland betreurd. Nederland heeft steeds het standpunt uitgedragen voorstander te zijn van een politieke oplossing en volledig te staan achter het vredesproces dat door Noorwegen is gefaciliteerd. Dit proces beoogt de strijdende partijen tot elkaar te brengen zodat naar een duurzame oplossing van het conflict toegewerkt kan worden. Dat de strijdende partijen sinds 2006 hebben gekozen voor de confrontatie, wordt door Nederland en de internationale gemeenschap betreurd. Nederland heeft zich in de afgelopen periode ingezet om Noorwegen te ondersteunen bij het vinden van openingen voor hervatting van de vredesdialoog. Daarnaast heeft Nederland ervoor gekozen om gericht aandacht te geven aan de mensenrechten- en de humanitaire situatie in Sri Lanka.

In diverse internationale bijeenkomsten, waaronder de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en de VN- Mensenrechtenraad, heeft Nederland samen met de EU-partners, de strijdende partijen opgeroepen om de mensenrechten en het internationaal humanitair recht te eerbiedigen. Daarbij is met name gewezen op de verantwoordelijkheid van de Sri Lankaanse regering om er voor te zorgen dat burgers worden beschermd en dat ernstige mensenrechtenschendingen worden onderzocht en bestraft. Nederland is initiatiefnemer en medefinancier geweest van de instelling van een internationale groep van waarnemers inzake mensenrechtenschendingen. Deze waarnemers volgden het werk van een - door de Sri Lankaanse regering ingestelde ­ onderzoekscommissie naar ernstige sschendingen. De groep van waarnemers besloot in april 2008 zijn werkzaamheden te beëindigen omdat de regering geen gevolg gaf aan de aanbeveling om de onafhankelijkheid van de onderzoeken te garanderen en getuigen te beschermen. In juni 2008 bezocht de Nederlandse mensenrechtenambassadeur, samen met zijn Zweedse en Spaanse collega, Sri Lanka. Tijdens dit bezoek hebben zij de regering gezamenlijk opgeroepen de onderzoeken naar schendingen te bespoedigen en maatregelen te nemen tegen de heersende straffeloosheid. Ook riepen de mensenrechtenambassadeurs de regering op om - in navolging van de aanbeveling aan de regering van het VN-Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten - internationale waarneming toe te laten. De Sri Lankaanse regering heeft echter geen gevolg gegeven aan deze oproepen.

Nederland hoopt dat het onlangs genomen besluit van de Europese Commissie om een onderzoek in te stellen naar de implementatie en naleving van internationale verdragen door Sri Lanka, de regering zal bewegen tot andere gedachten. De Commissie heeft tot dit onderzoek besloten in verband met de aanvraag van Sri Lanka tot verlenging van de overeenkomst met de EU inzake preferentiële toegang van Sri Lankaanse producten tot de EU, beter bekend als het Algemene Preferentiestelsel (APS). De EU en Nederland hopen dat de dialoog over het onderzoek de Sri Lankaanse regering zal bewegen tot gedragswijziging en samenwerking, hetgeen uiteindelijk kan leiden tot verbetering van de mensenrechten in Sri Lanka.

Het lot van burgers in het noorden, waar momenteel een hevige strijd wordt gevoerd tussen het leger en de LTTE, baart ernstige zorg. Hulporganisaties schatten in dat er meer dan 200.000 ontheemden zijn. Aan beide zijden vallen door het conflict veel slachtoffers. Ook maakt Nederland zich zorgen over de berichten dat de Tamilbevolking door de LTTE als menselijk schild wordt gebruikt en soldaten, in het bijzonder kindsoldaten, onder dwang worden gerecruteerd. De burgers in de Vanni zijn niet vrij om te vertrekken uit het oorlogsgebied naar het humanitaire centrum in Vavuniya. Sinds internationale en nationale hulpverlenende organisaties in opdracht van de regering het gebied hebben moeten verlaten omdat hun veiligheid niet meer kon worden gegarandeerd, dringt Nederland er samen met andere donoren bij de regering op aan om waarnemers mee te laten reizen met voedsel- en andere humanitaire konvooien. De regering heeft hiermee ingestemd. De Nederlandse ambassadeur in Colombo is samen met de Zwitserse ambassadeur naar Vavuniya en omliggende plaatsen in het noorden afgereisd om persoonlijk poolshoogte te nemen van de noodsituatie en van de hulpverlening die door de regering vanuit Vavuniya wordt gecoördineerd. Geconstateerd werd dat de hulpverlening van de autoriteiten en het leger in de districten die bezocht zijn, in het licht van de ernst en de gevolgen van de oorlogssituatie, redelijk functioneert. Het gevaar voor verslechterende omstandigheden is echter volop aanwezig. Via het Consultatieve Comité voor Humanitaire Assistentie (CCHA) worden de ontwikkelingen gevolgd. Daarbij is de inbreng van het internationale Rode Kruis (ICRC), dat als enige hulpverlener in het gebied mocht blijven, van groot belang. De CCHA die vertegenwoordigers van lokale en nationale overheden, VN- en andere hulporganisaties en donoren bij elkaar brengt, biedt eveneens een platform om de strijdende partijen op te roepen de mensenrechten en internationaal humanitair recht te respecteren.

Nederland blijft zich inspannen voor vrede en zal aandacht blijven geven aan de mensenrechten- en humanitaire situatie.