Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van 6 maart 2009 KO/ 107074 Betreft:
Motie Van Gent over
ruimte bij nieuwbouw
voor voor- tussen ­ en
naschoolse opvang.


1. Inleiding
Hierbij reageer ik op de motie van mevrouw Van Gent c.s. (kamerstukken II, 2008-09, 31322, nr. 47), waarin de regering wordt verzocht te stimuleren dat elke nieuw te bouwen school geschikt wordt gemaakt voor voor-, tussen- en naschoolse opvang.

Deze motie zie ik, zoals ik ook in het Algemeen Overleg op 4 december jl. heb aangegeven, als een ondersteuning van mijn beleid: op het terrein van de huisvesting van de buitenschoolse ­ en tussenschoolse opvang is al een aantal knelpunten in beeld gebracht en zijn al oplossingen aangereikt. Vandaar dat ik u hierbij informeer over de wijze waarop de doelstelling achter deze motie, ervoor te zorgen dat opvang zoveel mogelijk binnen het onderwijs een plek krijgt, wordt uitgevoerd. In deze brief ga ik eerst in op de huidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten, scholen, kinderopvangorganisaties en de rijksoverheid. Vervolgens beschrijf ik de door mij ingezette en nog in te zetten maatregelen.


2. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten, scholen, kinderopvang en rijksoverheid De verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten, scholen en kinderopvang ziet er als volgt uit: gemeenten zijn verantwoordelijk voor de huisvesting van de basisscholen en de kinderopvangorganisaties zijn verantwoordelijk voor de huisvesting van de buitenschoolse opvang. Zoals de Task Force Bestrijding Wachtlijsten Buitenschoolse opvang (de Commissie Bruins) aangaf, kunnen gemeenten kinderopvangorganisaties en scholen hierbij wel op een actieve manier steunen.1 De rol van de rijksoverheid is meer indirect, namelijk die van het stimuleren van ontwikkelingen in de gewenste richting.

Gezamenlijke huisvesting van school en opvang biedt verschillende voordelen: minder reistijd voor ouders en kinderen en een efficiënt gebruik van accommodaties en buitenruimte. Bovendien vergroot dit de mogelijkheden tot samenwerking tussen onderwijs en buitenschoolse opvang. Op dit moment


1 Kamerstukken II; 2006-07; 31 070/28 447, nr. 146. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl





blad 2/5

bestaat de indruk dat nog niet alle mogelijkheden worden benut. Daarom heb ik allerlei maatregelen ingezet en zal ik nog verdere maatregelen treffen.


3. Ingezette en nog in te zetten maatregelen.
Hierna ga ik in op de volgende ingezette en nog in te zetten maatregelen. 3.1. Mogelijke belemmeringen in de bestaande wet- en regelgeving huisvesting 3.2. Het Netwerkbureau kinderopvang
3.3. Het Servicecentrum Scholenbouw
3.4. Handreiking huisvesting BSO in bestaande school 3.5. De Werkgroep Onderwijs en Kinderopvang
3.6. Inzet Waarborgfonds kinderopvang en woningbouwcorporaties 3.7. Stimuleringsregeling huisvesting

3.1. Mogelijke belemmeringen in de bestaande wet- en regelgeving huisvesting Omdat de huidige wet- regelgeving complicaties zou kunnen opleveren voor de huisvesting van school en opvang in hetzelfde gebouw heeft de Universiteit van Tilburg op mijn verzoek hiernaar een verkenning uitgevoerd. Hierover heb ik u in mijn brief van 5 november jl. bericht.2 Uit deze verkenning blijkt dat de huisvestingsbepalingen in de Wet Primair Onderwijs en de daarop gebaseerde regels in de gemeentelijke huisvestingsverordeningen weliswaar een hindernis kunnen vormen, maar anderzijds ook mogelijkheden bieden. Zo is het van belang dat school- en gemeentebesturen zich meer bewust worden van de (wettelijke) mogelijkheid tot het maken van afspraken over de onttrekking van een deel van de schoolgebouwen aan de functie van onderwijs en tot het vervolgens verhuren van dat deel aan de buitenschoolse opvang. Als hulpmiddel wordt hiervoor in opdracht van het Netwerkbureau Kinderopvang een modelcontract tussen het schoolbestuur en de gemeente ontwikkeld. In dit modelcontract zal aandacht worden besteed aan de mogelijkheid om via een gesloten bevoegdhedenovereenkomst een langjarig contract tussen partijen af te doen sluiten.

3.2. Het Netwerkbureau Kinderopvang
Goede voorbeelden en elders gevonden oplossingen kunnen beter worden gedeeld. Om op praktische en oplossingsgerichte wijze kinderopvangorganisaties, scholen en gemeenten waar mogelijk te ondersteunen bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang heb ik voor de uitbreiding van buitenschoolse ­ en dagopvang het Netwerkbureau Kinderopvang opgericht (www.netwerkbureaukinderopvang.nl). Dit Netwerkbureau is op 1 september jl. gestart en ontplooit tot 1 september 2011 activiteiten zoals:


· Het voeren van overleg met relevante partijen, zoals gemeenteambtenaren en gemeentebestuurders van onderwijshuisvesting, woningcorporaties, projectontwikkelaars, architecten, stedenbouwkundigen en het Waarborgfonds Kinderopvang, die in het ontwikkeltraject van nieuwe scholen en verbouwing van bestaande scholen een rol spelen. Het is immers essentieel


2 Kamerstukken II, 2008-09, 31 322, nr. 40.





blad 3/5

dat alle relevante partijen zich realiseren dat er in deze situaties voldoende ruimte voor opvang wordt gerealiseerd.

· Het organiseren van bijeenkomsten in de regio met de relevante partijen (onderwijs, kinderopvang en gemeenten) waar concreet op de knelpunten bij de uitbreiding van de dag- en buitenschoolse opvang wordt ingegaan. Er worden goede voorbeelden aangereikt om die op te lossen (buitenschoolse opvang in scholen, dubbelgebruik klaslokalen, continurooster, tijdelijke accommodaties etc.). Mensen uit de praktijk lichten die toe en er zijn excursies naar een aantal goede voorbeelden.

· Het houden van een Landelijk Congres, in het najaar van 2009 over de huisvesting in de toekomst van de buitenschoolse - en tussenschoolse opvang voor onder meer gemeenteambtenaren onderwijshuisvesting en - kinderopvang, schoolbesturen, grote kinderopvangorganisaties, architecten en stedenbouwkundigen. Aspecten die daarbij aan de orde komen zijn: wat is de verwachte vraag aan dergelijke opvang, hoe kunnen we dat aanbod realiseren en wat voor soort (school)gebouwen zijn daarvoor nodig?


3.3. Het Servicecentrum Scholenbouw
In de praktijk blijkt dat het bouwen van een school voor veel schoolbesturen en gemeenten een intensief en ingewikkeld proces kan zijn. Daarom hebben verschillende ministeries en de organisaties voor bestuur en management in het primair - en voortgezet onderwijs gezamenlijk geconstateerd dat geïntegreerd aanbesteden een zinvolle bijdrage kan leveren aan een betere onderwijshuisvesting. Daarvoor is het Service Centrum Scholenbouw (SCS) opgericht. Dit door het ministerie van Financiën en OCW gefinancierde servicecentrum begeleidt schoolbesturen in mogelijkheden van aanbesteding wanneer deze overgaan tot nieuwbouw. Het SCS wil de prijs / kwaliteitsverhouding van de nieuwbouw van scholen verbeteren. Het SCS doet dat door gemeenten en schoolbesturen te helpen om een zakelijke en transparante keuze te maken tussen de verschillende aanbestedingsvarianten voor scholenbouw en helpt bij het doorlopen van een geïntegreerde aanbesteding.

3.4. Handreiking huisvesting BSO in bestaande school Bij de scholen, kinderopvangorganisaties en gemeenten leven praktische vragen over de mogelijkheden om onderwijshuisvesting deels te gebruiken voor de buitenschoolse opvang. Op initiatief van de Werkgroep Onderwijs en Kinderopvang heeft het Waarborgfonds kinderopvang in samenwerking met de VNG en de VOS/ABB eind vorig jaar een praktische handreiking uitgegeven om belemmeringen ten opzichte van de huisvesting van buitenschoolse opvang op te heffen. Deze handreiking bevat een beknopte beschrijving van het proces dat kinderopvangondernemers, basisschooldirecties en gemeenteambtenaren doorlopen om gezamenlijk buitenschoolse opvang tot stand te brengen. Deze handreiking is ook digitaal beschikbaar en is in een vijftal workshops (met ongeveer 250 deelnemers) onder de aandacht van scholen, kinderopvangorganisaties en gemeenten gebracht.

3.5. De Werkgroep Onderwijs en Kinderopvang
Ook de door mij gesubsidieerde Werkgroep Onderwijs en Kinderopvang waarin werkgevers- en werknemersorganisaties vanuit het onderwijs, de kinderopvang en de ouderorganisaties participeren, verzamelt goede voorbeelden over huisvesting in de samenwerking tussen basisscholen en





blad 4/5

kinderopvangorganisaties (zie www.werkgroeponderwijskinderopvang.nl). Deze werkgroep vervult een positieve rol in het creëren van een draagvlak om te komen tot praktisch haalbare voorstellen met betrekking tot de buitenschoolse opvang en men bezint zich op de gewenste toekomst van de samenwerking tussen opvang en onderwijs.

3.6 Inzet Waarborgfonds kinderopvang en woningbouwcorporaties Met ingang van 2009 heeft het Waarborgfonds kinderopvang zijn dienstverlening en faciliteiten uitgebreid. De belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op de aan te bieden faciliteiten en de doelgroepen die ervan gebruik kunnen maken. Voor wat betreft de eerste wijziging geldt dat een toenemend aantal kinderopvangprojecten onderdeel zal zijn van grotere multifunctionele accommodaties, bijvoorbeeld van brede scholen. In die situatie is de kinderopvangorganisatie over het algemeen geen eigenaar, maar huurder van de accommodatie. De vestiging van kinderopvang in dergelijke accommodaties kan vergemakkelijkt worden door middel van een huurgarantie of leegstandsgarantie. Om in te kunnen spelen op de investeringsbehoefte die voortkomt uit nieuwe samenwerkingsverbanden van kinderopvang met andere voorzieningen, is de reikwijdte van het fonds uitgebreid met de volgende doelgroepen: organisaties voor primair onderwijs (multifunctionele accommodaties), organisaties voor peuterspeelzaalwerk, organisaties die investeren in vastgoed voor de opvang en ontwikkeling van kinderen.

Sinds 2007 is ook het Spoorwegpensioenfonds actief op de markt voor kinderopvangvastgoed. Het fonds kan de eigenaarsrol vervullen van bestaande of nieuw te ontwikkelen accommodaties. Hiermee wordt de drempel om tot investeringen te komen verlaagd.

3.7. Stimuleringsarrangement huisvesting
Vanaf voorjaar 2009 zal er een stimuleringsarrangement beschikbaar zijn ten behoeve van de projecten die betrekking hebben op de aanpassing van huisvesting van brede scholen. Hiervoor is 28 miljoen beschikbaar. Gemeenten kunnen een subsidieverzoek indienen voor projecten waardoor gebouwen gerealiseerd worden die voor verschillende doeleinden en door verschillende doelgroepen kunnen worden gebruikt (multifunctioneel gebruik). Dit arrangement zal voorrang verlenen aan projecten waarbij publiek en private partijen gezamenlijk bijdragen aan de realisatie van de multifunctionele huisvesting. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bijdragen vanuit de woningcorporaties dan wel kinderopvangorganisaties. Het stimuleringsbeleid gericht op de huisvesting van brede scholen kent verschillende criteria die een aanvraag meer kansrijk maken. De tussenschoolse opvang zal één van deze criteria vormen. Hiermee krijgen scholen een extra impuls om binnenruimten dusdanig aan te passen dat deze ook geschikt zijn voor de tussenschoolse opvang.


4. Tot slot
Met de hiervoor beschreven maatregelen stimuleer ik dat opvang zoveel mogelijk binnen het onderwijs een plek krijgt. In deze brief heb ik mijn ingezette en nog in te zetten maatregelen uiteengezet om alle mogelijkheden voor verbetering die er zijn te benutten. Uit een verkenning van de Universiteit van Tilburg bleek dat de wet- en regelgeving met betrekking tot huisvesting van opvang in schoolgebouwen geen onoverkomelijke belemmering vormt. Wel blijkt het zaak om de mogelijkheden die er zijn, goed





blad 5/5

voor het voetlicht te brengen. Daarom ondersteunen zowel het Netwerkbureau Kinderopvang, als het Servicecentrum Scholen de drie relevante partijen actief met het vinden van oplossingen, worden met de "Handreiking huisvesting BSO in bestaande scholen" belemmeringen geslecht en worden `good practices' uitgedragen. Zowel de Stimuleringsregeling huisvesting als het Waarborgfonds kinderopvang zorgen, daar waar mogelijk, voor een financiële ondersteuning ten behoeve van de huisvesting van de voor-, tussen - en naschoolse opvang.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma