Gevolgen economische crisis voor de landbouwsector
Geachte Voorzitter,
De vaste Kamercommissie voor LNV heeft mij verzocht vóór het AO Landbouw- en
Visserijraad op 19 maart de Kamer te informeren over de gevolgen van de economische
crisis voor de landbouwsector (inclusief de bloemensector) en het ontbreken van exportverzekeringsfaciliteiten.
Ik heb WUR-LEI gevraagd een nota op te stellen over de impact van de economische crisis
op de landbouwsector. U treft deze bijgaand aan. Het beeld is in hoofdlijnen als volgt.
* De export van Nederland loopt fors terug. Dit geldt ook voor de agrarische export, met
name bij zuivel en bloemen.
* Voor exporteurs is het lastiger geworden om hun export verzekerd te krijgen. De
exportkredietverzekeraars verhogen premies, en brengen hun dekkingen terug of
verzekeren soms helemaal niet. Door de toegenomen risico's worden de exporteurs
terughoudender.
* De agrarische productie kan zich niet snel aanpassen aan de vraaguitval. Het effect
treedt dus vooral op bij de prijzen: voor melk ligt de prijs op dit moment 31% lager dan
een jaar geleden, voor granen tussen de 40% en de 50%, rozen -48%, chrysanten -44%,
eieren -18%, vleeskuikens -6%, vleesvarkens -3% en vis ongeveer -11%.
Daar staat tegenover dat ook sommige aangekochte producten goedkoper zijn
geworden, bijvoorbeeld veevoeder tussen de 15% en de 20% en gasolie 25%.
* Het inkomen in de sector lag in 2008 ongeveer 40% onder het niveau van het jaar
daarvoor. Reeds in 2008 waren er diverse sectoren waar de ondernemers helemaal geen
beloning zagen voor hun inzet van kapitaal en arbeid, zoals de groenteteelt onder glas
en de pluimveehouderij. Als er geen verandering in de prijzen komt, dreigen daar dit
jaar ook de melkveehouderij en de bloementeelt onder glas bij te komen.
* Doordat de productie op de landbouwbedrijven op de korte termijn moeilijk kan
worden aangepast, blijft het niveau van productie in de toeleverende en de verwerkende
agrarische industrie doorgaans op niveau. Dat geldt overigens niet voor
bijvoorbeeld de kassenbouw. Daar zijn de activiteiten sterk teruggezakt, mede ook
doordat in het buitenland weinig vraag is.
* De intensieve veehouderij en de glastuinbouw zijn meer met geleend geld gefinancierd
dan de grondgebonden sectoren. De financiële veerkracht in de intensieve sectoren is
niet groot.
Het totaalbeeld is op een aantal aspecten zorgelijk. De inkomens lagen in 2008 al flink
lager dan in 2007. Dit grotendeels nog exclusief het effect van de kredietcrisis. De prijzen
die de landbouwers voor hun producten ontvangen, liggen veelal op een lager niveau dan
vorig jaar. Er is flinke druk op de prijzen omdat landbouwers de productie doorgaans niet
op de korte termijn aan kunnen passen aan de verminderde afzetmogelijkheden, want het
gaat in de landbouw om een natuurlijk proces. Als er geen verandering komt, zal in
diverse sectoren niets verdiend worden. Afhankelijk van de duur van de recessie zal een
aantal bedrijven weinig ruimte hebben om te investeren in onder meer duurzaamheid en
innovatie. Hierdoor kunnen ook beleidsdoelen onder druk komen te staan. Deze problematiek
heeft mijn volledige aandacht. Op welke wijze de overheid kan bijdragen aan
oplossingen is onderdeel van het bredere kabinetsberaad.
In het kabinet is de economische crisis indringend aan de orde. Enerzijds kan stimulering
van de economie een bijdrage leveren aan investeringen en behoud van werkgelegenheid,
anderzijds dient de overheid ook een verantwoord financieel beheer te voeren ten aanzien
van de verhouding tussen inkomsten en uitgaven. Een kabinetsstandpunt dienaangaande
kunt u binnenkort verwachten.
U vraagt terecht aandacht voor de problematiek van de exportkredietverzekering.
Exportkredietverzekering is voor de landbouw van groot belang, want meer dan 70% van
de toegevoegde waarde in de landbouw is afhankelijk van de uitvoer van producten. Op
dit moment is het ministerie van Financiën in gesprek met de exportkredietverzekeraars
om de knelpunten in kaart te brengen en te bezien welke maatregelen het kabinet met
het bedrijfsleven en verzekeraars kan nemen. De specifieke problematiek van de agrosector
wordt hier nadrukkelijk bij betrokken.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
1
Kredietcrisis en agrosector, situatie begin maart 2009
1. Inleiding
Deze notitie van LEI Wageningen UR geeft een beeld van de situatie in de agrosector in
samenhang met de kredietcrisis. Met name is in beschouwing genomen de ontwikkeling op
markten en van prijzen van producten. Op basis hiervan wordt per sector een beeld gegeven van
de mogelijke gevolgen voor de inkomens. De indeling van de notitie is: (2) algemeen, (3) de
agrosector, waarin melkveehouderij, varkenshouderij, pluimveehouderij, akkerbouw, tuinbouw
(excl. sierteelt) en sierteelt en tenslotte (4) visserij. Bij de sectoren is ook, waar relevant, ingegaan
op de toelevering, export, verwerkende bedrijven, retail e.d.
2. Algemeen
De door het CPB medio februari uitgebrachte ramingen voor 2009 en 2010 onderstrepen dat de
kredietcrisis een economische recessie tot gevolg heeft, met een forse krimp van de economie
(BBP) in vooral 2009 (-3,5%). Deze krimp heeft sterke stijgingen van de werkloosheid (een
verdubbeling in 2010) en van het financieringstekort van de overheid als consequenties. Belangrijk
is dat het vertrouwen in de financiële sector zo spoedig mogelijk herstelt en dat landen niet
uitwijken naar het nemen van protectionistische maatregelen voor de eigen economie. Dit is
essentieel voor herstel van de Nederlandse economie die door de sterke verbinding met de in- en
uitvoer van producten en diensten een open karakter heeft. Dit geldt in het bijzonder voor de
agrosector, die voor het creëren van toegevoegde waarde voor ruim 70% afhankelijk is van de
uitvoer van producten. In die zin is de Nederlandse agrosector kwetsbaar voor een verslechtering
van de internationale economie.
Kredietverlening
Gezien het open karakter van de Nederlandse economie zijn investeringen in bedrijven en de
omvang van de uitvoer belangrijke indicatoren voor het herstelvermogen van de economie. In
samenhang met de kredietcrisis doen zich nu echter juist op die terreinen problemen voor:
* bij de verlening van kredieten hanteren banken e.d. een risico- of liquiditeitsopslag.
Hierdoor zijn rentekosten van investeringen hoog in vergelijking met de door de
Centrale Banken gehanteerde percentages (en de Euriborrente, die vaak als
referentie bij hypotheekrentetarieven geldt);
* exportkredietverzekeraars verhogen de premies in 2009 en brengen hun dekkingen
terug, waardoor de bedrijven zelf het risico of een groter deel ervan moeten dragen;
ook zijn enkele afnemers en landen uitgesloten;
* de gemiddelde betalingstermijn is in de internationale handel opgelopen tot 50 a 60
dagen1.
* nu verzekeringen en financieringen moeizamer tot stand komen, moeten handelaren
bedrijfsrisico's beperken. De handel loopt hierdoor terug, zoals momenteel in bloemen
en planten en de zuivel.
3. Agrosector
De landbouw- en voedingssector laat als het gaat om de omvang van de bedrijvigheid, in
vergelijking met andere sectoren van de economie, tot dusver nauwelijks of geen effecten zien
van de kredietcrisis. Globaal is namelijk de omvang van de productie op peil gebleven. Echter
door een gedaalde export naar bepaalde landen (met betalingsproblemen en met een
recentelijk sterk verzwakte munt) staan de prijzen meer onder druk dan onder 'normale'
1 Ook bij leveringen aan supermarkten wordt een dergelijke verlenging van de betaaltermijn genoemd.
2
economische omstandigheden. Hierbij is het kenmerk van de markten van agrarische producten
cruciaal: al bij een geringe daling van de vraag (of afzet) dalen de prijzen sterk.
Uitvoer
Voor een aantal producten laten gegevens over de ontwikkeling van de export in de laatste
maanden van 2008 een daling zien. Dit betreft onder meer groenten (tomaat, paprika), bloemen,
bloembollen en een aantal zuivelproducten. Voor bijvoorbeeld groente en fruit leverde het
laatste kwartaal van 2008 een forse daling op in vergelijking met 2007. De terugval van deze
export in het laatste kwartaal kent meerdere oorzaken, waaronder de daling van het Britse pond
en de Russische roebel ten opzichte van de euro en de kredietcrisis.
De export van producten van diverse agrarische producten naar sommige landen (VK,
Oost-Europa) gaat moeizamer dan in voorgaande jaren. De export van poot- en
consumptieaardappelen verloopt, ondanks ook problemen met exportkredietverzekeringen,
echter al met al nog redelijk.
Transport
Vervoerders van land- en tuinbouwproducten hebben in 2008 beter gedraaid dan de totale
transportsector (TLN). Hierbij zij wel aangetekend dat het totale goederenvervoer in Nederland in
het 4e kwartaal van 2008 drastisch afnam en op het laagste niveau in 14 jaar kwam. Vooral
internationale transporteurs hebben het moeilijk. De relatief goede score van het agrarisch
vervoer heeft te maken met de, als het gaat om het volume van de activiteiten, beperkte
conjunctuurgevoeligheid van de agrarische sector. Wel maakt TLN een uitzondering voor de
sierteeltsector; het transport van bloemen en planten is afgenomen.
Voedingsindustrie
De voedings- en genotmiddelenindustrie (V&G) realiseerde in december 2008 3% meer omzet,
terwijl andere industrietakken (aanzienlijk) minder omzet haalden dan in december 2007. De V&G
realiseerde genoemde omzetstijging met bijna 1% minder productievolume.
De huidige stabiliteit in de verwerking van agrarische producten heeft te maken met het
aanbod, dat niet op korte termijn beïnvloed wordt door de economische omstandigheden. Zo is
de melkaanvoer naar de zuivelfabrieken mede door uitbreiding van de quota dit jaar hoger en
was ook het geoogste volume in de akkerbouw in 2008 hoger dan in 2007. De aanvoer van dieren
aan de slachterijen in Nederland lijkt in 2009 op ongeveer de zelfde aantallen uit te komen als
vorig jaar.
Retail
Nederlandse supermarkten merken nog weinig van de economische tegenwind. De omzet van
de supermarkten was in januari 2009 6% hoger lag dan in januari 2008 (Gfk). Deze groei is in lijn met
de groei over heel 2008. Tussen december 2007 en december 2008 nam de totale
supermarktomzet met 6,2% toe. De detailhandel voor voedingsmiddelen is veel minder cyclisch
dan voor andere producten. De economische recessie kan wel leiden tot verschuivingen in de
vraag doordat consumenten kiezen voor goedkopere producten. Dit kan de positie van
speciaalzaken en kleinere winkels verder bemoeilijken ten opzichte van grote supermarkten.
Beeld per deelsector
LEI Wageningen UR heeft in december 2008 een raming van de inkomenssituatie voor het jaar
2008 uitgebracht2. Voor de totale land- en tuinbouw geldt (in 2008) bij een (bruto)
productiewaarde van ruim 23 mld. euro dat er voor de ondernemers en hun gezin een inkomen
resteert van ongeveer 1,5 mld. euro. Ten opzichte van 2007 is dat resterende inkomen circa 40%
lager, terwijl de productiewaarde nog met 1,5% steeg. Kostenstijgingen van vooral veevoer en
energie waren in 2008 belangrijke oorzaken van de inkomensdaling, daarnaast ook het met
ongeveer 1% achterblijven van de prijzen van de producten. Genoemde cijfers geven ook aan
dat het inkomen in de sector sterk kan fluctueren, omdat de inkomensmarges in de land- en
tuinbouw (vrij) smal zijn. Relatief kleine verschillen in de opbrengsten-kostenverhoudingen door
vooral prijsveranderingen kunnen dan ook aanzienlijke inkomensveranderingen als gevolg
hebben. In verband hiermee is onderstaand beeld van de huidige situatie erg speculatief.
2 Bont, C.J.A.M. de, W.H. van Everdingen en A. van der Knijff, Actuele ontwikkeling van resultaten en
inkomens in de land- en tuinbouw in 2008, Rapport 2008-072
3
Bovendien zijn er in elke sector tussen de bedrijven grote verschillen in de bedrijfsresultaten en
inkomens.
In de hierna genoemde sectoren blijft, afgezien van de invloeden van
weersomstandigheden, de productie naar verwachting op peil in 2009. Echter niet uit te sluiten
valt dat er in de glastuinbouw, vooral de sierteelt, als gevolg van de verslechterde rentabiliteit
enige terugval van de productie zal zijn. Het zelfde kan gelden voor de varkensproductie; het CBS
meldt in december 2008 een lagere zeugen- en biggenstapel. Maar niet duidelijk is of dat een
structureel effect heeft. Tegenover de mogelijk tegenvallende ontwikkelingen voor de prijzen van
producten en export, heeft de agrosector in 2009 zoals het zich nu laat aanzien wel dalende
kosten van energie en brandstoffen, veevoeders, kunstmest en (container)transport.
Melkveehouderij
De melk- en zuivelsector heeft momenteel duidelijk last van een terugval in de vraag op derde
markten. De prijzen op de zuivelmarkt zijn sterk gedaald en de melk(voorschot)prijs is inmiddels
circa 10 euro per 100 kg, ofwel omstreeks 25%, lager dan in dezelfde periode vorig jaar (zie bijlage
1). Of de prijs nog verder daalt en hoe lang de lage prijs aanhoudt is niet in te schatten. Om
verdere prijsdaling tegen te gaan heeft de EU weer regelingen voor interventie en exportrestitutie
ingesteld. Verwacht moet worden dat de lage melkprijs in het lopende jaar (2009) een forse
daling van het inkomen tot gevolg heeft, na overigens twee (redelijk) goede jaren (2007 en 2008).
Mocht de prijs over geheel 2008 inderdaad met genoemde 10 euro dalen, dan zou dit op zich
een inkomenseffect per gemiddeld melkveebedrijf (met een melkproductie van 600.000 kg)
hebben van ongeveer 60.000 euro. Van het geraamde inkomen uit bedrijf van 58.000 euro in 2008
(zonder rekening te houden met het negatieve effect van omzet in aanwas zou het ongeveer
70.000 euro zijn) zou dan een belangrijk deel kunnen wegvallen. Echter, tegenover de lagere
opbrengsten van melk staan naar verwachting ook lagere kosten van onder meer veevoer en
kunstmest (zie prijsdaling kalkamonsalpeter in bijlage). Wanneer de mengvoerprijzen met 20%
dalen ten opzichte van 2008 geeft dat op zich een positief effect van ongeveer 8.000 euro per
bedrijf per jaar. Voor de melkveehouders heeft daarnaast de prijsvorming van vee (slachtvee,
kalveren) nog invloed, maar het effect hiervan is erg klein ten opzichte van het effect van een
waarschijnlijk in 2009 duidelijk lagere melkprijs. De prijsontwikkelingen voor slachtvee en kalveren
geven momenteel een gemengd beeld (zie bijlage). Per saldo zou in zo'n scenario gemiddeld per
melkveebedrijf slechts een bescheiden inkomen resteren.
Of genoemde daling met 10 euro reëel wordt, hangt onder meer af van de melkproductie
binnen en buiten de EU, onder meer in de Verenigde Staten. De forse prijsdaling zal in
verschillende EU-landen leiden tot een productiedaling, waardoor de druk op de zuivelprijzen
geringer wordt. Al met al is het dan ook erg speculatief om aan het begin van jaar 2009 uitspraken
te doen over het inkomensverloop in de melkveehouderij over het gehele jaar. De momenteel
zeer sterke daling van de prijzen van melk en zuivelproducten is evenwel zorgelijk.
Varkenshouderij
De afzet van biggen en varkens naar een aantal landen (MOE, Spanje) staat onder druk.
Niettemin zijn de prijzen van biggen nu duidelijk hoger dan in 2008, maar die van vleesvarkens zijn
lager. Niet duidelijk is of dat voor geheel 2009 het geval blijft.
Voor de inkomens in de varkenshouderij in 2008 is in december jl. een vrij somber beeld
geschetst. Het inkomen uit bedrijf per gemiddeld varkensbedrijf in 2008 is geraamd op 14.000 euro.
Dit is wel een duidelijke verbetering van de situatie in 2007 (negatief inkomen van -61.000 euro),
maar het resultaat van 2008 is duidelijk slechter dan in de relatief goede jaren 2004-2006. Toen
werd gemiddeld uit bedrijf een inkomen behaald van ruim 80.000 euro met gemiddeld ook
besparingen per bedrijf.
Onder normale omstandigheden zou gezien het verloop van de varkenscyclus het jaar
2009 een verbetering van de prijzen moeten geven. Een in de EU verwacht dalend aanbod van
varkens kan hiertoe leiden. Echter door de kredietcrisis kan dit worden verstoord. Een belangrijk
lichtpunt is dat in 2009 de voerkosten waarschijnlijk veel lager zijn dan in 2008. Wanneer de
voerprijzen met 20% op jaarbasis dalen ten opzichte van 2008 geeft dat een positief effect van
ongeveer 50.000 euro (op vleesvarkensbedrijven) tot 100.000 euro (voor gesloten
varkensbedrijven) per bedrijf per jaar. Niet duidelijk is of een en ander in 2009 ook daadwerkelijk
tot een inkomensverbetering leidt.
Pluimveehouderij
4
De afzet van pluimveevlees is naar het VK (zwakke pond) teruggelopen, voor eieren is de situatie
redelijk stabiel. Voor 2008 is een negatief inkomen geraamd voor zowel de leghennenbedrijven (-
15.000) als de vleeskuikenbedrijven (-5.000 euro); voor beide typen na een beter resultaat in 2007
(beide omstreeks 60.000 euro positief).
De prijzen van eieren en vleeskuikens zijn in 2009 vooralsnog lager dan in 2008, zij het dat
de contractprijs van vleeskuikens eind februari licht is verhoogd. Voor de legsector kan de
omschakeling in Duitsland vanwege het niet langer toestaan van kooi-eieren leiden tot een
geringer aanbod, waardoor de prijzen kunnen verbeteren. Voor de vleeskuikensector kan het
gunstig zijn dat consumenten onder invloed van de economische omstandigheden kiezen voor
het relatief goedkope pluimveevlees. Voor de pluimveehouderijbedrijven is het effect van een
lagere voerprijs gemiddeld groter dan voor de varkenshouderij (1% daling voor
leghennenbedrijven levert ruim 5.000 euro op, voor vleeskuikenbedrijven zelfs 7.500 euro).
Onduidelijk is of een en ander in 2009 voor pluimveehouders inkomensherstel oplevert.
Vooralsnog lijkt zowel voor de varkens- als de pluimveehouderij het kosten verlagende
effect van de lagere voerprijzen in 2009 zicht te geven op een inkomensverbetering, maar gezien
de gevoeligheid van de prijzen van de producten voor veranderingen in de (internationale)
vraag is terughoudendheid geboden.
Akkerbouw
Voor de akkerbouw geldt dat van de in 2008 geoogste producten een belangrijk deel al verkocht
is. Het overige deel zal in het tot de nieuwe oogst lopende afzetseizoen een bestemming vinden.
Aangaande de prijsvorming is er tot nu toe een gemengd beeld: de graanprijzen zijn iets hersteld
en de prijzen van aardappelen en uien blijven relatief laag. Het voor 2008 in december jl. door LEI
Wageningen UR geraamde, vrij lage inkomen kan op grond hiervan momenteel worden
gehandhaafd. Voor de akkerbouw gemiddeld is voor 2008 een inkomen van 24.000 euro per
bedrijf geraamd (in 2007: 55.000 euro). Voor de zetmeelbedrijven werd in december voor 2008
een inkomen van 45.500 geraamd (in 2007: 80.000 euro).
Voor het inkomen van de akkerbouw in 2009, waarvoor de oogst van dit jaar maatgevend
is, is nog geen beeld te geven. Veel gewassen moeten ingezaaid of gepoot worden. De relatief
koude winter kan deze werkzaamheden vertragen, met in beginsel enig (negatief) effect op de
gewasopbrengsten (tonnages). Voor bijvoorbeeld consumptieaardappelen kan dit, wanneer ook
de oogsten in andere EU-landen lager uitvallen, resulteren in hogere prijzen.
Glasgroenteteelt en champignonteelt
Voor de glasgroentenbedrijven daalde in 2008 het inkomen fors, met ongeveer 80.000 euro,
waardoor gemiddeld per bedrijf een negatief inkomen (-25.000 euro) resulteerde. Dit kwam,
behalve in 1993, niet eerder voor. Naast tegenvallende prijzen van producten zijn ook de in 2008
nog gestegen energiekosten hieraan debet.
Voor 2009 zou op basis van de inmiddels sterk gedaalde aardolieprijs verwacht worden
dat de energiekosten dalen, afhankelijk van de afgesloten contracten wel uiteenlopend per
bedrijf. Wel heeft de relatief koude winter effect op het gasgebruik. Per saldo zullen, rekening
houdend met intensivering en productiviteitsontwikkeling, de energiekosten van
glastuinbouwbedrijven in 2009 mogelijk ongeveer gelijk zijn aan die in 2008.
Van de afzet en prijzen van glasgroenten in 2009 is nog geen beeld te geven; de
leveringen door de Nederlandse tuinbouw moeten (vanaf de nu begonnen maand maart) nog
goed op gang komen. Eventueel kan het effect van de koude winter, namelijk een kleinere
productie in Spanje, gunstig zijn voor de Nederlandse telers.
Voor de champignonteeltbedrijven was 2008 een vrij matig jaar; doordat de prijzen
achterbleven bij de kosten daalde het inkomen uit bedrijf met circa 35.000 euro naar ongeveer
60.000 euro. De opbrengstprijzen staan in de eerste weken van 2009 verder onder druk.
Tuinbouw opengrond
Voor de open teelten in de tuinbouw is de voor de akkerbouw geschetste benadering voor het
actuele inkomensbeeld en dat voor het komende oogstseizoen van toepassing. Voor 2008
raamde LEI Wageningen UR in december 2008 matige inkomens voor de opengrondsgroentenen
bloembollenbedrijven (in beide gevallen duidelijk slechter dan over 2007) en redelijke
resultaten voor fruitteelt- en boomkwekerijbedrijven (ongeveer gelijk aan 2007). De kredietcrisis lijkt
nu vooral voor de zeer sterk van export naar niet EU-landen, waaronder de Verenigde Staten,
afhankelijke bloembollensector grote nadelige gevolgen te hebben.
5
Sierteelt onder glas
De sierteelt heeft in beginsel meer last van de kredietcrisis dan de op voeding gerichte land- en
tuinbouw, zij het dat (zie melk) de situatie ook in andere agrosectoren op korte termijn kan
verslechteren. Reden voor de grotere kwetsbaarheid van de sierteelt is vooral de
conjunctuurgevoelige vraag naar bloemen e.a. Deze moet voor Nederland bovendien worden
bezien in samenhang met sterke oriëntatie van de productie op export en de valuta- en
betalingsproblemen van bepaalde landen die voor de afzet belangrijk zijn (zie hierna onder
aanvoer en export). Het in december geraamde inkomen van sierteeltbedrijven laat weliswaar
een duidelijk verschil zien tussen de snijbloemenbedrijven (12.000 euro) en de plantenbedrijven
(40.000), maar in beide gevallen is het inkomen aanzienlijk lager geraamd dan in 2007 en duidelijk
onvoldoende om besparingen te behalen.
Voor 2009 zijn op basis van de eerste gegevens over de omzet en prijzen de
verwachtingen opnieuw vooral somber voor de snijbloementeelt; de prijs van bloemen in januari
2009 is gemiddeld ongeveer 4% lager dan in 2008 en zelfs 20% lager dan in 2007. Per product
lopen de ontwikkelingen wel sterk uiteen (zie ook tabel bijlage 1). Uitgaande van gelijkblijvende
energiekosten (zie onder glasgroenteteelt) kan de inkomensdaling aanzienlijk zijn. Wanneer ook
andere kosten gelijk zouden blijven kan bij bijvoorbeeld een prijsdaling van de snijbloemen met 4%
(de situatie in januari 2009 ten opzichte van 2008) het inkomen met circa 35.000 euro per bedrijf
dalen. Het wordt dan negatief voor het gemiddelde snijbloemenbedrijf. Onderstreept moet
nogmaals worden dat het erg speculatief is om nu al een inkomensverwachting voor het onlangs
begonnen jaar te geven. Veel factoren kunnen de uitkomst beïnvloeden.
Aanvoer en export
De aanvoer van bloemen en planten aan de veilingen is in januari 2009 fors gedaald ten opzichte
van januari 2008 (bijna 14%). Vooral voor bloemen was de daling groot, bijna 18%; voor planten
ruim 6%. Ten dele is dit het gevolg van minder veildagen.
HBAG meldt voor januari een daling van de uitvoer van bloemkwekerijproducten met ruim
8%. Dalingen met meer dan 10% gelden voor de uivoer naar het VK, Rusland, Zwitserland, Italië en
Polen. De dalingen bij de uitvoer van snijbloemen (in totaal ruim 10%) zijn hoger dan bij potplanten
(ruim 3%). Kennelijk kiest de consument nu eerder voor een product dat langer houdbaar is, maar
ook het winterse weer kan invloed hebben gehad op de keuze.
De exportwaarde van bloemen en planten is in 2008 al met 3% gedaald tot 5,3 mrd. euro
(HBAG). De daling is het gevolg van afnemende vraag, een dure euro en strakkere eisen aan de
financiering van de export. Vooral de export naar het VK daalde. De export naar de vier grootste
afnemerslanden daalde met 220 mln. euro; hiervan kwam 168 mln. euro voor rekening van het VK.
De export naar Oost-Europa groeide wel fors, met circa 20%. Voor het eerst sinds de jaren zestig
daalde de waarde van de Nederlandse export van bloemen en planten. De export van bloemen
zakte met 4% in tot 3,2 mrd. euro, die van tuinplanten bleef wel stabiel 1,9 mrd. euro.
Bedrijven in de in de keten en investeringen
De gehele sierteeltketen ondervindt momenteel gevolgen van de kredietcrisis. Dit betreft onder
meer veredeling- en vermeerderingsbedrijven, transport- en handelsbedrijven en bedrijven actief
in de toelevering en bouw van kassen en installaties. Deze bedrijven hebben niet alleen te maken
met een afgenomen (investerings)vraag vanuit de Nederlandse tuinbouw, maar ook uit het
buitenland. Bijvoorbeeld de kassenbouw en de vermeerdering zijn ook sterk exporterende
branches.
De tegenvallende vraag naar sierteeltproducten heeft ook negatieve gevolgen voor
afzetorganisaties. Zo stelde Bloemenveiling FloraHolland in reactie op de achtergebleven omzet
de investeringsplannen voor 2009 bij; in plaats van 100 mln. wordt 70 mln. geïnvesteerd. Dit leidt tot
kostenbesparing (10 mln. euro) en een verlies aan arbeidsplaatsen (geen gedwongen ontslagen).
In de nieuwe begroting gaat FloraHolland voorlopig uit van een omzetdaling van 6% ten opzichte
van 2008; in januari 2009, zoals al opgemerkt, was deze echter al circa 14% lager dan in dezelfde
maand van 2008.
Financieringsproblematiek land- en tuinbouw
De Nederlandse land- en tuinbouw is relatief kapitaalintensief. Schaalvergroting en innovatie zijn
van belang. Gezien de gevolgen van de kredietcrisis is er reden om in te gaan op dit proces van
bedrijfsontwikkeling en innovatie en de positie van ondernemers.
Vooral de (glas)tuinbouw en de intensieve veehouderij worden relatief sterk met vreemd
vermogen gefinancierd; in vergelijking hiermede hebben de grondgebonden sectoren
6
(rundveehouderij en akkerbouw) meer eigen vermogen. Door het seizoenspatroon in de
productie wordt in de tuinbouw vrij veel op korte termijn gefinancierd. De financiële weerstand
van de bedrijven in deze sector is niet groot; de solvabiliteit (percentage eigen vermogen) van de
sierteeltbedrijven is gemiddeld ruim 50, maar van de 25% grootste bedrijven is deze lager (ruim 40).
Een deel van de bedrijven (19% bij snijbloemen en 6% bij potplanten) zit zelfs onder de kritische
grens van 25% eigen vermogen. Voor deze bedrijven wordt het lastiger om investeringen in
innovatie en duurzaamheid gefinancierd te krijgen en herfinanciering is voor veel bedrijven met
mindere bedrijfsresultaten duurder of lastiger geworden.
Hetzelfde kan gelden voor intensieve veehouderijbedrijven wanneer het bedrijfsresultaat
langere tijd, soms al enige jaren, matig tot slecht is en er ook investeringen gedaan moeten
worden in het kader van dierwelzijn e.d.
Voor de grondgebonden bedrijven is de solvabiliteit veelal voldoende, maar financiers richten
zich bij de beoordeling van financieringsaanvragen ook steeds meer op de cash flow van het
bedrijf. Voor melkveebedrijven zal dat gezien genoemde aanzienlijke daling van de melkprijzen
een probleem opleveren, zeker wanneer de prijs laag blijft. Hetzelfde kan zich ook voor andere
bedrijven voordoen wanneer prijzen van andere producten verder dalen.
4. Visserij
Omdat de afzet stagneert, staan de visprijzen op de afslagen onder druk; de prijzen van de
belangrijkste soorten (tong en schol) van de kottervisserij zijn sinds begin 2009 dramatisch gedaald
(tabel bijlage). Ook de prijs van garnalen is fors lager (rond een derde) dan normaal. Ook de
visserij met (in vangst toenemende) kabeljauw kampt met relatief lage prijzen. Als kotterbedrijven
willen ondernemen/innoveren in de aanpassing van hun schip, vangstmethode, verwerking,
verpakking (tracability) etc., dan ontbreken vaak de financiële mogelijkheden; financiers
(banken) zijn momenteel zeer terughoudend.
Ook in de pelagische sector staan de prijzen fors onder druk. Deze zijn dit jaar snel
gedaald door vooral de kredietcrisis en een toenemend aanbod. Er is door meer buitenlands
aanbod verdringing in de markt. Door de goede solvabiliteit en liquiditeit hoeft de pelagische
sector niet overal financiering voor aan te vragen. De ingezette investeringen en innovaties,
zoals vlootaanpassing en vernieuwing van de productie- en vangstmethoden, gaan dan ook
gewoon door. Dat geldt ook voor investeringen in nieuwe markten, juist in deze mindere tijden is
dat van belang.
De vishandels- en verwerkingsbedrijven hebben te maken met een slappe (platvis)markt
en met problemen met de kredietdekking van importeurs. Klanten betalen later en verschuiven
de inkoop naar die van goedkopere visproducten, vooral op de cateringmarkt.
7
Bijlage 1
Prijzen van producten en productiemiddelen (in euro per eenheid, inclusief BTW)
12-maandsgemiddelde maandprijzen feb-09 feb-09 Verwachting
maart-07 tm maart-08 tm verschil feb jan feb % tov % tov maart tov
feb-08 feb-09 (%) 2008 2009 2009 feb-08 jan-09 feb-09
Melk (100 kg) 38.15 36.30 -5 41.70 30.00 28.75 -31 -4 - - -
Nuchtere stierkalveren, zw. bont 107.50 92.50 -14 110.00 85.00 110.00 0 +29 0
Vleeskalveren, 2e kwaliteit (kg) 5.20 3.95 -24 5.25 4.20 4.15 -21 -1 -
Slachtkoeien, 2e kwaliteit (kg) 2.05 2.30 +12 2.20 2.15 2.10 -5 -2 0
Vleesstieren, 1e kwaliteit (kg) 2.60 2.85 +10 2.60 2.85 2.90 +12 +2 0
Biggen (stuk) 30.00 41.50 +38 33.75 48.00 47.75 +41 -1 -
Vleesvarkens (kg) 1.27 1.48 +17 1.28 1.28 1.24 -3 -3 +
Eieren (kooi) (kg) 0.93 0.83 -11 1.08 0.83 0.89 -18 +7 +
Vleeskuikens, contract (kg) 0.85 0.87 +2 0.88 0.82 0.82 -6 0 0
Consumptieaardappelen (100 kg) 16.15 9.35 -42 8.75 10.20 10.25 +17 +0 -
Tarwe (voer) (100 kg) 21.55 15.05 -30 23.30 12.90 13.50 -42 +5 - -
Brouwgerst (100 kg) 25.30 17.40 -31 27.15 14.80 15.00 -45 +1 -
Zaaiuien (100 kg) 12.30 5.45 -56 9.10 4.90 4.00 -56 -18 - - -
Rozen (stuk) b) 0.35 0.32 -9 0.66 0.34 . . . .
Chrysanten (stuk) b) 0.22 0.19 -14 0.41 0.23 . . . .
Tulpen (stuk) b) 0.14 0.15 +7 0.16 0.14 . . . .
Lelies (stuk) b) 0.46 0.41 -11 0.68 0.53 . . . .
Phalaenopnis (stuk) b) 4.80 3.90 -19 5.05 3.65 . . . .
Standaardbrok A (100 kg) 19.35 21.80 +13 22.65 18.85 18.45 -19 -2 0
Vleesvarkensbrok 1.08 (100 kg) 23.35 25.95 +11 26.80 22.55 22.15 -17 -2 0
Legmeel d.d. fase 2 (100 kg) 24.55 27.30 +11 28.15 23.85 23.55 -16 -1 0
Vleeskuikenkorrel m.a.c. (100 kg) 31.90 36.20 +13 35.65 33.55 33.20 -7 -1 0
Kalkammonsalpeter (100 kg) 24.50 37.70 +54 32.10 46.25 33.95 +6 -27 -
Tripelsuperfosfaat (100 kg) 38.90 76.50 +97 58.55 87.85 81.65 +39 -7 -
Kaliumchloride 60% (100 kg) 29.95 61.75 +106 38.00 75.65 75.65 +99 0 -
NP meststof 26+14+0 (100 kg) 33.45 58.45 +75 44.45 74.35 73.70 +66 -1 -
Gasolie (100 liter) 80.40 92.65 +15 89.55 65.45 66.75 -25 +2 0
Rendement staatsobligaties (%) 4.16 3.90 -6 3.71 3.32 3.22 -13 -3 0
Tong 10.29 9.58 -7 10.24 9.53 9.09 -11 -5 --
Schol 2.02 1.87 -7 1.71 1.27 1.34 -12 +6 0
Kabeljauw 2.90 2.79 -4 2.44 2.20 2.20 -10 0 0
10% verandering.
Bron: LEI en Productschap Vis.
NB: de prijzen van februari 2009 zijn voor een deel nog geschatte prijzen.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit