D66

woensdag 11 maart 2009

Probleem projecten schaden democratie en zelfvertrouwen

Deze week debatteert de Tweede Kamer over de Amsterdamse Noord/Zuidlijn. Aanleiding is zijn de nieuwe financiële tegenslagen van het project. In 2002 zouden de totale kosten nog 1,4 miljard bedragen, dat is nu al opgelopen naar 2,3 miljard. De opleverdatum is eveneens verschoven: van 2011 naar 2017. Het verzakken van een aantal oude panden, en gekluns van een aannemer met verkeerd beton, heeft het project ook geen goed gedaan. De verantwoordelijke wethouder Tjeerd Herrema besloot na de jongste tegenslagen af te treden. De Noord/Zuidlijn wordt inmiddels in een adem genoemd met de uit de hand gelopen projecten, als de Betuwelijn en de HSL.

Wantrouwen blijft groeien

Vaak worden de kritieken op de probleem projecten vluchtig van de hand gedaan. ''Als je aan iets begint moet je het ook afmaken,'' en ''over 10 jaar zul je niemand meer horen klagen over het feit dat het allemaal wat lang duurde en te veel kosten.'' Deze opmerkingen kloppen in grote lijnen: Natuurlijk moet er doorgezet worden en zal men achteraf heel tevreden zijn als men straks binnen 10 minuten op het werk arriveren. Wat wordt vergeten is dat het wantrouwen onder de bevolking tegenover deze projecten ondertussen, bij elke tegenslag, blijft groeien. Een volgende keer dat bestuurders in politiek Den Haag, een provincie, of een gemeente met een ambitieus plan komt zal het met steeds groter cynisme worden ontvangen, zowel door de bevolking als door volksvertegenwoordigers.

Faalangst

De recente ervaringen met grote projecten heeft inmiddels een vreemdsoortige dynamiek opgeleverd. Doordat de nare ervaringen met grote projecten is er een soort faalangst toegeslagen bij politici. Zelfs experimenten worden met grote vijandelijkheid bejegend. Toen enkele weken geleden de eerste proef met de OV-chipkaart in Rotterdam van start ging, schreeuwde een aantal politieke partijen moord en brand. "Er zullen grote fouten aan het licht komen!", heette het. Dat het experiment in Rotterdam nu juist was bedoeld om die fouten naar boven te krijgen, werd vergeten.

Onrealistische risco-inschattingen

Ook lijkt de bestuurlijke faalangst te leiden tot nog weer onrealistischer risico-inschattingen. Bestuurders spiegelen samenleving en volksvertegenwoordigers begrotingen voor die uitgaan van het meest gunstige scenario, uit vrees dat zij anders niet te overtuigen zijn van de noodzaak van een groot project.

Kilometerheffing

Een van de voorbeelden daarvan is de invoering van de kilometerheffing. Bij de invoering zal veel nieuwe technologie worden gebruikt, met alle kinderziektes die daarbij horen. Afgesproken is echter dat de exploitatiekosten niet meer dan 5% mogen zijn. Een zeer krappe berekening. De kans is groot dat dit percentage, zeker aan het begin, wordt overschreden. En wat dan? Stel dat de exploitatiekosten op 6% liggen of op 8%. Blazen we het hele project dan af? Sommige partijen sturen daar op aan. Andere partijen zullen een waarschijnlijke, tijdelijke, en logische overschrijding wel accepteren. In beide gevallen wordt het project echter meteen in een kwaad daglicht geplaatst. Bovendien wordt de filedruk, wanneer dit project mislukt een soort onbeheersbaar natuurverschijnsel waartegen niets te doen is.

Falende projecten dragen niet bij aan geloof in eigen kunnen

Nederland wil zich manifesteren als een innovatief en ambitieus land. Dit is een noodzakelijk streven als het land in de toekomst internationaal succesvol wil zijn. Grote overheidsprojecten, die elke keer meer kosten dan begroot en niet op tijd af zijn, dragen echter niet bij aan het Nederlandse geloof in eigen kunnen. Het probleem met deze projecten is meestal niet de kennis of het vakmanschap dat Nederland rijk is. De crux zit hem doorgaans in hoe een project van formaat wordt begroot, en hoe risico's worden ingeschat.

Voortaan anders begroten

Wat moet gebeuren is dat projecten voortaan anders worden begroot. Hiervoor is er een financiële cultuur en structuurverandering nodig, vergelijkbaar met de invoering van de Zalmnorm in 1994. Een essentieel onderdeel van deze Zalmnorm is dat er op een reële wijze met uitgaven wordt omgesprongen, en dat financiële meevallers en tegenvallers met enige onverschrokkenheid tegemoet worden getreden. Bij het begroten van grote projecten zou een ruimere risico-inschatting gemaakt moeten worden (bij ingewikkelde techniek soms tot 25%) waardoor niet bij elke tegenvaller rumoer uitbreekt, of elke meevaller wordt verjubeld. Het voorschotelen van de gunstigste begrotingscenario's moet plaatsmaken voor het presenteren van 'worst case' scenario's. Alleen dan kan de politiek, via een debat gebaseerd op reële feiten, een weloverwogen beslissing nemen waarin alle risico's worden bekeken. Door zo'n robuuste norm weet de volksvertegenwoording, en nog belangrijker de bevolking, waar het staat aan het begin van een project.

Reëel projecten plannen

Er moet een einde komen aan de berichten over projecten die te duur uitvallen en te laat worden opgeleverd. De lijst met uit de hand gelopen projecten is lang genoeg. In de toekomst zal er reëel begroot moeten worden. Dit zal niet alleen helderheid en draagvalk creëren rond projecten onder de bevolking. Het zal eveneens het vertrouwen in onze democratie versterken en de groeiende faalangst wegnemen uit de Nederlandse ambitie.

D66-Kamerlid Boris van der Ham

Meer over...

* Boris van der Ham