Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

10-03-2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Frans Timmermans


---

Fiche 1: Mededeling inzake haaienactieplan


1.Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Een actieplan van de Europese Gemeenschap voor de instandhouding en het beheer van het haaienbestand.


Datum Commissiedocument: 5 februari 2009

Nr. Commissiedocument: COM (2009) 40

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197899

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC (2009) 103 en SEC(2009) 104, SEC(2009) 106

Behandelingstraject Raad: Februari tot april 2009 in Raadswerkgroep. Behandeling in Landbouw- en Visserij Raad april 2009.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit


2.Essentie voorstel:
Haaien en roggen worden ondanks hun kwetsbaarheid steeds meer gevangen. De EU lidstaten zijn verantwoordelijk voor 80% van de totale wereldwijde haaienvangst. De International Union for Conservation of Nature (IUCN) schat dat ongeveer eenderde van de haaien- en roggensoorten in Gemeenschapswateren bedreigd wordt met uitsterven. Wereldwijd is dat 50 %. De Commissie heeft in haar actieplan, welke sterk gestoeld is op het actieplan van de Food and Agriculture Organisation van de VN (FAO) ; IPOA-SHARKS, drie groepen van acties voorzien:


1) Het vergroten van kennis over haaien en roggen en de visserij op deze soorten.


2) Het verduurzamen van gerichte haaienvisserij en het beperken van bijvangsten in andere visserijen.
3) Een grotere coherentie tussen het interne en externe EU visserijbeleid onderling en in relatie tot mondiale afspraken over mariene biodiversiteit. Mondiale samenwerking met en stimuleren van regionale visserijbeheerorganisaties (de zogenaamde Regional Fisheries Management Organisations = RFMO's) door de EU is essentieel.

3.Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in? Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. Omdat het hier een exclusieve bevoegdheid betreft, hoeft er niet nader gekeken te worden naar de subsidiariteit van de voorgenomen acties. De proportionaliteit van de in het actieplan voorgestelde acties oordeelt het kabinet in beginsel positief, omdat vangstbeperkingen, het aanscherpen van ontvinnen en het verzamelen van kennis het meest geëigend zijn om te komen tot een duurzaam beheer en herstel van bestanden. Desalniettemin zal er bij de uitwerking van de voorstellen aandacht moeten worden besteed aan de administratieve en uitvoeringslasten van de verschillende acties. De beoogde administratieve lasten en nalevingskosten voor ondernemers, Europese lidstaten en RFMO's worden op de middellange termijn geraamd op enkele tientallen miljoenen euro's. Bovendien hebben de voorgestelde maatregelen financiële implicaties voor zowel het EU budget als nationale overheden (in het Impact Assessment gaat men uit van enkele miljoenen euro's aan "management kosten" voor de EU als geheel). Voor wat betreft de EG-begroting is Nederland van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Voor zover het zich laat aanzien zullen de financiële consequenties voor Nederland beperkt zijn. Nederland vangt nagenoeg geen haaien in EU wateren. Wel zullen Nederlandse trawlers, die in West-Afrikaanse wateren haaien bijvangen, te maken krijgen met de verplichting om voor een deel van de reizen waarnemers aan boord te nemen. Het verbeteren van kennis omtrent haaien en roggen heeft consequenties voor het onderzoeks- en monitoring budget. Nationale financiële gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.


4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland is positief over deze mededeling. De situatie van veel haaien en roggen is zorgelijk en een daadkrachtige aanpak is noodzakelijk om het tij te keren. Nederland steunt dan ook de drie uitgangspunten van de Commissie mededeling:


1. komen tot betere kennis en data over haaien en hun rol in ecosystemen,
2. komen tot een duurzame gerichte vangst en een goed gereguleerde bijvangst van haaien,
3. een grotere coherentie tussen het interne en externe EU visserijbeleid onderling en in relatie tot mondiale afspraken over mariene biodiversiteit.

Nederland heeft zich in andere internationale kaders sterk gemaakt voor de bescherming van haaien en roggen (CITES: Convention on International Trade in Endangered Species , OSPAR: Oslo-Parijs Conventie voor de bescherming van het Mariene Milieu van de Noord-Oost Atlantische oceaan, CMS: Convention on Migratory Species). Ook het FAO Actieplan voor een verantwoorde visserij voor het behoud en beheer van de haaien uit 1999 (IPOA-SHARKS) is door Nederland ondersteund. Recentelijk zijn binnen de Gemeenschap afspraken gemaakt over vangstbeperkingen voor de bescherming van sommige haaien en roggen, maar deze zijn weinig ambitieus en onvoldoende om de hele problematiek aan te pakken.

Daar de voorgestelde acties zijn voorzien op lokaal, nationaal, Gemeenschaps- en internationaal niveau, hecht Nederland aan een sterke regie door de Commissie. Prioritering in de acties is nodig en wat Nederland betreft moet prioriteit worden gegeven aan het vergroten van de wetenschappelijke kennis over haaien. Alleen met adequate wetenschappelijke onderbouwing kan het actieplan stapsgewijs worden uitgerold. Nederland vindt dat de Gemeenschap, cq. Commissie ambitieus ten aanzien van het eigen beleid moet zijn en zich daarnaast pro-actief zouden moeten opstellen in internationaal verband (zoals RFMO's). Tot slot kan Nederland instemmen met een verdere beperking van het "ontvinnen", waarbij een volledig verbod een reële optie is.

Wel dient bij de uitwerking van de voorstellen aandacht te worden besteed aan de administratieve en uitvoeringslasten die de voorgestelde acties met zich mee brengen. Deze dienen in verhouding te staan tot de doelen die met de betreffende acties worden nagestreefd.

Fiche 2: Mededeling inzake Betere Regelgeving


1. Algemene gegevens
Voorstel: Derde strategische evaluatie van betere regelgeving in de Europese Unie


Datum Commissiedocument : 28 januari 2009

Nr. Commissiedocument : COM (2009) 15, COM (2009) 16, SEC (2009) 17, SEC (2009) 55

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197869

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board niet opgesteld

Behandelingstraject Raad: Ecofin (9 maart 2009), Raad voor Concurrentievermogen (5-6 maart 2009), Voorjaarsraad (19-20 maart 2009), Raad voor Concurrentievermogen (28-29 mei 2009)

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministeries van Financiën en Economische Zaken (Regiegroep Regeldruk)


2. Essentie voorstel
Het voornaamste doel van de derde strategische evaluatie van de Europese Commissie is om de tot op heden geboekte resultaten van het programma Betere Regelgeving uiteen te zetten en aan te geven op welke gebieden verdere inspanningen nodig zijn. Het onderstreept het belang van het programma, niet alleen als onderdeel van de Lissabonagenda, maar ook in het licht van de financiële crisis.

De evaluatie bespreekt het programma Betere Regelgeving, met als onderdelen het actieprogramma administratieve lasten (AL) voor bedrijven, het simplificatieprogramma (breder dan AL) en de Impact Assessments (IA's). Wat betreft het Actieprogramma wordt uiteengezet welke reductievoorstellen al zijn aangenomen en welke nog gepland staan om de reductie van AL met 25% te behalen voor 2012. De kwaliteit van IA's zal toenemen door verbeterde richtsnoeren en strengere toetsing door de Impact Assessment Board. Wat betreft het Simplificatieprogramma geldt dat er nog steeds gestreefd wordt naar een zo doelgerichte en eenvoudig mogelijke Europese regelgeving.


3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Uit deze mededeling en achterliggende werkdocumenten vloeit nog geen concrete wet- en regelgeving voort. De Commissie heeft onlangs een voorstel goedgekeurd voor een ambitieuze herziening van de BTW-richtlijn om de obstakels voor elektronische facturering te verwijderen en de factureringsregels te moderniseren (COM (2009) 20/21). Dit zal in een apart fiche worden behandeld.

Voor de overige 12 prioritaire gebieden van het AL-actieprogramma moeten er nog reductiedoelstellingen worden opgesteld en maatregelen worden ontworpen. Inzake vennootschapsrecht is de Commissie van plan een voorstel in te dienen om de lidstaten toe te laten micro-ondernemingen van de werkingssfeer van de jaarrekeningrichtlijnen van de EU uit te sluiten.

Voor zover tot een voorlopige beoordeling over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit dient te worden overgegaan, is het algemene oordeel positief. Ruwweg de helft van de regeldruk voor Nederlandse bedrijven komt voort uit EU-regels. Een merkbare aanpak op nationaal niveau kan dus niet zonder een soortgelijke operatie op EU-niveau. Het verminderen van AL met 25% is een ambitieus maar - zoals blijkt uit Nederlandse ervaring - realistisch doel. De Commissieplannen bestaan hoofdzakelijk uit verdere implementatie en versterking van de bestaande instrumenten voor betere wetgeving, zoals het geval is bij het Simplificatieprogramma en de aanpak van Impact Assessments.

Het pakket maatregelen van het programma Betere Regelgeving van de Commissie kan in potentie bijdragen tot een substantiële vermindering van de regeldruk voor Nederlandse bedrijven en burgers, zowel veroorzaakt door nationale als (direct of indirect) door decentrale regelgeving. De aard en implicaties hiervan kunnen echter pas worden beoordeeld bij het verschijnen van concrete voorstellen tot vereenvoudiging van bestaande communautaire wet- en regelgeving.


4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland kan de strategische evaluatie in algemene zin verwelkomen. De uitwerking van de derde strategische evaluatie lijkt veel op die van vorig jaar; het is meer een overkoepelende voortgangsanalyse dan een concreet stappenplan met ambitieuze maatregelen. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat het meer ambitie toont dan eerdere evaluaties. Het is positief dat de Commissie in de strategische evaluatie vooruit kijkt naar de mogelijkheden en vervolgacties voor de nieuwe Commissie. Dit is van groot belang voor de continuïteit in de aanpak van de regeldruk voor bedrijven.

Vaste verandermomenten nemen daarnaast voor het eerst een belangrijke plek in het denken van de Commissie. De invoering hiervan bij toekomstige regulering voor bedrijven heeft een gunstig effect op het MKB, omdat zij zich kunnen voorbereiden en aanpassen aan de wettelijke veranderingen. Dit sluit goed aan bij de nationale aanpak ten aanzien van het in werking treden van nieuwe wetgeving. Een dergelijke invoer heeft het grote voordeel dat dan vanuit de Europese regelgeving coördinatie en harmonisatie wordt bewerkstelligd als het gaat om de frequentie en data waarop regelgeving met relevantie voor bedrijven in werking treedt.

AL-actieprogramma bedrijven

Het actieprogramma gericht op AL-vermindering voor bedrijven heeft tot nu toe geleid tot voorstellen voor reductiemaatregelen die, volgens inschattingen van de Commissie, 30 miljard euro aan besparingen zullen opleveren. Nederland verzoekt de Commissie om tijdige aanlevering van de resterende reductievoorstellen. Hierbij blijft het voor Nederland vooral van groot belang dat er specifieke AL-doelstellingen per prioritair domein ("sectoral targets") worden opgesteld door de huidige Commissie. Dit wordt eveneens door het Tsjechische voorzitterschap onder de aandacht gebracht in haar voortgangsrapport Betere Regelgeving. Ook moet het een aandachtspunt blijven dat er een (minimaal) jaarlijkse rapportage komt van de netto AL-ontwikkelingen (monitoring van de lasten). Nederland heeft vorig jaar de Commissie opgeroepen een netto reductiedoelstelling te formuleren, om te zorgen dat nieuwe lasten er niet via de achterdeur weer bijkomen (de Europese 25% doelstelling voor de reductie van administratieve lasten is een bruto doelstelling; nationaal hanteert Nederland al een netto reductiedoelstelling van 25%). Hier bleek echter niet voldoende draagvlak voor bij de Commissie en andere lidstaten (behalve het VK, Denemarken, Tsjechië en Oostenrijk). Zweden en Duitsland zijn geen tegenstander, maar omdat zij nationaal nog geen netto reductiedoelstelling hebben, zetten zij in op specifieke doelstellingen per prioritair domein. Bij hen kunnen we in ieder geval op algemene steun rekenen. Gelet op de huidige situatie is een afgezwakte vorm van de netto reductiedoelstelling, in de vorm van robuuste AL-monitoring, meer haalbaar en een noodzakelijke voorwaarde om de netto reductiedoelstelling alsnog te bereiken onder de nieuwe Commissie. Nederland verwelkomt de onlangs gepubliceerde reductiemaatregelen van de Commissie over het BTW-pakket. Volgens inschattingen van de Commissie zouden de kosten jaarlijks op middellange termijn met ¤18 miljard kunnen worden verlaagd. Het is een goede start, maar er moet nu ook aandacht worden besteed aan de andere prioritaire domeinen. Wat betreft het BTW pakket deelt Nederland de visie van de Commissie dat het gebruik van elektronisch factureren zal bijdragen aan een vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Het internationale bedrijfsleven zal baat hebben bij een verdere harmonisering van de eisen. Daarbij zouden eisen zoveel mogelijk beperkt moeten blijven tot doelvoorschriften, aangezien voorschriften t.a.v. het middel de innovatie tegenhouden. Dat neemt niet weg dat zoals Nederland zelf doet wel aanwijzingen kunnen worden gegeven over bestaande middelen. Het nog niet uitgebrachte voorstel m.b.t. vennootschapsrecht/micro-ondernemingen zou volgens berekeningen van de Commissie ¤7 miljard extra besparingen kunnen opleveren. Het nog te publiceren pakket met betrekking tot de overige 12 domeinen wordt gebaseerd op de uitkomsten van de EU-nulmeting, dat zich nu in een afrondende fase bevindt, en suggesties van de lidstaten. Het beginsel "Think small first" wordt op alle richtlijnen en verordeningen van het programma toegepast om het systeem op de behoeftes van het MKB toe te snijden. Nederland hecht er belang aan dat in de aanloop naar reductiepakketten op de overige 12 domeinen, specifieke reductiedoelstellingen per prioritair domein door de huidige Commissie worden vastgelegd, zodat de nieuwe Commissie hier invulling aan kan geven. Om dit proces te stimuleren komt Nederland met een pakket aanvullende reductievoorstellen, dat en marge van de Voorjaarsraad wordt aangeboden. Het pakket dient ter verdieping én verbreding van het huidige AL-actieprogramma van de Commissie. Het is voor NL van belang dat de huidige Commissie deze suggesties overneemt binnen haar mandaat, zodat de nieuwe Commissie daar verder op kan doorborduren. Sinds de Commissie heeft voorgesteld de AL voor bedrijven met 25% in 2012 te verlagen en ook de lidstaten bij dit initiatief heeft betrokken, is het aantal lidstaten dat soortgelijke nationale doelstellingen heeft vastgesteld aanzienlijk gestegen van 7 (2006) tot 14 (2007) en 21 (2008).

Het is van belang dat de Commissie ook aandacht heeft voor informatieverplichtingen die opgelegd worden aan regionale en lokale overheden, omdat deze in de praktijk kunnen resulteren in AL voor bedrijven die door deze nationale publieke autoriteiten worden gecontroleerd.

Simplificatieprogramma (breder dan AL)

De Commissie streeft naar een relevant, effectief en proportioneel EU-wetgevingssysteem. In de evaluatie van het Simplificatieprogramma geeft de Commissie aan dat simplificatie van EU-wetgeving een inherent onderdeel van herziening van beleid is geworden, wat een gestroomlijnd regulatory framework tot gevolg heeft. ICT wordt gepromoot als instrument om procedures te vereenvoudigen.

Een groeiend aantal simplificatiemaatregelen wordt aangenomen door de Raad en het Europees Parlement (16 in januari 2008, 39 in januari 2009). Toch valt hier veel winst te behalen, door middel van versnelling van de besluitvorming bij aanname, bij voorkeur in het co-decisie proces. De Commissie moet in dit streven gesteund worden door de andere EU-instellingen en de lidstaten.

In het kader van de simplificatie-operatie zijn tot dusver voorstellen gedaan om ongeveer 1300 besluiten - samen goed voor ongeveer 10% van het acquis of 7800 bladzijden van het Publicatieblad - te schrappen. Er is echter nog ruimte voor meer simplificatie en de Commissie zal in 2009 33 nieuwe initiatieven nemen. Na een doorlichting van het Gemeenschapsrecht voorziet de Commissie dat er nog eens 81 acties in toekomstige simplificatie-activiteiten kunnen worden geïntegreerd. De volgende Commissie zou de simplificatie-operatie bijgevolg moeten kunnen voltooien.

Bij het Simplificatieprogramma blijft het risico bestaan dat de doorgevoerde vereenvoudigingen en codificaties vooral van cosmetische aard zijn (schrappen van overbodige wetspagina's en stroomlijnen van richtlijnen). Duidelijke cijfers van reducties zijn hier (nog) niet aan te verbinden. De concrete resultaten van het Simplificatieprogramma zijn relatief beperkt, mede doordat er weinig vernieuwende elementen naar voren zijn gebracht door de Commissie. Dit terwijl dit programma zich bij uitstek leent voor gerichte aanpak van andere belastende EU-regeldruk zoals nalevingkosten en toezichtslasten die niet in verhouding staan tot het belang dat er mee gediend is. Nalevingskosten worden binnen het Nederlandse regeldrukprogramma nu ook gemeten en aangepakt, wat als voorbeeld zou kunnen dienen voor de Europese aanpak. Ook zou men vaker kunnen kijken naar flexibelere alternatieven voor regelgeving, zoals systemen van co- en zelfregulering.

Evaluatie Impact Assessments en Impact Assessment Board

Voor Nederland blijven de Impact Assessments (IA's) van cruciaal belang als instrument voor een hogere kwaliteit van wet- en regelgeving. Nederland is tevreden dat haar suggesties ter verbetering van de IA richtsnoeren, in gebruik vanaf januari 2009, zijn overgenomen en dat er meer aandacht is voor de structurele kwantificering van de AL, voor een degelijke onderbouwing van de subsidiariteit en voor de effecten op het MKB. Daarnaast zal de Commissie meer rekening houden met de impact op regionaal en lokaal niveau, wat een gunstige invloed op AL reductie bij bedrijven kan hebben. De richtsnoeren vragen meer aandacht voor de administratieve lasten voor burgers (hoewel het Nederlandse verzoek tot het opnemen van een verplichte kwantitatieve AL-toets voor burgers niet is overgenomen). De Commissie geeft aan meer aandacht te besteden aan het executive summary (van maximaal 10 pagina's). Dit is een eerste stap in de goede richting. Nederland blijft echter nog steeds voorstander van de invoering van een 2 pagina lang summary sheet, als politiek instrument voor de kwantitatieve monitoring van netto AL-ontwikkelingen. Helaas is hier momenteel geen draagvlak voor bij andere lidstaten en daarbij speelt ook een rol dat de IA richtlijnen net zijn aangepast, en de Commissie hoogstwaarschijnlijk geen aanpassingen zo kort na de invoering zou willen doorvoeren. Dit punt zal Nederland op een later, geschikter, moment alsnog onder de aandacht van de nieuwe Commissie brengen. Nederland verwelkomt dat de Europese Commissie een sterkere focus zal hebben met betrekking tot IA's op de zogeheten comitologiedossiers, die een significant effect hebben op het bedrijfsleven. Nederland hecht belang aan de rol van de Impact Assessment Board, die oproept tot betere kwantificering van effecten evenals een systematische onderbouwing van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Nederland sluit zich aan bij dit standpunt van de IA Board en verwelkomt de strengere benadering van de Board ten opzichte van de ingediende IA's. De Board benadrukt in zijn evaluatie dat er meer aandacht moet komen voor het verbeteren van de kwaliteit van de IA's vóór verzending naar de Board. Tevens moeten de directoraten meer rekening houden met de planning van procedures rond de IA's, zodat er tijd is om de aanbevelingen van de Board ook op te volgen in een nieuwe versie van het IA. Om dit te benadrukken worden er vaker resubmissions door de Board geëist, wat bijdraagt aan de kwaliteit van de Impact Assessments. In de strategische evaluatie verwijst de Cie ook, evenals in vorige jaren, naar de verantwoordelijkheid van alle EU instituties om Betere Regelgeving tot uiting te brengen, in 2009 door middel van het afronden van de "Review of the Common Approach to Impact Assessments". Tsjechië en Zweden, als huidige en volgend voorzitterschap, hebben aangegeven dat dit één van de aandachtspunten van Betere Regelgeving zal zijn tijdens hun voorzitterschap, wat opgepakt wordt samen met de meest geavanceerde lidstaten.

Fiche 3: Besluit inzake gemeenschapsprogramma ondersteuning activiteiten inzake financiële diensten


1. Algemene gegevens

Voorstel: Voorstel voor een besluit van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen


Datum Commissiedocument: 23 januari 2009

Nr. Commissiedocument: COM (2009) 14 definitief

Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197855

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep, Ecofin, datum nog niet bekend

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën

Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie a) Rechtsbasis
Artikel 95 van het EG-Verdrag
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement

- gekwalificeerde meerderheid

- medebeslissing
c) Comitologie
De Commissie krijgt bijstand van een comité ; de regelgevingsprocedure wordt ingesteld.


2. Samenvatting BNC-fiche
Het voorstel betreft een Gemeenschapsprogramma voor de medefinanciering van bepaalde voor het functioneren van de interne markt essentiële Europese en internationale organen die actief zijn op het gebied van het coördineren van toezicht op financiële diensten, het ontwikkelen van financiële verslaggevingsstandaarden (IFRS), de advisering over de bekrachtiging van die standaarden respectievelijk het toezicht op het vaststellen van standaarden op het gebied van de controle van jaarrekeningen (ISA). De ontoereikende financiering van deze organen zou ertoe kunnen leiden dat bepaalde essentiële beleidslijnen van de Gemeenschap niet naar behoren ten uitvoer worden gelegd. De lidstaten achten met het oog op de financiële crisis verbeteringen op deze beleidsterreinen van groot belang. De Commissie acht medefinanciering de beste oplossing. Het totale op de Gemeenschapsbegroting in te schrijven bedrag beloopt ¤ 36,2 miljoen voor de periode 2010-2013. Nederland steunt het voorstel van de Commissie. Nederland vindt het belangrijk dat deze organen hun werkzaamheden onafhankelijk kunnen uitoefenen en vindt het belangrijk dat in ieder geval op Europees niveau gezamenlijk wordt gewerkt aan oplossingen voor problemen in het licht van de financiële crisis. Het voorstel is gebaseerd op een gedeelde bevoegdheid van de EG waarbij subsidiariteit en proportionaliteit als positief worden beoordeeld.


3. Samenvatting voorstel

· Inhoud voorstel

· Impact assessment Commissie
Het voorstel betreft een Gemeenschapsprogramma voor de medefinanciering van bepaalde voor het functioneren van de interne markt essentiële Europese en internationale organen die actief zijn op het gebied van het coördineren van toezicht op financiële diensten, het ontwikkelen van financiële verslaggevingsstandaarden (IFRS), de advisering over de bekrachtiging van die standaarden respectievelijk het toezicht op het vaststellen van standaarden op het gebied van de controle van jaarrekeningen (ISA). Concreet gaat medefinanciering ten goede komen aan de tussen 2001 en 2004 door de Commissie opgerichte comités van toezichthouders, de International Accounting Standards Committee Foundation (IASCF), de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) en de Public Interest Oversight Board (PIOB). De Commissie heeft geconstateerd dat de ontoereikende financiering van deze organen ertoe zou kunnen leiden dat bepaalde essentiële beleidslijnen van de Gemeenschap niet naar behoren ten uitvoer worden gelegd. Deze organen beschikken nu ofwel over onvoldoende middelen om bepaalde projecten uit te kunnen voeren (dit betreft de comités van toezichthouders en EFRAG) dan wel zijn zij aangewezen op niet-gediversifieerde en vrijwillige financiering van belanghebbenden waardoor hun onafhankelijkheid in het geding komt (dit betreft IASCF, EFRAG, PIOB). De Commissie komt tot het oordeel dat het beste aan deze bezwaren tegemoet wordt gekomen door te opteren voor medefinanciering van deze organen. De lidstaten hebben met het oog op de financiële crisis aangegeven dat hoge prioriteit moet worden gegeven aan het verbeteren van toezichtconvergentie en de samenwerking op het gebied van toezicht op financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen. Hiertoe zijn zowel in EU-verband als op internationaal niveau de nodige initiatieven genomen. Volgens de Commissie kan het voorgestelde Gemeenschapsprogramma hieraan bijdragen en leiden tot een grotere EU-inbreng in de uitvoering van het actieplan dat in de verklaring van de G20-top van 15 november 2008 is beschreven (in het bijzonder meer internationale coördinatie tussen financiële toezichthouders en voor internationale standaarden om de governance van het internationale financiële systeem te verbeteren).


4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid:
De Commissie baseert de bevoegdheid van de EG op artikel 95 van het EG-Verdrag. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid. b) Functionele toets:

- Subsidiariteit: positief

- Proportionaliteit: positief

- Onderbouwing: De subsidiariteit wordt als positief beoordeeld. Het gaat om de coördinerende comités voor het toezicht op financiële diensten in de EU, het opstellen van en adviseren over standaarden die na het doorlopen van de goedkeuringsprocedure op basis van een EG-verordening rechtstreekse werking in de lidstaten krijgen en het toezicht op het opstellen van soortgelijke standaarden voor de accountantscontrole. Medefinanciering van deze organen door de EG ligt dan voor de hand. De proportionaliteit wordt als positief beoordeeld. Er wordt Gemeenschapsfinanciering voorgesteld voor een duidelijk gedefinieerd en beperkt aantal van de belangrijkste organen op het gebied van toezicht en controle op en regelgeving voor financiële diensten en financiële verslaggeving. Er is verder geen sprake van een onnodige overlap tussen de activiteiten van de verschillende organen. c) Nederlands oordeel: Positief.


5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting
Het totale op de Gemeenschapsbegroting in te schrijven bedrag beloopt ¤ 36,2 miljoen voor de periode 2010-2013. Het Nederlandse aandeel volgens de BNI-sleutel voor de EU-afdrachten bedraagt ¤ 1.665.200,- b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden De financiële middelen worden gevonden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting (middels herprogrammering van rubriek 1A). Er zijn dus geen gevolgen voor de hoogte van de Nederlands afdrachten of de hoogte van de restitutie van ongebruikte middelen aan de lidstaten. c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger Niet van toepassing.
d) Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden Niet van toepassing.
e) Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger Niet van toepassing.


6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid Niet van toepassing.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid Het besluit treedt in werking op de twintigste dag volgend op de bekendmaking in het publicatieblad van de Europese Unie. Het programma zelf wordt vastgesteld voor de periode 2010 tot 2013. c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In het voorstel is opgenomen dat de Commissie uiterlijk 31 december 2014 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indient over de verwezenlijking van de programmadoelstellingen. In het verslag wordt in ieder geval gekeken naar de algehele relevantie en samenhang van het programma, de effectiviteit van de uitvoering ervan en de effectiviteit van de diverse acties gezamenlijk en elk afzonderlijk in het licht van de doelstellingen. In het voorstel is opgenomen dat het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig het Verdrag een besluit nemen over de voortzetting van het programma per 1 januari 2014.


7. Implicaties voor uitvoering en handhaving a) Uitvoerbaarheid
Niet van toepassing.
b) Handhaafbaarheid
Niet van toepassing.


8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.


9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt) Nederland steunt het voorstel van de Commissie tot het vaststellen van een programma tot Gemeenschapsfinanciering voor een duidelijk gedefinieerd en beperkt aantal van de belangrijkste organen op het gebied van toezicht op financiële diensten en het opstellen van en adviseren over standaarden voor financiële verslaggeving en toezicht op het opstellen van standaarden voor de controle van financiële verslaggeving, waarbij de nodige voorwaarden worden gesteld aan de verstrekking van betreffende subsidies (een belangrijke voorwaarde is dat de instituties in kwestie het openbaar belang moeten bevorderen). Nederland vindt het belangrijk dat organen als de IASCF en de EFRAG hun werkzaamheden onafhankelijk kunnen uitvoeren. Gemeenschapsfinanciering in plaats van financiering enkel door belanghebbende partijen draagt bij aan de gewenste onafhankelijkheid. In het voorstel wordt er rekening mee gehouden dat door deze Gemeenschapssubsidies andere publieke organen en instellingen in de EU worden aangemoedigd om meer geld en aandacht te besteden aan deze organisaties. Volledige financiering acht Nederland dan ook niet nodig. Nederland vindt het belangrijk dat gezamenlijk met de andere lidstaten en in breder internationaal verband wordt gewerkt aan oplossingen voor problemen die spelen in het kader van de huidige financiële crisis (waaronder toezicht op financiële instellingen en aanpassing van de IFRS door de IASB). De onderhavige medefinanciering maakt daarvan deel uit.