abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
12 december 2008 1
Ons kenmerk Uw kenmerk
VENW/DGP-2008/1459 -
Onderwerp
Beantwoording vragen naar aanleiding van het algemeen overleg MIRT op 26 juni 2008
Geachte voorzitter,
In het hierboven genoemde algemeen overleg heb ik toegezegd een aantal gestelde
vragen schriftelijk af te doen. In deze brief ga ik nader in op de vragen over:
1. De N57 Europoort-Hellevoetsluis;
2. De afslag A2 Utrecht West;
3. Fijnstofpercentages respectievelijk gebiedsafbakening;
4. De N293 (verbindingsroute van de A73 nabij Roermond);
5. Tevens geef ik u antwoord:
a. Op vragen In het MIRT-overleg van 17 december 2007 over de door de provincie
Limburg gewenste verbreding van de Maasbrug in de N280 en de brug bij
Nederweert;
b. Mijn toezegging bij de schriftelijke behandeling van de begroting (vraag 006/
Hoofdstuk XII en 010/MIRT) om vóór de MIRT-behandeling een overzicht te
geven van de openstellingen per baanvak en wegnummer.
Eerder heeft u reeds een reactie gekregen op een artikel in de Delftse Post over de A4
Midden-Delfland, de keersluis Zwartsluis en de A73.
1. Toezegging:
De minister komt schriftelijk terug op de vraag of de VINEX-wijk bij Hellevoetsluis
toereikend is ontsloten en of een verbreding van de N57 nodig is (mede gezien het feit dat
de 2e Maasvlakte zal worden ontwikkeld)?
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VENW/DGMO-2008/1459
Antwoord:
Kijkend naar de toekomstige situatie, rekening houdend met de ontwikkelingen van de 2e
Maasvlakte en de VINEX-wijk bij Hellevoetsluis, kan gesteld worden dat de VINEX-wijk
toereikend wordt ontsloten. Recentelijk hebben enkele aanpassingen op de N57
plaatsgevonden die de doorstroming en veiligheid ten goede komen. Het gaat hierbij om
de aanleg van drie zogenaamde turborotondes (Nieuwe weg, Zwarte dijk, N497). Een
algehele verbreding van de N57 is niet nodig.
2. Toezegging:
De minister komt schriftelijk spoedig terug op de vraag over de afslag A2 Utrecht West.
Antwoord:
Ik neem aan dat de vraag betrekking heeft op het afsluiten van de afslag Oog in Al op de
A2 (afrit 7). De situatie is dat deze afslag permanent is verplaatst. Dit in het kader van de
verbreding van de A2 naar 2x5 rijstroken en de bouw van de bovengrondse tunnel A2 bij
Leidsche Rijn. In de tunnel komen geen op- en afritten.
De bestaande afrit 7 is op 21 december jl. gesloten en vervangen door een nieuwe afrit bij
Lage Weide, zo'n 3 kilometer noordelijker. Dit besluit is in goed overleg met de gemeente
Utrecht tot stand gekomen.
3. Toezegging:
In het AO MIRT van 26 juni jl. (Kamerstuk 31 200 A, nr. 94) heeft u mij verzocht u te
informeren over fijnstofpercentages en over van de wet afgeleide regelingen die bepalend
zijn voor de gebiedsafbakening.
Antwoord:
Mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, voldoe ik
hierbij aan uw verzoek.
In Nederland wordt van het totaal aan concentraties fijn stof ongeveer 4% door het
wegverkeer veroorzaakt en ongeveer één derde komt uit het buitenland. Meer dan de
helft van het fijn stof is van natuurlijke oorsprong (zeezout, bodemstof).
Van het totaal aan concentraties NO2 wordt ongeveer 32% veroorzaakt door het
wegverkeer en ongeveer een kwart komt uit het buitenland (bron: MNP,
`Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland rapportage
2008').
Lokaal of regionaal verschilt het niveau van de concentraties fijn stof en NO2. Het niveau
in de Randstad is bijvoorbeeld hoger dan in het noorden van Nederland. De concentraties
in een regio of stad zijn daarnaast uit verschillende onderdelen opgebouwd. Allereerst zijn
er de achtergrondconcentraties die veroorzaakt worden door nationale en buitenlandse
bronnen. In stedelijke gebieden zijn verhoogde concentraties aanwezig. Ten slotte
vertonen de concentraties fijn stof en NO2 een `piek' op specifieke locaties, zoals bij
---
VENW/DGMO-2008/1459
drukke wegen (zie ook de figuur hieronder). Hieruit mag eveneens blijken dat het aandeel
van de verkeersemissies in de concentraties eveneens locaal of regionaal verschilt. Het
niveau in een regio of stad met relatief veel verkeer is hoger dan in een regio of stad met
relatief weinig verkeer.
Voorbeeld van de concentratieopbouw van NO2 in een stad (Milieubalans 2007, MNP).
In mijn brief van 23 juni 2008 (Kamerstuk 31 200 XII/31 200 A, nr. 87) heb ik
aangegeven dat de 80 km zones zijn ingesteld om de lokale luchtkwaliteit te verbeteren
op die plaatsen waar sprake is van een knelpunt van de luchtkwaliteit. De 80 km zones
zijn met andere woorden ingesteld om de hierboven genoemde `piek' te verminderen.
Uit de evaluatie van de 80 km zones, waarover ik u in mijn bovengenoemde brief heb
geïnformeerd, is gebleken dat de verkeersemissies fijn stof in de 80km-zone met ongeveer
10% en NO2 met 20-30% zijn afgenomen. De verkeersemissies vormen slechts één van
de bijdragen aan de totale concentraties in de directe nabijheid van de weg. Voor de totale
concentraties in de nabijheid van de weg resulteert de snelheidsmaatregel in een
gemiddelde vermindering van ongeveer 1-2% fijn stof en ongeveer 5% NO2.
Het effect van een 80 km maatregel neemt snel af naar mate de afstand van de weg
groter wordt. In het algemeen bedragen de verkeersemissies op 100 meter afstand van de
weg nog ongeveer de helft van de verkeersemissies in de directe nabijheid van de weg.
Het positieve effect van een snelheidsmaatregel is daarom tot over enkele honderden
meters afstand van de weg waarneembaar (zie ook de grafiek hieronder).
---
VENW/DGMO-2008/1459
A20 Rotterdam
In mijn brief van 23 juni 2008 heb ik aangegeven dat uitgangspunt bij het snelhedenbeleid
een maximumsnelheid van 120 km/u is. In deze brief heb ik daarnaast aangegeven dat uit
de evaluatie van de 80 km zones blijkt dat het succes van de 80 km maatregel voor de
doorstroming van het verkeer wisselt. De doorstroming op de noordbaan A20 in
Rotterdam en de A12 bij Voorburg stad uit is sterk verslechterd. Voorts heb ik aangegeven
dat onder meer vanwege het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit een
permanente verhoging van de maximumsnelheid op deze 80 km zones welhaast
onmogelijk is. Mede hierom wil ik daar experimenteren met dynamische
maximumsnelheden. In mijn brief heb ik ten slotte aangegeven dat indien de
experimenten een positief resultaat laten zien, dus ook met betrekking tot de
luchtkwaliteit, ik het einde van de 80 km maatregel voorzie.
In het Kabinetsstandpunt Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit wordt
overigens eveneens ingegaan op de invloed van het verkeer op de luchtkwaliteit. Ik zou u
daarom ook hiernaar willen verwijzen.
Voor wat betreft de van de wet afgeleide regelingen die bepalend zijn voor de
gebiedsafbakening bericht ik u het volgende.
In het wetsvoorstel versnelling besluitvorming wegprojecten, dat ik u onlangs heb
aangeboden, is een aangepaste afbakening van het onderzoeksgebied voor luchtkwaliteit
opgenomen. In het wetsvoorstel wordt het onderzoeksgebied in de Spoedwet
wegverbreding en de Tracéwet beperkt tot één kilometer aan weerszijden van de aan te
passen weg. In de lengterichting beslaat het onderzoeksgebied het wegvak tussen de
voorafgaande en de eerstvolgende aansluiting. Ik verwacht dat hiermee een einde komt
---
VENW/DGMO-2008/1459
aan de onduidelijkheid over de gebiedsafbakening bij wegprojecten en dat daarmee de
besluitvorming over die wegprojecten versneld wordt.
Mijn voornemen is een aantal Tracébesluiten te nemen voordat de Spoedwet en de
aangepaste Tracéwet van kracht zijn. Voor deze Tracébesluiten is in de planstudies nog
gewerkt met de afbakening van het onderzoeksgebied voor luchtkwaliteit, zoals ik die in
mijn brief van 27 november 2007 (Kamerstuk 29 385, nr. 13) aangegeven heb. Naar
aanleiding van uw vraag hierover, ga ik hieronder daar nader op in.
