ChristenUnie
Plenaire bijdrage Cynthia Ortega-Martijn aan wijziging
werkeloosheidswet
Plenaire bijdrage Cynthia Ortega-Martijn aan wijziging werkeloosheidswet
dinsdag 03 maart 2009 16:00
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Werkloos raken is een ingrijpende gebeurtenis in een
mensenleven. Arbeid brengt naast inkomen, gevoelens van eigenwaarde,
respect en ontplooiing met zich. In deze tijd van economische neergang
en een toenemende werkloosheid is het dan ook van belang om de kans op
werk voor langdurig werklozen te vergroten. De wet die wij nu
bespreken, levert hieraan mogelijk een bijdrage.
De ChristenUnie staat achter het principe dat talenten waar mogelijk
moeten worden ingezet, ook als dat op termijn betekent dat werk onder
het oorspronkelijke niveau moet worden aangenomen. Wel komt de vraag
op of de doelstelling van de wet, namelijk een bemiddeling voor 3000
langdurig werklozen dit jaar en 5000 langdurig werklozen volgend jaar,
in deze tijd nog realistisch is. Wij hebben onze handen al vol als wij
werknemers hun baan willen laten behouden, laat staan als wij voor
langdurig werklozen willen bemiddelen. Hoe beoordeelt de minister deze
spanning?
De voorgestelde wetswijziging vergt een cultuuromslag in het denken,
zowel bij de langdurig werklozen als bij de werkgever. Door de
verplichtingen aan het adres van de langdurig werklozen zal bij hen
een cultuuromslag ontstaan, maar hoe draagt deze wet bij aan de
cultuuromslag bij werkgevers?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Mevrouw Ortega vraagt de minister hoe hij oordeelt over de spanning
tussen de crisis en dit voorstel. Ik ben benieuwd hoe zij daartegen
aankijkt. Vindt mevrouw Ortega dit voorstel in het kader van de crisis
realistisch? Denkt zij dat mensen daardoor weer snel aan het werk
komen?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Enerzijds moeten wij ons ervoor inzetten om de mensen die nu werkloos
worden, zo snel mogelijk via werk-naar-werktrajecten aan werk te
helpen. Anderzijds moeten wij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
niet uitstellen. Over een aantal jaren zijn deze mensen namelijk al
drie of vier jaar werkloos. Er is inderdaad sprake van een bepaalde
spanning. Ik wil graag weten hoe de minister daarmee zal omgaan. De
ChristenUnie vindt dat de nadruk moet worden gelegd op het snel aan de
slag helpen van mensen, maar wij moeten ook proberen om deze categorie
aan het werk te helpen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Is het geen goed idee om scholingsrechten en keuzemogelijkheden veel
explicieter in deze wet te regelen? De mensen kunnen er dan op basis
van vrijwilligheid voor kiezen om te proberen eerder aan de slag te
komen. Gelet op de huidige arbeidsmarkt is het immers de vraag of de
dwang die daar nu achter zit, wel realistisch is. Ik worstel daarmee.
Is het juist dat mevrouw Ortega dat ook doet?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik heb niet zoveel problemen met die dwang. Wanneer mensen echt aan
het werk willen, zullen zij ook hun best doen en aan het werk gaan. Op
dit moment geven wij aan meer te willen doen met de langdurig
werklozen. Op dit moment hoeft iemand geen werk te accepteren wanneer
het daarmee verdiende inkomen beneden het uitkeringsniveau ligt. Deze
wet regelt dat je dat wel moet accepteren. Het vergt dan ook een
andere manier van denken. Het is een cultuuromslag voor de langdurig
werklozen. Daar wil ik op inzetten en niet zozeer op wat mevrouw Van
Gent naar voren brengt.
Hoe draagt deze wet bij aan de cultuuromslag bij werkgevers? Ik denk
hierbij bijvoorbeeld aan het in dienst nemen van werklozen met een
grillig carrièreverloop. Hoe voorkomen wij dat deze werklozen worden
afgewezen op basis van hun cv? Hoe draagt dit wetsvoorstel volgens de
minister bij aan een cultuuromslag voor werkgevers?
Mijn fractie staat achter het idee van dit wetsvoorstel, maar heeft
nog wel een aantal vragen. Zo heeft mijn fractie een vraag over het
begrip "passende arbeid". Voor de langdurig werkloze is arbeid op
ieder niveau passend, ongeacht het niveau van de arbeid waarop
werkloosheid is ontstaan. Volgens de fractie van de ChristenUnie zal
het in de praktijk vaak hoger opgeleiden van 45 jaar en ouder
betreffen die op een veel lager niveau moeten gaan functioneren. In
principe is daarmee niets mis. Het is altijd beter een lager salaris
te verdienen dan een uitkering te ontvangen. Maar dit kan ook tot
ongewenste effecten leiden. Zeker wanneer het begrip "passende arbeid"
zo ruim wordt gedefinieerd als in dit wetsvoorstel het geval is. In de
praktijk zullen daarmee problemen ontstaan. Mensen worden nu al niet
aangenomen met als argument dat zij overgekwalificeerd zijn. Waarom
zal dat na invoering van dit wetsvoorstel niet gebeuren? Hoe
gemotiveerd is een werknemer die verplicht werk accepteert op een
functieniveau dat hij twintig jaar geleden had? Welke werkgever zit op
dergelijk personeel te wachten? Bovendien kan het leiden tot
verdringing op de arbeidsmarkt. Dit zijn stuk voor stuk problemen
waarover ik de minister niet hoor, maar die in de praktijk zeker
zullen voorkomen.
Deze vragen hebben te maken met redelijkheid en billijkheid. Komt er
binnen het UWV een nadere, uniforme uitwerking van de begrippen
redelijkheid en billijkheid wat betreft passende arbeid?
De fractie van de ChristenUnie is voorstander van het creëren van een
situatie waarin werknemers gemotiveerd aan de slag gaan. Dat is niet
alleen prettiger voor de werknemer, maar ook voor de werkgever. Deze
loopt immers de kans dat de werknemer snel weer vertrekt. Ik stel
daarom voor dat langdurig werklozen een werkaanbod krijgen van
minimaal drie banen, vanuit de overtuiging dat de motivatie groter is
als er iets te kiezen valt. Graag een reactie van de minister op dit
voorstel.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Wat betekent het aantal van drie banen? Kan dat dezelfde baan zijn bij
de HEMA, de V&D en de Blokker of geldt dat als één baan? Ik vraag dit
serieus omdat mensen moeten weten waaraan zij toe zijn. Gaat het feest
niet door als die drie banen niet beschikbaar zijn?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Het gaat mij om drie verschillende banen en dus niet om dezelfde
functie van verkoper bij HEMA, V&D en noem maar op.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dan gaat het dus om drie verschillende banen beneden iemands niveau.
Het is immers niet meer per se passende arbeid. Wie heeft daarbij de
doorslaggevende stem? Het is immers maar de vraag of er drie banen
beschikbaar zijn.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Daarom pleit ik ervoor dat minimaal drie banen aangeboden worden. Ik
sta achter het wetsvoorstel. Ik wil echter dat de mensen waarom het
gaat iets te kiezen hebben. Dat heeft ook te maken met motivatie. Wie
een baan krijgt aangeboden onder het motto "take it or leave it" zal
niet worden gemotiveerd. Dat is wel het geval als iemand minimaal drie
banen aangeboden krijgt en een keuze mag maken. In de antwoorden op de
schriftelijke vragen over de subjectieve gegevens is de minister
overigens behoorlijk vaag.
Daarom zeg ik: geef hun de mogelijkheid om een keuze te maken tussen
een aantal banen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Die drie aanbiedingen moeten dus heel verschillend zijn?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ja, dat is mijn mening.
