Ministerie van Economische Zaken


Kritiek OPTA op de Postregeling

17 maart 2009 | kamerstuk


> Retouradres Postbus 20101 2500 EC Den Haag
Directoraat-Generaal
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Energie en Telecom
Directie Telecom
Binnenhof 4
2513 AA `s-GRAVENHAGE Bezuidenhoutseweg 30
Postbus 20101
2500 EC Den Haag
T 070-3798911 (algemeen)
www.ez.nl
Behandeld door
G. Aerts
T 070 379 81 89
g.aerts@minez.nl

Datum 17 maart 2009 Ons kenmerk
ET/TM / 9053016
Uw kenmerk
Betreft Kritiek OPTA op de Postregeling 2009D11894


Hierbij doe ik u mijn reactie toekomen op het verzoek van de leden van de vaste
commissie voor Economische Zaken om puntsgewijs in te gaan op de kritiek van
de OPTA op de Postregeling 20.., blijkend uit het advies van dit college van 25
november 2008.

De vier belangrijkste kritiekpunten van OPTA op de Postregeling zijn hieronder
aangegeven en ik zal daar per onderdeel op ingaan.

1. Inhoud toezichthoudende taak van het college
OPTA stelt dat zij in de Postregeling 2009 onvoldoende handvatten krijgt om haar
toezichthoudende taak goed uit te voeren.

Ik onderschrijf de gedachte van OPTA dat naleving van de voorschriften door de
postvervoerbedrijven, en in het bijzonder de verlener van de universele dienst,
belangrijk is en gewaarborgd moet worden. OPTA heeft op grond van het
wetsvoorstel Postwet 2009, net als onder de huidige Postwet, dan ook alle
bevoegdheden die ze nodig heeft om naleving van de verplichtingen door
postvervoerders te controleren en af te dwingen. Het college kan in het kader van
het toezicht aanwijzingen geven, bestuurdwang toepassen, een last onder
dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen. Met name het geven van
aanwijzingen kan effectief zijn bij het houden van toezicht op de universele
postdienst, indien nodig gevolgd door een last onder dwangsom of een
bestuurlijke boete.
Voorts kan het college op grond van artikel 39 van het wetsvoorstel van een ieder
de gegevens en inlichtingen verlangen die het nodig heeft voor de juiste
uitvoering van de haar bij of krachtens de wet opgedragen taken.

De mening van OPTA dat zij haar toezichthoudende taak onvoldoende uit zou
kunnen voeren, deel ik dus niet. Het wetsvoorstel en de onderliggende
regelgeving bieden hiervoor de juiste handvatten.


Pagina 1 van 4


Directoraat-Generaal
Energie en Telecom
Directie Telecom

2. Geen daadwerkelijk kostengeoriënteerde tarieven
Ons Kenmerk
OPTA stelt dat de Postregeling niet kan leiden tot daadwerkelijk ET/TM / 9053016
kostengeoriënteerde tarieven, omdat:
a. onvoldoende samenhang is tussen de verplichtingen met betrekking
tot de boekhoudkundige scheiding, het toerekeningsysteem en de
jaarlijkse rapportage;
b. het toerekeningsysteem niet alleen op de kosten maar ook op de
opbrengsten betrekking moet hebben;
c. niet wordt voldaan aan het voorschrift dat kostengeoriënteerde
tarieven moeten worden vastgesteld per te onderscheiden
postvervoersdienst.

De mening van OPTA dat de regeling niet kan leiden tot vaststelling van
daadwerkelijk kostengeoriënteerde tarieven, deel ik niet. Zowel de jaarlijkse
rapportage als het tarievenvoorstel (zie de artikelen 12 en 15 van de
Postregeling) hebben betrekking op de kosten en op de opbrengsten van de
universele dienst. Artikel 12 biedt reeds waarborgen voor een adequate
vaststelling van de met de universele postdienst gemoeide kosten en
opbrengsten. Artikel 15 van de Postregeling stelt dat het tarievenvoorstel van TNT
gebaseerd moet zijn op de opgave van de daadwerkelijke kosten en het
berekende rendement. Voor de berekening van het rendement moeten de
opbrengsten bekend zijn. Het tarievenvoorstel moet aldus aansluiten op de
daadwerkelijke kosten en de opbrengsten van de universele dienst. Het verschil
van inzicht zit mijns inziens in het niveau waarop de opbrengsten ­ en daarmee
het rendement ­ bij de vaststelling van de starttarieven moeten worden
meegewogen. Met zijn opmerkingen over de wenselijkheid van toerekening van
opbrengsten, kiest OPTA voor het meest gedetailleerde niveau. Per dienst (brief
van 20 gram, brief van 50 gram etc.) zouden de daadwerkelijke kosten, de
opbrengsten en daarmee het feitelijk rendement moeten worden bepaald; dat
zouden 104 diensten zijn. Ik vind dit niet alleen te gedetailleerd; het leidt tot
extra administratieve lasten en haalt elke flexibiliteit weg voor de verlener van de
universele dienst. Ik heb in de Postregeling dan ook voorgesteld uit te gaan van
de categorieën universele diensten die in artikel 16 van het wetsvoorstel worden
voorgesteld; dat zijn er 11 in totaal. Ik wijs daarbij tevens op de opmerking van
OPTA in de bijlage 1 (blz. 10) van de Uitvoeringstoets dat nader onderzocht zou
moeten worden wat het effect is van kostenoriëntatie voor elk van de te
onderscheiden postdiensten. OPTA merkt daarbij op dat als dat onevenredig
belastend zou zijn en/of zou leiden tot ongewenste effecten, dan een oplossing
gevonden zou kunnen worden in het clusteren van diensten in
dienstencategorieën. OPTA geeft hiermee zelf aan dat haken en ogen kunnen
zitten aan een te gedetailleerd niveau van vaststelling van opbrengsten en
rendement.

3. Tariefstelling
Ten aanzien van de tariefvaststelling merkt OPTA op dat
a. in feite de tarieven worden vastgesteld die in het kalenderjaar
voorafgaande aan de inwerkingtreding van de wet golden;
b. onduidelijk is door wie en wanneer de nadere invulling van de
rendementsnorm zal plaatsvinden;
Pagina 2 van 4


Directoraat-Generaal
Energie en Telecom
Directie Telecom

c. er is geen formele basis voor de hernieuwde vaststelling van
Ons Kenmerk
starttarieven door het college; ET/TM / 9053016
d. het college prefereert voorts een rendementsnorm ten opzichte van
het geïnvesteerd vermogen in plaats van omzet.

Ad a. tarieven uit het vorige kalenderjaar
De tarieven zullen zes maanden na het inwerkingtreden van het wetsvoorstel
moeten worden vastgesteld op basis van daadwerkelijke kosten en een redelijk
rendement. Dat zijn de tarieven zoals deze moeten gaan gelden voor de
universele dienst onder de nieuwe Postwet. Op het moment van inwerkingtreding
zijn de kosten en het redelijk rendement op basis van de nieuwe universele dienst
nog niet bekend, omdat tot dat tijdstip de boekhouding van de verlener van de
universele dienst is ingericht op basis van de huidige Postwet. Wellicht kan, zoals
OPTA betoogt, het huidige kostentoerekeningsysteem al gegevens opleveren over
de postdiensten voor de nieuwe universele dienst, maar daarin kunnen nog niet
de effecten van de opening van de markt, ook voor het universele dienstdeel, zijn
verwerkt.
Er is daarom gekozen voor een overgangsregime. Dat betekent dat voor de eerste
keer van het vaststellen van de tarieven zal worden uitgegaan van de
daadwerkelijke kosten van het voorafgaande jaar en het behaalde rendement in
dat jaar. Het is dan ook te verwachten dat, uitgaande van een inwerkingtreding
per 1 april 2009, op 1 oktober 2009 tarieven worden vastgesteld zoals deze min
of meer nu gelden.

Ad b. wie en wanneer nadere invulling van de rendementsnorm
Zodra gegevens voorhanden zijn over de kosten van de nieuwe, beperktere
universele dienst en het rendement, zullen de starttarieven opnieuw door OPTA
worden vastgesteld op basis van de dan bekende daadwerkelijke kosten en een
genormeerd rendement, vast te stellen door de minister van Economische Zaken.
De vaststelling van de tarieven door OPTA zal in het laatste kwartaal van 2010
zijn.
Voorafgaand aan het opnieuw vaststellen van de starttarieven zullen de artikelen
13 en 14 van de Postregeling 2009 worden aangepast, teneinde te bereiken dat
ook die starttarieven worden vastgesteld op basis van een genormeerd redelijk
rendement. Deze wijziging zal op grond van artikel 25, achtste lid, van het
wetsvoorstel, worden voorgehangen bij beide Kamers.

Ad c. geen formele basis voor hernieuwde vaststelling starttarieven door
college
De grondslag voor het opnieuw vaststellen van de starttarieven door OPTA is
artikel 25, tweede lid, van het wetsvoorstel 2009. In die bepaling ligt namelijk de
norm besloten dat de tarieven van de universele postdienst gebaseerd zijn op de
werkelijke kosten van de universele postdienst en een redelijk rendement.
Het is de bedoeling dat de starttarieven elke drie tot vijf jaar opnieuw worden
vastgesteld. Dit zal nodig zijn om de ruimte voor tariefswijziging gelijke tred te
laten houden met de daadwerkelijke ontwikkeling van inflatie.

Ad d. rendementsnorm: geïnvesteerd vermogen in plaats van omzet
Ik ken de voorkeur van het college voor een rendementsnorm gerelateerd aan
geïnvesteerd vermogen. Het rendement op investeringen of op kapitaal is een
Pagina 3 van 4


Directoraat-Generaal
Energie en Telecom
Directie Telecom

gangbare rendementsnorm die is vast te stellen op basis van algemeen aanvaarde
Ons Kenmerk
objectieve maatstaven. Ik ben echter van mening dat deze norm minder goed ET/TM / 9053016
toepasbaar is voor de arbeidsintensieve uitvoering van de universele dienst. Om
deze reden heb ik gekozen voor een rendementsnorm gerelateerd aan omzet.
Voor de objectivering van deze norm zal echter in samenhang worden gekeken
naar een aantal andere elementen, zoals:
1. de kosten en de rendementen in voorafgaande jaren;
2. een benchmark met andere vergelijkbare postbedrijven, en
3. het rendement op investeringen of kapitaal.
Door te kijken naar het rendement van andere, vergelijkbare postbedrijven en
naar de kosten en de rendementen van TNT Post in voorafgaande jaren wordt
gewaarborgd dat wordt uitgegaan van een objectief redelijk rendement op omzet.
Ik zal een check uitvoeren op de redelijkheid van het rendement op omzet om te
zien of het rendement niet leidt tot extreme uitslagen naar de andere kant, zoals
een extreem rendement op kapitaal.

4. Pricecap
OPTA bepleit om de formule die thans in de toelichting staat, onderdeel van de
regeling zelf te maken. De werking van het systeem is beschreven in artikel 17
van de Postregeling. De formule is de korte vertaling van artikel 17 en zou in het
artikel zelf een doublure vormen. De formule is derhalve in de toelichting
opgenomen.


(w.g.) drs. F. Heemskerk
Staatssecretaris van Economische Zaken


Pagina 4 van 4


---- --