In het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) is de mogelijkheid opgenomen tot het
zogenaamde salderen van de effecten op de luchtkwaliteit van een specifiek project.
Indien de luchtkwaliteit per saldo verbetert, door maatregelen of door een rechtstreeks
optredend gunstig effect van de ontwikkeling (bijvoorbeeld een als gevolg van het
wegenproject verbeterde doorstroming van het verkeer), kan een project doorgang
vinden. In de praktijk wordt dit de salderingsmethode genoemd.
Om richting aan de toepassing van de salderingsmethode te geven, heeft de Raad van
State in zijn advies over het Blk 2005 gesteld dat nadere voorschriften ter beperking naar
inhoud, plaats en tijd daarover opgesteld moesten worden. In een overleg van 23 juni
2005 bent u hierover geïnformeerd (Kamerstuk 30 175, nr. 2). Vervolgens bent u in een
brief van 20 juli 2005 (Kamerstuk 30 175, nr. 8) geïnformeerd over de wijze waarop met
de salderingsmethode moet worden omgegaan. In een Algemeen Overleg van 29 juni
2005 (Kamerstuk 30175, nr. 9) heeft de Tweede Kamer aangedrongen op een beperking
van de salderingsmethode, zoals genoemd door de Raad van State. In een brief van 19
december 2005 (Kamerstuk 30 175, nr. 14) bent u daarover voorts geïnformeerd. Hierbij
is tevens een concept van de ministeriële regeling saldering luchtkwaliteit 2005 aan u
aangeboden. Uiteindelijk is deze regeling vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant
(2006, 53, pag. 21).
Bij de A4 Burgerveen Leiden is gebruik gemaakt van de salderingsmethode. De Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat indien gebruik gemaakt wordt
van deze methode, alle relevante factoren in beeld moeten worden gebracht. Deze
factoren zijn in ieder geval:
· de concentraties van de stoffen ter plaatse van de verslechtering en de verbetering;
· het gebied waarvoor een overschrijding is vastgesteld;
· het gebied waarop de verbetering betrekking heeft;
· het aantal blootgestelden dat door de verslechtering en verbetering wordt geraakt.
De Afdeling baseert deze opsomming op de bovengenoemde Regeling saldering
luchtkwaliteit 2005. In de uitspraak voegt de Afdeling daaraan toe dat alle significante
effecten op de luchtkwaliteit als gevolg van een specifiek (wegen)project in beeld moeten
worden gebracht. Bij luchtkwaliteitsonderzoek is dit bepalend voor de omvang van het
onderzoeksgebied.
---
VENW/DGMO-2008/1459
In mijn brief van 27 november 2007 heb ik u geïnformeerd over de manier waarop de
gebiedsafbakening bij luchtkwaliteitsonderzoek voor wegenprojecten momenteel wordt
vastgesteld.
In aanvulling op de gebiedsafbakening geeft een onafhankelijk expertteam voor elk
wegenproject een advies over de wegvakken die in ieder geval in dit gebied moeten
worden opgenomen. Deze wegvakken, inclusief een strook aan weerszijden van die
wegvakken, vormen het Afgebakend Gebied. Voor deze wegvakken wordt vervolgens een
luchtonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het Tracébesluit. De methode van het
expertteam bestaat uit twee stappen.
In de eerste stap vindt het verkeerskundige `expert judgement' plaats. Hierbij geeft het
expertteam aan bij welke wegvakken de verkeerstoename niet logisch het gevolg kan zijn
van het betreffende wegenproject. Het expertteam beziet daarnaast op basis van `worst
case aannames' bij welke wegvakken de toename van de concentraties fijn stof en NO2
minder dan 1% van de gestelde grenswaarden is. Zo wordt het onderzoeksgebied voor
het luchtkwaliteitsonderzoek stap voor stap bepaald. De `worst case aannames' zijn hier
overigens algemeen en hiervoor wordt geen specifieke informatie verzameld van de lokale
situatie en de aard van de verkeersstromen (verkeerssamenstelling en -doorstroming).
Uit de eerste stap blijven een aantal wegvakken over. In de tweede stap wordt aan de
hand van de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit (RBL) 2007 bekeken of deze wegvakken
tot een toename van meer dan 1% van de concentraties fijn stof en NO2 of tot een
overschrijding van de grenswaarden leiden. Zo wordt het onderzoeksgebied voor het
luchtkwaliteitsonderzoek weer aangepast. Deze stap in de gebiedsafbakening kan plaats
vinden met modelberekeningen of met meer gedifferentieerde `worst case aannames'. In
tegenstelling tot de eerst stap, wordt hiervoor wel aanvullende informatie verkregen van
de lokale situatie en van de aard van de verkeersstromen. Uiteindelijk wordt daarmee het
gebied vastgesteld, waarin eventueel maatregelen genomen moeten worden om aan de
normen voor luchtkwaliteit te kunnen voldoen.
Aan deze manier van gebiedsafbakening komt overigens een einde door de
eerdergenoemde afbakeningsmethode in het Wetsvoorstel versnelling besluitvorming
wegprojecten.
---
VENW/DGMO-2008/1459
4. Toezegging:
De minister komt schriftelijk terug op de vraag waarom de N293, de verbindingsroute van
de A73 nabij Roermond, zo breed is aangelegd
Antwoord:
Deze vraag heb ik voorgelegd aan de provincie Limburg; voor de beantwoording verwijs ik
u naar de bijlage.
5. Toezegging:
Volledigheidshalve wil ik u hierbij ook schriftelijk informeren over een toezegging uit het
MIRT-overleg van 17 december 2007. Het betreft de mogelijkheden voor de door de
provincie gewenste verbreding van de Maasbrug en de brug bij Nederweert in de N280 in
combinatie met uit te voeren groot onderhoud. Rijkswaterstaat heeft dit onderzocht.
Antwoord:
Het antwoord luidt als volgt:
· Verbreding Maasbrug
Het in de komende jaren uit te voeren groot onderhoud aan de Maasbrug betreft het
vervangen van de bovenlaag van de brug. De constructie van de Maasbrug in de
provinciale weg N280 te Roermond kan niet op een eenvoudige wijze worden
verbreed. Tevens is het niet mogelijk om op de bestaande brug extra rijstroken te
realiseren. De provincie Limburg deelt deze onderzoeksresultaten. Rijkswaterstaat en
de provincie bekijken of een combinatie van groot onderhoud met een marginale
verbreding van de bestaande rijstroken wenselijk en mogelijk is. Dit ter verbreding van
de verkeersveiligheid.
· Verbreding brug Nederweert
De constructie van deze vakwerkbrug is zodanig dat deze niet kan worden verbreed
6. Toezegging:
Bij de schriftelijke behandeling van de begroting (vragen 006/Hoofdstuk XII en 010/MIRT)
heb ik u toegezegd vóór de MIRT-behandeling een overzicht te geven van de
openstellingen per baanvak en wegnummer. Dit overzicht treft u hieronder aan.
---
VENW/DGMO-2008/1459
Weg- Omschrijving Maatregel Rijstrook-Totaal
nr. lengte in aantal km
km. per jaar
Open te stellen in 2009
7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 1 Aanleg asw 2x2 8,0
12 Zoetermeer-Zevenhuizen-Gouda Plusstrook 22,4
12 Veenendaal-Ede (ZSM-1) Plusstrook 21,2
volledig maken
28/32 Knooppunt Lankhorst (ZSM-II) knooppunt 3,6
55,2
Open te stellen in 2010
Amsterdam-Utrecht, Holendrecht-
2 Oudenrijn asw 2x3 wordt asw 2x4 46,0
2 Everdingen-Deil asw 2x2 wordt asw 2x4 72,0
2 Zaltbommel-Empel asw 2x2 wordt asw 2x3 14,0
2 Rondweg Den Bosch asw 2x2 wordt asw 4x2 34,0
2 Tangenten Eindhoven asw 2x2 wordt asw 4x2 34,2
2 St. Joost-Urmond Spitsstrook 21,4
7 Rondweg Sneek 1 Aanleg stads aw 0,0
57 Veersedam-Middelburg Aanleg aw 2x1/2x2 37,6
76 Aansluiting Imstenraderweg Aanleg aansluiting 2,4
261,6
Open te stellen in Q1 2011
10 spoedaanpak projecten (mogelijk Voorlopig 140,0
deels al in 2010)
140,0
Totaal 456,8
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
1 Geen areaaluitbreiding maar wegverlegging over 7,7 km
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat