Nederlandse Politiebond
RAPPORT STAAL TE MILD VOOR KORPSBEHEERDER ZEELAND
De bestuurscultuur in het regiokorps Zeeland heeft jarenlang ernstig
te wensen overgelaten en het is goed geweest dat de ondernemingsraad
daarover de noodklok heeft geluid. Dat zijn twee van de belangrijkste
conclusies in het gisteren gepresenteerde rapport ´Dubbele waarheden
in beeld´ naar mogelijke misstanden in het regiokorps Zeeland. De
minister van BZK had oud-Commissaris van de Koningin Boele Staal
gevraagd de gebeurtenissen in het korps te onderzoeken nadat de
ondernemingsraad in juli van dit jaar het vertrouwen had opgezegd in
zowel de korpsleiding als de korpsbeheerder.
Staal concludeert in het rapport ook dat de bestuursproblemen
eigenlijk geen gevolgen hebben gehad voor de kwaliteit van de
politiezorg in Zeeland als zodanig. De politiemensen op de werkvloer
zijn gewoon kwaliteit blijven leveren en ook de burgers hebben
daardoor eigenlijk niets gemerkt van de strubbelingen binnen het
korpsbestuur. Dit verbaast de NPB niets; uitvoerende politiemensen
staan bekend om hun loyaliteit aan het vak.
Verantwoordelijkheid
De NPB is wel verbaasd over het antwoord van Boele Staal op de vraag
wie verantwoordelijk moet worden gehouden voor de zich jarenlang
voortslepende vertrouwens- en integriteitsproblemen. Volgens hem zijn
dat alle partijen die binnen het bestuur van het korps actief zijn: de
korpschef, de korpsleiding, de korpsbeheerder, het managementteam (de
districtschefs) en de OR.
Uitzonderingspositie
Staal stelt voor om de samenstelling van al deze bestuursorganen te
wisselen, maar om een of andere reden mag de korpsbeheerder van hem
blijven zitten. De NPB vindt dat deze uitzonderingspositie niet te
rechtvaardigen is op basis van de bevindingen in het rapport over het
functioneren van de korpsbeheerder. Die maken onder andere duidelijk
dat het bestuurlijk overleg tussen korpschef en korpsbeheerder
inhoudelijk niet veel voorstelde.
Onvoldoende tegengas
Dit soort zaken wordt echter afgezwakt door te wijzen op het
onvoldoende geven van tegengas vanuit de rest van het bestuur en door
te suggereren dat alles met de beste bedoelingen is gedaan. Op die
manier wordt een weinig constructieve korpscultuur onterecht met de
mantel der liefde bedekt. De NPB adviseert het regionaal college (=
alle burgemeesters in de politieregio) bij zichzelf te rade te gaan of
personen daar wel op hun plek moeten blijven zitten.
Opvallend aspect in het rapport dat wij niet onvermeld willen laten is
de voorzet die het rapport geeft voor een landelijk politiebestel.
Volgens het rapport heeft nergens in het openbaar bestuur samenwerking
van onderop geleid tot blijvend resultaat en zou dit de lappendeken
alleen maar vergroten. Het rapport zinspeelt alvast op één
politieorganisatie. Een opmerkelijke aanbeveling, gezien het tijdstip
waarop de uitkomsten van het onderzoek naar buiten zijn gebracht!
Al met al voldoende aanleiding om erg nieuwsgierig te zijn naar de
reactie van de opdrachtgeefster voor het onderzoek, minister Ter Horst
van BZK.
Tot slot: de NPB beschikt nog niet over de stukken die aan het rapport
ten grondslag liggen. Ons oordeel is daarom van voorlopige aard. Als
de onderliggende stukken daartoe aanleiding geven zullen we daarop ook
nog reageren.
Gepubliceerd op 12 december 2008 door Dick Harte.
Overname van dit nieuwsbericht is toegestaan, mits met bronvermelding:
Nederlandse Politiebond - www.politiebond.nl ©2008.