Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Schoolverlaters tussen
onderwijs en arbeidsmarkt 2007
ROA-R-2008/3

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Universiteit Maastricht

Maastricht, september 2008




Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de directeur van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt. In geval van overname van het datamateriaal moet telkens duidelijk als bron worden vermeld: "Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt" of "ROA". Van publicaties waarin gebruik wordt gemaakt van gegevens uit dit rapport ontvangen wij gaarne een exemplaar. Hoewel de grootst mogelijke zorg is besteed aan de inhoud van dit rapport, kan het ROA in generlei opzicht verantwoordelijkheid op zich nemen voor eventuele onvolledigheden of onjuistheden.

ISBN: 978-90-5321-465-7




Inhoud

Bladzijde Voorwoord I Samenvatting V Summary IX
1 Kwaliteit van gediplomeerde schoolverlaters: Een heuristisch kader 1
2 Kwalificatie 5
3 Selectie 11
4 Kwalificerende vervolgtrajecten 21
5 Intrede op de arbeidsmarkt 33
6 Samenvattende totaalscores 53
7 Regionale mobiliteit 59 Bijlage 1 : Enkele centrale begrippen 65 Bijlage 2 : Kwaliteitsaspecten 69 Bijlage 3 : Kernindicatoren 1996-2007 73 Statistische Bijlage
Tabellen naar opleidingssector 77








Voorwoord Wat is de kwaliteit van de gediplomeerde schoolverlaters en wat gaan ze na hun opleiding doen? Hoe is de aansluiting met het vervolgonderwijs? Als ze naar de arbeidsmarkt gaan, hoe snel krijgen ze dan werk? En sluit dat werk dan ook aan op de gevolgde opleiding? Hoe tevreden zijn werkende schoolverlaters met hun functie en hoe schatten zij hun carrièreper- spectieven in?
Sinds 1991 voert het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht in samenwerking met DESAN Research Solutions1 enkele grootscha- lige onderzoeken uit onder recente schoolverlaters en pas afgestudeerden waarmee op dit soort vragen een antwoord kan worden gegeven. Het voorliggende rapport Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2007 gaat in op de kwaliteit en de bestemming van gediplomeerde schoolverlaters en afgestudeerden van het school- of studiejaar 2005/2006. De resultaten die worden gepresenteerd zijn gebaseerd op het onderzoek dat eind 2007/begin 2008 over de volle breedte van het Nederlandse onderwijsstelsel is uitgevoerd en hebben betrekking op de situatie van schoolverlaters en afgestudeerden ongeveer anderhalf jaar na het voltooien van de opleiding. In totaal zijn circa 105.000 schoolverlaters en afgestudeerden benaderd. De totale respons bedroeg 36%.2 De verzamelde gegevens vormen samen het door het ROA ontwikkelde SchoolverlatersInformatieSysteem (SIS). Dit informatiesysteem is gebaseerd op een viertal grootschalige enquêtes die volgens een geïntegreerd model worden uitgevoerd. Allereerst betreft het de VO-Monitor. Deze enquête is gericht op schoolverlaters van het algemeen voortgezet onderwijs (HAVO, VWO) en het voorbereidend beroepsonderwijs (VMBO). Vervolgens de BVE-Monitor, een enquête onder schoolverlaters van de beroepso- pleidende (BOL) en beroepsbegeleidende leerweg (BBL) van het secundair beroepsonderwijs. Tot slot de HBO-Monitor en WO-Monitor. Dit zijn volledig vergelijkbare enquêtes gericht op afgestudeerden van het hoger beroepsonderwijs (HBO) en het wetenschappelijk onder- wijs (WO). Ze worden uitgevoerd onder auspiciën van respectievelijk de HBO-raad en de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU). De vier schoolverlatersonderzoeken hebben ieder een tweeledige doelstelling. In de eerste plaats fungeren ze als instrument voor kwaliteitszorg voor onderwijsinstellingen. Deelnemende onderwijsinstellingen ontvangen daartoe een uniek en vertrouwelijk instel- lingsrapport met de resultaten van hun `eigen' schoolverlaters of afgestudeerden. In de desbe- treffende rapporten worden deze resultaten direct vergeleken met het landelijke beeld voor de onderscheiden opleidingen. Deze instellingsrapporten worden gebruikt als instrument om de eigen opleiding te evalueren, bijvoorbeeld in het kader van een visitatie. Ook worden de
1. Het ROA heeft de algehele projectleiding en is specifiek verantwoordelijk voor de instrumentontwikkeling en de wetenschappelijke analyse en rapportage. DESAN Research Solutions is verantwoordelijk voor de dataver- zameling en -verwerking, alsmede voor de specifieke rapporten voor de deelnemende onderwijsinstellingen.
2. Over de dataverzameling en -verwerking zal later dit jaar nog een apart werkdocument bij het ROA verschijnen.




Voorwoord

gegevens gebruikt om (aankomende) studenten voor te lichten over de verwachte beroepsper- spectieven. De tweede doelstelling van de vier schoolverlatersonderzoeken betreft het gener- eren van een statistisch betrouwbare, landelijk representatieve databron over de transitie van school naar werk of vervolgonderwijs. Door het grootschalige karakter van de onderzoeken, en de goede onderlinge afstemming, vormen de huidige schoolverlatersonderzoeken VO- Monitor, BVE-Monitor, HBO-Monitor en WO-Monitor de belangrijkste en meest gedetail- leerde informatiebron over de bestemming van schoolverlaters in Nederland.3 Dit rapport richt zich vooral op degenen die zich in beleidsmatige zin bezig houden met de doorstroom van gediplomeerde schoolverlaters binnen het onderwijssysteem enerzijds en de arbeidsmarktpositie van gediplomeerde schoolverlaters anderzijds. Daarbij wordt met name gedacht aan de landelijke en regionale overheid, sociale partners, Centra voor Werk en Inkomen (CWI) en het (georganiseerde) onderwijsveld. De gegevens in dit rapport geven een beeld van de recente ontwikkelingen in het doorstroomgedrag en de arbeidsmarktpositie van gediplomeerde schoolverlaters.
Het rapport Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2007 kent dit jaar een verni- euwde en tweedelig opzet:
Het voorliggende rapport toont de gegevens van de gediplomeerde schoolverlaters en afges- tudeerden. Het omvat zowel de rapportage kwaliteit van de gediplomeerde schoolverlaters als de statistische bijlage, waarin de belangrijkste resultaten in tabelvorm zijn samengebracht. In het najaar van 2008 verschijnt een tweede rapportage. In deze rapportage wordt uitgebreid ingegaan op de ongediplomeerde schoolverlaters van het VMBO, het AVO en het MBO. In deze rapportage staan we stil bij vragen zoals "wie zijn de ongediplomeerde schoolver- laters?", "waarom zijn ze gestopt met hun opleiding?", "gestopt, wat nu?" en "wat zijn hun kansen op de arbeidsmarkt?".
Naast deze twee rapportage verschijnt nog een aantal afzonderlijke rapporten over de arbeids- marktpositie van hoger opgeleiden. In de eerste plaats betreft dit de rapportage De arbeids- marktpositie van afgestudeerden van het hoger beroepsonderwijs, HBO-Monitor 2007, die wordt uitgegeven door de HBO-raad. Hoewel de belangrijkste informatie van de afgestudeerden van het HBO ook in het voorliggende rapport is opgenomen, wordt voor meer gedetailleerde informatie verwezen naar dit afzonderlijke rapport. Hetzelfde geldt voor de tweejaarlijkse rapportage van de WO-Monitor, De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van de Nederlandse universiteiten, die door de VSNU zal worden uitgebracht. Hierin wordt verslag gedaan van de resultaten van meting 2006 en meting 2007.
De projectleiding van Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2007 berust bij dr. C.M. Meng en Prof. dr. R.K.W. van der Velden. Het rapport is geschreven door

drs. T.G. Huijgen, dr. C.M. Meng en drs. J.B. Coenen. De Statistische Bijlage is samengesteld door P.J.E.G van der Kolk en E.M.H.P. Soudant. De eindredactie is in handen van

dr. C.M. Meng. Secretariële ondersteuning is verleend door M.H.J. Beenkens, J.M. Lebens
3. Voor meer informatie over de schoolverlatersonderzoeken wordt verwezen naar de websites www.vomonitor.nl, www.bvemonitor.nl, www.hbomonitor.nl en www.womonitor.nl.




Voorwoord

en M.M.J.L. Boere. Voornoemde personen zijn allen werkzaam bij het ROA. Aan SIS, waarop dit rapport is gebaseerd, werken verder mee dr. J.P Allen, drs. G.W.M. Ramaekers
---
(beiden werkzaam bij het ROA), drs. M.C.M.Th. van Alphen, drs. J.M.R. van Dongen en

drs. B.M. Kinket (allen werkzaam bij DESAN Research Solutions). Bij het onderzoek onder schoolverlaters van de agrarische opleidingen is samengewerkt met IVA te Tilburg en KBA te Nijmegen. We bedanken dr. PR. den Boer, dr. D.J.J.M. Nijman (beide thans werkzaam bij .
IVA), drs. A.K. Jager (thans werkzaam bij Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt) voor de plezierige samenwerking. Een speciaal dankwoord is gericht aan ing. P Dijkstra,
---
N. Nijdam en drs. J.D. de Vries (allen werkzaam bij de Informatie Beheer Groep te Groningen) voor de medewerking bij het uitzetten van de steekproeven onder zowel de gediplomeerde als de ongediplomeerde schoolverlaters van het VMBO, het MBO en het AVO. Een speciaal woord van dank wordt gericht aan de vertegenwoordigers van de financiers die in de klankbordgroep zitting hebben: drs. J.H. Donk en drs. R. Jongsma (beiden werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), ir. J.M.H.M. van Geffen en drs. U. Teunis (beiden werkzaam bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), drs. M. Hes- seling, J.A. de Hoog, drs. PM.C. Thoolen, drs. R.H.A. Tjoa, dr. L.H.J. van de Venne .
en drs. M. Warmerdam (allen werkzaam bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap).
Maastricht, september 2008 Prof. dr. T.A. Dohmen
directeur








Samenvatting

Het voorliggende rapport presenteert de resultaten van het onderzoek dat eind 2007/begin
2008 over bijna de volle breedte van het Nederlandse onderwijsstelsel heeft plaatsgevonden. In totaal zijn 105.000 gediplomeerde schoolverlaters en afgestudeerden van het schooljaar
2005/2006 benaderd. De totale respons bedroeg 36%. De resultaten hebben betrekking op de situatie van schoolverlaters van VMBO, MBO-BOL, MBO-BBL, HAVO, VWO, en van afgestudeerden van HBO en WO ongeveer anderhalf jaar na het voltooien van de opleiding. In dit rapport worden uitsluitend gegevens gepresenteerd van gediplomeerde schoolverlaters en afgestudeerden van voltijdopleidingen. Kwaliteit van gediplomeerde schoolverlaters in 2007 De kwaliteit van de gediplomeerde schoolverlaters en afgestudeerden is aan de hand van een vijftal aspecten gemeten, namelijk kwalificatie (de vraag of men voldoende competenties heeft verworven tijdens de opleiding), selectie (de vraag of de opleiding voldoende streng en betrouwbaar selecteert), allocatie (de aansluiting naar de vervolgbestemming), externe rende- ment (de opbrengsten) en tevredenheid achteraf. Bij de allocatie, het externe rendement en de tevredenheid achteraf is verder een onderscheid gemaakt tussen de antwoorden van schoolverlaters die zich op de arbeidsmarkt aanbieden en de antwoorden van schoolverlaters die verder gaan leren.
Kwalificatie (hoe goed is men voorbereid op de arbeidsmarkt of het vervolgonderwijs?) Met betrekking tot de breedte van de gevolgde opleiding vindt 6% van alle schoolverlaters dat de opleiding te smal is. Een iets grotere groep, 9%, vindt de opleiding juist te breed. Met name in het hoger onderwijs is men relatief vaak van mening dat de opleiding te breed is. Wat betreft de diepgang van de opleiding is een iets grotere groep, namelijk 15%, van mening dat de opleiding meer diepgang had mogen hebben. Onder de HBO afgestudeerden is zelfs bijna een kwart van de afgestudeerden deze mening toegedaan. Van de gediplomeerde VMBO respondenten vindt 11% dat hun VMBO opleiding te weinig diepgang had. Vier van de tien gediplomeerden vindt dat de opleiding een goede basis biedt om te starten op de arbeidsmarkt. Dit percentage stijgt naarmate het onderwijsniveau hoger wordt (van
24% voor het VMBO tot 60% voor het WO). Een meer langere termijn doelstelling van het onderwijs heeft betrekking op de vraag of de opleiding een goede basis vormt voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden. Hier is 58% van de respondenten het mee eens. Het meest tevreden zijn de afgestudeerden van het WO (83%).




