Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Aanbieding rapport `Resilience of the European food system to calamities'

04 maart 2009 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister een reactie geeft op het rapport `Resilience of the European food system to calamities'. De minister geeft aan de uitkomsten te zullen inbrengen in de al lopende discussies.

Meer informatie

Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE


18 december 2008 2008Z09315/
2008D23170
VD. 2009/108 4 maart 2009
Aanbieding rapport 'Resilience of the
European food system to calamities'
3784253

Geachte Voorzitter,
U hebt mij verzocht te reageren op het rapport Resilience of the European food system to calamities, dat de WUR (Plant Research International en Leerstoelgroep Ontwikkelingseconomie) in opdracht van de Stuurgroep Technology Assessment heeft opgesteld. Deze stuurgroep is een op initiatief van LNV-ingestelde denktank, die onafhankelijke adviezen uitbrengt over vraagstukken die samenhangen met technologie en samenleving op het LNV-terrein.
Ik heb het rapport met veel belangstelling gelezen. Het nu uitgebrachte rapport bevestigt andermaal dat de Europese voedselvoorziening tegen een stootje kan, ook wanneer zich een calamiteit voordoet. Eerdere onderzoeken, onder andere in opdracht van mijn ministerie, leidden tot vergelijkbare conclusies. Dat neemt niet weg dat het rapport zeer waardevolle informatie bevat, in het bijzonder over de Europese afhankelijkheid van de invoer van soja uit Brazilië en Argentinië. Dat is niet alleen van belang in verband met eventuele calamiteiten, bijvoorbeeld een grootschalige misoogst in de productiegebieden, maar ook vanwege de lopende discussies rond onderwerpen als duurzame veehouderij, genetische modificatie, de Europese eiwitvoorziening en het wereldvoedselvraagstuk. Zo wordt in het rapport als één van de calamiteiten genoemd het stopzetten van de invoer door alleen nog beschikbaar zijn van niet door de EU-toegelaten-variëteiten van ggo-soja. Een hypothetische stopzetting van de invoer van soja zou leiden tot een groot tekort aan eiwitrijk veevoer. De maar beperkt aanwezige voorraden van oliezaden en -schroot kunnen dit op korte termijn nauwelijks opvangen. Daardoor zou op korte termijn de vleesproductie met ongeveer 25% en de consumptie per hoofd met ongeveer 15% moeten krimpen en tegelijkertijd de vleesimport moeten toenemen. Voerprijzen en werkloosheid in de keten zouden dramatisch stijgen, maar nog steeds zijn de voor de Europese bevolking noodzakelijke voedselingrediënten in voldoende mate beschikbaar. Andere belangrijke conclusies uit het rapport zijn de volgende:
1. De huidige voedselvoorziening in de EU-27 is voor basisvoedsel goed gegarandeerd. Uitzonderingen zijn sojabonen, sojaschroot en plantaardige oliën. In de in het rapport gehanteerde projectieperiode tot en met 2020 blijft dat zo, ook bij verdere handelsliberalisatie.
2. Huidige consumptiepatronen bevatten een buffer doordat 60% van het Europese graan wordt gebruikt voor vleesproductie en dit gehalveerd kan worden zonder schadelijke gevolgen voor onze voedselbehoeften. Bovendien zijn er nog veel voedselverliezen.

3. Klimaatverandering tast voor de EU-27 als geheel deze situatie tot 2020 niet aan; wel kan er een verschuiving noordwaarts van de productie optreden.
4. Ook calamiteiten uit het verleden als de droogte in 2003, de diverse dierziekten en de Tsjernobylramp in 1986 brachten de productie onder druk, maar de voorziening niet in gevaar.

5. Twee of meer calamiteiten tegelijkertijd of vlak na elkaar zouden dit beeld kunnen aantasten, maar hierover bestaat nog onvoldoende inzicht.
6. Voor het bereiken van de energiedoelstelling van 20% hernieuwbare energie in de EU in 2020, waarvan tweederde bio-energie waaronder de 10% bijmenging in transportbrandstoffen, hoeft evenmin de voedselvoorziening in de EU-27 aan te tasten, mits tenminste de helft van de bio-energie wordt ingevoerd uit derde landen.
7. Een strategisch antwoord op dit invoerrisico zou kunnen zijn in Europa meer sojavervangers te produceren, maar dat vergt een grote areaaltoename die zeker op de korte termijn ten koste kan gaan van andere gewassen of natuurterreinen. Op de langere termijn zijn er wellicht meer mogelijkheden door technische vooruitgang.
8. Mogelijk is enige synergie te bereiken door combinatie van claims op grond door grondstoffen te produceren die zowel voor veevoer als voor energie zijn in te zetten. Bij calamiteiten in de grondstoffenvoorziening van één van beide kan men dan het gebruik van de grondstof verschuiven van de ene bestemming naar de andere. Een en ander vraagt nog wel nadere analyse.

9. Daarnaast kan men denken aan het aanleggen grotere voorraden dan nu het geval is, zij het dat daarvoor dan wel goede Europese en internationale institutionele afspraken gemaakt moeten worden.

10. Europese strategieën tot opvang van een ineenstorting van de invoer van sojabonen hoeven niet significant ten koste te gaan van ontwikkelingslanden omdat de meeste vervanging kan plaatsvinden uit ontwikkelde landen. Een tekort aan plantaardige olie zou grotere negatieve effecten op ontwikkelingslanden kunnen hebben. Zoals aangegeven blijkt dat de Europese voedselvoorziening wel tegen een stootje kan. Wel kan een calamiteit op korte termijn tot drastische effecten leiden. Maar die effecten kwamen ook voor bij calamiteiten die in het verleden bij de (toen) bestaande Europese bescherming zich voordeden. Bovendien was steeds de ervaring dat de gevolgen van calamiteiten maar een beperkte tijd zich voordeden en daarna sprake was van vrij snel herstel. Aannemelijk op basis van deze studie is dat dit in de toekomst niet anders zal zijn.

Ik ben dan ook voornemens de uitkomsten van de nu uitgebrachte studie in te brengen in de al lopende discussies rond onderwerpen als duurzame veehouderij, genetische modificatie, de Europese eiwitvoorziening en het wereldvoedselvraagstuk.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg