Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 19 december 2008 HO&S/BS/90414 15 december 2008 OCW- 2008Z09394/2080907780

Onderwerp
Vragen kamerlid Zijlstra over de hbo-
masteropleiding Molecular Life Sciences van de
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het Kamerlid Zijlstra (VVD) van uw Kamer inzake de hbo-masteropleiding Molecular Life Sciences van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk OCW-2008Z09394/2080907780.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/4

Antwoorden op de vragen van het Kamerlid Zijlstra (VVD) van de Tweede Kamer der Staten- Generaal aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. 15 december 2008, met kenmerk OCW-2008Z09394/2080907780).


1
Hebt u kennisgenomen van het artikel " `Njet' OCW grieft HAN"? 1

Antwoord:
Ja.


2
Deelt u de mening dat hier sprake is van een doelmatige en kwalitatief goede opleiding met grote relevantie voor de arbeidsmarkt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:
Ja. De opleiding voldoet aan de kwaliteitseisen en is doelmatig en op de arbeidsmarkt bestaat behoefte aan de opleiding.


3
Is het waar dat u het advies van de Commissie van bezwaarschriften van uw ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naast u hebt neergelegd, omdat u van mening bent dat onvoldoende is aangetoond dat niet ergens een bedrijf bereid zou zijn om in de bekostiging van deze opleiding te voorzien? Zo neen, wat waren de redenen?

Antwoord:
Neen. Ik heb het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften met mijn besluit van 18 november 2008 niet gevolgd, omdat ik van mening ben dat niet is aangetoond dat er bij betrokken maatschappelijke partijen voor de opleiding niet voldoende andere financieringsbronnen zijn. Een maatschappelijke partij kan een bedrijf zijn.


4
Kunt u aangeven op welke wijze de HAN en andere instellingen volgens u zouden moeten aantonen dat er geen bereidheid tot financiering vanuit het bedrijfsleven is? Welke heldere objectieve en meetbare criteria zouden daar volgens u een (doorslaggevende) rol bij moeten spelen?

Antwoord:
Een instelling zou met documenten van neutrale instellingen en organisaties aan de hand van geobjectiveerde en controleerbare gegevens moeten aantonen dat er geen bereidheid is tot financiering vanuit het bedrijfsleven. De instelling kan met inachtneming van het voorgaande zelf de


1 http://www.scienceguide.nl/article.asp?articleid=106478

blad 3/4

manier bepalen waarop zij dat wil doen. Doorslaggevend dient te zijn dat uit de documenten onomstotelijk blijkt dat het ontbreken van de bereidheid is gelegen in een financieel onvermogen de opleiding te financieren.


5
Kunt u aangeven waarom u het criterium van `bereidheid tot financiering vanuit het bedrijfsleven' niet veel breder toepast? Kunt u in dat licht aangeven waarom u bijvoorbeeld een universitaire master als Aerospace Engineering wel bekostigt, terwijl er voor afgestudeerden van deze master een grote vraag is vanuit de lucht- en ruimtevaartindustrie in binnen- en vooral buitenland?

Antwoord:
Met ingang van de invoering van de bachelor-masterstructuur op 1 september 2002 biedt de Technische Universiteit Delft de wo-bacheloropleiding Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek en de wo- masteropleiding Aerospace Engineering aan. Vóór die datum verzorgde deze universiteit in plaats daarvan de ongedeelde universitaire opleiding Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Instemming met het verzorgen van de wo-masteropleiding Aerospace Engineering dateert derhalve van vóór invoering van de bachelor-masterstructuur.
Gelet op de taakverdeling tussen de instellingen en het geheel van de voorzieningen op het gebied van het hoger onderwijs wordt nu, alvorens kan worden ingestemd met de verzorging van een nieuwe wo- masteropleiding, getoetst of bekostiging daarvan doelmatig is. Daarbij geldt niet het vereiste dat moet worden aangetoond dat er bij betrokken maatschappelijke partijen voor de opleiding niet voldoende andere financieringsbronnen zijn. Dit vereiste geldt specifiek voor hbo-masteropleidingen.


6
Hoe vaak is er tijdens uw ministerschap afgeweken van adviezen van de Commissie van bezwaarschriften?

Antwoord:

In de periode 22 februari 2007 tot en met 16 december 2008 heeft de Commissie voor de bezwaarschriften 346 keer geadviseerd. Tot nu toe is 26 keer geheel of gedeeltelijk van de in die periode uitgebrachte adviezen afgeweken. In twee gevallen betrof het een besluit op het gebied van hoger onderwijs. Het advies van de commissie over het bezwaar van de HAN tegen mijn besluit van 18 november jl. is het enige advies op het gebied van de macrodoelmatigheidsbeoordeling, waarvan in genoemde periode is afgeweken.


7

blad 4/4

Deelt u de mening van de Commissie van bezwaarschriften dat u in strijd handelt met uw eigen beleidsregel? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom hebt u desondanks het advies naast u neergelegd?

Antwoord:
Ik deel de mening van de Commissie voor de bezwaarschriften niet, omdat ik meen dat ik met de eis van financiële draagkracht van de relevante maatschappelijke partijen en het leggen van de bewijslast van het ontbreken daarvan bij de aanvragende hogeschool, wet en regelgeving juist heb geïnterpreteerd. Ik baseer dit op de Nota van Wijziging (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, nr. 28024, nr. 7, pagina 8). Mijn beleidsregel is daarmee niet strijdig en daaruit vloeit voort dat ik niet in strijd met mijn eigen beleidsregel heb gehandeld.


8
Deelt u de mening dat het afwijzen van de HAN-master Molecular life sciences niet past binnen het beleid om bètastudies te stimuleren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u deze master dan afgewezen?

Antwoord:
Ik voer het beleid om de deelname aan bestaande bètastudies te stimuleren. Daarnaast is er een wettelijk beleidskader aan de hand waarvan ik beoordeel of het, gelet op de taakverdeling tussen de instellingen en het geheel van de voorzieningen op het gebied van het hoger onderwijs, doelmatig is om een nieuwe opleiding te bekostigen. Mijn besluit ten aanzien van de HAN is genomen conform laatstbedoeld beleid.


9
Bent u bereid uw besluit te heroverwegen?

Antwoord:
Neen. Ik meen dat mijn besluit juist is.
Blijkens het artikel " `Njet' OCW grieft HAN" zal de Han beroep instellen tegen mijn besluit van 18 november 2008. De rechter zal uitsluitsel moeten geven over de juiste wetsinterpretatie.