Ministerie van Algemene Zaken

Toespraak Landbouwuniversiteit van São Paulo

Toespraak | 03-03-2009

Toespraak van minister-president Balkenende op de Landbouwuniversiteit van São Paulo in Piracicaba over het belang van duurzame productie van biobrandstoffen

Toespraak is in het Engels gehouden:

Dames en heren,

Ongeveer vijfentachtig kilometer hier vandaan ligt de bloemenstad Holambra, een Braziliaans succesverhaal met Nederlandse wortels. Het verhaal van Holambra begint kort na de Tweede Wereldoorlog, toen enkele honderden boeren uit het verwoeste Nederland de grote oversteek waagden om hier een nieuw bestaan op te bouwen. Weg van het vertrouwde, een onzekere toekomst tegemoet, met weinig andere bagage dan de droom van een mooie toekomst.

Maar in Holambra kwamen zij bepaald niet in een gespreid bedje terecht. Het begon allemaal met slechts één, nog nauwelijks ontgonnen fazenda. Er waren financiële en organisatorische problemen. De taalbarrière was enorm. De huisvesting liet veel te wensen over. Het meegebrachte Nederlandse stamboekvee bezweek al snel aan tropische ziektes. En door de onbekendheid met het land, de grond en het klimaat duurde het jaren om een succesvolle omslag te maken naar andere vormen van landbouw. Maar samen met de groeiende Braziliaanse gemeenschap in en rond Holambra zijn de Nederlanders van het eerste uur daar wel in geslaagd. En hoe!

Nu, een halve eeuw later, is Holambra een begrip. De kleine Nederlandse nederzetting van toen is uitgegroeid tot een welvarende landbouwgemeenschap en het grootste centrum van bloemen en planten in Latijns-Amerika. De jaarlijkse Expoflora trekt keer op keer honderdduizenden bezoekers. Bovendien is Holambra ook dé plek in Brazilië waar bezoekers kennis kunnen maken met de Nederlandse gewoontes en cultuur.

Kortom: een state of the art centrum van hoogwaardige landbouw én een toeristische trekpleister van formaat met een oranje-geel tintje. Allemaal dankzij het harde werken van een kleine groep Nederlandse pioniers en hun Braziliaanse partners.

Het is een verhaal om trots op te zijn en dat ben ik ook. Maar ik vertel het u vooral omdat de geschiedenis van Holambra bewijst dat openstaan voor nieuwe mogelijkheden, doorzettingsvermogen en een geest van samenwerking het schijnbaar onmogelijke mogelijk kunnen maken. Dat is een inspirerend voorbeeld. Voor u als toekomstige leiders in de Braziliaanse landbouwsector, maar ook voor mij en mijn internationale collega's. Kijkend naar de komende decennia staan ook wij immers voor de opdracht het schijnbaar onmogelijke mogelijk maken. Maar dan in het groot.

Ik geef u drie feiten:

* Ten eerste: 800 miljoen mensen op de wereld hebben nu al honger en de wereldbevolking groeit volgens schattingen van de VN naar 9 à 10 miljard mensen in 2050. Dat zijn nog eens minimaal 2 miljard monden extra om te voeden.
* Ten tweede: de komende 25 jaar stijgt de wereldwijde vraag naar energie met 50 procent, terwijl de voorraad fossiele brandstoffen opraakt.

* En ten derde: de klimaatverandering dwingt ons om de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen drastisch te beperken.

Voedsel, energie en klimaat: dat zijn de drie grote lange-termijnopgaven van onze tijd. Het is mijn diepe overtuiging dat duurzaamheid op deze drie fronten geen keuze is, maar een dwingende eis. Laten we dat in de huidige moeilijke economische omstandigheden niet uit het oog verliezen. Het gaat bij deze thema's niet om de komende twee, vijf of tien jaar. Nee, de keuzes die wij nu maken, zijn bepalend voor de kwaliteit van leven van de generaties na ons. Die verantwoordelijkheid mogen we niet uit de weg gaan.

Ik hoef in dit gezelschap waarschijnlijk nauwelijks uit te leggen dat een duurzame toekomst draait om twee kernbegrippen: samenhang en samenwerking. Samenhang, omdat voedsel, energie en klimaat in de huidige global village communicerende vaten zijn. En samenwerking, omdat de opgaven waar we voor staan zo groot zijn, dat geen land ze alleen aankan. Brazilië niet en Nederland ook niet.

Tegelijkertijd is voor onze beide landen wel een voortrekkersrol weggelegd in het internationale debat over duurzaamheid en doen we er goed aan om bilateraal nog intensiever samen te werken op dit terrein. Daarover wil ik vanmiddag een paar gedachten met u delen.

Allereerst Brazilië. De wereld kijkt met bewondering naar u en soms ook met ingehouden adem. Want als er één land is waarin de samenhang tussen de grote duurzaamheidsthema's concreet en actueel is, dan wel hier. Brazilië is de eerste en tot nog toe enige biobrandstof-superpower in de wereld. Vijfenzeventig procent van de wereldhandel is in Braziliaanse handen. Een groot deel van de export vindt zijn weg naar het buitenland overigens via de haven van Rotterdam; de grootste aanvoerhaven voor biobrandstoffen in Europa.

Maar de grootste gebruiker bent u zelf, want driekwart van de totale productie blijft in Brazilië. Ik begrijp dat de meeste auto's hier beschikken over een flexifuel motor en dat intussen veertig procent van alle autokilometers wordt afgelegd op bio-ethanol. Dat zijn indrukwekkende cijfers. In Europa is het wagenpark bijvoorbeeld nog bijna volledig carbon based.

Ook indrukwekkend zijn de cijfers over het landbouwareaal dat in gebruik is voor de productie van suikerriet voor bio-ethanol. Nu al is dat ongeveer 7,5 miljoen hectare en dat getal loopt snel op. Die groei zien we ook bij teelten als soja, een gewas dat in opkomst is als grondstof voor biobrandstoffen en dat gedijt in het klimaat van het Amazonegebied.

En daar zit meteen een belangrijke reden waarom de wereld soms met ingehouden adem naar Brazilië kijkt. Want uw land herbergt zonder twijfel de grootste natuurlijke schat van de wereld: het tropisch regenwoud, de longen van de wereld. De vraag die velen zich stellen, is: wat betekent die razendsnelle ontwikkeling van de Braziliaanse landbouw voor de toekomst van het Amazonegebied?

Alle deskundigen zijn het erover eens dat het behoud van biodiversiteit en het tegengaan van ontbossing in het Amazonegebied cruciaal is voor een gezonde CO2-balans op onze planeet. Die zorg en die speciale verantwoordelijkheid delen de Braziliaanse regering en de Brazilianen met de rest van de wereld. Brazilië verdient een compliment voor de plannen die recent zijn ontwikkeld om de ontbossing met kracht tegen te gaan. En het is ook goed dat een groot aantal betrokken partijen uit verschillende landen de krachten bundelt in de International Round Table on Responsible Soy. Een initiatief dat de Nederlandse regering graag ondersteunt.

En dan Nederland. In oppervlakte gemeten is mijn land tweehonderd keer kleiner dan het uwe. Een kleine stip op de wereldkaart. Maar vergis u niet, want Nederland is na de Verenigde Staten de grootste landbouwexporteur ter wereld. Hoe we dat doen? Door als klein land grootse prestaties te leveren. Een gemiddelde Nederlandse koe produceert per jaar bijvoorbeeld zo'n achtduizend liter melk. En in een moderne Nederlandse tuinbouwkas is een opbrengst van tachtig kilo tomaten per vierkante meter niet ongewoon.

Dat zijn spectaculaire cijfers, die we te danken hebben aan een combinatie van hoogwaardige kennis en een lange traditie van agrarisch ondernemerschap. Kennis en ervaring die we graag delen met anderen. De samenwerking tussen de universiteit van São Paulo en Wageningen University Research Centre is daarvan het levende bewijs. São Paulo en Wageningen samen is alsof Pele en Johan Cruijff in één elftal spelen. De wereldtop in biobrandstoffen gecombineerd met de wereldtop in agrarische technologie en soortveredeling - dat moet wel een kampioenschap opleveren!

