SGP


19 - 03 - 09 | Wijziging van de Mediawet 2008

De SGP wil de ledeneis voor omroepen verhogen. Dat stelde SGP-kamerlid Van der Vlies in het debat over de wijziging van de Mediawet. De SGP denkt daarbij aan een grens van 200.000 leden. De versnippering die nu dreigt is niet goed voor de omroep, aldus Van der Vlies.Verder pleitte de SGP voor een evaluatie van de toegevoegde waarde van de al bestaande omroepen. Het kan niet zo zijn dat wie eenmaal binnen is, voor altijd binnen is. De SGP wil verder dat ook de commerciele omroepen een 'ombudsman' krijgen. Nu is er geen enkele garantie dat klachten over uitzendingen van de niet-publieke omroepen serieus worden behandeld.

---

Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep

Plenair
Van der Vlies (SGP)
19 maart 2009

Mevrouw de Voorzitter! Bij het bewonderen van een drieluik gaat de aandacht meestal voornamelijk uit naar het middenpaneel. Een sprekend voorbeeld hiervan is in de lijdenstijd natuurlijk de triptiek van Matthias Grünewald, het Isenheimer altaar. Op het middenpaneel wordt op indringende wijze het intense lijden van Christus verbeeld, als lam van God. Schilderkunst was in die tijd een belangrijk medium om de boodschap van het Evangelie te communiceren. Ook nu nog heeft het vaak meer te zeggen dan menige film die, ook over het lijdensevangelie, geproduceerd wordt.
Ook de regering heeft een drieluik ontworpen. Het is een aardige gedachte om juist het wetgevingstraject over de multimediale wereld in de vorm van een drieluik te gieten. Over de importantie van de panelen kan natuurlijk getwist worden. Hoewel het nieuwe ontwerp van de Mediawet, de Mediawet 2008, als het grondwerk moet worden aangezien voor de mediapraktijk, is het toch âverbannenâ naar het linkerpaneel. Ik denk eerlijk gezegd dat het paneel dat we vandaag bezien, de erkenning van omroepen, door velen inderdaad als het hoofdpaneel wordt aangezien. Het betreft immers regelgeving die de praktische speelruimte van de omroepen bepaalt.

Mevrouw de Voorzitter! De SGP-fractie heeft altijd een relatieve voorkeur gehad voor de publieke omroep boven de commerciële omroep. Bij de publieke omroep moeten inhoudelijke en kwalitatieve overwegingen immers een grotere rol spelen. Voor de commerciële omroep blijkt dat vaak wat lastig te zijn. Vanwege het publieke karakter mogen we van de publieke omroep een zekere waardigheid verwachten. We mogen toch verwachten dat bijvoorbeeld porno bij de publieke omroep geen voet aan de grond krijgt. En, om op mijn inleiding terug te komen, wanneer een omroep spotvertoningen van Jezus meent te moeten uitzenden, toont dat hoe een medium ook kan ontaarden.
De publieke omroep moet ervoor waken zich te laten meeslepen door de werkwijze van de commerciële omroepen. In Trouw las ik daarover eind vorig jaar een artikel onder de kop âkijkcijferterreurâ. Een radiomaker en cabaretier schreef over een publieke omroep: âWe moeten ons tevreden stellen met programmaâs over seks, drugs en het toiletbezoek van bekende Nederlanders.â Ook bij de publieke omroep laat zich de macht van de markt voelen, die bijvoorbeeld tot uiting komt in een sterkere nadruk op kijkcijfers. Welke programmaâs scoren goed? Een kwetsbaar terrein is wat dat betreft de verdeling van het programmaversterkingsbudget. Het gaat erom dat alle omroepen werkelijk een goede kans maken om mee te dingen in het budget. Pluriformiteit betekent juist dat goede programmaâs die normaal niet snel aan de bak komen, ook uitgezonden moeten worden.

Mevrouw de Voorzitter! De legitimatie van de publieke omroep lijkt in toenemende mate problematisch te worden. Het belang van maatschappelijk stromingen neemt namelijk af. De regering reageert met het zoeken naar een nieuw evenwicht: combinatie en gelijkwaardigheid van taakorganisaties en ledengebonden omroepen. Er schuilt echter een dubbelzinnigheid in deze aanpak: de regering wil het stromingsbeginsel nieuw gewicht geven, maar stelt tegelijk onomwonden dat een maatschappelijke stroming geen kans krijgt wanneer het aanbod pluriform genoeg wordt geacht. De indruk ontstaat daardoor dat de invulling van de publieke omroep toch vooral een programmatische zaak is geworden. Dat roept vragen op over de doelstelling en houdbaarheid van het bestel.
Ik citeer graag de minister in zijn brief van 5 oktober: âDe sleutel voor modernisering van het bestel ligt veel dichterbij. Het begint met de erkenning dat een pluriforme programmering via twee wegen tot stand komt: door de missie van omroepen, waarvoor maatschappelijke steun nodig is in de vorm van leden, en door programmatische specialisatie. De meeste omroepverenigingen kennen beide drijfveren, maar het accent verschilt. De ene omroepvereniging wordt meer door zijn missie gedreven, een ander onderscheidt zich sterker door een programmatische specialisatie en doelgroep.â Wanneer dit citaat als een fundamentele relativering van het missiebeginsel gezien moet worden, moet het fundament van het bestel grondig herzien worden. Kan de minister hierover klare wijn schenken? Hoe moeten we dit evenwicht zien?

Mevrouw de Voorzitter! De rol en waardering van ledenaantallen is bijzonder lastig. Ledenaantallen slinken, maar tegelijk blijft het heel wat als een omroep onder bepaalde restricties in deze tijd 300.000 leden weet te vergaren. De SGP-fractie vindt het goed en terecht om in een tijd waarin de steun voor maatschappelijke organisaties afneemt onderscheid te maken tussen omroepen die aan de ondergrens zitten en omroepen die veel meer leden weten te mobiliseren. Het is de vraag of een glijdende schaal voldoende recht doet aan dit onderscheid.
De SGP-fractie erkent de ongewenste effecten van de harde 300.000 ledengrens; een halvering van het variabele budget is immers niet gering. Het voorgestelde model van de glijdende schaal bevat echter te sterk nivellerende effecten, waardoor kleine omroepen zeer sterk bevoordeeld worden. Mijn fractie zoekt naar een correctie op dit model. De grootte van de omroep moet, zeker in deze tijd, beter beloond worden dan in het voorgestelde model. De regering voert die overweging zelf ook aan. De SGP-fractie heeft bovendien geen bezwaar tegen schoksgewijze differentiatie in budgetten. Het huidige probleem is mijns inziens vooral dat er slechts twee categorieën zijn; daardoor kan een verlies van een paar leden tot een halvering van het variabele budget leiden. Ik verneem graag hoe de regering tegen deze problematiek aankijkt.
Wat de SGP-fractie betreft zijn twee oplossingen het overwegen waard. Allereerst is dat het voorstel om een kwart, in plaats van de helft van het budget te reserveren voor het vaste basisbedrag. Het argument van de regering dat zulks in het kader van een fatsoenlijke bedrijfsvoering onmogelijk is, lijkt niet steekhoudend genoeg. Het minimale basisbedrag, dat ongeveer rond de vijftien miljoen ligt, bevat voldoende ruimte voor een aanpassing. Wanneer een kwart wordt uitgetrokken voor de vaste basis levert dat trouwens geen al te schokkende herverdeeleffecten op. Graag een uitgebreide toelichting van de regering.
De tweede oplossing kan liggen in het handhaven van de huidige verdeling tussen vaste en variabele budgetten, maar tegelijk het invoeren van een extra status. Dat komt ongeveer neer op het systeem van A-B-C-status, zoals dat in de oude Omroepwet te vinden was. Deze eenvoudige aanpassing voorkomt een continue ledenjacht, dempt extreme gevolgen van ledenverlies en voorkomt in sterkere mate nivellering. Het mogelijke verlies in financiering loop dan ongeveer gelijk aan de fluctuaties die het gevolg kunnen zijn van het
programmaversterkingsbudget. Omroepen lopen daardoor momenteel ook een risico van mogelijk 30 procent. Wat is de opvatting van de regering over dit model?
Het probleem van de dreigende versnippering van het omroepbestel wordt door de SGP-fractie onderkend. Het verhogen van de ledeneisen is daarom het overwegen waard. Het concrete voorstel kan zijn om een grens van bijvoorbeeld 200.000 te hanteren. Hiermee wordt ook meer recht gedaan aan het criterium maatschappelijke stroming, zoals de regering voorstaat. De regering lijkt in de nota naar aanleiding van het verslag de deur open te houden voor verhoging van de ledendrempel. Welke mogelijkheden ziet de minister om hieraan (begin van) uitvoering te geven?
De regering heeft het voornemen het budget voor innovatie te integreren in het programmaversterkingsbudget. Het argument daarvoor is dat dit budget voorheen al onder Raad van bestuur viel en dat er daardoor materieel niets verandert. Mijn fractie plaatst vraagtekens bij deze redenering. Het budget is namelijk bij de Raad van bestuur geparkeerd vanwege de bijzondere aard van innovatie en de zorgvuldige omgang met dit budget. Ik wijs in dit verband op een citaat van de minister bij de Mediabegroting 2007: âNaarmate andere distributievormen dan de klassieke 5 radio- en 3 tv-netten een meer geïntegreerd deel van het totale aanbod gaan vormen, ligt het voor de hand een deel van dit budget op dezelfde wijze toe te kennen als de budgetten voor radio en televisie.â Innovatie is momenteel goed geïntegreerd in de werkwijze van de omroepen. Het is dus niet langer nodig om dit budget niet op de reguliere wijze te verdelen. De SGP-fractie vraagt de regering daarom de verhouding van 25%/75%, zoals vastgelegd in de nieuwe mediawet, te handhaven. En als de regering dat nu niet van plan is, wanneer kunnen we die overgang wel verwachten? De SGP-fractie ontvangt nog graag meer helderheid over de evaluatie van omroepen. Het is een goede zaak dat ook bestaande op hun functioneren onderzocht worden. Uit de nota naar aanleiding van het verslag begrijp ik echter duidelijk dat bestaande omroepen in tegenstelling tot nieuwe omroepen niet beoordeeld worden op hun toegevoegde waarde voor het bestel. Betekent dit feitelijk dat omroepen in het bestel kunnen blijven omdat zij er ooit ingekomen zijn? Een meer inhoudelijke toets lijkt gewenst. Wat te doen wanneer een omroep vooral programmaâs uitzend die eigenlijk door iedere willekeurige omroep uitgezonden kunnen worden, zoals detectiveseries? Wanneer we kracht willen bijzetten aan het criterium maatschappelijke stroming is een verdiepingsslag nodig. Graag reactie.

