VVD


17-3-2009

Europadebat

De Staat van de Unie. Europadebat d.d. 17 maart 2009 Van: mr. A. Broekers-Knol (VVD-fractie) Datum: 17 maart 2009 Inbreng plenair debat

Mevrouw de voorzitter, toen wij vorig jaar op 22 april het Europadebat in deze Kamer hielden, werden wij geconfronteerd met de eerste tekenen van wat toen nog een crisis leek te zijn die beperkt was tot de financiële instellingen. Inmiddels zijn we - versneld sinds oktober j.l. - aanbeland in de ergste financiële en economische crisis sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. Ik doe deze constatering niet om zwartgallig te zijn, maar om aan te geven dat juist nu een gezamenlijk beleid in Europees verband van cruciaal belang is om de financiële en economische stormen te kunnen doorstaan. Ik zal dan ook, namens de VVD-fractie, aan de financiële en economische crisis en de samenwerking in de Europese Unie om die crisis het hoofd te bieden tijdens het debat over Europa dat wij vandaag voeren ruim aandacht besteden. Ik zal daarnaast nog aandacht besteden aan: 1) het Verdrag van Lissabon en de gevolgen ervan voor het institutionele evenwicht; 2) Frontex; 3) uitbreiding; 4) de relatie EU-Rusland en het Oostelijk Partnerschap.


1. Allereerst de financiële en economische crisis. Over de oorzaken van de financiële crisis is inmiddels veel geschreven. Als belangrijkste oorzaak wordt genoemd de roekeloze financiering en vervolgens securitisatie van subprime hypotheken in de VS.

Maar zijn de Europese financiële instellingen buiten hun schuld slachtoffer geworden van deze crisis? Anders gezegd: treft Europa geen enkele blaam voor de crisis die is ontstaan? Het antwoord is `nee'. Ook de Europese financiële instellingen, ook Europa, ook de politiek en ook de toezichthouders in de lidstaten kunnen zich niet aan hun verantwoordelijkheid onttrekken. Ik herinner in dit verband als voorbeeld aan de richtlijn financiële zekerheidsovereenkomsten, richtlijn nr. 2002/47/EG, de Financial Collateral Directive. In deze Kamer is het wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn in eerste instantie door alle 75 leden van de Kamer afgestemd vanwege de grote insolventierisico's ervan voor "gewone" ondernemingen. Bij grote financiële instellingen werd daarvoor toentertijd niet gevreesd en bovendien, zo werd naar voren gebracht, waren deze instellingen aan toezicht onderworpen. Een en ander is inmiddels door de feiten achterhaald!


2. Voorzitter, waarom haal ik dit voorbeeld aan? Ik haal dit aan om de Europese wetgever en de nationale parlementen op te roepen om nog beter na te denken over wetgeving en de mogelijke consequenties ervan. Laat ik een voorbeeld geven.

Op dit moment is het derde energie liberaliseringspakket aan de orde. Het Europees Parlement wil de elektriciteitsbedrijven volledig splitsen in de zin dat de netwerken in handen blijven van de overheid en de productie aan de marktpartijen wordt overgelaten. De Raad van Ministers heeft op aandringen van Duitsland en Frankrijk en hun grote energiebedrijven gekozen voor de `derde weg'. Die `derde weg' houdt in dat elektriciteitsbedrijven ook netwerkbeheerder mogen zijn, mits zij een gescheiden boekhouding hebben. Is daarbij nagedacht dat er ook wel eens een keer een energiebedrijf van buiten de Europese Unie, bijvoorbeeld Gazprom, partij zou kunnen zijn? Wie controleert de gescheiden boekhouding en als blijkt dat er geen gescheiden boekhouding wordt gevoerd, welke zijn dan de consequenties voor het energiebedrijf? Moet het energiebedrijf het beheer van het netwerk dan weer afstaan en hoe gaat dat in zijn werk? Kortom, is er wel goed nagedacht welke ongewenste consequenties zich zouden kunnen voordoen? In de concept-conclusies van de Europese Raad op 19 en 20 maart a.s. staat te lezen dat het Europees Parlement en de Raad van Ministers er zo snel mogelijk moeten zien uit te komen. Wat is de opstelling van de Nederlandse regering in dit dossier, mede gezien de splitsing in Nederland van netwerk en productie, en hoe beoordeelt de regering de opstelling van de Raad over het derde energie liberaliseringspakket of moet er over enkele jaren, in navolging van de financiële crisis, gevreesd worden voor een netwerk crisis omdat de regeling tevoren niet goed doordacht is?


3. Voorzitter, door de financieel economische crisis wordt de Europese Unie op de proef gesteld en het is zeer de vraag of de Europese Unie deze proef kan doorstaan. De crisis en de aanpak ervan door de Europese Unie overziend, constateert mijn fractie drie kernproblemen:


1) Het eerste kernprobleem is dat de Europese Commissie en ook de andere Europese instellingen, zoals het Europees Parlement, macht en invloed verliezen ten opzichte van de hoofdsteden. Anders gezegd: intergouvernementeel wint het van communautair. Er valt een significante machtsverschuiving te constateren van de Commissie naar de Europese Raad. Staatssecretaris Timmermans blijkt daar geen probleem mee te hebben, gezien zijn uitlatingen in een vraaggesprek in Le Monde van 30 januari j.l.. De staatsecretaris merkt in het vraaggesprek op dat hij er geen moeite mee heeft om de Europese Raad de Europese regering te noemen. Mijn fractie hoort graag van de staatssecretaris hoe hij dit precies bedoeld heeft en of dit betekent dat hij voor de Europese Commissie slechts een bijrol ziet nu en in de toekomst.

Zoals gezegd, wint intergouvernementeel het op dit moment van communautair. Dat is misschien begrijpelijk, omdat een crisis van deze omvang acuut ingrijpen op hoog niveau vereist, maar het is niet bevorderlijk voor de democratische legitimatie van de Europese Unie. Bovendien valt te constateren dat de grotere lidstaten, met name de `grote drie' Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, de toon zetten. Juist met het oog op het vergroten van die democratische legitimatie is het Verdrag van Lissabon tot stand gekomen. Voorlopig lijkt er nog geen einde te komen aan de crisis. Betekent dit dat al die tijd de instellingen een bijrol zullen spelen ten opzichte van de hoofdsteden? En wat betekent dit voor de positie van de kleinere lidstaten? De vraag is of, hoe en op welke termijn de balans weer ten gunste van de instellingen zal uitslaan? Graag een reactie van de regering.


2) Het tweede kernprobleem dat mijn fractie signaleert, is dat de lidstaten weliswaar lippendienst bewijzen aan een gecoördineerd financieel beleid, maar in feite toch ieder hun eigen kant opgaan. Kortom, opnieuw blijkt dat het nationale hemd nader is dan de Europese rok.

De Europese regeringsleiders doen hun uiterste best om in solidariteit met alle lidstaten en met behoud van de principes van de gemeenschappelijke markt maatregelen te nemen om de financiële en economische crisis het hoofd te bieden. Dat is nog eens duidelijk uitgesproken op de speciale Europese top op 1 maart j.l. Een gevaar dat dreigde en waarvoor nog steeds uiterste waakzaamheid is geboden, is het protectionisme. Of het nu gaat om het ondersteunen van de eigen autoindustrie, een slogan als `buy local' of de aansporing om vakantie te houden in eigen land, in alle gevallen valt een neiging tot protectionisme te bespeuren.

De VVD is een verklaard tegenstander van protectionisme, omdat uiteindelijk alleen vrije handel wereldwijd welvaart kan brengen. Tegelijk ziet mijn fractie onder ogen dat in de huidige economische situatie door niet alleen de bedrijven maar ook de werknemers in een lidstaat van de eigen regering protectionistische maatregelen geëist zullen worden en dat maatregelen van `Europa' daartegen het draagvlak voor Europa eerder zal verkleinen dan vergroten. De vraag rijst hoe deze, in de ogen van de VVD-fractie, heilloze situatie kan worden doorbroken. Welke opvattingen heeft de regering over de vraag hoe een begaanbare weg kan worden gevolgd?

De Europese Commissie heeft op 25 oktober j.l. een Mededeling gepubliceerd over de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen met betrekking tot financiële instellingen. Verwacht de regering een vergelijkbare Mededeling van de Europese Commissie met criteria om te beoordelen hoe enerzijds wel steun kan worden gegeven aan een industrie of een ondernemingsactiviteit in een lidstaat terwijl er anderzijds geen sprake is van protectionisme en de regels van de gemeenschappelijke markt in acht worden genomen? Welke criteria acht de regering van belang? Wat heeft de Europese top van 1 maart j.l. in dit opzicht gebracht?


3) Het derde kernprobleem is dat een uitholling van de EMU dreigt, gezien de onhoudbare schuldenpositie van de zwakkere EMU landen. Dit raakt direct aan de positie van de Euro. Zo is het vertrouwen in het financieringsbeleid van landen als Griekenland, Ierland, Italië, Spanje en Portugal nog verder gedaald. Resultaat daarvan is dat deze landen problemen zullen ondervinden met de financiering van hun overheidstekort en dat zij in ieder geval hogere rentes op hun staatsleningen zullen moeten betalen. Deze landen kijken naar sterke landen als Duitsland en Nederland om hun de helpende hand te bieden, maar het bieden van hulp aan landen die in problemen zijn is weer in strijd met het EMU verdrag. Aan de andere kant, als er geen hulp wordt geboden, gaat het vertrouwen in de euro wankelen. Wat vindt de regering van deze problematiek?

Buiten de EMU zijn onder andere de Oost-Europese lidstaten hard getroffen door de crisis, bijvoorbeeld Hongarije en Letland. De lidstaten die tot de EMU behoren en die vele miljarden in de Oost-Europese lidstaten hebben uitstaan lopen een groot risico. In dit verband wekt de opmerking van de minister-president na afloop van de Top van 1 maart j.l. verbazing. Ik begrijp uit de media dat de minister-president de Oost-Europese lidstaten niet speciaal te hulp wil komen in de huidige crisis. De West-Europese lidstaten hebben alleen wél iets van EUR 800 miljard geleend aan de Oost-Europese lidstaten. Als die landen geen helpende hand wordt geboden, is het risico groot dat zij `omvallen' en dan is de ramp voor de Europese Unie niet te overzien. En dan heb ik het niet alleen over een financieel-economische ramp, maar ook over een veiligheidsramp. Kortom, de minister-president heeft een kortzichtig standpunt geponeerd. Ziet de regering dit inmiddels ook in en valt te verwachten dat de regering op de Top van 19 en 20 maart a.s. dit punt met kracht van argumenten naar voren zal brengen teneinde de andere West-Europese lidstaten ervan te overtuigen dat een andere koers móet worden in geslagen?

De Europese Raad concludeerde in december j.l. dat het Stabiliteitspact, als hoeksteen van het begrotingskader, ruimte biedt voor de uitvoering van alle maatregelen van het herstelplan dat de Europese Commissie eind november j.l. voorstelde aan de Europese Raad. Maar de vraag hoe de daardoor opgelopen staatsschuld van de lidstaten in betere tijden wordt verlaagd, is noch door de Europese Raad noch door de Europese Commissie gesteld, laat staan beantwoord. En die vraag moet gesteld worden mede gezien de vergrijzing en de stijgende zorgkosten. Kunnen de minister en de staatssecretaris informatie verschaffen of inmiddels wel is nagedacht over de `herstelkant' van het plan van EUR 200 miljard en zo ja, hoe en op welke termijn het zo noodzakelijke herstel gerealiseerd kan worden? Is erover nagedacht wat de consequenties zijn als de staatsschulden van de lidstaten niet verlaagd blijken te kunnen worden?


4. Tijdens het Europadebat van vorig jaar heb ik namens mijn fractie uitgesproken dat de lidstaten die deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie in de huidige crisis beduidend minder kwetsbaar zijn gebleken dan de landen die er alleen voor staan. Die constatering doe ik opnieuw, zij het met de kanttekeningen die ik zojuist gemaakt heb, en het is niet voor niets dat landen als Denemarken en Zweden de invoering van de euro thans serieus overwegen. Ik heb toen tevens een lans gebroken voor een Europese financieel-economische toezichthouder vergelijkbaar met de Securities and Exchange Committee (de SEC) in de VS. Nu heeft de SEC het ook lelijk laten afweten voorafgaand aan de huidige crisis, maar dat is geen reden om niet nog eens de oproep van de VVD te herhalen. De werkgroep onder voorzitterschap van De Larosière is met een rapport gekomen waarin zo'n overkoepelende Europese toezichthouder niet wordt aanbevolen. Bij het nalezen van de Handelingen van het debat van vorig jaar, viel mij op dat de staatssecretaris exact hetzelfde antwoord op mijn vraag gaf als nu het advies van de werkgroep De Larosière luidt. Dat doet bij mijn fractie de vraag rijzen: is de werkgroep De Larosière met een bepaalde boodschap op pad gestuurd of heeft de commissie opgeschreven wat zij in de hoofdsteden te horen kreeg?

Vooralsnog is mijn fractie niet overtuigd geraakt door de argumenten van de werkgroep. Kan de regering aangeven hoe de voorstellen van de werkgroep De Larosière zich verhouden tot de ideeën van de president van de Europese Centrale Bank, de heer Trichet, die nadrukkelijk gewezen heeft op de mogelijkheid dat de ECB een rol van betekenis zou kunnen spelen in het toezicht op de financiële sector?

Wat is overigens nú de opvatting van de Nederlandse regering over een Europese toezichthouder met de kennis achteraf van de oorzaken die geleid hebben tot de financiële crisis?


5. Het tweede onderwerp van het debat van vandaag betreft het Verdrag van Lissabon en de gevolgen voor het institutionele evenwicht. Voorzitter, ook dit onderwerp is vorig jaar tijdens het Europadebat en het debat over de goedkeuringswet voor het Verdrag van Lissabon uitvoerig aan de orde geweest. De vragen die ik toen namens mijn fractie heb gesteld, zoals hoe zal qua gewicht de verhouding zijn tussen de permanente voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van de Commissie, zal ik niet nogmaals herhalen. De vragen die ik toen stelde, zijn nog steeds actueel. Ik heb zojuist al aangegeven dat mijn fractie op dit moment een verschuiving van de machtsverhoudingen ziet naar de Europese Raad ten koste van de Commissie. Als het Verdrag van Lissabon door alle lidstaten, inclusief Ierland, geratificeerd wordt en in werking treedt, zal de praktijk moeten uitwijzen wat de betekenis ervan is voor het institutionele evenwicht in de Unie.

Recent is een tweetal ontwerprapporten van de commissie Constitutionele Zaken van het Europees Parlement uitgebracht. Het ene rapport, opgesteld door Elmar Brok, behandelt de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen en het tweede rapport, opgesteld door Jean-Luc Dehaene, behandelt de gevolgen van het Verdrag van Lissabon op de ontwikkeling van het institutioneel evenwicht van de Europese Unie. Het Europees Parlement heeft besloten deze rapporten op dit moment niet te behandelen, omdat het niet wenst vooruit te lopen op de eventuele ratificatie van het Verdrag van Lissabon door alle lidstaten, inclusief Ierland. In dit verband merk ik op dat de VVD-fractie het zeer zou waarderen als de Ieren alsnog per referendum instemmen met het Verdrag. Er moet echter geen druk worden uitgeoefend op de Ieren. Zoals mijn partijgenoot Hans van Baalen tijdens het Europa-debat op 6 november j.l. in de Tweede Kamer heeft gezegd: als het niet anders kan, valt er ook wel te leven met Nice. In ieder geval geldt voor de verkiezingen van het Europees Parlement van 4 juni a.s. en vervolgens de keuze van de nieuwe voorzitter van de Commissie en de benoeming van de Commissie, zoals ook Graham Watson de voorzitter van de ALDE groep in het Europees Parlement heeft gezegd, het Verdrag van Nice en kan en moet er niet worden vooruit gelopen op het Verdrag van Lissabon. Voor Nederland betekent verkiezingen onder het Verdrag van Nice dat Nederland terug valt naar 25 zetels. Onder het Verdrag van Lissabon heeft Nederland recht op 26 zetels. Heeft de regering erover nagedacht hoe dat moet worden opgelost in het geval het Verdrag van Lissabon wordt geratificeerd? Moeten er dan nieuwe verkiezingen plaats vinden voor één zetel?

Zoals gezegd, zal de praktijk moeten uitwijzen hoe de institutionele verhoudingen in de Europese Unie zich onder het Verdrag van Lissabon zullen ontwikkelen. Vooralsnog lijkt het erop dat de instellingen een harde dobber zullen hebben aan het terug winnen van terrein op de Europese Raad. In een recent artikel in het Nederlands Juristen Blad van 6 maart j.l. schrijft prof. Van Empel dat het Verdrag van Lissabon de positie van de grote lidstaten versterkt ten opzichte van de positie van de Europese Commissie. Daarbij wijst hij op de verkleining van de Commissie, waarbij de grote lidstaten altijd wel een eigen commissaris zullen houden. De kleine lidstaten zijn dan de verliezer, omdat zij bij toerbeurt een commissaris leveren. Hij wijst op de permanente voorzitter van de Europese Raad die in totaal vijf jaar kan aanblijven, even lang als de voorzitter van de Commissie en daarmee een minstens zo invloedrijke positie bekleedt. Als derde punt wijst hij op de positie van de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid tevens vice-voorzitter van de Commissie. Deze zal zich meer richten op de grote lidstaten, omdat het buitenlands beleid meer een intergouvernementele aangelegenheid is dan een communautaire.

Wat vindt de regering van deze analyse? Wat is de opvatting van de regering over het institutionele evenwicht onder het Verdrag van Lissabon? Heeft de regering een strategie? Wordt er, buiten Benelux verband, nauw samen gewerkt met andere kleinere lidstaten om ervoor te zorgen dat straks niet enkele grote landen de dienst uitmaken in de Europese Unie ten koste van de instellingen?


6. Voorzitter, in 2005 is Frontex door de lidstaten in het leven geroepen als organisatie om de buitengrenzen van de Europese Unie te bewaken in de strijd tegen illegale immigratie. We zijn inmiddels aanbeland in 2009. Mijn partijgenoot, lid van het Europees Parlement, Jeanine Hennis heeft tijdens het Europadebat in de Tweede Kamer op 6 november van vorig jaar vragen gesteld over de bijdrage van Nederland aan Frontex in de vorm van een fregat. Namens mijn fractie vraag ik aan de regering: is er inmiddels een Nederlands fregat operationeel? Is inmiddels duidelijk wat de bevoegdheidsverdeling is tussen Frontex en de lidstaten? En zo niet, hoe lang moet er nog gewacht worden voor er antwoord komt op dit soort vragen? Het Engelse Development Concepts and Doctrine Centre voorspelt in zijn recente Global Strategic Trends Programme op p. 72 dat de illegale immigratie vanuit Afrika vanwege droogte, mislukte oogsten en conflictsituaties fors zal toenemen. Baart het de regering geen zorgen dat ondertussen - en ik spreek over een periode van 3 ½ jaar! - de effectiviteit van Frontex beperkt is? Wat denkt de regering hieraan te doen?


7. Over de uitbreiding kan ik kort zijn. Daarover is door de minister en de staatssecretaris enkele maanden geleden in een debat met de Tweede Kamer uitgebreid gesproken. De enige kandidaat lidstaat die in de komende tijd in aanmerking zou kunnen komen voor het lidmaatschap van de Europese Unie is Kroatië. Het jaar 2009 zingt in dat verband hardnekkig rond, maar ik zeg het opnieuw om daarover geen misverstanden te laten bestaan: Kroatië kan alleen toetreden als het land aan alle toelatingsvereisten voldoet. Wat zijn de verwachtingen van de regering op welke termijn Kroatië daaraan zal kunnen voldoen? Hoe is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot de problemen met buurland Slovenië?

Wat Turkije betreft speelt de evaluatie van het Ankara-protocol eind 2009 een belangrijke rol. De Amerikaanse president Obama zal binnenkort Turkije bezoeken. Verwacht de regering dat dit bezoek een bijdrage zal leveren aan een positieve evaluatie van het Ankara-protocol? Het Europees Parlement heeft twee weken geleden de parlementaire voortgangsrapportage besproken. Helaas moest geconstateerd worden dat voor het 3^e jaar op rij er geen vooruitgang is geboekt, maar dat er integendeel sprake was van stilstand met name op het terrein van de burgerlijke vrijheden. Hoe beoordeelt de regering dit?

Sinds het begin van de financieel economische crisis wordt met enige regelmaat IJsland genoemd als mogelijke kandidaat lidstaat van de Europese Unie. Wat is het standpunt van de regering daarover?


8. Voorzitter, de toch al enigszins gecompliceerde relatie van de Europese Unie met Rusland is door het conflict in Georgië afgelopen zomer en de problemen met de gasleveranties in januari j.l. verder onder druk komen te staan. Inmiddels zijn de verhoudingen in zoverre weer verbeterd dat de besprekingen over een nieuwe Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst hervat zijn. Dat is een positieve ontwikkeling. Tegelijkertijd mogen we onze ogen niet sluiten voor het feit dat Rusland als enige land, samen met Nicragua, de onafhankelijkheid van de van Georgië afgescheiden provincies Zuid-Ossetië en Abchazië heeft erkend en zelfs van plan lijkt te zijn daar een marinebasis te vestigen. Het is begrijpelijk dat de Baltische lidstaten van de Europese Unie met een Russische minderheidsbevolking meer nog dan de andere lidstaten bezorgd zijn over dit soort ontwikkelingen. Buiten het Europese continent is Rusland actief in onder andere Venezuela en opnieuw Cuba en schuwt zij niet de confrontatie met Canada in het Noordpoolgebied.

Ondertussen is Rusland wel heel hard getroffen door de economische crisis en dat moet voor ons een zorg zijn. Rusland zal namelijk altijd een factor blijven in de veiligheidsvergelijking in Europa en een eventuele fragmentatie en destabilisatie van Rusland als gevolg van de ernstige financieel economische problemen waarin het land verkeert, moet dan ook voorkomen worden. Economisch gezien kan de Europese Unie als belangrijkste handelspartner van Rusland daarin een rol van betekenis spelen. Naar het oordeel van mijn fractie moet er met Rusland constructief worden samen gewerkt. Er moet stevig worden onderhandeld en tegelijk moet er rekening worden gehouden met eventuele gevoeligheden over en weer. Hoe ziet de regering dit? Hoe verlopen de onderhandelingen met Rusland?

In dit verband is het Oostelijk Partnerschap van belang. Op voorstel van de Europese Commissie is het de bedoeling om de betrekkingen met de landen Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Georgië, Moldavië en Oekraïne te versterken. Vanuit het perspectief van de Oost-Europese lidstaten is dit begrijpelijk: er wordt een soort met de Europese Unie gelieerde buffer gevormd tussen de Oost-Europese lidstaten en Rusland. Tegelijk is het belangrijk om, zoals Frankrijk voorstelt, Rusland - en overigens ook Turkije - bij dit proces te betrekken om te voorkomen dat de Europese Unie met een zeker superioriteitsgevoel zó opereert dat Rusland zich bedreigd voelt en zich geroepen voelt om terug te slaan à la het conflict met Georgië. Hoe is de stand van zaken? Zijn Rusland en Turkije bij het Oostelijk Partnerschap betrokken? Komen enkele van de genoemde landen zoals Armenië, Azerbeidzjan, Moldavië en niet in de laatste plaats Belarus gezien hun interne politieke constellatie überhaupt wel in aanmerking voor versterking van de bilaterale betrekkingen met de Europese Unie? Kortom, wat is het beleid van de regering in deze?

Voorzitter, over enkele maanden zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement. Laten we hopen dat de kiezers evenveel belangstelling tonen voor de Europese Unie als wij vandaag in dit debat over de Staat van de Unie. Wij wachten met belangstelling de beantwoording van onze vragen door de regering af.