Sociaal-Economische Raad

17 maart 2009

Gezondheidsbevordering van werknemers is van groot individueel en sociaaleconomisch belang. Een goede gezondheid vergroot immers de kans op een lang leven van goede kwaliteit, op duurzame arbeidsdeelname en op maatschappelijke participatie. Daarom hebben werkgevers en werknemers een gezamenlijk verantwoordelijkheid voor preventiebeleid in arbeidsorganisaties.
Dat staat in een ontwerpadvies dat de SER in zijn openbare vergadering van vrijdag 17 april zal vaststellen. Het is voorbereid door een ad hoc commissie onder voorzitterschap van het kroonlid Robin Linschoten. Het is een reactie op een adviesaanvraag van het kabinet van 29 september 2008. De tekst wordt op dit moment besproken in de achterbannen van de organisaties.

Groot maatschappelijk belang
Het ontwerpadvies hecht veel waarde aan het bewaken en bevorderen van de gezondheid van werknemers, omdat er een groot individueel, bedrijfseconomisch en maatschappelijke belang mee is gediend. Een goede gezondheid is profijtelijk voor de mensen zelf, maar ook voor arbeidsorganisaties en de hele samenleving. Individuen krijgen een grotere kans op een lang en gezond leven. Voor arbeidsorganisaties kan een betere gezondheid van werknemers leiden tot minder verzuim en uitval en tegelijkertijd tot hogere productie en betere prestaties. Op langere termijn maakt een betere gezondheid een langere inzetbaarheid van werknemers mogelijk, wat voor de gehele samenleving van belang is. Niet alleen om de kosten van de vergrijzing op te vangen, maar ook om voorziene structurele tekorten op de arbeidsmarkt te verminderen. Daarnaast kan zo het human capital van de beroepsbevolking optimaal worden benut en kunnen we het draagvlak voor de sociale zekerheid op peil houden.

Gezamenlijke verantwoordelijkheid sociale partners Binnen de arbeidsorganisatie dragen werkgevers en werknemers een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het preventiebeleid. Dat doen zij allereerst door een arbo-, verzuim- en re-integratiebeleid te voeren. Daarmee is al veel gezondheidswinst geboekt. Het ontwerpadvies vindt het daarnaast van belang dat arbeidsorganisaties ook initiatieven nemen voor beleid gericht op gezondheidsbevordering, waaronder leefstijlbeleid, dat in de regel een zaak van vrijwilligheid is. Dat gebeurt gelukkig al bij heel veel bedrijven.

Arbo-, verzuim- en re-integratiebeleid
Voor een goed arbo-beleid, verzuim- en re-integratiebeleid is het nodig dat alle betrokkenen (werkgever, werknemer, bedrijfsarts en zorgverlener) nauw met elkaar samenwerken. Zij moeten structureel met elkaar overleggen, waarbij behandeling en begeleiding van werknemers met (dreigende) gezondheidsproblemen steeds mede gericht moeten zijn op zo spoedig mogelijke werkhervatting.

Bedrijfsartsen
Het ontwerpadvies pleit ervoor de mogelijkheden te onderzoeken voor een betere samenwerking tussen bedrijfsartsen en huisartsen. Contact tussen beide beroepsgroepen blijkt namelijk nog niet vanzelfsprekend te zijn, terwijl een structurele samenwerking tussen hen voor behandeling, herstel en werkhervatting van werknemers met gezondheidsproblemen van groot belang is. Het gebrek aan samenwerking heeft volgens het ontwerpadvies ondermeer te maken met verschillen in de financiering en de positie van de bedrijfsarts en van de huisarts.

Zware beroepen
Speciale aandacht vraagt het ontwerpadvies voor werknemers in zware beroepen. Voor wie het beroep te zwaar dreigt te worden, moet het mogelijk worden over te stappen naar een minder zware functie binnen de eigen sector of daarbuiten. In navolging van initiatieven in de bouwsector kunnen op sectoraal of brancheniveau loopbaantrajecten ontwikkeld worden om werknemers in zware beroepen na verloop van een aantal jaren naar een andere, minder zware functie te begeleiden.

Vernieuwend beleid
Nog meer gezondheidswinst is volgens het ontwerpadvies te behalen met integraal gezondheidsmanagement, gericht op investeringen in alle dimensies van gezondheid die van belang zijn voor duurzame inzetbaarheid van werknemers. Dat zijn: work ability (het fysieke, psychische en sociale arbeidsvermogen), employability (het vermogen om productief en belonend werk te vinden) en vitaliteit (energie en motivatie). Hierbij moet gekeken worden naar het totaalbeeld: de individuele gezondheid van medewerkers, de gezondheidsbevorderende of -belemmerende factoren binnen de organisatie, eventuele successen en verbetermogelijkheden voor het preventiebeleid.

Geen verdere wet- en regelgeving
Het ontwerpadvies ziet geen reden voor meer prikkels bijvoorbeeld in de vorm van verdere wet- en regelgeving. Initiatieven voor preventiebeleid ontstaan al vanzelf binnen de ondernemingen. Bedrijven kunnen daarbij nog veel van elkaar leren. Daarnaast is, volgens het ontwerpadvies, verdere kennisontwikkeling wenselijk over effectiviteit van preventie-instrumenten en over de beste manier waarop dergelijke interventies ingevoerd kunnen worden. Het kennisontwikkelingsproject Participatie en gezondheid van de ministeries van SZW, VWS en BZK dat hierop is gericht, verdient dan ook ondersteuning.
---