Samenvatting

Selectie (hoe streng wordt er in de opleiding beoordeeld?) De bevraagde schoolverlaters zijn nogal kritisch wat betreft de selectie binnen de gevolgde opleiding. Zo is, evenals verleden jaar, 17% van alle schoolverlaters van mening dat de genoten opleiding te gemakkelijk was. Onder de schoolverlaters van het MBO-BOL niveau 4 is dit zelfs 26%. Daarnaast heeft slechts 19% de docenten als streng ervaren, terwijl 40% van de schoolverlaters van mening is dat de docenten niet streng waren in de beoordeling van de studenten. Met uitzondering van de afgestudeerden van het WO vond verder minder dan
50% dat de opleiding uitdagend was qua niveau. Zo geeft van de afgestudeerden van het HBO 32% aan dat de opleiding uitdagend was, terwijl 37% het hiermee (helemaal) niet eens is. De opleidingen in de HBO sector onderwijs worden zelfs door minder dan één op de vier afgestudeerden als uitdagend gezien. In het MBO zijn het vooral de opleidingen op niveau 1 en 2 die door de schoolverlaters als uitdagend worden gezien. Niet alleen worden de opleidingen zelden als uitdagend ervaren, maar ook de examens lijken niet pittig te zijn. Nog niet eens 30% vindt dat de examens pittig waren, terwijl 36% de examens (helemaal) niet als pittig heeft ervaren. Tot slot is minder dan 50% van de schoolv- erlaters van mening dat in de opleiding voldoende op inzicht werd getoetst. Opvallend is dat ook in het WO nog niet de helft (48%) deze mening is toegedaan. Positieve uitschieter wat betreft het toetsen op inzicht is de WO sector natuurwetenschappen. Hier is 63% van mening dat voldoende op inzicht werd getoetst.
Allocatie (waar komt men terecht?)
Bijna negen van de tien schoolverlaters van het voortgezet onderwijs stroomt door naar een vervolgopleiding. Van de BOL respondenten gaat een kleine 42% verder met een andere studie. De respondenten van de BBL en het hoger onderwijs zijn duidelijk meer gericht op de arbeidsmarkt.4
Van de verder lerende schoolverlaters gaat bijna 60% verder met een studie die wat betreft richting in het verlengde ligt van de gevolgde opleiding. De BBL-ers kiezen het vaakst voor een vervolgstudie in dezelfde onderwijssector. Bijna driekwart van de verder lerende uitstroom vindt de aansluiting tussen de gevolgde en de vervolgopleiding redelijk tot goed. Met name de VMBO-ers zijn hierover te spreken.
Van de werkende gediplomeerden heeft iets meer dan driekwart een baan op minimaal het eigen opleidingsniveau. Binnen het MBO is er wel een verschil tussen de korte en lange oplei- dingen, hoe lager het onderwijsniveau, hoe minder vaak men op minimaal het eigen niveau werkzaam is. Bijna zeven van de tien gediplomeerde schoolverlaters heeft een baan in eigen of verwante richting. Met name HBO afgestudeerden hebben relatief vaak een baan binnen het eigen beroependomein.

4. De cijfers met betrekking tot `verder leren' wijken vooral bij de schoolverlaters van de opleidingen op MBO niveau 1,2 en 3 nogal af van de cijfers zoals gepresenteerd in de publicatie `Kerncijfers 2003-2007' van het Ministerie van Onderwijs. De reden hiervoor is dat de respons onder de schoolverlaters die binnen het MBO doorstromen naar een hoger opleidingsniveau duidelijk lager ligt dan de respons onder de schoolverlaters die zich op de arbeidsmarkt aanbieden. De cijfers in Tabel S.1 dienen met betrekking tot de indicator `verder leren' daarom gelezen te worden als % respondenten.




Samenvatting


63% van de schoolverlaters geeft aan dat de kennis- en vaardigheden in voldoende tot sterke mate benut worden terwijl één op de tien werkenden het gevoel heeft dat zijn of haar kennis en vaardigheden tekort schieten voor de functie die ze hebben. Zo'n driekwart is tevreden over de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en de huidige functie, 68% geeft daarnaast aan tevreden te zijn met deze functie.
Tabel S.1
Enkele kernindicatoren per onderwijssoort
Verder leren Werkloosheid Flexibele Bruto uurloon Minimaal Eigen/verwante Zelfde opleiding aanstelling eigen niveau richting % % % % % % AVO 88 19 65 6,40 X X 96 VMBO 89 6 56 4,85 60 48 84 BOL 1 23 10 72 7,85 60 37 61 BOL 2 32 8 46 7,60 64 50 64 BOL 3 27 4 44 9,45 79 73 75 BOL 4 55 3 40 10,10 84 76 80 BBL 1 10 5 16 9,00 46 52 61 BBL 2 19 3 27 9,80 64 65 74 BBL 3 13 0 18 11,40 68 79 81 BBL 4 15 2 14 12,65 87 84 80 HBO 35 3 39 13,10 85 82 80 WO 32 3 46 15,60 64 74 83 Totaal 58 4 40 10,70 75 69 83 x = vraag niet opgenomen. erder leren = % respondenten dat in aansluiting op de gevolgde opleiding een vervolg opleiding (incl. duale opleidingen) is gaan volgen. Werkloosheid = werkzoekenden als % van de schoolverlaters die zich op de arbeidsmarkt aanbieden. Flexibele aanstelling = % van de werkende schoolverlaters met een aanstelling als uitzendkracht, oproepkracht e.d. of een tijdelijke aanstelling. Bruto uurloon = Bruto uurloon in de hoofdfunctie inclusief toeslagen maar exclusief inkomen uit overwerk. Uurloon afgerond op 5 cent. Minimaal eigen niveau = % van de werkende schoolverlaters dat aangeeft dat de werk- gever voor deze functie minimaal een diploma van het gevolgde

onderwijsniveau eist. Eigen/verwante richting = % van de werkende schoolverlaters dat aangeeft dat de werk- gever voor deze functie een diploma van de gevolgde opleidingsrichting of een verwante opleidingsrichting eist. Zelfde opleiding = % van de schoolverlaters dat aangeeft, achteraf bezien, dezelfde opleiding opnieuw te zullen kiezen. Externe rendement (wat levert het op?)
Van de schoolverlaters richt zo'n 56% zich na het behalen van het diploma op de arbeids- markt. De gemiddelde werkloosheid bedraagt 4%, en 7% van de gediplomeerden is direct na het behalen van het diploma vier maanden of langer werkloos. Deze intredewerkloosheid is het hoogst onder afgestudeerden van het hoger onderwijs. Vier van de tien werkende school-




Samenvatting

verlaters hebben een flexibele aanstelling, een even grote groep heeft een deeltijdaanstelling. Iets meer dan de helft vindt dat de functie waarin ze werkzaam zijn veel tot zeer veel carrière- mogelijkheden biedt.
Van alle verder lerende gediplomeerden stopt zo'n 11% voortijdig met de vervolgopleiding. Ongeveer 7-% punt hiervan bestaat uit studiewisselaars, de andere 4%-punt kiest een ander traject, bijvoorbeeld de arbeidsmarkt. Studenten die voor een HBO opleiding kiezen als vervolgstudie houden er het vaakst mee op.
Tevredenheid achteraf
Van alle werkzame respondenten zou 78% de gevolgde opleiding opnieuw gaan volgen. Van de verder lerende respondenten is dit 87%. De minste spijt is er bij de HBO en WO afges- tudeerden. Binnen het MBO hebben de schoolverlaters van de langere, niveau 3 en 4 oplei- dingen minder spijt dan hun studiegenoten van de kortere MBO trajecten. Regionale mobiliteit
Uit de schoolverlatersdata blijkt dat zowel het MBO als het HBO een belangrijke leverancier van nieuwe arbeidskrachten voor met name de regionale arbeidsmarkt is. De grote meerd- erheid van de jongeren die een MBO of HBO opleiding gaan volgen doen dit in dezelfde provincie als waar ze op hun 15/16e woonden en blijven daarna ook in dezelfde provincie wonen en werken. Slechts een klein percentage verhuist om elders een opleiding te gaan volgen. Wel blijft van hen een meerderheid daarna in dezelfde provincie wonen en werken als waar ze de opleiding gevolgd hebben.





Summary

This report contains the main results of a survey which was conducted in late 2007 and early 2008 across almost the full range of the Dutch education system. A total of 105,000 secondary and tertiary education school-leavers who graduated in the school year 2005/2006 were approached. The overall response rate was 36%. The report describes the situation of graduates of pre-vocational secondary professional education (in Dutch voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs or VMBO), senior secondary vocational education (both vocational training (in Dutch beroepsopleidende leerweg or BOL) and block or day-release training (in Dutch beroepsbegeleidende leerweg or BBL)), general secondary education (in Dutch algemeen voortgezet onderwijs (AVO); this includes both senior general secondary education (in Dutch hoger algemeen voortgezet onderwijs or HAVO) and pre-university education (in Dutch voorbereidend wetenschappelijk onderwijs or VWO)), higher professional education (in Dutch hoger beroepsonderwijs or HBO) and university education (in Dutch wetenschappelijk onderwijs or WO). The graduates were approached approximately a year and a half after completing education. This report only contains results pertaining to graduates of full-time secondary and tertiary education programs. Quality of graduates in 2007
The quality of the secondary and tertiary education graduates has been assessed on five main dimensions, namely qualification (whether one has acquired sufficient knowledge and skills during education), selection (whether the degree or diploma is a reliable indicator of one's quality), allocation (whether one ends up in the right job or further education), returns to education (whether one is rewarded for one's investment) and satisfaction. For allocation, returns to education and satisfaction, a further distinction is drawn between school leavers who entered the labour market and school leavers who proceeded to further education. Qualification (how well did the program prepare graduates for work or further education?)
6% of all school leavers reported that they felt that their program was too narrow in its focus, while a slightly larger group, 9%, found their program too broad. Higher education graduates were particularly likely to report that their education was too broad. 15% of all school leavers would have preferred more depth in their program. This applied to almost a quarter of HBO graduates, compared to 11% of VMBO graduates.
Four out of ten graduates felt that their program offered a good basis to start in the labour market. This percentage increases with educational level, from 24% for VMBO graduates to
60% for university graduates. Looking more at the longer term, 58% of graduates reported that their program formed a good basis for further developing knowledge and skills. University graduates were most satisfied in this respect (83%).
---




Summary

Selection (how strict is the assessment in the program?) School leavers are rather critical in terms of the strictness of selection in their program. 17% of all school leavers reported that that they found their program too easy. This applied most to MBO-BOL school leavers at level 4 (26%). Only 19% reported that their teachers were strict in assigning grades, while 40% reported that the teachers were hardly strict at all. Less than
50% of graduates (with the exception of university graduates) experienced the program as challenging. 32% of HBO graduates found their program challenging, while 37% found their program hardly challenging at all. Less than one in four graduates of HBO teacher training found their program challenging. Of the MBO programs, those at levels 1 and 2 were most likely to be experienced as challenging.
Not only did graduates rarely experience their programs as challenging, but they rarely found their examinations difficult. Less than 30% regarded their examinations as very difficult, and
36% did not find them difficult at all. Less than 50% of graduates reported that insight was sufficiently tested in their program. This even applies to almost half (48%) of the university graduates. The natural sciences formed an exception to this rule: 63% of university graduates in this sector reported that their insight was sufficiently tested in their program. Allocation (where do graduates end up?)
Almost nine out of ten general secondary school leavers continues on to further education, and almost 42% of BOL graduates carry on with further studies. BBL and higher education are clearly more targeted towards the labour market.5 Of the graduates who continue on to further education, almost 60% choose a field directly related to that of the program from which they graduated. BBL graduates most often choose a program in the same educational sector. Almost three-quarters of those who continue on to further education report a satisfactory or good match between the program they gradu- ated from and the subsequent program. VMBO graduates are particularly satisfied with this match.
Slightly more than three quarters of graduates who enter the labour market after gradua- tion find work requiring at least their own level of education. Within MBO there is a clear contrast between short and long programs in this respect: the lower the level, the less likely one is to find work requiring at least that level. Almost seven out of ten graduates has found a job requiring their own or a related field. This applies particularly to HBO graduates.
63% of graduates report that their knowledge and skills are utilized to a sufficient or high extent, while one in ten working graduates report that their knowledge and skills are not up to the standard for the job they have. Around three-quarters of the working graduates are
5. The figures concerning `further education' differ substantially from those presented in the Ministry of Education's publication `Kerncijfers 2003-2007', especially for graduates of MBO levels 1,2 en 3. The reason for this is that the response rate among MBO graduates who continue on to a higher level of education is significantly lower than that among MBO graduates who enter the labour market. The figures in Table S.1 should therefore be read as the percentage of respondents proceeding to further education. X




Summary

satisfied with the match between their education and their work, and 68% are satisfied with their job.
Table S.1
Selected key indicators per type of education
Further Gross hourly At least own Own or Same Unemployment Flexible contract education wage level related field program % % % % % % AVO 88 19 65 6.40 X X 96 VMBO 89 6 56 4.85 60 48 84 BOL 1 23 10 72 7.85 60 37 61 BOL 2 32 8 46 7.60 64 50 64 BOL 3 27 4 44 9.45 79 73 75 BOL 4 55 3 40 10.10 84 76 80 BBL 1 10 5 16 9.00 46 52 61 BBL 2 19 3 27 9.80 64 65 74 BBL 3 13 0 18 11.40 68 79 81 BBL 4 15 2 14 12.65 87 84 80 HBO 35 3 39 13.10 85 82 80 WO 32 3 46 15.60 64 74 83 Totaal 58 4 40 10.70 75 69 83 x = question not included. Further education = % respondent who have continued on to further education after graduation (incl. dual programs). Unemployment = % of graduates who entered the labour market who were looking for work at the moment of the survey. Flexible contract = % of working graduates who are working via a temporary employment agency or who have a temporary contract. Gross hourly wage = Gross hourly wage in the main job, including bonuses but excluding income from

overtime. Hourly wage rounded to nearest 5 cents. At least own level = % of working graduates who reported that the employer required their own or a higher level of education for the job. Own/related field = % of working graduates who reported that the employer required their own or a related field for the job. Same program = % of graduates who reported that, if they were free to choose again, they would choose the same program.

