'Niks economische zelfstandigheid. Duurzame zelfstandigheid!'
Sander Hilberink heeft onlangs een indringende lezing over de Wajong
gehouden tijdens een bijeenkomst van de Raad voor Maatschappelijke
Ontwikkeling. Hilberink is coördinator Transitienet bij het Erasmus
Medisch Centrum en bestuurslid van de BOSK.
Identiteitscrisis
Het stimuleren van de economische zelfstandigheid van mensen met een
chronische aandoening of beperking is de afgelopen jaren een hot issue
geworden. Met name de Wajongers stonden ineens op het politieke netvlies.
Herinneringen aan de WAO-crisis begin jaren negentig van de vorige eeuw
drongen zich op. Het vooruitzicht dat Nederland binnen 10 tot 15 jaar op een
half miljoen Wajongers zit, zoals NOVA in maart 2008 meldde, zette alle
spotlights in één klap aan. Voor het eerst in mijn leven voelde ik mezelf
een Wajonger, behorend tot de groep kwetsbaren, een arbeidsgehandicapte. Dit
heeft me werkelijk in een korte identiteitscrisis gestort, zon vijf minuten
heb ik oprecht geprobeerd mezelf een kwetsbare te voelen, maar over deze
gave bleek ik niet te beschikken. Daarom weiger ik mezelf in deze aanduiding
te vinden. Het zou een groot gebrek aan ambitie in het denken over
economische zelfstandigheid verraden. Een pleidooi voor duurzame
zelfstandigheid.
Gebrek aan ambitie van de Wajonger
De fuik van het ambitieloze denken over economische zelfstandigheid is
overvol. De overheid, beleidsmakers, adviesorganen en de Wajonger zelf
krioelen er door elkaar. Samen opgesloten in het systeem. Laat ik bij de
Wajongers beginnen. Ik ken veel Wajongers die weinig ambitie voelen zich te
bewijzen op de arbeidsmarkt of om überhaupt carrière te maken. Dit is in
veel gevallen geen luiheid. Het is een gevolg van hoe Nederland decennia
lang over de maatschappelijke positie van mensen met een makke heeft
gedacht. Aangeleerde hulpeloosheid in een omgeving die overmatig pampert
sust al snel al te grote dromen in slaap. Een betaalde baan, een mooie
carrière, het was niet weggelegd voor deze groep. Sterker nog, op je 18e
kreeg je van de overheid een bijna automatische kanslozen bonus, de Wajong.
Er werd amper op een zinvolle manier gekeken naar de mogelijkheden om
(later) aan het werk te gaan. De vanzelfsprekendheid van een niet-werkzaam
leven was en is waarschijnlijk nog steeds wijdverbreid, met als oorzaak het
archetypische denken over leven met een beperking.
Ook de Wajong-regeling zelf blijkt geen stimulans om te gaan werken. Zo laat
het onderzoek Werk moet lonen zien dat Wajongers die (part time) gaan werken
er in netto inkomen op achteruitgaan ten gevolge van inkomsten uit arbeid
(Brukman et al., 2008). Dat dit de arbeidsmoraal, en dus ook de ambitie, de
kop indrukt is een simpel rekensommetje. En tel daarbij ook gerust op dat de
U van het UWV helaas niet staat voor Uitmuntend functioneren. De
communicatievaardigheden van het UWV zijn op zichzelf al een
Wajong-indicatie waard en maken de praktijk van de Wajong-regeling alleen
maar erger. Het UWV reageert niet of in retrospectief op het meer of minder
gaan werken waardoor de toekenning van een vervoersvoorziening voor
werkverkeer en herberekening van de hoogte van de Wajong-uitkering
achterwege blijven. Het gevolg is geen tijdige toekenning van de
vervoersvoorziening en een terugvordering op inkomen, een bijstelling van de
terugvordering, en een bijstelling van de bijgestelde terugvordering. Na
twee jaar wordt het lastig om een correcte herberekening te maken. Het is
praktisch gedoe dat veel tijd en energie vergt, tijd en energie die hard
nodig zijn om aan de bak te blijven. Uit eigen ervaring weet ik dat het UWV
en ambitie geen goede combinatie zijn. In 1994 haalde ik mijn havodiploma
waarop ik een vervoersvoorziening aanvroeg om naar de sociale academie te
kunnen. Ik kwam als 20-jarige goed geluimd bij de verzekeringsarts die mij
keurde. Binnen tien minuten was haar oordeel geveld: mijn beperkingen waren
dusdanig dat zij me niet op de arbeidsmarkt zag participeren. Een negatief
advies dus dat na een lange procedure gelukkig niet opgevolgd werd, maar
daarom nog niet minder beledigend en tergend was.
Inmiddels is er wel één en ander veranderd. Toch blijft het de vraag of
Wajongers zich op eigen kracht kunnen bevrijden uit eerdergenoemde fuik. Het
antwoord is: Nee, tenzij het huidige Wajong-net wordt opengebroken en hen de
autonomie geeft om zoals iedere andere Nederlander, een eigen pad te
trekken, perspectief te zien om op eigen wijze bij te dragen aan de
samenleving. Volgens Loesje is leven het meervoud van lef. Dit gaat in ieder
geval voor de Wajonger op.
De fuik van regelgeving en adviesorganen
Om de Wajongers een economische zelfstandigheid te bezorgen mogen ook
overheid en adviesorganen zelf een stuk ambitieuzer zijn in hun denken over
de economische zelfstandigheid. Alleen al het woordgebruik, de begrippen, de
taal, zijn veel te eenzijdig, te betuttelend en te hulpbehoevend. Alsof de
Wajonger een amorf richtingloos wezen is als de overheid niet ingrijpt. Want
naast de term kwetsbare groep als aanduiding van Wajongers, vliegen woorden
als begeleiding, ondersteuning en kansen bieden van nota naar nota en van
essay naar essay.
Het is op zichzelf een grote vooruitgang dat de Wajong-problematiek nu
erkend wordt, maar moet dit in een taal die haaks staat op het beoogde doel?
Persoonlijk vind ik de betiteling kwetsbare groep nog beledigend ook, het
ontkent totaal dat zowel het hebben van een beperking als het bezitten van
waardevolle competenties een vanzelfsprekendheid is. Dit is niet het
mensbeeld dat een overheid zou moeten en willen verkondigen! Natuurlijk, het
bieden van ondersteuning is zeer belangrijk. Mogelijk maken dat er zo nodig
op maat begeleiding geboden wordt is van niet te onderschatten belang. Maar
als men het werkelijk over economische zelfstandigheid wil hebben dan is het
toch raar dat over ambitie en carrièreplanning niet wordt gerept? Ik zeg
raar, maar het vloeit eigenlijk logisch voort over de inzet van het beleid:
zorgen dat er minder jongeren in de Wajong komen en dat meer Wajongers aan
het werk komen. De aard van het werk, de ontwikkelingskansen binnen het
werk, de stap van economische zelfstandigheid naar duurzame zelfstandigheid;
dit alles valt buiten het denkkader van beleidsmakers en adviseurs. Het is
kwantiteit boven kwaliteit.
Eigen regie
Deze eenzijdige benadering van Wajongers wordt mede verklaard doordat (het
bereiken van) economische zelfstandigheid niet in relatie wordt gezien met
autonomie, met het kunnen voeren van de eigen regie. Er is geen ambitie om
te denken in termen van duurzame zelfstandigheid. Duurzame zelfstandigheid
is dat, naast economische zelfstandigheid met volop perspectief op
carrièremogelijkheden, de Wajonger zelf richting en invulling kan geven aan
het circus om zich heen dat nodig is om van s morgens vroeg tot s avonds
laat op de been te zijn. Werken is één ding, maar kunnen werken, daar gaat
het ook om. Werk, zorg en mobiliteit zijn onlosmakelijk met elkaar
verbonden. Hoe geïsoleerder deze aspecten gezien worden, des te
ingewikkelder, of zo men wil uitdagender, het wordt om arbeidsparticipatie
op individueel niveau in te vullen. Om dit te verduidelijken een uitstapje
naar mijn alledaagse leven. Ik werk vier dagen per week, anderhalve dag voor
de Hogeschool Rotterdam en tweeënhalve dag voor het Erasmus Medisch Centrum
Rotterdam. Ik woon in Arnhem, ik sta in de indicatiestelling te boek als
honderd procent ADL-afhankelijk (algemeen dagelijkse levensbehoeften).
Gelukkig zijn mijn werkgevers flexibel zodat ik twee dagen per week thuis
kan werken en slechts voor twee dagen per week zorg buiten de deur hoef te
regelen. Door de versobering van de regeling ben ik een derde van mijn
persoonsgebonden budget (PGB) kwijtgeraakt. Hierdoor kan ik niet meer mijn
eigen werknemers (PGB-ers) meenemen naar mijn werk, die mij op mijn werkplek
ondersteunden bij mijn werkzaamheden en ADL. Eveneens reden ze in mijn auto.
Nu ben ik volledig aangewezen op aangepast taxivervoer. Inmiddels overstijgt
mijn inkomen de Wajong-filosofie en raak ik dit jaar de vervoersvoorziening
kwijt. Weliswaar lost dit in één keer al mijn problemen op. Zo hoef ik me
niet meer in bochten wringen om de noodzakelijke zorg op mijn werk te
organiseren omdat ik überhaupt niet meer naar mijn werk kan gaan. Maar
hierdoor verlies ik met een beetje geluk één van mijn banen zodat ik weer
onder de inkomensgrens uitkom waardoor ik tenminste weer vervoer heb en
slechts één dag per week zorg hoef te regelen. Zie hier het voor- en
nadeelbeginsel volgens Cruijff). Het laat zien dat de mogelijkheden om
duurzame zelfstandigheid te verwezenlijken zich niet altijd volgens de
lijnen van de regelgeving bewegen.
Concluderend
Er zijn kortom allerlei losstaande systematieken die voor Wajongers denken
en regelen zonder acht te slaan op persoonlijke situaties en niet van elkaar
te scheiden zorgbehoeften. Precies hier gaat het fout. Want het motto is
meedoen, maar dan wel binnen het referentiekader van een overheid die
economische zelfstandigheid nogal magertjes definieert waardoor ze niet
toekomt aan het denken over duurzame zelfstandigheid. Een nieuwe, integrale
manier van denken is dus noodzakelijk, voor zowel overheid, adviesorganen
als uitvoerders als het UWV en reïntegratiebureaus. De eerste concrete stap
naar een oplossing is dan ook vrij simpel: zet naast de ondersteuningsmantra
in op versterking van de eigen regie van de Wajonger door definitieve
invoering van het participatiebudget. Hierdoor kan de Wajonger zelf het
budget ontschotten en leemtes in het beleid naar eigen inzicht repareren.
Een tweede noodzakelijk stap: verander de U van UWV in de M van Meedenker en
op Maat. Ga van een technocratisch werken aan arbeidsparticipatie naar een
meer servicegericht werken. Echte dienstverlening biedt geen steun, het
faciliteert het hebben van controle!
Maar de echte stap vraagt veel meer moed: blijft de overheid een
kwantitatieve benadering volgen om de Wajong onder controle te krijgen, of
kiest men voor daadwerkelijke versterking van de maatschappelijke positie
van de Wajongers door te investeren in duurzame zelfstandigheid?
* Sander Hilberink is Coördinator TransitieNet Erasmus MC Rotterdam
en bestuurslid BOSK, Vereniging van motorisch gehandicapten en hun
ouders
* Hilberink, S. (2009). Niks economische zelfstandigheid. Duurzame
zelfstandigheid! In: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
(Red.), Beperkt maar niet begrensd. Negen essays over participatie
van jongeren met een beperking (pp. 13-15). Den Haag: Raad voor
Maatschappelijke Ontwikkeling.
* Brukman, M., Groenewoud, M., Malle, N., Berg, N. van der & Wajer,
S. (2008). Werk moet lonen. Onderzoek onder Wajongers naar de
financiële baten van werk. Utrecht: CG-Raad.
(Geplaatst: 10 maart 2009)
---
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland