Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Tussenevaluatie invoering
kwalificatieplicht

T. Eimers
J. van Amelsvoort
M. Roelofs
H. Schuit


23 februari 2009

Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt








Inhoudsopgave


1 De tussenevaluatie 1

2 Kwantitatieve effecten 3

3 Invoering gemeenten 9

4 Invoering scholen 13

5 Conclusies 15









1 De tussenevaluatie

In deze rapportage doen we verslag van de tussenevaluatie van de invoering van de kwalifica- tieplicht. De opbouw van de rapportage volgt de opzet van het onderzoek:

In hoofdstuk 2 wordt een analyse gemaakt van de cijfers over onderwijsdeelname en mogelijke effecten die (zijn) ontstaan door de invoering van de kwalificatieplicht. Voor de analyse is ge- bruik gemaakt van gegevens van het ministerie van OCW, het CFI en het CBS.

Aan het succes van de kwalificatieplicht zijn twee belangrijke voorwaarden verbonden. Op de eerste plaats moet de wet adequaat gehandhaafd worden. Op de tweede plaats moet binnen het onderwijs een passend aanbod worden gerealiseerd. In de studie Opties voor aanpassing van de partiële leerplicht (Eimers e.a., 2005) is omschreven dat beide voorwaarden zowel een direct als indirect effect hebben. Het directe effect ontstaat door de druk die ontstaat voor met name 17-jarigen om wel naar school te gaan, bijvoorbeeld door ingrijpen van de leerplichtamb- tenaar. Het indirecte effect ontstaat op termijn, wanneer nieuwe cohorten 17-jarigen het van- zelfsprekend zullen vinden om tenminste tot hun achttiende naar school te gaan. Eerdere erva- ringen met verlenging van de leerplicht in Vlaanderen staven die aanname.

In hoofdstuk 3 wordt een beeld geschetst van de actuele situatie rondom de handhaving van de kwalificatieplicht door gemeenten. Voor de tussenevaluatie is een telefonische enquête gehou- den onder 28 gemeenten. De gemeenten zijn zo gekozen dat zij enerzijds een dwarsdoorsnee vormen van de gemeenten in Nederland wat betreft geografische spreiding en omvang. Om zicht te krijgen op ontwikkelingen in de grote steden zijn de tien grootste gemeenten in het onderzoek betrokken. Daarbij moet worden aangetekend dat in Amsterdam de leerplicht op deelgemeente niveau wordt uitgevoerd en dat ook in Rotterdam en Den Haag de uitvoering deels opgedeeld is. Het kleine aantal in het onderzoek betrokken gemeenten laat geen harde kwantitatieve conclusies toe, maar geeft wel een betrouwbare indicatie van de actuele stand van zaken wat betreft de invoering van de kwalificatieplicht. De enquête is aangevuld met inter- views met sleutelinformanten onder meer vanuit Ingrado, VNG, het Openbaar Ministerie en enkele gemeenten (leerplicht, RMC).

In hoofdstuk 4 komt de invoering bij de scholen aan de orde. Voor dit deel van de tussenevalua- tie is gesproken met vertegenwoordigers van onderwijskoepels (VO-raad, MBO-raad), met afzonderlijke scholen, met leerlingen- en ouderorganisaties en met werkgeversorganisaties. Doel van de gesprekken was om zicht te krijgen op de situatie rondom de invoering in het voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs. Daarnaast is ook gekeken naar de relatie met de arbeidsmarkt (effecten van de kwalificatieplicht op `groenpluk').

In het laatste hoofdstuk 5 worden conclusies getrokken. Daarbij wordt ook kort naar de in de nabije toekomst te verwachten effecten gekeken.

In de eerder genoemde studie van Eimers e.a. wordt een prognose gegeven van de termijn waarop effecten van de invoering van de kwalificatieplicht zichtbaar zullen zijn. Er wordt ge- sproken over een incubatietijd van vier jaar na het moment van invoering. In het eerste jaar na invoering worden geen kwantitatieve effecten verwacht wat betreft onderwijsdeelname en kwali-
---




ficatiewinst. In het tweede jaar na invoering zouden, volgens de prognose, de eerste effecten zichtbaar moeten zijn, met aan het einde van het tweede jaar een zekere kwalificatiewinst (circa
25 procent van de potentiële winst). In het derde jaar wordt de grootste stijging van de onder- wijsdeelname verwacht, die dan oploopt tot de maximale 95 procent. Aan het einde van het vierde jaar zou dan de maximale kwalificatiewinst bereikt moeten worden. De voorliggende tussenevaluatie vindt plaats in het tweede jaar na invoering. Voor wat betreft de invoering is het ongeveer halverwege het tweede jaar, maar de kwantitatieve analyse heeft betrekking op het begin van het tweede jaar, namelijk de oktobertelling door CFI van het school jaar 2008/2009.
De tussenevaluatie vindt met andere woorden plaats in een fase waarin, volgens de prognose, pas de eerste effecten zichtbaar zouden kunnen zijn. Herhaling van de tussenevaluatie bijvoor- beeld na de februaritelling door CFI en aan het einde van het tweede jaar zullen het beeld van de effecten verder aanscherpen.


---





2 Kwantitatieve effecten

Cohorten
De kwalificatieplicht is ingevoerd in augustus 2007. Vanaf dat moment geldt dat jongeren volle- dig leerplichtig zijn tot hun achttiende verjaardag of tot een startkwalificatie is behaald. De wetswijziging heeft vooral effect op 17-jarigen. Voor de invoering van de kwalificatieplicht be- stond de partiële leerplicht en waren jongeren volledig leerplichtig tot het einde van het school- jaar waarin zij zestien werden en partieel leerplichtig tot het einde van het schooljaar waarin zij zeventien werden. De verandering betekent dus in praktische zin een verlenging van de volledi- ge leerplicht.

De kwalificatieplicht gold voor het eerste in het schooljaar 2007/2008. Dat is het eerste jaar van de invoering. Het nu lopende schooljaar 2008/2009 is het tweede jaar van de invoering. Tot nu toe hebben dus twee cohorten van 17-jarigen te maken gehad met de kwalificatieplicht.


