College van Beroep voor het bedrijfsleven

Er bestond voor de minister geen aanleiding om het in 1946 verleende ontslag ongedaan te maken

Bij besluit van 5 november 1946 is aan de vader van appellant met ingang van 9 februari 1946 ontslag verleend met verlies van alle aan zijn aanstelling verbonden rechten, in navolging van een advies van een zuiveringscommissie die optrad op grond van het Zuiveringsbesluit 1945.
Bij brief van 31 december 2001 heeft appellant aan de minister verzocht om terug te komen van dit ontslagbesluit en daarmee de eer en goede naam van zijn vader te herstellen, waarop afwijzend is beslist. Het verzoek van appellant is in het bijzonder gebaseerd op algemene historische gegevens en beschouwingen met betrekking tot de oorlogssituatie ten tijde hier van belang, waaronder informatie met betrekking tot ledenregisters van de NSB en aanverwante organisaties. Hierbij gaat het ook naar het oordeel van de Raad niet om voor het ontslagbesluit relevante nieuwe gegevens. De minister heeft terecht vastgesteld dat door de ingebrachte gegevens de ten tijde van het ontslagbesluit beschikbare verklaringen, van met name de grootvader van appellant van juni en augustus 1945, die gedetailleerd weergeven wanneer en om welke reden de vader van appellant lid is geworden van de NJS, niet worden ontkracht.

LJ Nummer:

BH4489

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 10 maart 2009