Mevrouw de Voorzitter! Vanaf deze plaats wil ik een woord van dank uitspreken aan het adres van de NOS. Mijn fractie heeft recent vragen gesteld over de klachtenprocedure ten aanzien van de inhoud van verslaggeving. Het betrof een klacht van de stichting WAAR over de verslaggeving over het conflict in Gaza. Inmiddels heeft de stichting een uitgebreid antwoord ontvangen, waarvan wij een afschrift kregen. Dit voorbeeld vanuit de publieke omroep inspireert! Mijn fractie constateerde onlangs dat veel commerciële omroepen geen ombudsman kennen en dat zij weigeren om op inhoudelijke klachten in te gaan. Wat mij betreft verdient een omroep pas echt erkenning wanneer hij verantwoordelijkheid durft te nemen voor zijn uitingen. Deelt de minister deze mening? Is de minister bereid om met deze partijen in contact te treden? Graag een reactie.
Tot slot wil ik mijn waardering uiten voor de uiteenzetting van de regering over de verhouding tussen kerk en staat. Het had door een SGPâer geschreven kunnen zijn! Ik constateer dat ook de regering niet uitgaat van een rigide scheiding tussen kerk en staat, maar eigenlijk spreekt van een onderscheiding. Er is geen sprake van institutionele versmelting en wederzijdse zeggenschap, maar van een warme betrokkenheid. Vanuit dit gezonde standpunt kan volgens de SGP-fractie de afzonderlijke zendtijd voor levensbeschouwelijke instellingen gewoon blijven bestaan. Het amendement van de collegaâs van VVD en D66 mag dus onder tafel geveegd worden.

Geschilderd tussen 1510 en 1515, bestemd voor een klooster te Isenheim in de Elzas (nabij Colmar)
M. Wertheim (2008, 1 november). Maak gewoon weer iets moois. Trouw.
Nota, p. 24
Nota, p. 26
31200 VIII, nr. 14
Nota, p. 13/15
Kamerstukken 2006-2007, 30800 VIII, nr. 13, p. 9 P. 31
Nota, p. 6