Returns to education (what is the investment worth?) Around 56% of school leavers enter the labour market after graduation. The average unem- ployment among school leavers amounts to 4%, and 7% of graduates are unemployed for four months or longer after graduation. The job search duration is longest among higher education graduates. Four out of ten working graduates have flexible contracts, and about the same proportion work part-time. Slightly more than half report that their job offers good career prospects.

---




Summary


11% of the graduates who continued to further education have dropped out within the first one to two years, without obtaining a degree or diploma. Most of these ­ approxi- mately 7 percentage points ­ consist of people who have switched to a different program. The remaining 4 percentage points leave education for another destination, for example the labour market. Graduates who continue on to further education in HBO are most likely to drop out prematurely.

Satisfaction
Looking back, 78% of graduates who entered the labour market report that they would choose the same program if they could choose again. For those who continued to further education this proportion is 87%. HBO and university graduates are least likely to regret their study choice. Within MBO graduates of the longer programs (levels 3 and 4) are more often satis- fied with their chosen program the graduates of the the shorter MBO programs. Regional mobility
The data clearly show that both MBO and HBO are important suppliers of new workers, especially for the regional labour market. A large majority of young people who follow an MBO or HBO program do so in the province where they lived at age 16 and remain living and working in the same province after graduation. Only a small proportion enroll at an educational institute in a different province. Of those who do move, a majority remain living and working in that province after graduation.

X





1 Kwaliteit van gediplomeerde schoolverlaters:

Een heuristisch kader

In deze rapportage wordt ingegaan op de kwaliteit van de gediplomeerde schoolverlaters.6 Dit gebeurt aan de hand van enkele indicatoren die behoren bij het heuristisch kader dat gebruikt wordt om de kwaliteit van (het gerealiseerde niveau van) onderwijs te beoordelen. Deze kwaliteit kan vanuit twee invalshoeken beoordeeld worden: op basis van doeltreffendheid en op basis van doelmatigheid (Onderwijsraad, 1999; zie ook Ramaekers & Van der Velden,
2006).7 Doeltreffendheid zegt iets over de mate waarin het onderwijs de haar toegeschreven functies vervult. Deze functies kunnen op verschillende gebieden liggen. In de schoolverla- tersonderzoeken en in dit rapport beperken we ons echter tot de doeltreffendheid met betrek- king tot de doorstroom naar het vervolgonderwijs en de doorstroom naar de arbeidsmarkt. Doelmatigheid wordt gedefinieerd als de mate van kostenefficiëntie waarmee het onderwijs de functies vervult die zijn omschreven.
Voor de beoordeling van de doeltreffendheid van het onderwijs wordt gekeken naar een drietal verschillende functies te weten: de kwalificatiefunctie, de selectiefunctie en de alloca- tiefunctie (Peschar & Wesselingh, 2001).8
Kwalificatiefunctie
Bij de kwalificatiefunctie van het onderwijs gaat het om de vraag in hoeverre het onderwijs erin geslaagd is de schoolverlaters afdoende toe te rusten met de competenties die relevant zijn voor de doorstroming naar een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt. Daarbij gaat het niet enkel om de startbekwaamheid van de schoolverlaters (de korte termijn doelstelling van het onderwijs), maar ook om de mate waarin de opleiding een voldoende basis heeft geboden voor de verdere ontwikkeling van `novice' tot `expert' (ontwikkelpotentieel) en voor de mate waarin de opleiding heeft bijgedragen aan de algehele `employability' van de schoolverlater (de lange termijn doelstelling).

6. Gediplomeerde schoolverlaters worden in deze rapportage gedefinieerd als schoolverlaters die in het schooljaar
2005/2006 hun diploma behaald hebben. Hierbij speelt het geen rol of dit diploma het predicaat "startkwalifi- catie" in de zin van een diploma op minimaal MBO niveau 2 heeft of niet.
7. Onderwijsraad (1999), Schoolkwaliteit in beeld, Den Haag: Onderwijsraad. Ramaekers, G & Velden, R. van der (2006), The proof of the pudding is in the eating: hoe onderzoek onder afgestudeerden gebruikt kan worden voor de accreditatie van opleidingen, Tijdschrift voor Hoger Onderwijs,
24/1, pp. 2-12.

8. Peschar, J. & A. Wesselingh (2001), Onderwijssociologie, Groningen: Wolters-Noordhoff.




H O O F D S T U K

Selectiefunctie
De betrouwbaarheid waarmee het onderwijs studenten beoordeelt op de aanwezige compe- tenties en op grond hiervan een eindniveau certificeert is van groot belang. De legitimering van de kwalificatiefunctie van het onderwijs is namelijk voor een groot deel gelegen in deze betrouwbaarheid. Om een indicatie van de selectie in het onderwijs te krijgen, is aan de schoolverlaters een aantal stellingen voorgelegd. Zo zijn ze gevraagd hun oordeel te geven met betrekking tot (1) de moeilijkheidsgraad van de opleiding, (2) de beoordeling van de scholieren/studenten door de leraren, (3) de mate waarin de opleiding uitdagend was qua niveau, (4) de zwaarte van de examens en (5) het toetsen op inzicht. De antwoorden op deze stellingen geven een beeld van het oordeel van de schoolverlaters met betrekking tot de selectie in het onderwijs.
Allocatiefunctie
De allocatiefunctie van het onderwijs richt zich enerzijds op de vraag of het onderwijs de afgestudeerden voldoende heeft voorgelicht over de mogelijkheden in het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt na het verlaten van de studie (de ondersteuning bij de transitie van oplei- ding naar vervolgstudie en/of de arbeidsmarkt). Anderzijds richt de allocatiefunctie zich op de vraag in hoeverre de gekozen vervolgstudie, dan wel de gevonden baan, aansluit bij de gevolgde opleiding.
Behalve naar de doeltreffendheid van de genoemde drie functies kan ook naar de doelmatig- heid worden gekeken. Vanuit deze tweede invalshoek gaat het bij de kwalificatiefunctie om het leerrendement (de verhouding van groei in kennis en de instructiekosten). Vanwege het vrijwel ontbreken van empirische gegevens met betrekking tot dit aspect zal dit leerrende- ment in deze rapportage echter buiten beschouwing worden gelaten. Ook wordt niet nader ingegaan op de doelmatigheid van de selectiefunctie, het interne rendement, omdat onder- wijsinstellingen zelf hier al systematisch gegevens over verzamelen. Wel wordt gekeken naar de doelmatigheid van de derde functie, de allocatiefunctie. Het gaat hierbij om het externe rendement.
Externe rendement
Het externe rendement van onderwijs kan worden gedefinieerd als de verhouding tussen kosten en opbrengsten die door individuen en de overheid gerealiseerd worden. Dit rende- ment is met name van belang bij de vaststelling van de macrodoelmatigheid van opleidingen. In dit rapport beperken we ons tot het externe rendement op individueel niveau. We meten daarbij de (korte termijn) opbrengsten van opleidingen op de arbeidsmarkt aan de hand van een drietal indicatoren: (1) het werkloosheidspercentage 1 1/2 jaar na het verlaten van de oplei- ding, (2) het bruto uurloon 1 1/2 jaar na het verlaten van de opleiding en (3) de carrièremoge- lijkheden van de gevonden baan. Wat het externe rendement betreft voor schoolverlaters die naar een vervolgopleiding doorstromen, kijken we (1) naar het percentage van hen dat in de eerste anderhalf jaar alweer gestopt of van studie gewisseld is en (2) naar het percentage van hen dat bevorderd is naar het tweede/ leer- of studiejaar.




Kwaliteit van gediplomeerde schoolverlaters: Een heuristisch kader

Tevredenheid achteraf
Met name voor onderwijsinstellingen is het van belang te weten in welke mate de gedi- plomeerde uitstroom achteraf weer voor dezelfde opleiding en dezelfde school zou kiezen. Afgestudeerden wordt derhalve altijd de vraag voorgelegd of ze achteraf gezien opnieuw dezelfde opleiding zouden kiezen. Hoewel formeel geen onderdeel van de beoordeling van de doeltreffendheid van het onderwijs, geeft deze zogenaamde spijtvraag een indicatie van de tevredenheid van de schoolverlater over de gevolgde opleiding. In dit rapport wordt met name op al deze aspecten ingegaan. Daarnaast, wordt bij de regio- nale mobiliteit van de schoolverlaters en afgestudeerden stilgestaan. We analyseren onder andere in hoeverre schoolverlaters voor hun studie naar een andere provincie verhuizen, in hoeverre ze na het behalen van het diploma weer terugkeren en waar ze werken. Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt op basis van een aantal indicatoren de kwalificatiefunctie van het onderwijs in kaart gebracht. In hoofdstuk 3 staat de selectie- functie centraal. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op schoolverlaters die een kwalificerend vervolgtraject volgen. Hierbij wordt achtereenvolgens op de aspecten allocatie, rendement en tevredenheid achteraf ingegaan. In hoofdstuk 5 staan we stil bij de schoolverlaters die zich na het behalen van het diploma op de arbeidsmarkt aangeboden hebben. Ook hier komen weer de aspecten allocatie, rendement en tevredenheid achteraf aan de orde. In hoofdstuk 6 geven we een samenvattend beeld wat betreft de kwaliteit van de schoolverlaters. Hierbij wordt voor elke onderscheiden opleidingssector voor zover mogelijk voor de verschillende kwaliteitsas- pecten een totaalscore gepresenteerd. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 de regionale mobiliteit van de schoolverlaters in kaart gebracht.
In de figuren in dit hoofdstuk worden de niveau 1 opleidingen van het MBO niet naar sector gespecificeerd. Dit vanwege de vaak te geringe aantallen per opleidingssector op dit niveau. Voor alle figuren geldt verder dat cijfers slechts gepresenteerd worden indien zij op de antwoorden van een voldoende aantal respondenten gebaseerd zijn.








2
Kwalificatie

Voor een goede doorstroming naar het vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt is voor een schoolverlater het beschikken over voldoende competenties van groot belang. De kwalifica- tiefunctie van onderwijs gaat in op de vraag in hoeverre schoolverlaters tijdens hun opleiding de voor deze doorstroom relevante competenties hebben opgedaan. Voor schoolverlaters die naar de arbeidsmarkt doorstromen, is hierbij niet alleen de vraag relevant of de opleiding hen startbekwaam heeft gemaakt (de korte termijn doelstelling van het onderwijs), maar ook of de opleiding een goede basis is voor de verdere ontwikkeling van `novice' tot `expert' (ontwik- kelpotentieel) en voor de algehele `employability' van de schoolverlaters (de lange termijn doelstelling).
Om een beeld te krijgen in hoeverre het onderwijs de schoolverlaters voldoende heeft voor- bereid op een vervolgstudie of een intrede op de arbeidsmarkt, is hen gevraagd de afgeronde opleiding te beoordelen op een viertal aspecten: (1) de breedte van de opleiding (te smal te breed), (2) de diepgang van de opleiding (te weinig diepgang te veel diepgang), (3) de mate waarin de opleiding een goede basis biedt om te starten op de arbeidsmarkt en (4) de mate waarin de opleiding een goede basis biedt om kennis en vaardigheden verder te ontwik- kelen. Daarbij geeft item (3) een inschatting van het oordeel van de schoolverlaters over een korte termijn doelstelling van het onderwijs en item (4) over een lange termijn doelstelling. Figuur 2.1 laat per onderwijssoort het percentage van de schoolverlaters zien dat hun gevolgde opleiding te smal of te breed vindt. Over alle onderwijssoorten geeft 6% van de schoolverlaters aan de gevolgde opleiding te smal te vinden. Een iets grotere groep (10%) vindt de opleiding juist te breed. Met name in het hoger onderwijs is men relatief vaak van mening dat de oplei- ding te breed is. In het HBO is bijna één op de vijf afgestudeerden deze mening toegedaan, in de sector HBO economie is dit zelfs één op de vier afgestudeerden. Van de schoolverlaters uit zowel de BOL als de BBL vindt 8% de opleiding te breed, binnen de BBL zijn er wel grotere verschillen tussen de sectoren dan in de BOL. Zo vindt 24% van de schoolverlaters met een BBL niveau 4 gezondheidszorg opleiding de opleiding te breed, van de technisch opgeleiden op ditzelfde niveau is slechts 1% van de BBL-ers deze mening toegedaan. De BBL uitstroom vindt iets minder vaak dan de BOL uitstroom dat de opleiding te smal is, 6% versus 9%. Voor de BOL geldt dat met name de schoolverlaters van de sector landbouw vinden dat hun opleiding te smal is.