2007/2008 2008/2009 Eerste cohort 17-jarigen 18-jarigen Tweede cohort - 17-jarigen

Eventuele effecten van de invoering van de kwalificatieplicht kunnen dus zichtbaar zijn bij maximaal drie groepen: 17-jarigen in het eerste jaar, 17-jarigen in het tweede jaar en 18-jarigen in het tweede jaar.
Daarbij moet bedacht worden dat het schooljaar 2008/2009 ongeveer halverwege is. Verder is bij de invoering een uitzondering gemaakt voor die leerlingen die op 1 augustus 2007 zeventien jaar waren. Zij vielen onder de oude regeling (partiële leerplicht) en waren in schooljaar
2007/2008 niet kwalificatieplichtig. Een deel van hen zou dat onder de nieuwe wet eigenlijk wel zijn geweest. Gevolg is dat in schooljaar 2007/2008 maar een deel van de potentiële doelgroep (geschat de helft) feitelijk onder de kwalificatieplicht viel, namelijk die leerlingen die gedurende dat schooljaar 17 werden en nog geen startkwalificatie hadden behaald. Qua effect staat dit voor schooljaar 2007/2008 strikt genomen gelijk aan de oude situatie van partiële leerplicht.

Onderwijsdeelname en kwalificatiewinst
De kwalificatieplicht moet ertoe leiden dat meer jongeren een startkwalificatie behalen. Om deze kwalificatiewinst te behalen moeten jongeren meer en langer onderwijs volgen. De mees- ten doen dat al, maar een klein deel haakt af voordat de startkwalificatie is behaald. In die groep moet de winst geboekt worden.
In de regel moet voor het behalen van een startkwalificatie zes jaar onderwijs gevolgd worden na het verlaten van het primair onderwijs, namelijk vier jaar vmbo en aansluitend twee jaar mbo. Een diploma op het niveau mbo 2 (en 3 en 4) staat gelijk aan een startkwalificatie. De situatie in het voortgezet onderwijs is enigszins anders. Voor leerlingen van het vwo geldt dat zij een startkwalificatie hebben behaald als zij het vwo-diploma hebben, in de regel eveneens na zes leerjaren. Voor leerlingen van het havo is de situatie echter anders: zij kunnen al na vijf leerja- ren hun diploma en daarmee een startkwalificatie behalen.
---




Dus voor leerlingen in het mbo en vwo geldt dat zij doorgaans hun startkwalificatie behalen in het schooljaar waarin zij achttien worden. Eventuele kwalificatiewinst door invoering van de kwalificatieplicht wordt zichtbaar aan het einde van dat schooljaar. Kijkend naar de cohorten wordt de kwalificatiewinst voor het eerste cohort zichtbaar aan het einde van schooljaar
2008/2009.
Voor havo-leerlingen geldt dat al aan het einde van schooljaar 2007/2008 kwalificatiewinst zichtbaar zou kunnen worden. Overigens geldt dat alleen voor havo-leerlingen die de havo ook daadwerkelijk in vijf jaar afronden. Leerlingen die na het behalen van het vmbo-t diploma over- stappen naar de havo doen minimaal zes jaar over die route. De conclusie is dat het nog te vroeg is om kwalificatiewinst te kunnen zien als gevolg van de kwalificatieplicht. De eventuele effecten van de kwalificatieplicht zullen op dit moment dus voor- al zichtbaar zijn in de onderwijsdeelname van de twee cohorten.

In de onderstaande tabel is de onderwijsdeelname van 17- en 18-jarigen weergegeven voor een reeks van schooljaren. De schooljaren 2007/2008 en 2008/2009 vallen onder de kwalifica- tieplicht. Het meetmoment is telkens 1 oktober van het betreffende schooljaar.

schooljaar 05/06 schooljaar 06/07 schooljaar 07/08 schooljaar 08/09 aantal % aantal % aantal % aantal %
17-jarigen
in onderwijs 169.103 86,6 171.748 87,1 180.086 87,9 185.039 90,3 niet in onderwijs 26.214 13,4 25.340 12,9 24.886 12,1 19.978 9,7 landelijk totaal 195.317 100 197.088 100 204.971 100 205.017 100
18-jarigen
in onderwijs 154.514 78,5 155.220 79,4 156.032 78,9 162.161 79,0 niet in onderwijs 42.321 21,5 40.254 20,6 41.661 21,1 43.236 21,0 landelijk totaal 196.835 100 195.474 100 197.693 100 205.397 100 Bronnen: CFI, BRON-bestand; CBS (landelijk totaal per leeftijdscategorie)

Voor we nader ingaan op de betekenis van de cijfers voor de effecten van de kwalificatieplicht geven we in de volgende tabellen een uitsplitsing van de cijfers over verschillende onderwijsty- pen en leerjaren. In de tabellen zijn alleen de belangrijkste schooltypen/leerjaren opgenomen. De andere leerjaren in het vo hebben relatief lage aantallen 17-jarigen en laten geen verande- ringen zien. Ook deelnemers van het hoger onderwijs zijn niet opgenomen. Zij hebben al een startkwalificatie. Voor het mbo kan helaas geen uitsplitsing naar leerjaar gemaakt worden.


---






17-jarigen schooljaar 05/06 schooljaar 06/07 schooljaar 07/08 schooljaar 08/09 aantal % aantal % aantal % aantal % VMBO leerjaar 4 5.025 2,6 5.101 2,6 5.191 2,5 5.176 2,5 HAVO leerjaar 4 4.062 2,1 4.525 2,3 5.347 2,6 5.585 2,7 HAVO leerjaar 5 16.517 8,5 17.712 9,0 19.120 9,3 19.764 9,6 VWO leerjaar 5 6.631 3,4 7.276 3,7 7.731 3,8 7.294 3,6 VWO leerjaar 6 23.474 12,0 24.349 12,4 26.016 12,7 27.596 13,5 VO totaal 57.717 29,6 60.993 30,9 65.520 32,0 67.905 33,1

MBO niveau 1 4.507 2,3 4.349 2,2 4.083 2,0 4.045 2,0 MBO niveau 2 32.036 16,4 31.812 16,1 33.067 16,1 34.250 16,7 MBO niveau 3 17.700 9,1 17.591 8,9 18.677 9,1 19.587 9,6 MBO niveau 4 37.977 19,4 38.874 19,7 39.887 19,5 39.721 19,4 MBO totaal 92.220 47,2 92.626 47,0 95.714 46,7 97.603 47,6 Bron: CFI, BRON-bestand


18-jarigen schooljaar 05/06 schooljaar 06/07 schooljaar 07/08 schooljaar 08/09 aantal % aantal % aantal % aantal % HAVO leerjaar 5 4.032 2,0 4.513 2,3 4.859 2,5 5.458 2,7 VWO leerjaar 6 6.214 3,2 6.851 3,5 7.455 3,8 8.000 3,9 VO totaal 12.227 6,2 13.346 6,8 14.463 7,3 15.716 7,7

MBO niveau 1 2.645 1,3 2.422 1,2 2.230 1,1 2.144 1,0 MBO niveau 2 24.764 12,6 23.977 12,3 23.597 11,9 24.567 12,0 MBO niveau 3 22.511 11,4 22.224 11,4 21.714 11,0 22.761 11,1 MBO niveau 4 40.542 20,6 41.040 21,0 41.017 20,7 41.532 20,2 MBO totaal 90.462 46,0 89.663 45,9 88.558 44,8 91.004 44,3 Bron: CFI, BRON-bestand

Analyse onderwijsdeelname
De bovenstaande tabellen met de onderwijsdeelname van 17- en 18-jarigen bieden zicht op mogelijke effecten van de invoering van de kwalificatieplicht. Bij eerste beschouwing lijken er zich bij de 18-jarigen geen veranderingen in de onderwijsdeelname voor te doen als gevolg van de kwalificatieplicht. De onderwijsdeelname in procenten blijft stabiel. Bij de 17-jarigen stijgt de onderwijsdeelname elk jaar en lijkt in het jaar 2008/2009 een trendbreuk op te treden, door een plotseling versterkte stijging van de onderwijsdeelname tot boven de negentig procent. Om echter een scherper beeld te krijgen moeten vier afzonderlijke `bewegingen' van elkaar worden onderscheiden:
a. De ontwikkeling in de omvang van de cohorten
b. De onderwijsdeelname
c. De preferenties in keuze van schooltype
d. Het effect van de kwalificatieplicht
In een nadere analyse staan we kort bij elk van de `bewegingen' stil.

De ontwikkeling in de omvang van de cohorten
De omvang van de cohorten ligt elk jaar rond de 200.000. In het schooljaar 2007/2008 is een sterke stijging te zien in het aantal 17-jarigen tot 205.000. Die zelfde stijging is het schooljaar
---




daarop bij de 18-jarigen zichtbaar. Door de stijging van het absolute aantal 17- en 18-jarigens stijgt ook de onderwijsdeelname in absolute aantallen. In het jaar 2008/2009 stijgt echter de omvang van het cohort 17-jarigen niet meer. Het stabiliseert zich op 205.000. Voor de 18- jarigen zal zich het zelfde voordoen in het schooljaar 2009/2010. De komende jaren loopt de omvang van de cohorten 17- en 18-jarigen verder terug.

De onderwijsdeelname
De cijfers over de onderwijsdeelname moeten bekeken worden tegen de achtergrond van een al decennia durende trend van groeiende onderwijsdeelname. Meer jongeren gaan langer naar school. Voor de 17-jarigen is dat te zien in een jaarlijkse stijging van de onderwijsdeelname vanaf 2005/2006 met enkele tienden van procentpunten. De stijging van de onderwijsdeelname in het eerste jaar van de kwalificatieplicht bedraagt 0,8 procentpunt en lijkt daarmee niet af te wijken van de stijging in het jaar daarvoor. De stijging van de deelname in 2008/2009 bedraagt
2,4 procentpunt en is daarmee drie- tot viermaal hoger dan de voorgaande jaren. De onderwijsdeelname onder 18-jarigen is relatief stabiel. De sterke stijging van de onderwijs- deelname onder 17-jarigen in het schooljaar 2008/2009 zal zich in het schooljaar 2009/2010 vertalen naar ook een stijging van de onderwijsdeelname onder 18-jarigen. Immers meer leer- lingen/deelnemers stromen door naar het volgende leerjaar.

Preferenties in keuze van schooltype
Er doet zich al vele jaren een trend voor dat ouders en leerlingen in toenemende mate een voorkeur hebben voor avo-onderwijs boven beroepsgericht onderwijs (vmbo en mbo). De cijfers over de onderwijsdeelname per onderwijstype bevestigen dat beeld. In de jaren 2005/2006 tot en met 2007/2008 stijgt de deelname aan het vo en daalt de deelname aan het mbo (in aandeel van het cohort). Door de groei van de cohorten in die jaren wordt de terugloop van het mbo gemaskeerd en blijft het aantal deelnemers in absolute aantallen licht stijgen. De meeste groei gaat echter naar het avo (havo/vwo).
Hoewel de groei van het avo voor een belangrijk deel ontstaat uit de het grotere aandeel in de autonome groei van de cohort-omvang is het evident dat de groei ook ten koste gaat van de instroom in het mbo. In de cijfers over de onderwijsdeelname van 17-jarigen is dat niet goed zichtbaar, omdat de keuze voor een onderwijstype zich grotendeels afspeelt in de jaren ervoor bij de overgang van het primair naar voortgezet onderwijs en bij de overgang van de onderbouw naar de bovenbouw.
Het verschijnsel is wel zichtbaar in de keuze die leerlingen maken na afronding van het vmbo- theoretische leerweg. Direct na de invoering van het vmbo werd de doorstroommogelijkheid van vmbo-t (voorheen mavo) naar havo verkleind. Stapeling van diploma's werd niet wenselijk ge- acht en de doorstroom van vmbo-t naar mbo was de voorkeursroute vanuit beleidsmatig oog- punt. Die maatregelen leidden toen tot een scherpe terugloop van de instroom in het havo vanuit het vmbo-t. De laatste jaren is er echter een geleidelijke ommekeer ontstaan in het den- ken over de doorstroom naar havo. Sinds 2003/2004 is de doorstroom van vmbo-t naar havo gestegen van 16 naar 21 procent in het schooljaar 2007/2008. Mede daardoor is de deelname aan het havo in die periode gestegen van 125.000 naar ruim 145.000 leerlingen. De scherpe daling die ontstond na de invoering van het vmbo is daarmee meer dan teniet gedaan.

Het effect van de kwalificatieplicht
Wat is nu, alle voorgaande overwegingen mee in beschouwing genomen, het effect van de invoering van de kwalificatieplicht?


---




In het eerste jaar na de invoering is geen duidelijk kwantitatief effect zichtbaar. In het tweede jaar na de invoering treedt een scherpe stijging op van de onderwijsdeelname onder 17-jarigen. Er is (nog) geen stijging van de onderwijsdeelname bij 18-jarigen. Omdat de omvang van de cohorten 2007/2008 en 2008/2009 nagenoeg gelijk is, is de stij- ging van het aantal schoolgaande 17-jarigen in 2008/2009 geheel te danken aan de stijging van de procentuele onderwijsdeelname.
De afgelopen jaren is de procentuele onderwijsdeelname bij 17-jarigen telkens licht geste- gen. Deze `autonome' groei schatten we in op gemiddeld 0,5-1,0 procentpunt per jaar. De stijging in 2008/2009 ligt op 2,4 procentpunt. Wanneer we de autonome groei daarvan aftrekken, is er sprake van een `nieuwe' stijging van 1,4-1,9 procentpunt. Er zijn geen indicaties dat andere factoren dan de invoering van de kwalificatieplicht de stij- ging in de onderwijsdeelname hebben veroorzaakt. Eventuele gevolgen voor de onderwijs- deelname door verslechtering van de arbeidsmarktkansen voor jongeren waren in 2008 nog niet aan de orde.
De stijging van de onderwijsdeelname als gevolg van de kwalificatieplicht ramen we daarom op 1,4-1,9 procentpunt.
In absolute aantallen is de onderwijsdeelname in 2008/2009 gestegen met bijna 5.000 (van
180.086 naar 185.039). Daarvan is naar schatting tussen 2.900 tot 3.900 een gevolg van de kwalificatieplicht. Het betreft uitsluitend de 17-jarigen. Een effect op de onderwijsdeelname van 18-jarigen wordt zichtbaar in 2009/2010.

Het effect van de kwalificatieplicht doet zich niet voor alle schooltypen en leerjaren in gelijke mate voor. Voor een nadere analyse kijken we naar de toename in het schooljaar 2008/2009 ten opzichte van het schooljaar daarvoor (17-jarigen).

De deelname aan het vo stijgt met 2.385. De deelname aan het mbo met 1.889. Per schooltype/leerjaar zijn er grote verschillen:
- Havo 4: +238

- Havo 5: +644

- VWO 5: -437

- VWO 6: +1580

- MBO 1: -38

- MBO 2: +1183

- MBO 3: +910

- MBO 4: -437
De stijging in het havo is een voortzetting van de trend van de afgelopen jaren. Ook onder de nieuwe cohorten van 17-jarigen is de havo een populaire keuze. Het lijkt erop dat de toege- nomen doorstroom van vmbo-t naar havo door de invoering van de kwalificatieplicht is ver- sterkt. Ook lijkt de doorstroom naar havo ten koste te gaan van de deelname aan mbo niveau
4.
Omdat de deelnamecijfers voor het mbo niet uitgesplitst kunnen worden naar leerjaar is enige voorzichtigheid geboden bij de interpretatie van de cijfers. Het is echter aannemelijk dat de juist het mbo 4 nadelen ondervindt van de toegenomen doorstroom van vmbo-t naar havo.
Mbo 2 en 3 profiteren sterk van de invoering van de kwalificatieplicht. Dat geldt niet alleen in absolute aantallen gezien, maar ook voor de procentuele onderwijsdeelname. Voor het eerst na jaren treedt in 2008/2009 weer een substantiële stijging op van de deelname aan mbo 2 en 3. Vooral voor mbo 2 is dat een trendbreuk.

---




Een op het eerste oog merkwaardig verschijnsel is de sterke toename van het aantal leerlin- gen in het zesde leerjaar vwo. Voor een deel zou het kunnen gaan om een effect van de kwalificatieplicht. In de interviews wordt gewezen op een groep jongeren in het vwo die voor- heen afhaakte vóór het eindexamenjaar. Deze groep zou nu als gevolg van de kwalificatie- plicht wel instromen in het zesde leerjaar. Als dat effect daadwerkelijk optreedt, is het inte- ressant om te zien of daardoor de examenresultaten in het vwo negatief worden beïnvloedt. Aangenomen mag worden dat de groep leerlingen die voorheen zou zijn afgehaakt minder kansrijk is in het behalen van het diploma. Anderzijds ligt daar juist de mogelijkheid kwalifica- tiewinst te realiseren.
De toename in het vwo leerjaar 6 kan echter ook (voor een deel) beschouwd worden als de staart van de sterke groei van het vwo in de afgelopen jaren. Dat beeld wordt bevestigd door het deelnamecijfer voor het leerjaar 5 vwo. De groei van het vwo lijkt af te vlakken. Voor het schooljaar 2009/2010 zal zeker geen verdere stijging optreden in vwo 6. Daarmee lijkt de groei in vwo 6 voor een groter deel het gevolg van de `autonome' groei van de onderwijs- deelname en de voorkeur voor dat onderwijstype in de afgelopen jaren, dan een direct effect van de kwalificatieplicht.
Wanneer we de deelnamegroei in vwo 6 grotendeels beschouwen als onafhankelijk van de kwalificatieplicht, dan moet de overige deelnamegroei (in havo en mbo) vrijwel geheel be- schouwd worden als effect van de kwalificatieplicht.

Samengevat bedraagt het geschatte effect van de invoering van de kwalificatieplicht op de onderwijsdeelname van 17-jarigen in 2008/2009 ongeveer 1,4-1,9 procentpunt of in absolute aantallen 2900-3900. De groei als gevolg van de kwalificatieplicht treedt op in havo 4/5 (+882) en mbo 2/3 (+2093).


---





3 Invoering gemeenten

Gemeenten vervullen een belangrijke rol bij de handhaving van de kwalificatieplicht en de leer- plicht in het algemeen. Voor handhaving van de kwalificatieplicht heeft het ministerie van OCW aan gemeenten extra middelen ter beschikking gesteld voor uitbreiding van het aantal leer- plichtambtenaren (5,8 miljoen voor 2007 en 13 miljoen vanaf 2008). De vraag is nu welke ver- anderingen er zijn gerealiseerd, die bijdragen aan een verbeterde handhaving van de kwalifica- tieplicht. Om een beeld van deze veranderingen te kunnen schetsen zijn enquêtes en telefoni- sche interviews gehouden met functionarissen die (mede) verantwoordelijk zijn voor de uitvoe- ring van handhaving van de kwalificatieplicht. Aan de enquêtes is deelgenomen door 28 ge- meenten. Daarnaast zijn aanvullende interviews gehouden met vertegenwoordigers van de VNG en zeven extra gemeenten, van Ingrado en van het Openbaar Ministerie Parket Gronin- gen.

Verdeling en inzet van middelen
De door het ministerie beschikbaar gestelde middelen worden toegekend aan de contactge- meente in de regio (RMC-regio) en kunnen vervolgens op verschillende manieren worden inge- zet, ofwel gezamenlijk ofwel door de gemeenten in de regio afzonderlijk. Uit de enquête blijkt dat in de helft van de gevallen de middelen zijn versleuteld over de afzonderlijke gemeenten (13x).
In iets mindere mate zijn deze middelen bovengemeentelijk ingezet, zoals bij centrumgemeen- te (7x), bij regionale bureaus leerplicht/RMC (2x) of bij een beperkt aantal kerngemeenten bin- nen de (sub)regio's (2x).
In het kader van de kwalificatieplicht hebben de gemeenten in het onderzoek op jaarbasis tus- sen de 9.000 en de 466.000 ontvangen. Driekwart van de gemeenten zet deze middelen vrijwel geheel (95% of meer) in voor personele versterking.

De personele formatie is uitgebreid met tussen de 0,2 en 5 fte. De gemiddelde uitbreiding be- draagt circa 2 fte. Het grootste deel van de beschikbare extra formatie wordt ingevuld met leer- plichtfunctionarissen (gemiddeld 1,75 fte per gemeente), een klein deel is gereserveerd voor administratieve ondersteuning en informatiebeheer (gemiddeld 0,18 fte per gemeente). De meeste leerplichtformatie is bestemd voor speciale leerplichtambtenaren voor handhaving van de kwalificatieplicht (gemiddeld 1 fte). Iets minder formatie gaat naar generieke uitbreiding van leerplichtformatie, waarbij het takenpakket verbreed is met kwalificatieplicht (gemiddeld 0,7 fte). Driekwart van de gemeenten maakt hierin overigens een duidelijke keuze voor één vorm; een kwart van de gemeenten combineert beide vormen.
De leerplichtformatie is, op een enkele uitzondering na, in de loop van 2008 ingevuld en voor vrijwel alle gemeenten was deze formatie rond de start van schooljaar 2008/2009 operationeel. De formatie voor administratieve ondersteuning is, voor zover van toepassing, pas gedurende schooljaar 2008/2009 operationeel geworden.


---




Ruim de helft van de gemeenten zet de toegekende middelen ook in voor andere activiteiten op het gebied van voortijdig schoolverlaten, dan handhaving van de kwalificatieverplichting. Naast materialen en reiskosten worden activiteiten benoemd op het gebied van: Overgang vmbo-mbo;
Preventie;
Voorlichting, communicatie;
Ontwikkelen van plannen en (verzuim)protocollen; Cursussen;
`Knelpuntpot' in te zetten waar het hardst nodig.

De extra middelen hebben ertoe geleid dat de formatie voor handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht is toegenomen bij vrijwel alle gemeenten in het onderzoek. Uit de aanvullende interviews komt naar voren dat de uitbreiding soms plaats vindt op gemeentelijk niveau (uitbrei- ding leerplichtformatie) en soms op regionaal niveau (uitbreiding formatie gekoppeld aan RMC of aan regionaal bureau leerplicht). Ook wordt erop gewezen dat de uitbreiding weliswaar de handhaving van de kwalificatieplicht op het oog heeft, maar in de praktijk vaak leidt tot een meer algemene versterking van de leerplichthandhaving. Zoals te verwachten viel zijn mogelijke effecten van de uitbreiding van de leerplichtformatie pas op zijn vroegst merkbaar in het schooljaar 2008/2009. Dat bevestigt het beeld dat er in het eerste schooljaar na de invoering van de kwalificatieplicht geen directe effecten te verwachten waren.

Registratie verzuim en voortijdig schoolverlaten van 17-jarigen In de enquête geeft een groot aantal gemeenten aan niet over registratiegegevens over verzuim en voortijdig schoolverlaten van 17-jarigen te beschikken. Enerzijds lijken de gebruikte syste- men (nog) niet in staat om deze gegevens snel beschikbaar te stellen, anderzijds blijken de systemen (nog) niet in staat om specifieke gegevens voor, bijvoorbeeld, leeftijdscategorieën te genereren. Er is dan ook bij de gemeenten niet of nauwelijks uit eigen registratie bekend wat mogelijk effecten zijn van de kwalificatieplicht.
Waar gemeenten wel zicht hebben op de cijfers lijkt er sprake te zijn van een stijging van het verzuim onder 17-jarigen. Aangenomen moet worden dat het hier niet gaat om een daadwerke- lijk stijging van het verzuim, maar om een stijging van het gemeten verzuim. Betere controle zal in eerste instantie leiden tot hogere verzuimcijfers. Een vergelijkbaar effect was te zien toen de uitvalregistratie verbeterd werd.
Uit de aanvullende interviews komt naar voren dat de gemeenten over het algemeen vooruit- gang boeken als het gaat om de registratie en aanpak van het verzuim. Zo zou het sterk toege- nomen aantal proces-verbalen voor schoolverzuim in het afgelopen jaar een gevolg zijn van betere handhaving en intensievere samenwerking tussen leerplichtbureau en Openbaar Minis- terie.

Kwalificatieplicht in context
Gevraagd naar het effect van de kwalificatieplicht relativeren de gemeenten het belang enigs- zins. De invoering van kwalificatieplicht valt samen met een breed offensief om schoolverzuim en ­uitval terug te dringen. Zo zijn in alle regio's convenanten afgesloten om het voortijdig schoolverlaten terug te verminderen, zijn er in dat kader extra financiële middelen beschikbaar gekomen en zijn veel gemeenten ook op andere manieren actief met de bestrijding van verzuim en uitval.


10




Negentien gemeenten in de het onderzoek hebben, naast de in het kader van de kwalificatie- plicht toegekende middelen, ook andere middelen ingezet voor bestrijding van ongeoorloofd verzuim en voortijdig schoolverlaten. Gemiddeld gaat het om een bedrag van 573.000 per gemeente.

Sinds de invoering van de kwalificatieplicht hebben er binnen de gemeenten verschillende veranderingen/verbeteringen plaatsgevonden in de aanpak van ongeoorloofd schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. In het overzicht hierna zijn negen gebieden aangegeven en hoeveel gemeenten op deze gebieden veranderingen/verbeteringen hebben doorgevoerd. Deze veranderingen/verbeteringen hadden met name betrekking op voorlichting aan en bege- leiding van jongeren bij de overgang van vmbo naar mbo, de samenwerking het jongerenloket en uitvoering van het convenant vsv.

verandering / verbetering aantal gemeenten invoering van 1 loket voor meldingen van ongeoorloofd schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten 9 inrichting van een regionale uitvoeringsorganisatie voor leerplicht en/of rmc 7 invoering/uitbreiding van zorgadviesteams 8 invoering van een verzuimprotocol dan wel bredere verspreiding verzuimprotocol 10 verbetering/stroomlijning van verzuimketen:signalering, melding, interventie, registratie 10 uitvoering convenant vsv 12 samenwerking met jongerenloket 14 samenwerking met centra voor jeugd en gezin 5 intensieve voorlichting en begeleiding voor jongeren bij overgang vmbo naar mbo 13

In de interviews komt naar voren dat er enerzijds reden is voor optimisme en anderzijds de complexiteit van de noodzakelijke veranderingen niet moet worden onderschat. Mede door de massieve inzet op bestrijding van voortijdig schoolverlaten lijken in de komende tijd op dat vlak daadwerkelijke succes bereikt te kunnen worden. De eerste signalen daarvoor zijn zichtbaar in de landelijke cijfers. De versterking van de leerplichthandhaving profiteert van maatregelen zoals de invoering van de kwalificatieplicht en de extra inzet van middelen. Bovendien valt de leerplichtversterking samen met andere maatregelen onder meer op de scholen zelf. Aan de andere kant wordt gewezen op de tijd en moeite die het kost om processen opgang te brengen. Zo is de handhaving van de kwalificatieplicht een kwestie die hoofdzakelijk betrekking heeft op het mbo. Veel kleinere gemeenten hebben geen mbo binnen hun grenzen. Voor hen is het mbo ver weg en kost het moeite om preventief en curatief de kwalificatieplicht te handha- ven. Een aantal gemeenten kiest daarom voor een vorm van regionale samenwerking. Echter juist op dat punt is gebleken hoe moeizaam en tijdrovend processen kunnen zijn. Voor men tot goed functionerende samenwerking komt zijn vaak al jaren verstreken. Dat geldt niet alleen voor gemeenten onderling, vergelijkbare processen doen zich voor in de samenwerking tussen gemeenten en scholen en gemeenten en andere instanties zoals het Openbaar Ministerie en de jeugdhulpverlening.

Concrete knelpunten die worden genoemd zijn onder meer: Voor 17½- jarigen is het traject van proces-verbaal niet meer zinnig, het duurt nu te lang. Bij de overgang vmbo-mbo is de terugkoppeling niet altijd goed geregeld.
---




Er is nog te weinig flexibele instroom mogelijk in het onderwijs. Leerlingen moeten elk mo- ment kunnen instromen, of kunnen switchen.
Er is nog meer inzet nodig op preventie en vroegtijdig tegengaan van voortijdig schoolverla- ten omdat de curatieve aanpak anders te veel tijd en menskracht blijft vragen. Andere, alternatieve leerroutes dan de officiële crebo-opleidingen zouden moeten worden erkend. Veel jongeren volgen een bedrijfs- of brancheopleiding en zouden eigenlijk niet als uitvaller aangemerkt moeten worden.
Er moeten sancties komen voor scholen, als die zich niet aan hun verplichtingen houden wat betreft signalering en melding van verzuim. Nu kunnen gemeenten proces verbaal opmaken wanneer scholen zich niet aan de wettelijke verplichtingen houden, maar in de praktijk staat die bevoegdheid op gespannen voet met de goede werkrelatie die de gemeente met de scholen wil en moet onderhouden. Op landelijk niveau wordt onderzocht of de onderwijsin- spectie een rol kan gaan spelen in het toezicht op naleving van de verplichtingen door scho- len.

Samengevat is op grond van de gehouden enquête duidelijk dat in het schooljaar 2008/2009 gemeenten begonnen zijn met de versterking en uitbreiding van de leerplichtfunctie, ook speci- fiek gericht op de kwalificatieplicht. De extra inzet en aandacht wordt versterkt door het brede offensief om voortijdig schoolverlaten terug te dringen. Een mogelijk nadelig effect van die brede inzet is, dat het gemeenten veelal ontbreekt aan specifieke informatie over het effect van de kwalificatieplicht voor 17-jarigen.


12





4 Invoering scholen

Uit de interviews blijkt dat er een breed draagvlak is voor de kwalificatieplicht. Dat geldt zowel voor het onderwijs als voor het bedrijfsleven. Er is sprake van een toenemend bewustzijn van het wettelijke karakter van de schoolgang van 17- jarigen zonder startkwalificatie. In het mbo zijn scholen op grote schaal begonnen een verzuimbeleid te ontwikkelen en in te voeren. Tege- lijkertijd wordt duidelijk dat er op dat punt nog een lange weg te gaan is. Veel mbo-instellingen kenden voorheen nog geen sluitend systeem van aanwezigheidsregistratie, laat staan een beleid en praktijk voor bestrijding van verzuim. Mede als gevolg van de kwalificatieplicht is men nu bezig verzuimbeleid te formuleren en een verzuimaanpak te ontwikkelen. Op veel scholen worden daarvoor speciale functionarissen aangesteld.

Ook hier staat de kwalificatieplicht niet op zichzelf. De toegenomen aandacht voor verzuim en uitval in het mbo leidt tot een brede waaier van activiteiten, uiteenlopend van verbetering en flexibilisering van het onderwijs en versterking van de zorgstructuur tot betere samenwerking met het vmbo.

Concrete resultaten en ingezette acties die uit de interviews naar voren komen zijn: Er is meer aandacht voor aanpak van verzuim.
Er is extra formatie vrijgesteld voor het coördineren van vsv-meldingen en contacten met leerplichtambtenaren.
Er is extra aandacht voor (warme) overdracht tussen vmbo en mbo, mede op basis van impulsen vanuit regionale vsv-convenanten en projecten met als doel samenwerking tussen vo en mbo te verbeteren.
Er is meer aandacht voor de zorgstructuur. De inzet van ZAT's is toegenomen. Binnen het mbo worden inspanningen verricht die een meer flexibele instroom mogelijk ma- ken. Voor AKA's is dit al mogelijk, voor andere niveaus is veelal een tweede instroommoment gecreëerd. In dit verband wijst men wel op organisatorische en financiële moeilijkheden bij het verder flexibiliseren.
Er zijn meer mogelijkheden gecreëerd voor snuffel- en oriëntatiestages (ten behoeve van studiekeuze).
Er zijn voorlopig voldoende stageplaatsen voorhanden en kenniscentra besteden extra aan- dacht aan stageplaatsen voor moeilijk plaatsbare leerlingen. COLO organiseert een cursus voor leerplichtambtenaren over vormen van werkend leren als alternatieve trajecten.
Er zijn samenwerkingstrajecten ingezet om vanuit praktijkonderwijs, via maatwerk binnen branches (Schoonmaak en Handel), op te leiden voor een `branchecertificaat'

Vanuit het onderwijs en bedrijfsleven klinkt een duidelijk signaal waar het gaat om de groep jongeren die ook met extra inspanning de startkwalificatie niet zal (kunnen) behalen. Ook wijst men op jongeren die wel de potentie hebben om een startkwalificatie te halen, maar dat nu, in deze levensfase, niet kunnen. Voor deze groepen kan de kwalificatieplicht onvoldoende hand- vaten bieden en zou moeten worden gezocht naar alternatieven.

In het onderwijs loopt men aan tegen de organisatorische problemen om het onderwijs en met name de instroommomenten verder te flexibiliseren. Weliswaar is de verwachting dat het com-
13




petentiegericht onderwijs zal bijdragen aan een zekere flexibilisering, maar tegelijk stelt men vast dat het verder vergroten van het aantal instroommomenten op praktische en betaalbaar- heidproblemen stuit. Een aantal scholen is, in samenwerking met de koepelorganisaties, bezig om te kijken of de vorming van bredere domeinen in het eerste jaar van de opleidingen het studenten makkelijker kan maken om van opleiding te switchen zonder het risico van uitval.

De omslag in de economische situatie bepaalt de verwachting wat betreft de komende jaren. Men verwacht dat de krappere arbeidsmarkt ertoe zal leiden dat de onderwijsdeelname verder zal stijgen en dat een fenomeen als `groenpluk' verder zal afnemen. Men voorziet echter pro- blemen waar het gaat om stage- en bpv-plaatsen. De laatste jaren was juist de BBL de motor in de groei van het mbo. Men ziet een kentering optreden in de daling van deelname aan de BOL, mede versterkt door de aanpak van verzuim en uitval.

Samengevat is het algemene beeld dat de inspanning binnen het mbo om verzuim en uitval terug te dringen nu goed op gang komen. De effecten zullen de komende jaren zichtbaar wor- den. Het vergt nog enkele jaren voor met name de verzuimaanpak volledig uitgerold is. Als het lukt om leerlingen binnen te houden met een meer repressieve aanpak, dan is daarmee nog niet de vraag opgelost hoe hen een passend onderwijsaanbod geboden kan worden. Er wordt gezocht naar praktisch haalbare methoden om het onderwijs te flexibiliseren.


14





5 Conclusies

Conclusies


1) Het eerste jaar van de invoering van de kwalificatieplicht was een voorbereidingsjaar voor scholen en gemeenten. De handhaving is pas gestart in het tweede jaar. In het eerste jaar is geen effect zichtbaar op de onderwijsdeelname van 17-jarigen.
2) Daardoor is er in het tweede jaar ook geen effect zichtbaar in de onderwijsdeelname van
18-jarigen en geen positief effect te verwachten in de kwalificatiewinst voor deze groep.


3) Het tweede jaar na de invoering laat een sterke stijging zien van de onderwijsdeelname onder 17-jarigen. De stijging is voor het grootste deel het gevolg van de kwalificatieplicht. Dat blijkt ook uit het feit dat in dat jaar gemeenten en scholen actief begonnen zijn met handhaving van de kwalificatieplicht.

4) De stijging van de onderwijsdeelname als gevolg van de kwalificatieplicht treedt met name op in het mbo op niveau 2 en 3. De trend van relatieve daling van de deelname aan het mbo is daardoor in het schooljaar 2008/2009 doorbroken. Het mbo 4 volgt niet in de stijging, wat mede een gevolg lijkt van de toenemende doorstroom van vmbo-t naar havo.
5) Ook het havo profiteert van de kwalificatieplicht. De doorstroom van vmbo-t naar havo wordt erdoor versterkt. Daarnaast lijkt er sprake van een effect van de kwalificatieplicht in het vwo. Mogelijk wordt de uitval na/in leerjaar vijf erdoor teruggedrongen waardoor meer leerlingen starten in het eindexamenjaar.


6) Het schooljaar 2008/2009 is het eigenlijke startjaar van de kwalificatieplicht. Gemeenten hebben hun formatie kunnen uitbreiden en scholen zijn gestart met te ontwikkelen en invoe- ren van een verzuimaanpak. De gerichte maatregelen vallen samen met een breed offensief om voortijdig schoolverlaten en verzuim terug te dringen. Het is duidelijk dat de komende 1-
3 jaar het effect van die inspanningen zichtbaar zal worden in betere systemen voor signale- ring, zorg, melding, registratie en opvolging. Op dit moment is de keten voor 17-jarigen in de meeste gemeenten en scholen nog niet optimaal ontwikkeld.
7) Concrete knelpunten in de verdere uitrol van de handhaving kwalificatieplicht zijn: a. De moeizame en langdurige trajecten om tot regionale samenwerking te komen tussen gemeenten, waardoor een sluitende regionale aanpak vooralsnog uitblijft. b. De tijd en inzet die het kost om met name in het mbo niet alleen de verzuimbestrijding uit te bouwen, maar ook de noodzakelijk zorgstructuur te versterken en de eerstelijnsbege- leiding te verbeteren. Dat geldt in veel mindere mate maar ten dele ook voor het vo, in het bijzonder het havo en vwo.
c. Fine-tuning van de handhaving specifiek gericht op 17-jarigen (justitieel, alternatieve on- derwijstrajecten en vrijstellingen, registratie). d. Vergroting van de mogelijkheden voor tussentijdse instroom en het wisselen van oplei- ding in het mbo. Ervaringen leren dat men vastloopt op praktische bezwaren (organiseer- baarheid en betaalbaarheid bij kleine aantallen). Er moet worden gezocht naar nieuwe oplossingen (brede opleidingen, breed eerste jaar, domeinen).


15




Beschouwing


8) De kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkeling als gevolg van de kwalificatieplicht volgt de prognose zoals destijds opgesteld in de studie Opties voor aanpassing van de partiële leer- plicht. Als de prognose verder wordt doorgetrokken dan zou aan het einde van het school- jaar 2008/2009 ook zichtbaar moeten worden dat de kwalificatieplicht leidt tot (of bijdraagt aan) kwalificatiewinst. Volgens de prognose duurt het nog drie jaar voor het effect van de kwalificatieplicht maximaal bereikt wordt. Aan de belangrijkste voorwaarden doorvoor, na- melijk actieve handhaving door gemeenten en scholen en realisatie van een passend on- derwijsaanbod lijkt voldoende hard te worden gewerkt, mits enkele concrete knelpunten op- gelost kunnen worden.

9) In de genoemde studie wordt gewezen op ervaringen in Vlaanderen, waarbij een dieper liggend effect van de kwalificatieplicht wordt bereikt na een aantal jaren, namelijk een `nor- malisering' van het schoolgaan tot de 18e verjaardag. Op den duur vinden jongeren en ou- ders het normaal om minimaal tot die datum naar school te gaan en is de onderwijsdeelna- me minder direct afhankelijk van het wel of niet actief handhaven.


10) Het kwantitatieve effect op de onderwijsdeelname trad dit schooljaar (2008/2009) voor een aanzienlijk deel op in het voortgezet onderwijs. Een deel daarvan lijkt structureel: de door- stroom van vmbo-t naar havo zal de komende jaren naar verwachting nog wat verder stij- gen. Verder zou nader onderzocht moeten worden wat het effect is in het vwo. Een deel van de stijging in de onderwijsdeelname in het vo lijkt over het hoogtepunt heen.
11) De groei van de deelname als gevolg van de kwalificatieplicht zal de komende jaren met name in het mbo optreden en specifiek in mbo 2 en 3. Het is onduidelijk of ook mbo 4 profi- teert van de kwalificatieplicht. Op dat punt is nader onderzoek nodig.
12) De onderwijsdeelname onder 17-jarigen ligt nu op 90 procent gemeten aan het begin van het schooljaar (oktobertelling). In de genoemde studie van Eimers e.a. wordt de maximale onderwijsdeelname op 95 procent geraamd. In dat geval zou de komende jaren een toena- me van het aantal 17-jarigen in het onderwijs van ongeveer 10.000 mogelijk moeten zijn. Aannemelijk is dat een deel van de 17-jarigen die reeds een startkwalificatie hebben be- haald (met name havo-leerlingen) niet meer naar school zal gaan. De maximale onderwijs- deelname van 17-jarigen ligt daarmee waarschijnlijk op circa 94 procent.
13) De hogere onderwijsdeelname van 17-jarigen zal de komende jaren leiden tot een even- eens (maar wat minder) hogere deelname door 18-jarigen. Met name dat effect treedt vrij- wel geheel op in het mbo. In het vo is men al eerder klaar.


16




Bijlage: Overzicht respondenten

Respondenten enquête gemeenten

gemeente grootte RMC contactpersoon functie regio
Aa en Hunze 25.194 7 J. Koes Leerplichtambtenaar Almere 171.528 18 C. Gerritsen Senior leerplicht RMC Amersfoort 133.067 16 P. Dijkema RMC-coördinator Amsterdam 739.459 21 T. Munninghof Beleidsadviseur leerplicht Apeldoorn 155.994 11 H. Jansen Beleidsmedewerker onderwijs + leerplicht/RMC Arnhem 141.776 14 T. van den Hoven RMC-coördinator Capelle ad IJssel 65.022 29 K. Stoel RMC-coördinator De Ronde Venen 34.341 19 H. Peters Manager afdeling onderwijs, sport & accommodaties Den Haag 482.212 28 K. Hermans RMC-coördinator Eindhoven 208.432 37 R. Vugt Hoofd afdeling leerling-zaken Gouda 71.792 27 F. Eikenboom Kwalificatieambtenaar Groningen 179.521 3 B. Kleijn Afdelingshoofd Heerlen 93.392 39 C. Sovarie Coördinator Heerlen Helmond 85.218 37 J. Vriens Beleidsmedewerker Hoorn 67.962 22 F. Ybema RMC-coördinator Leeuwarden 91.306 4 F. Gjaltema Teamleider leerlingenzorg Lelystad 69.570 18 A. Jonker Coördinator beleidsmedewerker leerlingenzaken Middelburg 46.385 32 H. van der Weel RMC-coördinator Nijmegen 160.907 14 B. de Hosson Coördinator leerplicht Olst Wijhe 16.987 11 L. Maas Coördinator vakgroep maatschappelijke ontwikkeling Schiedam 75.471 29 N. Mager Beleidsadviseur Educatie en Welzijn Sittard-Geleen 97.390 39 Y. Huynen RMC-coördinator Spijkenisse 73.104 29 H. Velthoen RMC-coördinator Tilburg 198.898 35 R. Kalalo Beleidsmedewerker Utrecht 270.678 19 O. Blok Hoofd leerling-zaken Veendam 28.231 1 H. Visscher RMC-coördinator Woerden 48.073 19 C. de Heer RMC-coördinator Zaanstad 139.758 21 M. Monnier Beleidsadviseur onderwijs


17




Respondenten aanvullende interviews

RMC-regio's / Gemeenten

RMC-regio/ gemeente RMC-regio contactpersoon functie RMC Noord Kennemerland 24 R. Agterhof Coördinator Gemeente Hoogeveen 9 I. Stolmeijer Coördinator/ teamcoach Gemeente Bergen op Zoom 34 E. van de Haterd Beleidsadviseur RMC Noord en Midden Drenthe 7 M. Otten Coördinator RMC Friesland Oost 6 K. Kooijman Coördinator Gemeente Weert 38 T. Vialle Leerplichtambtenaar RMC, subregio Maastricht en Mergelland 39 J. Smeets Coördinator leerplicht

Koepelorganisaties Leerplichtuitvoering en RMC

organisatie contactpersoon functie Ingrado, Vereniging voor Leerplicht en RMC C. Roozemond Voorzitter Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) C. Dijkstra Senior beleidsadviseur onderwijs, zorg en welzijn Openbaar Ministerie Parket Groningen L. de Ruiter Jeugdofficier van Justitie

Onderwijs

organisatie contactpersoon functie ROC ID College, Zoetermeer E. Kranenborg Verzuimcoördinator ROC Albeda College, Rotterdam I. Speyer Teamleider trajectbegeleiding ROC Aventus, Deventer P. de Noord Manager stafdienst onderwijs Etty Hillesum Lyceum (VO) M. Volp Voorzitter centrale directie Montessori College Nijmegen (VO) J. Stam Rector

Overige organisaties

organisatie contactpersoon functie Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) R. Zevering Beleidsadviseur Landelijk Actie Kommité Scholieren (LAKS) M. Uiterwaal Projectleider vmbo COLO J. Voltman Senior beleidsmedewerker Kwalificeren en examineren MBO Raad M. Weemaes Beleidsadviseur strategie en onderwijs VO-Raad J. Tissink Beleidsadviseur MKB Nederland R. Slagmolen Secretaris Arbeidsmarkt


18