De heer Ulenbelt (SP):
Laat ik een ander voorbeeld noemen. De eerste baan is seizoenswerk in
een kas, de tweede is uitzendwerk op kantoor, papieren opruimen, en de
derde is krullenvegen in een timmerfabriek. Dit zijn drie zeer
verschillende banen uit het werkaanbod van het UWV. Mevrouw Ortega
gebruikte de woorden redelijk en billijk. Acht zij dit redelijk en
billijk?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Dat hangt ervan af. Ik weet niet hoe die redelijkheid en billijkheid
worden ingevuld. Daarom heb ik daarover een vraag gesteld aan de
minister. Dit moet naar mijn mening wel op een goede manier worden
ingevuld. Ik heb al gezegd dat het niet mag voorkomen dat iemand
terugmoet naar het niveau van twintig jaar eerder. Stel iemand is
hoofd van een afdeling personeelszaken geweest, maar hij wordt daarna
ingezet als medewerker op de salarisadministratie, het niveau van
twintig jaar eerder. Hij is direct bemiddelbaar, omdat hij over de
benodigde kennis beschikt, maar is dit redelijk en billijk? Dat weet
ik niet. Daarom ben ik van mening dat wij hierover afspraken moeten
maken, anders kan dit alle kanten opgaan.
De heer Ulenbelt (SP):
Dit wetsvoorstel beoogt nu precies om de man die mevrouw Ortega noemt,
dat werk te laten doen. Zij moet dan toch tegen de opzet van deze wet
zijn of in ieder geval op zijn minst van mening zijn dat de man in het
voorbeeld niet gedwongen kan worden om die baan te accepteren. Zij zou
dan toch mijn amendement moeten steunen, want dan kun je een situatie
creëren van redelijkheid en billijkheid.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Het wetsvoorstel gaat ook uit van redelijkheid en billijkheid, maar ik
wil dat dit verder wordt ingevuld.
Als werknemers onder hun niveau instromen, zal er waarschijnlijk vaak
sprake zijn van een gevoel van tijdelijkheid, zowel bij de werkgever
als bij de werknemer. Als de werknemer een betere kans ziet, is hij
weer weg. De minister stelt dat dit wetsvoorstel niet tot
administratieve lastenverhoging voor de werkgever leidt. Is hierbij
ook rekening gehouden met de keren dat de werkgever waarschijnlijk
weer op zoek moet naar nieuw personeel? Daarnaast zijn de
administratieve lasten erg hoog voor werknemers die een aanbod
aanvaarden dat minder uren omvat dan hun oorspronkelijke betrekking.
Terwijl men werkt en aanvullend WW ontvangt, moeten er nog steeds
werkbriefjes worden ingeleverd. Kan dit niet anders? Waarom is er zo'n
streng toezichtregime? Zal de minister dit aspect met het UWV
bespreken?
De fractie van de ChristenUnie bespeurt een tegenstrijdigheid in het
antwoord van de minister op de vraag over de samenloop met de
loonkostensubsidie. Enerzijds stelt hij dat langdurig werklozen die
een werkaanbod krijgen, direct bemiddelbaar zijn, maar anderzijds
sluit hij een gesubsidieerde baan via Stap niet uit. Dit begrijp ik
niet. Stap is juist bedoeld voor mensen met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt, een laag opleidingsniveau en weinig werkervaring. Hoe
kunnen deze zaken dan nog samen gaan? Ik krijg hierop graag een
toelichting van de minister.
De maatregelen die in het wetsvoorstel worden voorgesteld, zullen
worden gemonitord. Het wetsvoorstel behelst een redelijk principiële
wijziging in het denken over de WW. Ik heb al gewezen op een aantal
ongewenste effecten dat het gevolg kan zijn van deze wet. Daarom vraag
ik niet alleen informatie over het aantal langdurig werklozen dat een
aanbod krijgt en de resultaten hiervan, maar wil ik ook weten of het
wetsvoorstel nog andere effecten heeft zoals verdringing op de
arbeidsmarkt, het verloop van personeel dat aan de slag is via een
werkaanbod en de ervaringen van de werkgevers. Is de minister bereid
dergelijke informatie mee te nemen in de monitoring?