Die goede contacten zijn er uiteraard ook op regeringsniveau. Vorig jaar, tijdens een bezoek van president Lula aan Den Haag, tekenden de Braziliaanse en Nederlandse regering een overeenkomst om samen te werken in de ontwikkeling van duurzame productie- en transportketens voor biobrandstoffen. Die overeenkomst sluit nauw aan bij de ambities van Nederland en de Europese Unie om in 2020 een veel schonere economie te hebben. Een van de afspraken is dat de Europese transportsector in dat jaar minimaal tien procent hernieuwbare energie moet gebruiken. Een doelstelling die zonder de biobrandstoffen onhaalbaar is.

Een punt van discussie met Brazilië is dat de landen in de Europese Unie er absoluut zeker van willen zijn dat die brandstoffen ook écht duurzaam zijn geproduceerd. Dus zonder negatieve bijeffecten op mens en natuur. Biobrandstoffen die bijvoorbeeld ten koste gaan van de biodiversiteit of de lokale voedselsituatie voldoen niet aan die voorwaarde. Zoals ik al zei: de grote problemen van deze tijd hangen nauw met elkaar samen. We moeten dus niet het ene probleem oplossen door het andere grotere maken. Dat is het paard achter de wagen spannen en vandaar dat we voor de import van biobrandstoffen werken met duurzaamheidscriteria.

Natuurlijk is dit in zekere zin een complicerende factor voor producenten en exporteurs. Maar nu doen wat goed is voor later is naar mijn vaste overtuiging ook een daad van verstandig economisch beleid. In de duurzaamheidscriteria schuilt namelijk niet alleen een gezamenlijke verantwoordelijkheid, maar ook een gezamenlijk economisch belang. Consumenten stellen steeds hogere eisen aan de duurzaamheid van de producten die zij kopen. Die trend zet door. Dat betekent dat een succesvolle economie ook steeds vaker een duurzame economie is. Het loont om daarin te investeren, juist nu. Landen die dat doen, komen straks, als de huidige economische crisis voorbij is, het snelst uit de startblokken. Laten we onszelf die voorsprong gunnen.

Dames en heren,

Ik begon mijn verhaal met de toekomstdroom van de pioniers in Holambra. Onze droom moet zijn to harvest a sustainable future in de driehoek voedsel, energie en klimaat. Later dit jaar, op de VN klimaattop in Kopenhagen, vernieuwt de wereld de afspraken uit Kyoto. Naar mijn overtuiging zijn Brazilië en Nederland het aan hun stand verplicht om daar hun voortrekkersrol waar te maken. Want hoe verschillend onze landen ook zijn in omvang en cultuur, wat ons bindt is de kennis, kunde en ambitie om het verschil te maken.

Stelt u zich eens voor, in 2050. Brazilië loopt dan nog steeds voorop in de ontwikkeling van biobrandstoffen. Suikerriet en soja zijn als grondstof al in 2020 voorbij gestreefd door biomassa uit organisch afval. Nu komt de derde generatie in beeld: biobrandstoffen uit algen en zeewier. Aan de andere kant van de oceaan ligt Europa, de grootste groene economie ter wereld en een van de belangrijkste afnemers van de Braziliaanse biobrandstoffen. De landbouwgrond die in de tussentijd is vrijgekomen, wordt intensief benut voor voedselproductie en op de wereldranglijst van landbouwexporteurs is Brazilië Nederland voorbijgestreefd. En natuurlijk runnen de landbouwuniversiteiten van Wageningen en São Paulo samen een virtuele universiteit die studenten uit de hele wereld trekt.

Is dit scenario ondenkbaar? Niet minder dan de ontwikkeling en grootschalige toepassing van bio-ethanol in 1950. 'We need men who can dream of things that never were', zei John F. Kennedy ooit. Ik hoop dat u die mannen en vrouwen zult zijn, die de komende decennia durven dromen van things that never where. Alleen dan maken we het schijnbaar onmogelijke mogelijk.

Dank u wel.