H O O F D S T U K

Figuur 2.1
Oordeel gediplomeerde schoolverlaters: Breedte van opleiding te smal % te breed % HAVO
VWO
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 10 20 30 0 10 20 30 Zie ook Tabel A3.1 in de statistische bijlage.




Kwalificatie

Figuur 2.2
Oordeel gediplomeerde schoolverlaters: Diepgang van opleiding te weinig diepgang % HAVO
VWO
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 5 10 15 20 25 30 35 Zie ook Tabel A3.2 in de statistische bijlage.




H O O F D S T U K

Een tweede belangrijke kwaliteitsindicator binnen de kwalificatiefunctie heeft betrekking op de diepgang van de opleiding. De schoolverlaters is dan ook gevraagd om behalve op breedte hun opleiding ook te waarderen op diepgang. In figuur 2.2 staan hiervan de resultaten. Gemiddeld vindt 14% dat de gevolgde opleiding wat meer diepgang had mogen hebben. Met name de HBO afgestudeerden, bijna een kwart, zijn deze mening toegedaan. De uitstroom uit de lerarenopleidingen scoort het hoogst met 31%. De BBL schoolverlaters zijn minder ontevreden met de diepgang van hun studie dan hun studiegenoten met een BOL achter- grond (12% respectievelijk 17%). Opvallend binnen de BBL is wel dat de ontevredenheid over de diepgang op BBL niveau 4 groot is, behalve voor de sector techniek. Dit is vergelijkbaar met hun oordeel over de breedte van de opleiding. Binnen de BOL zijn de schoolverlaters uit de sectoren niveau 2 landbouw (22%), niveau 2 techniek (21%), niveau 3 landbouw (22%) en niveau 4 gedrag en maatschappij (26%) ook relatief vaak ontevreden over de diepgang van hun gevolgde opleiding.
In tegenstelling tot verleden meetjaar is de vraag met betrekking tot diepgang van de opleiding ook voorgelegd aan de VMBO schoolverlaters. Van hen vindt 11% dat de opleiding te weinig diepgang heeft (en slechts 4% dat er te veel diepgang is). Dit ligt iets lager dan het landelijk gemiddelde. Met uitzondering van de VMBO landbouw sector zijn de onderlinge verschillen tussen de verschillende VMBO sectoren klein. Vanwege het meer algemene karakter van de VMBO-tl en de VMBO-gl is men hier het vaakst van mening dat de opleiding te weinig diepgang heeft.9

Een van de doelstellingen van het onderwijs is het voor de arbeidsmarkt startbekwaam maken van leerlingen. Figuur 2.3 geeft een indicatie van in hoeverre men hierin geslaagd is. Gemiddeld vindt 44% van de totale gediplomeerde uitstroom dat de opleiding een goede basis was om te starten op de arbeidsmarkt. Dit percentage stijgt naarmate het onderwijsniveau hoger wordt, van 24% voor het VMBO naar 60% voor het WO. Over de gehele linie is men iets tevredener over dit aspect dan het afgelopen meetjaar. Dat dit percentage voor het VMBO het laagst ligt is logisch aangezien een VMBO diploma niet gezien wordt als een startkwalificatie en als zodanig ook niet bedoeld is om de arbeidsmarkt mee te betreden. Alhoewel de niveau 1 opleidingen in het MBO dit ook niet zijn scoren ze wat dit aspect betreft toch iets hoger dan het VMBO. Behalve op niveau 1 vinden de BBL schoolverlaters op alle niveaus iets vaker dan de BOL schoolverlaters dat de opleiding een goede start biedt hetgeen mogelijk veroorzaakt wordt door het leer/werk karakter van de beroepsbegeleidende leerweg. Opvallend is verder de hoge score van de BBL niveau 3 gezondheidszorg opleidingen, drie van de vier gediplo- meerde uitstromers vindt de opleiding een goede basis voor de arbeidsmarktintrede.
9. Cijfers voor de verschillende leerwegen in het VMBO worden met uitzondering van de cijfers voor de theore- tische leerweg niet in de figuren gepresenteerd. Ze zijn wel in de tabellen in de statistische bijlage aan het eind van dit rapport opgenomen.




Kwalificatie

Figuur 2.3
Oordeel gediplomeerde schoolverlaters: Opleiding biedt goede basis om te starten op arbeidsmarkt en om kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen
starten op arbeidsmarkt % verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden % (helemaal) mee eens (helemaal mee eens) VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 20 40 60 80 100 0 20 40 60 80 100 Zie ook Tabel A3.3 en Tabel A3.4 in de statistische bijlage.




H O O F D S T U K

Een succesvolle arbeidsmarktintrede zegt iets over de korte termijn doelstelling van het onder- wijs. Op langere termijn is het van belang in welke mate de genoten opleiding een goede basis is om kennis en vaardigheden verder te blijven ontwikkelen. Uit het tweede deel van figuur 2.3 blijkt dat over het gehele onderwijsveld 61% van de schoolverlaters vindt dat de gevolgde opleiding een goede basis vormt om kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen (meetjaar 2006: 60%). WO afgestudeerden scoren met 83% het hoogst, voor zowel de BOL- als de VMBO uitstroom geldt dit in 54% van de gevallen. Onder de BBL schoolverlaters is dit iets vaker het geval (61%). Binnen het VMBO zijn er tussen de sectoren onderling relatief kleine verschillen, dit geldt eveneens voor het HBO en het WO. BBL-ers met een economische opleiding op niveau 1 vinden het minst vaak dat hun opleiding een goede basis gelegd heeft voor verdere ontwikkeling. Voor zowel BOL als BBL niveaus 3 en 4 geldt dat schoolverlaters met een gezondheidszorg opleidingsachtergrond hun verder ontwikkelmogelijkheden hoog inschatten ten opzichte van de andere sectoren van dezelfde onderwijssoort.

0




3
Selectie

Zoals eerder is vermeld, is de betrouwbaarheid waarmee het onderwijs op competenties selecteert van wezenlijk belang. Over deze betrouwbaarheid van de selectie zijn maar weinig directe gegevens beschikbaar. De in deze paragraaf gepresenteerde indicatoren kunnen gezien worden als indicaties voor de betrouwbaarheid van de selectie. Om een beeld van de selectie binnen het onderwijs te geven, is aan de schoolverlaters gevraagd om over de volgende vijf aspecten hun oordeel te geven (1) de moeilijkheidsgraad van de opleiding, (2) de strengheid van de docenten bij het beoordelen van cursisten/studenten, (3) de mate waarin de opleiding uitdagend was qua niveau, (4) de mate waarin de examens als pittig werden ervaren (5) de mate waarin op inzicht werd getoetst.
Figuur 3.4 geeft het percentage schoolverlaters weer dat vindt dat de opleiding te makkelijk was. Evenals verleden meetjaar vindt gemiddeld 17% van alle schoolverlaters dat de opleiding te makkelijk was, slechts 4% vindt de opleiding te moeilijk. Van alle onderwijssoorten vinden met name de BOL schoolverlaters (22%) en de HBO afgestudeerden (21%) dat de opleiding wel wat moeilijker had mogen zijn. Van de afgestudeerden van de HBO sector onderwijs vindt zelfs 28% dat de opleiding te makkelijk was. In vergelijking met het HBO liggen de percentages in het WO relatief laag. Tussen de 7% (WO-sectoren techniek en natuurweten- schappen) en de 13% (WO sector gedrag en maatschappij) van de WO afgestudeerden vindt dat de opleiding te makkelijk was. Binnen het VMBO zijn het met name (één op de vijf) de gediplomeerde schoolverlaters van de theoretische leerweg die de moeilijkheidsgraad te laag vinden. Voor zowel BOL als BBL geldt dat relatief veel schoolverlaters met een opleiding uit de sector gedrag en maatschappij de genoten opleiding te makkelijk vinden. Dit geldt voor zowel de niveau 3 als de niveau 4 opleidingen. Wel moet er hier op geattendeerd worden dat het antwoorden van gediplomeerde schoolverlaters betreft, en dat cursisten die de oplei- ding niet gehaald hebben buiten beschouwing zijn gelaten. Zij zullen ongetwijfeld een ander oordeel vellen over de moeilijkheidsgraad van de opleiding.




H O O F D S T U K

Figuur 3.4
Oordeel gediplomeerde schoolverlaters: Moeilijkheidsgraad van opleiding te makkelijk %
HAVO
VWO
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 5 10 15 20 25 30 35 Zie ook Tabel A4.1 in de statistische bijlage.
Het tweede aspect wat betreft de betrouwbaarheid van het selectieproces van het onderwijs is de beoordeling van de studenten door docenten. Aan de schoolverlaters is de volgende stel-




Selectie

ling voorgelegd: 'de docenten waren streng in de beoordeling van studenten'. Figuur 3.5 laat het percentage zien dat het met deze stelling (helemaal) eens is.10 Figuur 3.5
Oordeel gediplomeerde schoolverlaters: Docenten waren streng in beoordeling van cursisten/studenten (helemaal) mee eens % HAVO
VWO
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 5 10 15 20 25 30 Zie ook Tabel A4.2 in de statistische bijlage.

10. Tabel A4.2 van de statistische bijlage laat ook het percentage zien dat het (helemaal) mee oneens is met deze stelling.




H O O F D S T U K

Figuur 3.6
Oordeel gediplomeerde schoolverlaters: Opleiding heeft uitdagend niveau (helemaal) mee eens % HAVO
VWO
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 10 20 30 40 50 60 70 80 Zie ook Tabel A4.3 in de statistische bijlage.
4




Selectie

Van de gediplomeerde schoolverlaters is slechts 19% het eens met deze stelling. Tegelijkertijd is 40% het (helemaal) niet eens met deze stelling. Dit is vergelijkbaar met de cijfers van het afgelopen meetjaar. De gemiddelden van de verschillende onderwijssoorten liggen niet ver uit elkaar. Tussen de 16% (MBO-BBL) en 22% (WO) van de schoolverlaters vindt dat de docenten de studenten streng beoordeelden. Aan de andere kant vindt tussen de 35% (AVO) en 46% (HBO) (helemaal) niet dat de docenten streng beoordeelden. Op VMBO niveau zijn het met name de schoolverlaters met een economische opleiding die vinden dat de docenten streng waren in hun beoordeling van de leerlingen. Maar ook hier is `slechts' 26% het (zeer) met de stelling eens. Bij zowel de BOL als de BBL is er een verschil tussen de lagere niveau opleidingen (niveau 1 en 2) en de hogere niveau opleidingen (niveau 3 en 4). Hoe lager het niveau van de gevolgde opleiding is, hoe vaker men vindt dat de docenten streng waren in hun beoordeling. Bij de BOL ligt het percentage van niveau 1 (27%) bijna twee keer zo hoog als dat van niveau 4 (14%). Tegelijkertijd varieert het percentage dat het met de stelling (hele- maal) niet eens is nauwelijks tussen de onderscheiden MBO-BOL niveaus. Dit komt overeen met de bevindingen voor deze onderwijsniveaus met betrekking tot de moeilijkheidsgraad van de opleiding. Onder de afgestudeerden van het HBO vindt `slechts' 15% dat de docenten de studenten streng beoordeelden. 46% is het met deze stelling (helemaal) niet eens. Onder de afgestudeerden van de HBO sector onderwijs en de sector gedrag en maatschappij is zelfs een op de twee het (helemaal) niet eens met de stelling. Docenten in het WO worden in het algemeen als iets strenger ervaren dan de docenten in het HBO. 22% van de WO afge- studeerden is het met de stelling eens, variërend van 17% (sector Gezondheidszorg) tot 26% (sectoren techniek en economie). Aan de andere kant is niet minder dan 40% van de afgestu- deerden van mening dat de docenten niet streng beoordeelden. Vooral de afgestudeerden van de sector gezondheidszorg (48%) zijn het met de stelling niet eens. Een andere indicator voor de betrouwbaarheid van de selectie betreft de mate waarin de oud leerlingen hun gevolgde opleiding uitdagend qua niveau vonden. De stelling die hen is voor- gelegd luidt: 'de opleiding was uitdagend qua niveau'. Van alle schoolverlaters is `slechts' 32% het met deze stelling eens. Een vergelijkbaar percentage (35%) is het met deze stelling hele- maal niet eens. De WO afgestudeerden scoren met een gemiddelde van 55% beduidend hoger dan de andere onderwijsniveaus. Afgestudeerden uit de WO sector techniek en de sector natuurwetenschappen vinden zelfs in 66% van de gevallen dat hun studie uitdagend qua niveau was. HBO-ers vinden in 32% van de gevallen dat de opleiding uitdagend was. Een iets groter percentage van de HBO-ers (37%) is het met de stelling niet eens. Een uitschieter in negatieve zin zijn de lerarenopleidingen: slechts 23% van deze afgestudeerden vindt de oplei- ding uitdagend qua niveau, terwijl 47% dit (helemaal) niet vindt. De BBL-ers zijn iets vaker tevreden over het niveau dan hun collega studiegenoten met een BOL opleiding (36% versus 30% is het eens met de stelling). BBL schoolverlaters uit de sector gedrag en maatschappij met een niveau 3 diploma op zak vinden zelfs vaak dat de opleiding uitdagend was. Van hen vindt 51% dat de opleiding uitdagend was terwijl `slechts' 14% dit niet vindt. Ook de BOL niveau 1 schoolverlaters zijn redelijk tevreden. De overige BOL niveaus zijn vergelijkbaar met het landelijke cijfer. Ook de verschillen tussen de sectoren onderling zijn relatief klein. Qua niveau zijn de VMBO opleidingen het minst uitdagend (gemiddeld vindt 24% de opleiding uitdagend terwijl 40% dit niet vindt). Van de VMBO-tl uitstroom vindt zelfs maar één op de vijf gediplomeerden de opleiding goed wat deze indicator betreft.




