1 1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2594 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
---
Ons kenmerk
VENW/DGMO-2009/1312
Uw kenmerk
2009z01437/2080910990
Datum 4 maart 2009
Bijlage(n)
Onderwerp Kamervragen -
Geachte voorzitter,
Hiermee beantwoord ik de vragen die het lid Van der Staaij heeft gesteld over een
atheïstische reclamecampagne op bussen.
1. Heeft u kennisgenomen van het initiatief van onder meer de humanistische
denktank CFI om in Nederland een atheïstische reclamecampagne op te zetten,
waarbij men bussen met expliciet atheïstische reclame wil laten rondrijden?
1. Ja.
2. Hoe beoordeelt u dit initiatief, waarbij het de intentie is om "specifieke bussen
te laten rondrijden met reclame tégen God, Allah en Jahweh"? 1
2.
De beoordeling van reclame-uitingen moet primair worden gedaan door degene
aan wie het verzoek om reclames te mogen plaatsen gericht is. In dit geval zijn
dat de verschillende vervoerbedrijven. Daar zal men moeten kijken of deze
concrete reclame-uiting gepast is of niet. Ik ga er daarbij vanuit dat de OV-
bedrijven bij deze beoordeling rekening houden met hun publieke rol en
maatschappelijke betekenis.
3. In hoeverre kennen busmaatschappijen beleid ten aanzien van de aard van
reclameboodschappen op bussen? Staat het busmaatschappijen ook vrij om
bepaalde reclameboodschappen te weigeren? Hoe zullen busmaatschappijen
- naar uw inschatting - omgaan met dit initiatief?
3.
Uit navraag is mij gebleken dat de vervoersmaatschappijen verschillende
beleidslijnen hanteren ten aanzien van reclameboodschappen op bussen.
Sommige weigeren reclames op hun bussen. Anderen beoordelen de verzoeken
zelf aan de hand van de Nederlandse Reclame Code. Weer andere hebben de
1 Reformatorisch Dagblad, 27 januari 2009
a
Pagina 1 van 3
reclame-uitingen aan externe bureaus uitbesteed, die zelf aan de hand van de
Datum
Nederlandse Reclame Code beoordelen, zo nodig in samenspraak met hun 4 maart 2009
opdrachtgever, of een reclame al of niet geschikt is om op de bussen geplaatst te Ons kenmerk
worden. In veel gevallen bevat het contract tussen busmaatschappij en reclame- VenW/DGMo-2009/1312
exploitant ook bepaalde richtlijnen. Daarnaast worden zij in bepaalde gevallen
beperkt door de concessievoorschriften. Zie daarvoor het antwoord onder uw
vraag vijf. Busmaatschappijen zullen dus verschillend om kunnen gaan met dit
initiatief.
4. Past het in uw ogen bij het openbare karakter van het openbaar vervoer om
daarop reclameteksten te plaatsen die voor verschillende bevolkingsgroepen
aanstootgevend kunnen zijn? Ligt grote terughoudendheid hier niet veel meer in
de rede?
4.
Het is het de zaak van de betrokken vervoerbedrijven om deze reclames al of niet
te accepteren. Bepaalde reclameboodschappen zullen zij niet accepteren als er
sprake is van aanstootgevende reclame. Voor eventuele klachten kunnen burgers
of organisaties zich wenden tot de Reclame Code Commissie.
5. Zijn er richtlijnen bijvoorbeeld rond de concessieverlening ten aanzien van
de aard van de reclameboodschappen op het openbaar vervoer? Zo ja, welke en
past deze campagne binnen deze richtlijnen? Indien er geen richtlijnen bestaan, is
dit dan niet gewenst?
5.
De decentrale overheden (provincies en stadsregio's) zijn de verantwoordelijke
overheden voor het stads- en streekvervoer. Zij hebben de mogelijkheid om in de
concessievoorschriften eisen of richtlijnen op te nemen met betrekking tot
reclameboodschappen. Een inventarisatie bij de helft van alle OV-concessies leert
dat overheden hier wisselend mee omgaan: soms zijn wel en soms geen
specifieke voorschriften opgenomen. Daar waar er specifieke voorschriften
gelden, worden deze in een aantal gevallen nader gespecificeerd, ofwel door
bijvoorbeeld te verbieden dat er reclame op de ruiten komt, ofwel door eisen te
stellen als: "niet aanstootgevend", "niet onbetamelijk en niet indruisend tegen de
in het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaarde omgangsvormen".
6. Ligt het niet in de verwachting dat (sommige) buschauffeurs grote bezwaren
zullen kennen ten aanzien van het rondrijden met een bus met daarop mogelijk
aanstootgevende of krenkende reclameteksten? Wat is de positie van dergelijke
mogelijk bezwaarde werknemers? Hebben zij het recht te weigeren rond te rijden
met dergelijke teksten?
6.
Dit is een zaak tussen werknemers en werkgevers. Overigens ga ik er vanuit,
zoals ik bij vraag 1 aangaf, dat OV-bedrijven bij de beoordeling van reclame-
uitingen rekening houden met hun publieke rol en maatschappelijke betekenis.
Vanzelfsprekend hoort daar ook bij dat men rekening houdt met het eigen
personeel.
Pagina 2 van 3
Datum
7. Bent u bereid te bevorderen, dat deze mogelijk aanstootgevende 4 maart 2009
reclamecampagne op bussen geen doorgang zal vinden? Op welke wijze? Ons kenmerk
VenW/DGMo-2009/1312
7.
Daartoe heb ik niet de mogelijkheden. Als staatssecretaris draag ik alleen de
systeemverantwoordelijkheid voor het regionaal OV. De directe
verantwoordelijkheid, en daarmee ook de mogelijkheid om eventueel
aanstootgevende reclame op bussen te vermijden, ligt bij de decentrale
overheden.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
J.C. Huizinga-Heringa
Pagina 3 van 3
Ministerie van Verkeer en Waterstaat