H O O F D S T U K

Figuur 3.7
Oordeel gediplomeerde schoolverlaters: Examens/opdrachten waren zeer pittig (helemaal) mee eens % HAVO
VWO
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 5 10 15 20 25 30 35 40 Zie ook Tabel A4.4 in de statistische bijlage.




Selectie

Vervolgens is aan de schoolverlaters de stelling `de tentamens/opdrachten waren over het algemeen zeer pittig' voorgelegd. In figuur 3.7 zijn de resultaten met betrekking tot deze stel- ling per onderwijssoort weergegeven.11 Van alle schoolverlaters is 27% het met deze stelling (helemaal) eens en 36% (helemaal) oneens. Van de HAVO en VWO geslaagden vindt 32% de examens pittig (het jaar daarvoor was dit nog maar 27%). Tegelijkertijd vindt 29% dat de examens (helemaal) niet pittig waren. De uitstroom van de BBL had gemiddeld meer moeite met de examens dan de uitstroom van de BOL. Behalve voor de niveau 1 opleidingen geven de BBL schoolverlaters iets vaker aan de examens pittig te hebben gevonden dan hun studie- genoten van de vergelijkbare BOL niveaus. Opvallend is verder de zeer lage score van de BOL niveau 2 gediplomeerden uit de sector landbouw. Hier geeft slechts één van de tien respon- denten aan het met de stelling (helemaal) eens te zijn. De BOL niveau 3 schoolverlaters met een opleiding in de sector gezondheidszorg scoren daarentegen relatief hoog op dit onderdeel (36% is het eens). Evenals verleden meetjaar lijkt het er op dat binnen de BOL als geheel de examens van de opleidingen op het hoogste niveau het minst pittig werden gevonden. Zo is
18% van de schoolverlaters van het MBO-BOL niveau 4 het eens met de stelling, terwijl bijna een op de twee (46%) het niet eens is met de stelling. Binnen het HBO lijkt het er op dat de examens in het algemeen niet als pittig ervaren worden. Slechts 20% is het namelijk eens met de stelling, terwijl 41% het niet eens is met de stelling. De examens in de sector onderwijs en de sector gedrag en maatschappij worden door zelfs nog een kleiner percentage als pittig ervaren. Zo vind 15% van de afgestudeerden van de HBO sector gedrag en maatschappij dat de examens pittig waren. 47% van de afgestudeerden uit deze sector is het hier (helemaal) niet mee eens. Voor de sector onderwijs zijn de cijfers respectievelijk 16% en 50%. Binnen het WO vindt gemiddeld 30% dat de tentamens pittig waren, en 32% is het hier (hele- maal) niet mee eens. Met name in de sectoren economie, techniek en natuurwetenschappen worden de examens lastig gevonden.
De laatste indicator voor de betrouwbaarheid van de selectie gaat over de vraag in hoeverre men vindt dat er in de opleiding voldoende getoetst is op inzicht (zie figuur 3.8). In totaal zijn vier van de tien afgestudeerden het (helemaal) eens met de stelling dat er tijdens de opleiding voldoende is getoetst op inzicht. Aan de andere kant is één op de vier schoolverlaters het hier niet mee eens (zie tabel A4.5). Afgestudeerden van het WO zijn het het vaakst met de stelling eens (48%), maar ook onder deze groep schoolverlaters is nog bijna één op de vier het hiermee (helemaal) niet eens. In de sector WO-natuurwetenschappen is zelfs 63% het met de stel- ling eens en `slechts' 14% oneens. De HBO afgestudeerden zijn het het minst vaak met deze stelling eens. Zo is `slechts' een op de drie HBO-afgestudeerden van mening dat er tijdens de opleiding voldoende op inzicht is getoetst. Dit is niet alleen minder vaak dan de WO afgestudeerden maar ook minder vaak dan de VMBO schoolverlaters. In deze laatste groep is 40% het met de stelling eens en 22% niet. De schoolverlaters van de theoretische leerweg scoren binnen het VMBO het laagst op dit onderdeel, ook lager dan hun jaargenoten met een HAVO of VWO diploma. Binnen de BOL zijn het de schoolverlaters van niveau 4 die met 31% het minst vaak vinden dat er voldoende op inzicht getoetst werd. Over alle BOL niveaus is het met name in de opleidingssector landbouw waar wat minder op inzicht getoetst lijkt te worden. Opvallend is verder dat zowel binnen de BOL als de BBL de niveau 1 opleidingen de hoogste score halen op dit onderdeel, en de niveau 4 opleidingen de laagste. Gemiddeld
11. De cijfers voor de schoolverlaters die het niet eens zijn met deze stelling, vindt u in tabel A4.4 van de statistische bijlage.




H O O F D S T U K

genomen zijn de BBL-ers vaker van mening dat er voldoende op inzicht getoetst werd dan hun studiegenoten met een BOL achtergrond.
Figuur 3.8
Oordeel gediplomeerde schoolverlaters: oldoende getoetst op inzicht (helemaal) mee eens % HAVO
VWO
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 10 20 30 40 50 60 70 80 Zie ook Tabel A4.5 in de statistische bijlage.




Selectie

Samenvattend kan vastgesteld worden dat schoolverlaters wat betreft de `selectie' nogal kritisch naar de afgeronde opleiding kijken. Volgens de schoolverlaters zijn de opleidingen redelijk makkelijk, worden de scholieren/studenten door hun docenten niet streng beoordeeld, zijn de opleidingen (met uitzondering van de universitaire opleidingen) niet echt uitdagend en zijn de examens niet echt pittig.








4
Kwalificerende vervolgtrajecten

Na het behalen van het diploma staan schoolverlaters voor een belangrijke keuze. Men kan toetreden tot de arbeidsmarkt of kiezen voor een vervolgtraject in het onderwijs. Om de allo- catiefunctie in kaart te brengen worden deze twee groepen apart behandeld. In dit hoofdstuk gaat het om de uitstroom die kiest voor een vervolgstudie. Onder verder lerende schoolverlaters verstaan we hierbij zowel degenen die de studie vervolgen in een volledige dagopleiding als degenen die werken en leren combineren (MBO-BBL of HBO-Duaal). Aanvullende scholing in de vorm van cursussen, bedrijfsopleidingen en dergelijke blijft hier buiten beschouwing. Vanwege de geringe doorstroom vanuit de BBL naar het vervolgonderwijs zullen de cijfers van de BBL in dit hoofdstuk in de figuur niet nader naar sector gespecificeerd worden. In het volgende hoofdstuk gaat het om de uitstroom die kiest voor de arbeidsmarkt en zullen de individuele BBL sectoren wel weer getoond worden.
Allocatie
De grootte van de uitstroom naar het vervolgonderwijs hangt uiteraard voor een groot deel samen met het niveau van het behaalde diploma. De gediplomeerde uitstroom uit het VO kiest voor het merendeel voor een vervolgstudie. De uitstroom uit het MBO kiest voor onge- veer de helft een vervolgstudie en de afgestudeerden uit het hoger onderwijs gaan vrijwel allemaal op zoek naar een baan.
Om zicht te krijgen op de doorstroom tussen de diverse onderwijssoorten wordt allereerst bekeken in welk soort onderwijs men verder gaat leren (figuur 4.9 en 4.10). Daarna bespreken we enkele aspecten van de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en de vervolgopleiding. Hierbij kijken we naar de doorstroom naar verwante beroepsopleidingen (figuur 4.11) en de tevredenheid van verder lerende schoolverlaters over de aansluiting tussen de afgesloten oplei- ding en de vervolgopleiding (4.12).
Een overzicht van de kwalificerende vervolgtrajecten van de respondenten staat in figuur 4.9. De figuur vermeldt het procentuele aandeel per onderwijssoort dat sinds het afstuderen naar een bepaald kwalificerend vervolgtraject is gegaan evenals het percentage dat niet voor een kwalificerend vervolgtraject heeft gekozen. Vanwege de overzichtelijkheid zijn in figuur 4.9 alleen vervolgtrajecten met een aandeel van ten minste 5% opgenomen. Daarnaast zijn de BOL en BBL niveaus samengevoegd.




H O O F D S T U K 4

Het merendeel van de respondenten van het VO blijft voor het onderwijs behouden en stroomt door naar een vervolgstudie. Van de HAVO-ers gaat 80% naar het HBO, 12% gaat niet verder studeren en de overige 8% gaat een andere dan een HBO studie doen. Ook 12% van de VWO-ers kiest voor een ander vervolgtraject dan het onderwijs. 69% gaat een univer- sitaire studie volgen en 19% kiest voor het hoger beroepsonderwijs. Ondanks dat een VMBO diploma geen startkwalificatie is gaat 11% niet verder leren. Degenen die dat wel doen gaan voor het merendeel (68%) naar de BOL variant van het MBO, slechts 11% kiest voor het duale MBO traject.
Van de BOL-ers stopt 58% met studeren, 29% gaat verder met een HBO studie en 8% blijft binnen dezelfde onderwijssoort. De arbeidsmarkt is duidelijke een belangrijke factor voor de BBL-ers, slechts 15% van de respondenten gaat verder met een andere opleiding en kiest daarbij vooral weer voor een duaal traject in het MBO. 21% van de afgestudeerden van het HBO gaat verder met een WO studie. Een klein deel blijft binnen het HBO onderwijs maar het overgrote deel stopt met volgen van regulier onderwijs (65%). Een vergelijkbaar deel van de WO-ers verlaat het onderwijs alhoewel toch nog 32% kiest voor een vervolgstudie. Figuur 4.9
Kwalificerende vervolgtrajecten na het verlaten van de opleiding (% respondenten) 8% 58% BOL 7% 68% 85% BBL 29% VMBO 11% 11% 8% tcejartglovrev dnerec 65% HAVO 80% HBO
12% ilawk neeg 21% 9%
19%
68% VWO WO 69%
14% 12% post WO
* aandeel ten minste 5%
Zie ook Tabel A5.2 in de statistische bijlage.




Kwalificerende vervolgtrajecten

In het geval van de gediplomeerde schoolverlaters van het VMBO speelt niet alleen de vraag of zij voor een kwalificerend vervolgtraject hebben gekozen een belangrijke rol, maar, indien dit vervolgtraject in het MBO plaatsvindt, voor welk niveau zij gekozen hebben. Figuur 4.10 laat voor de VMBO-schoolverlaters die voor het MBO hebben gekozen het percentage zien dat in een bepaald MBO-niveau instroomt. In tegenstelling tot de andere figuren in dit hoofdstuk onderscheiden we daarbij niet de opleidingssectoren in het VMBO maar de leerwegen.
De gediplomeerden van de basisberoepsgerichte leerweg gaan het minst vaak verder met een vervolgstudie, 26% verlaat het onderwijs. Degenen die wel verder studeren doen dit voor het merendeel (37%) in een BOL niveau 2 opleiding, 16% kiest voor hetzelfde niveau maar doet dit in de duale variant. In absolute aantallen is de gemengde leerweg de kleinste leerweg, van dit traject gaat echter het overgrote deel verder met een andere opleiding. Zo'n 64% van de totale uitstroom gaat verder met een BOL niveau 4 opleiding, 18% met een BOL niveau 3 opleiding. Zowel van de kaderberoepsgerichte leerweg als de theoretische leerweg gaan bijna negen van de tien gediplomeerden verder met een andere opleiding. Vanuit de kaderberoeps- gerichte leerweg stroomt men met name door naar BOL niveau 3 (24%) en BOL niveau 4 (38%). Hier vindt ook het grootste deel van de theoretische leerweg zijn vervolgstudie. Meer dan de helft van de gediplomeerde uitstroom (56%) gaat naar een BOL niveau 4 opleiding, zo'n 11% naar BOL niveau 3.
Figuur 4.10
Kwalificerende MBO-vervolgtrajecten na het verlaten van de MBO-opleiding (% respondenten) BOL niveau 1 theoretische 11% leerweg 9% BOL niveau 2 37% gemengde 7% leerweg
11% BOL niveau 3 9% 24% 18% 56% 38% BOL niveau 4 64% BBL niveau 1 7% BBL niveau 2 16% tcejartglovrev dnerecilawk neeg kaderberoepsgerichte 21% 12% leerweg 5% BBL niveau 3 basisberoepsgerichte BBL niveau 4 leerweg 26%
* aandeel ten minste 5%
Zie ook Tabel A5.2 in de statistische bijlage.




H O O F D S T U K 4

Het is voor onderwijssectoren van belang om te weten wat de doorstroom naar vervolgstudies is en hoe deze is opgebouwd. Daarnaast is het echter ook belangrijk om inzicht te hebben in hoe groot de doorstroom binnen de eigen sector is. Met andere woorden, welk deel van de verder lerende schoolverlaters kiest voor een vervolgstudie binnen dezelfde opleidings- richting? Door de opleidingsrichting te vergelijken met de richting van de gekozen vervolg- opleiding kan worden bepaald welk percentage van de verder lerende schoolverlaters voor dezelfde richting gekozen heeft. De resultaten hiervan staan in figuur 4.11. Voor de algemene richtingen binnen het voortgezet onderwijs, het HAVO, het VWO, en de VMBO theore- tische leerweg zijn deze cijfers niet relevant. Voor het WO geldt dat het vervolgonderwijs dikwijls een niet regulier karakter heeft waardoor de onderwijsrichting vaak niet eenduidig vast te stellen is.
Figuur 4.11
Doorstroom naar verwante opleidingen per opleidingssector in het beroepsonderwijs VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 2
BBL 3
BBL 4
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
0% 20% 40% 60% 80% 100% In totaal gaan bijna zes van de tien verder lerende schoolverlaters een studie volgen die wat betreft richting in het verlengde ligt van hun afgesloten opleiding. Dit gebeurt het vaakst onder de gediplomeerde uitstroom van de BBL, 73% kiest voor een verwante vervolgstudie. In vergelijking met de andere onderwijssoorten kiezen de HBO afgestudeerden het vaakst voor een vervolgstudie in een andere richting, alhoewel ook hier nog steeds 46% een vervolg- opleiding in dezelfde richting is gaan volgen. Van de verder lerende schoolverlaters met een BOL niveau 1 diploma gaat bijna iedereen (92%) naar een vervolgstudie met een verwante 4




Kwalificerende vervolgtrajecten

richting. Van alle onderwijsniveaus is dit het hoogste percentage. Binnen de BOL zijn het in het algemeen met name de uitstromers met een economische opleiding die een vervolg- opleiding in dezelfde richting volgen. De gediplomeerde BBL-ers gaan iets vaker dan hun studiegenoten van de BOL naar een verwante vervolgopleiding. Van de niveau 4 BBL gedi- plomeerden geldt dit voor bijna acht van de tien personen. Figuur 4.12
Percentage van de verder lerende schoolverlaters dat de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en de vervolgopleiding voldoende of goed vindt,
HAVO
VWO
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 2
BBL 3
BBL 4
0% 20% 40% 60% 80% 100% Zie ook Tabel A5.5 in de statistische bijlage.
Doorstromen naar een vervolgopleiding in dezelfde onderwijssector betekent niet auto- matisch dat de aansluiting tussen de gevolgde en de vervolgopleiding goed is. Zo hoeft de aansluiting tussen twee opleidingen uit verschillende onderwijssectoren ook niet per definitie slecht te zijn. De schoolverlaters is daarom gevraagd, ongeacht of ze een vervolgstudie in verwante richting zijn gaan doen, wat ze vinden van de aansluiting tussen hun gevolgde en vervolgstudie. In figuur 4.12 staan de percentages van de verder lerende schoolverlaters die de aansluiting tussen de afgeronde en de vervolgopleiding (alleen volledige dagopleiding) goed of voldoende vinden. Vanwege de relatief geringe doorstroom vanuit het hoger onderwijs naar het reguliere vervolgonderwijs is de desbetreffende vraag niet aan HBO en WO afgestu- deerden voorgelegd en zijn er voor het hoger onderwijs dan ook geen gegevens met betrek- king tot dit onderdeel beschikbaar.
Bijna driekwart (74%) van alle schoolverlaters die een vervolgopleiding zijn gaan volgen, vindt de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en deze vervolgstudie redelijk tot goed. Onder




H O O F D S T U K 4

de schoolverlaters die doorstromen binnen dezelfde opleidingssector is dit iets hoger, terwijl het bij de schoolverlaters die voor een andere opleidingssector kiezen aanzienlijk lager is. Met 78% scoort de VMBO als onderwijssoort iets boven het landelijke gemiddelde, vooral de sector VMBO gezondheidszorg (81%) doet het goed. Opvallend is verder dat er slechts zeer geringe verschillen zijn tussen de verschillende VMBO sectoren onderling. Zowel voor de BOL (69%) als de BBL (81%) geldt dat met name de verder lerende uitstroom van de niveau 2 opleidingen tevreden is met de aansluiting met het vervolgonderwijs. De gediplomeerden van de niveau 4 opleidingen zijn binnen beide onderwijssoorten, BOL en BBL, het minst vaak tevreden. Rendement
Een van de functies van het onderwijs is het voorbereiden van leerlingen op een eventueel vervolgtraject in het onderwijs. Om het rendement hiervan te meten, kijken we naar het percentage dat de vervolgopleiding op het moment van de enquête (ongeveer anderhalf jaar na het behalen van het diploma) weer heeft verlaten of van studie is gewisseld. Daarnaast bespreken we het percentage dat in de vervolgopleiding is bevorderd naar het tweede leerjaar/ studiejaar. Een relatief grote uitval kan duiden op een gebrekkige aansluiting. Deze gebrekkige aansluiting kan meerdere oorzaken hebben: het curriculum van een of beide opleidingen is niet passend, een gebrekkige studiekeuzevoorlichting, de aantrekkingskracht van de arbeids- markt. Het ongediplomeerd verlaten van de vervolgstudie wil niet altijd zeggen dat men het onderwijstraject definitief verlaten heeft. In figuur 4.13 is daarom, naast het aandeel verder lerende schoolverlaters die de vervolgopleiding voortijdig verlaten hebben, ook aangegeven welk deel van deze voortijdige schoolverlaters van studie gewisseld is. Gemiddeld heeft 11% van de personen die doorstromen naar een vervolgopleiding, deze na anderhalf jaar weer ongediplomeerd verlaten. Zo'n 7%-punt bestaat uit zogenaamde studie- wisselaars, schoolverlaters die niet tevreden waren met hun eerste vervolgstudie en van studie gewisseld zijn. 4%-punt bestaat uit echte uitval. De verschillen tussen de verscheidene onder- wijssoorten zijn groot. Het algemene beeld is dat zowel het percentage voortijdig school- verlaters als het percentage studiewisselaars daalt naarmate het onderwijsniveau stijgt. Ter vergelijking, onder de verder lerende HAVO en VWO schoolverlaters is de voortijdige uitval 14% waarvan zo'n 11%-punt wisselaars zijn. Onder de verder lerende WO afgestudeerden is de uitval bijna 5% waarvan slechts een verwaarloosbaar deel wisselaar is. De gediplomeerden van het VMBO en de MBO niveau 1 opleidingen beschikken niet over een startkwalificatie en kunnen zich dus beter richten op een succesvol vervolg in het onderwijs. Van de verder lerende VMBO-ers houdt bijna 11% in de eerste 18 maanden van de vervolgstudie er mee op. Gelukkig zijn 7%-punt hiervan personen die daarna weer met een andere studie beginnen. De cijfers voor de verder lerende BOL niveau 1 schoolverlaters zijn iets minder positief: het lijkt er op dat 11%-punt van de 14,4% uitvallers bestaat uit personen die (vooralsnog) niet aan een andere studie begonnen zijn. BBL-ers houden iets minder vaak voortijdig met de vervolg- studie op dan de schoolverlaters met een BOL achtergrond. Opvallend is verder dat binnen de meeste BOL en BBL niveaus de schoolverlaters uit de sector gezondheidszorg het minst vaak ophouden met hun vervolgstudie. In het HBO zijn het met name (10,3%) de technici die stoppen met de vervolgopleiding, slechts 1%-punt van hen blijkt studiewisselaar te zijn. Uit de figuur blijkt verder dat slechts weinige afgestudeerde WO-ers direct met een nieuwe vervolgstudie beginnen nadat ze de initiële vervolgstudie hebben afgebroken. Interessant is verder dat er geen duidelijke verschillen zijn tussen schoolverlaters die doorstromen binnen




Kwalificerende vervolgtrajecten

dezelfde opleidingssector en schoolverlaters die voor een andere opleidingssector kiezen. Met andere woorden, de iets gebrekige aansluiting indien men voor een andere opleidingssector kiest, resulteert niet in een hogere kans op uitval. Aan de verder lerende schoolverlaters die nog bezig zijn met hun vervolgopleiding is daarnaast gevraagd of zij bevorderd zijn naar het tweede leerjaar/studiejaar (cijfers zijn niet beschikbaar voor het hoger onderwijs). Gemiddeld krijgt van deze groep slechts één op de tien eerstejaars geen toegang tot de volgende fase van de vervolgstudie. Het VMBO doet het iets beter dan het landelijk gemiddelde, de BOL en de BBL liggen er iets onder. Binnen het VMBO zijn de verschillen tussen de onderlinge sectoren klein. Binnen de BOL halen de verder lerende school- verlaters van de niveaus 1 en 2 het minst vaak het tweede leerjaar van de vervolgopleiding, zo'n 74% stroomt door naar het tweede jaar. De niveau 3 opleidingen uit de BOL sector gezond- heidszorg sluiten het slechts aan op de vervolgstudies wat betreft het aspect doorstroom naar tweede leerjaar: slechts zes van de tien van hen zijn tot het moment van de enquête bevorderd. Binnen de BOL hebben de niveau 4 techniek opleidingen met 89% het hoogste percentage. De BBL niveau 3 en 4 opleidingen doen het gemiddeld genomen vergelijkbaar met de BOL niveaus, schoolverlaters van BBL niveau 2 hebben gemiddeld iets meer succes in hun eerste jaar van de vervolgstudie dan hun collega's met een BOL variant vooropleiding. Nadat figuur 4.13 heeft laten zien welk percentage van de verder lerende schoolverlaters bevorderd, of alweer gestopt, of van studie gewisseld is, geeft figuur 4.14 een indicatie welke vervolgstudies de grootste slaagkans en uitval kennen. In tegenstelling tot alle andere figuren zijn de cijfers in figuur 4.14 niet gepresenteerd naar de sector van de afgesloten opleiding maar naar die van de vervolgopleiding. Voor de individuele onderwijssectoren is het van belang een zo laag mogelijke uitval te hebben. Op macroniveau is het echter van even groot belang hoe groot het percentage echte uitvallers is. Als er in een bepaalde sector een hoge initiële uitval is brengt dit kosten met zich mee. Deze hoge uitval kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door gebrekkige studievoorlichting of een minder goede aansluiting tussen de gevolgde - en de vervolgopleiding. Voor het gehele onderwijsveld, en voor de individuele schoolverlaters zelf, gaat het echter met name om de vraag welk deel van deze uitvallers echt uit het reguliere onderwijs stapt en welk deel van studie wisselt. Omdat de uitstroom vanuit het basisonder- wijs niet gemeten wordt zijn de cijfers voor de vervolgopleidingen in het voortgezet onderwijs en de niveau 1 opleidingen in het MBO niet representatief, deze zijn dan ook niet in figuur 4.14 opgenomen.
Binnen de BOL ligt de uitval voor alle niveaus rond de 11%. Dit is vergelijkbaar met de meting in 2006. Op BOL niveau 2 bestaat deze 11% voor 6%-punt uit studiewisselaars, op BOL niveau 3 voor 7%-punt en op BOL niveau 4 voor 8%-punt. Vooral voor de echte uitval op BOL niveau 2 van ongeveer 5% is dit een probleem want deze schoolverlaters beschikken niet over een startkwalificatie. Op BOL niveau 2 is de laagste echte uitval in de sector land- bouw, leerlingen van de sector techniek stoppen op dit niveau het vaakst met het volgen van regulier onderwijs. Ook op BOL niveau 3 zijn het de schoolverlaters die een technische studie gekozen hebben die het vaakst uitvallen zonder een ander studie te gaan volgen. In de sectoren gezondheidszorg en gedrag en maatschappij is de uitval het laagst. Evenals op niveau 2 zijn de verschillen tussen de sectoren onderling binnen niveau 4 niet erg groot. Ook hier kennen de sectoren gezondheidszorg en gedrag en maatschappij de laagste uitvalpercentages voor zover het schoolverlaters betreft die niet van studie wisselen.




H O O F D S T U K 4

Figuur 4.13
Percentage van de verder lerende schoolverlaters dat bevordert is naar het tweede leerjaar/studiejaar, percentage dat de vervolgopleiding voortijdig heeft verlaten (uitvallers) en het percentage dat andere opleiding is gaan volgen (studiewisselaars)
vervolgopleiding waarvan studiewisselaars bevorderd naar voortijdig verlaten % %-punt 2e leerjaar HAVO
VWO
VMBO Theoretische leerweg
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
VMBO landbouw
BOL 1
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 2
BBL 3
BBL 4
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 10 20 30 0 10 20 30 0 10203040 5060708090100 Zie ook Tabel A6.1 in de statistische bijlage.




Kwalificerende vervolgtrajecten

Figuur 4.14
Percentage van de verder lerende schoolverlaters dat bevordert is naar het tweede leerjaar/studiejaar, percentage dat de vervolgopleiding voortijdig heeft verlaten (uitvallers) en het percentage dat andere opleiding is gaan volgen (studiewisselaars) naar sector vervolgopleiding vervolgopleiding waarvan studiewisselaar bevorderd naar voortijdig verlaten %-punt 2e leerjaar BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 2
BBL 3
BBL 4
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 10 20 30 40 0 10 20 30 0 102030405060708090100 Met een totale uitval van 6% doen de opleidingen van de BBL niveau 3 het iets beter dan de opleidingen van de BBL niveaus 2 en 4. Het percentage echte uitval is op niveau 4 echter het laagst (1%) doordat op de andere niveaus de percentages studiewisselaars relatief laag zijn.




H O O F D S T U K 4

Ten opzichte van de andere onderwijsniveaus ligt de uitval binnen het HBO relatief hoog. De HBO sector landbouw kent met bijna 25% een bijzonder hoge uitval. Zo'n 11%-punt hiervan zijn studiewisselaars. De sector gezondheidszorg kent weliswaar ook een hoog percentage (16%) uitvallers, maar vrijwel al deze leerlingen kiezen voor een andere studie. Het gemiddeld uitvalpercentage in het WO ligt op 11%. Hier zijn het met name de sectoren taal en cultuur, natuurwetenschappen en recht en openbare orde waarvan veel studenten gedurende de eerste 18 maanden van de studie er mee stoppen. De percentages studiewisselaars liggen in deze sectoren ook relatief hoog.
Tevredenheid achteraf
In figuur 4.15 is het percentage verder lerende schoolverlaters weergegeven dat de afgesloten opleiding, achteraf bezien, opnieuw zou volgen. Bij deze analyse wordt alleen gekeken naar schoolverlaters van het MBO, en het hoger onderwijs. Deze schoolverlaters hebben gekozen voor een vervolgstudie maar hadden, met uitzondering van schoolverlaters van BOL/BBL niveau 1, met hun al behaalde kwalificatie, ook naar de arbeidsmarkt kunnen gaan. Figuur 4.15
Percentage verder lerende schoolverlaters dat de afgesloten opleiding achteraf bezien opnieuw zou volgen
BOL 1
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 2
BBL 3
BBL 4
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0% 20% 40% 60% 80% 100% Zie ook Tabel A7.1 in de statistische bijlage.
0




Kwalificerende vervolgtrajecten

Er is weinig verschil tussen de afgestudeerden van het MBO, het HBO en het WO wat betreft het aandeel verder lerende schoolverlaters dat de afgesloten opleiding opnieuw zou kiezen: ongeveer 80% van de verder lerende schoolverlaters zou dit doen. De resultaten zijn verge- lijkbaar met die van verleden jaar. Binnen de BOL zouden de schoolverlaters van de niveau 2 opleidingen het minst vaak kiezen voor de afgesloten opleiding, drie van de tien van hen zouden een andere of geen opleiding zijn gaan volgen als ze opnieuw voor de keuze zouden staan. Met name de schoolverlaters uit de niveau 2 techniek opleidingen hadden liever anders gekozen (38%). De verder lerende schoolverlaters van de niveau 3 en 4 opleidingen zijn duide- lijk meer tevreden. In het MBO-BBL zijn het vooral de `verder lerende' schoolverlaters van het niveau 4 die liever iets anders hadden gekozen. In het HBO kiezen de afgestudeerden van de economische opleidingen het vaakst (25%) voor een andere opleiding als ze een tweede kans zouden hebben gekregen, de gediplomeerde leraren hebben het minst spijt van hun destijds gemaakte studiekeuze. In het WO scoren de sectoren gezondheidszorg (90% zelfde studie) en recht en openbare orde (88% zelfde studie) het hoogst, verder lerende afgestudeerden van de sector taal en cultuur zouden het vaakst voor iets anders gekozen hebben.








5
Intrede op de arbeidsmarkt

In de vorige paragraaf hebben de verder lerende schoolverlaters centraal gestaan. Het onder- wijs wordt geacht leerlingen kennis en vaardigheden bij te brengen zodat ze met voldoende competenties de arbeidsmarkt kunnen betreden. Om inzicht te krijgen in het rendement van het onderwijs met betrekking tot dit aspect wordt in deze paragraaf gekeken naar dat deel van de gediplomeerde schoolverlaters dat na het verlaten van de opleiding zijn intrede doet op de arbeidsmarkt. Dit wordt gedaan voor de gediplomeerde schoolverlaters die op het moment van ondervraging (ongeveer anderhalf jaar na het behalen van het diploma) tot de beroepsbevolking worden gerekend, en die tevens aangeven dat hun maatschappelijke positie niet scholier of student is. Deze laatste voorwaarde is van belang omdat anders grote groepen studenten met bijbaantjes in de analyses terecht komen. Schoolverlaters die in het MBO- BBL instromen en schoolverlaters die in het MBO-BBL doorstromen naar een hoger niveau worden wel tot de beroepsbevolking gerekend.
Hierbij is een belangrijke kanttekening op zijn plaats. Schoolverlaters die slagen voor het VMBO examen en schoolverlaters die slagen voor een BOL of BBL niveau 1 examen hebben weliswaar een diploma behaald, en zijn dus formeel gediplomeerden. Echter, indien zij op dit moment voor de arbeidsmarkt kiezen, en dit niet in het kader van een opleiding binnen het MBO-BBL doen, vallen ze volgens de gangbare definitie12 onder de zogenaamde voor- tijdige schoolverlaters (VSV). Omdat ze niet beschikken over een startkwalificatie worden ze niet geacht de arbeidsmarkt te betreden. Omdat echter een niet onbelangrijk deel wel doorstroomt naar de arbeidsmarkt worden ze in de komende analyses wel meegenomen. De schoolverlaters van de HAVO en de VWO worden in deze paragraaf niet behandeld. Dit omdat slechts een klein deel van hen doorstroomt naar de arbeidsmarkt en omdat een deel van de indicatoren niet voor deze onderwijstypen beschikbaar is. Deze indicatoren zijn niet altijd beschikbaar omdat het accent in de HAVO/VWO vragenlijst op de doorstroom naar het vervolgonderwijs ligt en niet alle arbeidsmarktvragen gesteld zijn. Allocatie
Een succesvolle intrede op de arbeidsmarkt wordt niet alleen bepaald door de werkzekerheid. Het soort werk dat men heeft en de inhoud van de functie bepalen in hoeverre schoolverlaters de mogelijkheid hebben om hun kennis en vaardigheden te benutten. Daarnaast bepalen de 12. Volgens de officieel gehanteerde definitie worden voortijdige schoolverlaters gezien als jongeren tussen de 12 en 23 jaar die zonder startkwalificatie (een diploma op minimaal HAVO- of MBO2-niveau) ten minste een maand zonder geldige reden hebben verzuimd om onderwijs te volgen en/of niet meer bij een onderwijsinstelling als deelnemer staan ingeschreven.




H O O F D S T U K

inhoud en het niveau van het werk de financiële vergoeding die hier tegenover staat. Niet alleen de werkzekerheid maar ook de kwaliteit van werk heeft invloed op een succesvolle over- gang van onderwijs naar arbeidsmarkt. Ondanks dat het bij gediplomeerde schoolverlaters en afgestudeerden vaak om startfuncties gaat, mag men ervan uitgaan dat de kwaliteit van het werk toeneemt naarmate de gevonden baan beter aansluit op de gevolgde opleiding voor wat betreft richting en vooral niveau. Figuur 5.16 laat zien hoe goed de betaalde werkzaamheden van schoolverlaters aansluiten bij hun afgeronde opleiding voor zover het (1) het opleidings- niveau en (2) de opleidingsrichting betreft.
Van alle schoolverlaters heeft iets meer dan driekwart een baan op minimaal het eigen (onder- wijs-) niveau. Dit is vergelijkbaar met het cijfer van afgelopen jaren. Afgestudeerden van het HBO en de gediplomeerde schoolverlaters van het VMBO werken het vaakst (beide in 85% van de gevallen) in een functie die minimaal gelijk is aan hun eigen niveau. Voor de uitstroom van het HBO is dit goed te noemen, voor de werkende VMBO-ers wordt dit met name veroorzaakt door het lage onderwijsniveau. Er zijn met andere woorden weinig banen waar geen enkele kwalificatie voor vereist is. Hierdoor zijn voor alle VMBO sectoren de percen- tages vrijwel gelijk. Binnen de BOL is er een duidelijk onderscheid tussen de lagere en de hogere opleidingsniveaus. Hoe lager het onderwijsniveau, hoe minder vaak men op minimaal het eigen niveau werkzaam is. Op BOL niveau 3 en 4 zijn het met name de schoolverlaters van de sector gedrag en maatschappij die op eigen niveau werkzaam zijn. Wat verder op valt is dat op BOL niveau 2 vier van de tien werkenden met een economisch gerichte opleiding een baan hebben onder hun niveau.
Ook voor de werkende uitstroom uit de BBL geldt dat ze vaker op minstens hun eigen niveau werken naarmate het opleidingsniveau hoger is. Binnen BBL niveau 1 heeft 46% een functie op niveau, van de gediplomeerden van niveau 4 is dit maar liefst 87%. Binnen de HBO sectoren zijn het de afgestudeerden van de lerarenopleidingen en de afgestudeerden met een technische opleiding die het vaakst een functie hebben op (minimaal) eigen niveau. Omdat lerarenopleidingen per definitie voor één specifiek (HBO-) beroep opleiden en er al enige jaren sprake is van een lerarentekort is dit percentage te verwachten voor de sector onderwijs. De krapte op de arbeidsmarkt voor technici wordt door het hoge percentage voor deze sector bevestigd. Zowel in het HBO als in het WO scoren de afgestudeerden van de sector gedrag en maatschappij relatief laag als het gaat om het hebben van een functie op minimaal eigen niveau. Binnen het WO scoren daarnaast de taal en cultuur afgestudeerden uitzonderlijk laag.
Naast het niveau van de functie is ook de richting van de gevonden baan van belang voor de kwaliteit van het werk. Om inzicht hierin te krijgen is gekeken naar de door de werkgever vereiste opleidingsrichting. De voor de functie vereiste opleidingsrichting zegt iets over de mate waarin de gediplomeerde werkzaamheden heeft die binnen het beroependomein vallen waarvoor hij of zij is opgeleid. Van dit `eigen' beroependomein is sprake wanneer voor de functie de eigen opleidingsrichting of een daaraan verwante opleidingsrichting vereist werd. 4




Intrede op de arbeidsmarkt

Figuur 5.16
Percentage werkzame schoolverlaters met een baan op minimaal eigen niveau en percentage schoolverla- ters met een baan in eigen/verwante richting, per opleidingssector minimaal op eigen niveau % eigen/verwante richting % VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 20 40 60 80 100 0 20 40 60 80 100 Zie ook Tabel A8.4 en Tabel A8.5 in de statistische bijlage.




H O O F D S T U K

Werk vinden binnen het eigen beroependomein betekent dat de opgedane kennis en vaardig- heden in de regel beter benut kunnen worden. Voor de onderwijsinstellingen is het eveneens van belang dat afgestudeerden terecht komen in beroepen waarvoor men ze heeft opgeleid. Dit laatste zal zeker gelden voor de meer beroepsgerichte opleidingen in bijvoorbeeld de sector gezondheidszorg.
De percentages werkende schoolverlaters die in hun eigen of verwante opleidingsrichting werk hebben gevonden staan ook in figuur 5.16. Gemiddeld heeft 69% van alle werkende school- verlaters een baan in eigen of verwante richting. Dat is 5%-punt minder dan afgelopen meet- jaar. Met name HBO afgestudeerden hebben vaak (82%) werk binnen hun eigen beroepen- domein. De VMBO-ers en de BOL en BBL niveau 1 schoolverlaters hebben duidelijk moeite om werk binnen hun eigen richting te vinden. Ook met een BOL niveau 2 opleiding lukt het slechts de helft van de gediplomeerden om een op richting aansluitende baan te vinden. Zowel op BOL niveau 3 als 4 heeft de uitstroom uit de sectoren landbouw en economie het minst vaak passend werk gevonden wat richting betreft. Ook binnen de verschillende BBL niveaus zijn het met name de werkende schoolverlaters met een economische dan wel land- bouw achtergrond die het meest buiten de eigen opleidingsrichting werken. Het zelfde doet zich voor onder de afgestudeerden van het HBO en het WO, de economen scoren ook hier relatief slecht als het gaat om aansluiting tussen gevolgde opleiding en de functie wat richting betreft. De aansluiting is goed voor de HBO sector onderwijs, en de HBO en WO sector gezondheidszorg hetgeen niet verwonderlijk is omdat er binnen deze sectoren veel beroeps- specifieke opleidingen gegeven worden.
Ten slotte kan opgemerkt worden dat er een duidelijke relatie is tussen het werken op mini- maal eigen niveau en het werken binnen het eigen beroependomein. Zo geeft 84% van de schoolverlaters die werk in hun eigen beroependomein hebben gevonden aan dat het om werk op minimaal eigen niveau gaat. Onder de groep schoolverlaters die buiten het eigen beroe- pendomein werkzaam is, geeft `slechts' 56% aan werk op minimaal eigen niveau te hebben. Afgestudeerden van een technische opleiding binnen het HBO en het WO hebben de beste kans om ook buiten het eigen domein op eigen niveau werkzaam te zijn. In beide gevallen werken ongeveer twee op de drie afgestudeerden technici die buiten het eigen beroependo- mein werken op minimaal eigen niveau. Dit resultaat spoort met eerder onderzoek onder afgestudeerden van technische opleidingen dat laat zien dat technici aan het eind van hun studie een relatief hoog niveau van academische competenties13 (bijvoorbeeld `leervermogen') bezitten. Het relatief hoge niveau van hun academische competenties maakt hen aantrek- kelijk voor werk buiten het eigen beroependomein. Dit wordt nog versterkt door het feit dat hun technische vakkennis relatief vaak te gebruiken is buiten het eigen beroependomein. Een meer directe indicatie van de waarde van de opleiding als voorbereiding op de arbeids- markt kan worden verkregen door te kijken naar de mate waarin de werkende gediplomeerden in staat zijn om hun opgedane kennis en vaardigheden te benutten, en de mate waarin hun kennis en vaardigheden tekort schieten bij de uitoefening van hun werkzaamheden. Enkele cijfers hierover staan in figuur 5.17.

13. Zie bijvoorbeeld Heijke, H., Meng, C., De competenties van bètatechniek afgestudeerden en hun positie op de arbeidsmarkt, Technotopics 2006, Platform Bètatechniek.




Intrede op de arbeidsmarkt

Figuur 5.17
Percentage werkzame schoolverlaters dat aangeeft dat in de huidige functie de opgedane kennis en vaar- digheden worden benut en percentage werkende schoolverlaters dat aangeeft dat in de huidige baan de opgedane kennis en vaardigheden tekort schieten
kennis en vaardigheden worden benut kennis en vaardigheden schieten tekort VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 20 40 60 80 100 0 20 40 60 80 100 Zie ook Tabel A8.6 en Tabel A8.7 in de statistische bijlage.




H O O F D S T U K

Van de werkende schoolverlaters geeft 63% aan dat hun kennis en vaardigheden in voldoende tot sterke mate benut worden.14 Onder de VMBO uitstroom is dit de helft. Voor de werkende BBL gediplomeerden geldt dit het vaakst, alhoewel het hoger onderwijs vrijwel eenzelfde score op dit onderdeel heeft. Binnen de verscheidene BOL niveaus geven de werkenden met een niveau 3 achtergrond dit het vaakst aan. Met een BOL niveau 1 opleiding wordt er rela- tief gezien het minst gebruik gemaakt van de kennis en vaardigheden van de schoolverlater hetgeen overeenkomt met de bevindingen over hun functieniveau. Een blik op de onderlinge niveauverschillen in de BBL levert eenzelfde beeld op. Opvallend is verder dat zowel bij de werkende schoolverlaters van de BOL als de BBL de gezondheidszorg gediplomeerden het meest tevreden zijn over de benutting van hun kennis en vaardigheden in hun functie. Ook in het hoger onderwijs hebben de afgestudeerden uit de sector gezondheidszorg van zowel het HBO, als het WO functies waarbij hun kennis en vaardigheden goed benut worden. Dit geldt eveneens voor de HBO sector onderwijs. Wat betreft genoemde benutting zijn de werkende HBO-economen en WO-taal en cultuur iets minder goed terecht gekomen. Vooral de WO-ers van de sector taal en cultuur scoren op dit onderdeel relatief laag. Bijna één op de tien werkende gediplomeerden vindt dat zijn of haar kennis en vaardig- heden voor de huidige werkzaamheden tekort schieten. Hierbij is er geen verschil tussen de schoolverlaters die binnen het eigen domein werken en degenen die buiten het eigen beroependomein werken. In het hoger onderwijs is dit 5%, in de overige onderwijssectoren liggen de percentages rond de 11%. Terwijl VMBO-ers formeel nog niet geschikt zijn voor de arbeidsmarkt vindt ook hier maar 11% dat ze niet over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken. Zowel binnen de BOL als de BBL vinden de schoolverlaters van het laagste niveau, niveau 1, het vaakst dat ze niet over voldoende kennis en vaardigheden beschikken. Over de gehele linie zijn in het MBO de schoolverlaters van de sector gezondheidszorg rela- tief het meest ontevreden over hun competenties in het werk. De percentages tussen zowel de niveaus als de onderliggende sectoren liggen over het algemeen echter dicht bij elkaar. Dit laatste geldt zeker voor het HBO en het WO waar de verschillen tussen de sectoren minimaal zijn.
De geënquêteerden is daarnaast gevraagd aan te geven of ze de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en de huidige functie goed, voldoende, matig of slecht vinden. De resultaten hiervan staan in figuur 5.18 vermeld. Het per opleidingssector gepresenteerde cijfer geeft aan welk deel van de betaald werkzame gediplomeerde schoolverlaters deze aansluiting goed of voldoende vindt. Zowel onder de HBO ­ als de WO-afgestudeerden vindt 78% dat de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en de huidige functie goed of voldoende is. Vanuit de BBL vindt zelfs 83% dit. Onder de VMBO schoolverlaters en de BOL schoolverlaters is dit percentage iets lager (70% respectievelijk 75%).

14. Onder de schoolverlaters die binnen het eigen domein werken is dit zelfs 71%.




Intrede op de arbeidsmarkt

Figuur 5.18
Percentage werkzame schoolverlaters dat de aansluiting tussen opleiding en werk als goed of voldoende beoordeelt
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0% 20% 40% 60% 80% 100% Zie ook Tabel A8.8 in de statistische bijlage.




H O O F D S T U K

Figuur 5.19
Percentage werkzame schoolverlaters dat tevreden is met huidige functie VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0% 20% 40% 60% 80% 100% Zie ook Tabel A8.9 in de statistische bijlage.
40




Intrede op de arbeidsmarkt

De werkende BOL schoolverlaters met een opleiding uit de sector gezondheidszorg van BOL niveau 3 en 4 zijn relatief tevreden over de aansluiting met hun functie, op niveau 2 zijn ze juist rela- tief ontevreden. Op dit niveau zijn het de schoolverlaters van de sector economie die de aansluiting goed vinden terwijl respondenten met een economische opleiding van niveau 3 of 4 weer juist van mening zijn dat de aansluiting vaak matig tot slecht is. De BBL schoolverlaters zijn meer tevreden over de aansluiting met hun functie hetgeen wellicht te maken heeft met het duale karakter van dit type onderwijs. In het algemeen geldt dat voor dit type onderwijs de schoolverlaters met een zorg- opleiding iets vaker tevreden zijn met de studie tussen werk en aansluiting dan de andere BBL-ers. Op HBO niveau zijn het de afgestudeerden van de sectoren onderwijs en gezondheidszorg die het vaakst van mening zijn dat de aansluiting goed of voldoende is. Op WO niveau springt met name de sector taal en cultuur er op dit aspect negatief uit. Niet verrassend vinden we dat schoolverlaters die werken in het eigen beroependomein, vaker met de aansluiting opleiding-werk tevreden zijn. Zo is maar liefst 83% van de schoolverlaters die in het eigen beroependomein werken en `slechts' 63% van de schoolverlaters die buiten het eigen beroe- pendomein werken tevreden met de aansluiting.
Om inzicht te krijgen in de allocatiefunctie van het onderwijs worden ten slotte in figuur 5.19 enkele cijfers getoond over de tevredenheid van de werkzame schoolverlaters met hun functie. Gemiddeld is 68% van de schoolverlaters (zeer) tevreden met de huidige functie hetgeen iets minder is (3%- punt) dan afgelopen jaar. De WO afgestudeerden zijn het meest te spreken over hun baan, 70% is tevreden met zijn of haar functie. De werkenden met een BBL achtergrond zijn iets minder vaak tevreden, maar ook hier geeft gemiddeld nog 66% aan dit wel te zijn. Gemiddeld verschilt de tevre- denheid slechts marginaal tussen de schoolverlaters van de verschillende opleidingsniveaus. Van de VMBO-ers zijn het met name de technici die er in positieve zin uitspringen, 76% geeft aan tevreden te zijn. Zowel binnen de BOL als de BBL valt het op dat de landbouwopleidingen op niveau 2 een lage score hebben en op niveau 3 weer een juist relatief hoge score. Op BOL niveau 3 zijn het de schoolverlaters met een opleiding uit de gedrag en maatschappij richting die het meest te spreken zijn over hun baan, op BOL niveau 4 doen de sectoren techniek en gezondheidszorg het iets beter dan de andere opleidingssectoren. In het BBL onderwijs zijn op alle niveaus de werkenden met een economisch gerichte opleiding relatief vaak ontevreden over hun functie. In het hoger onderwijs zijn de sectorverschillen het grootst in het WO. Van de taal en cultuur afgestudeerden vindt slechts 57% dat ze voldoende tevreden zijn over hun baan terwijl hun mede WO afgestudeerden met een gezondheidszorg achtergrond in acht van de tien gevallen tevreden zijn. Deze cijfers kunnen voor een groot deel verklaard worden door het feit dat de taal en cultuur afgestudeerden vaak in een functie werken die wat betreft niveau en richting niet aansluit op hun gevolgde opleiding.
Externe rendement
Om inzicht te krijgen in het externe rendement van het onderwijs met betrekking tot de arbeidsmarkt wordt een aantal arbeidsmarktindicatoren voor de verschillende onderwijsni- veaus naast elkaar gezet. Figuur 5.20 laat eerst per opleidingssector zien welk deel van de gedi- plomeerde schoolverlaters zich aanbiedt op de arbeidsmarkt. Gediplomeerde schoolverlaters
---




H O O F D S T U K

die een vervolgopleiding in het MBO-BBL volgen worden hierbij ook tot de groep aanbie- ders geteld. Tevens toont de figuur het percentage van deze aanbieders dat ongeveer anderhalf jaar na het behalen van het diploma werkloos is.
Figuur 5.20
Percentage gediplomeerde schoolverlaters dat zich aanbiedt op de arbeidsmarkt en werkloosheidspercen- tage onder gediplomeerde schoolverlaters
aanbieders % werkloos % VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 landbouw
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 20 40 60 80 100 0 10 20 30 Zie ook Tabel A9.1 in de statistische bijlage.
Iets meer dan de helft (56%) van de gediplomeerde schoolverlaters richt zich na het behalen van het diploma op de arbeidsmarkt. Uiteraard zijn de verschillen tussen de onderwijstypes groot: zo 4




Intrede op de arbeidsmarkt

biedt 93% van de afgestudeerde WO-ers zich aan terwijl dit 31% van de VMBO-ers doet. Overigens volgt een groot deel van deze groep VMBO-ers een opleiding in het kader van het MBO-BBL (zo'n
20%), terwijl slechts 10% zich op de arbeidsmarkt buiten het MBO-BBL aanbiedt. Gezien het feit dat een VMBO diploma feitelijk geen startkwalificatie is, is 10% toch nog redelijk hoog te noemen. Van de BBL uitstroom gaat vrijwel iedereen naar de arbeidsmarkt (of stroomt binnen het MBO- BBL door). Hoewel gemiddeld 67% van de gediplomeerde BOL respondenten zich aanbiedt zijn de verschillen tussen de niveaus en de onderwijssectoren redelijk groot binnen de BOL. Zo biedt bijna 90% van de BOL niveau 3 landbouw gediplomeerden zich aan terwijl van bijvoorbeeld, de gedrag en maatschappij niveau 4 uitstroom slechts 52% de arbeidsmarkt heeft betreden. In het HBO en het WO zijn de verschillen tussen de sectoren iets minder groot. De goede economische situatie in Nederland spiegelt zich weer in de werkloosheidscijfers onder de gediplomeerde schoolverlaters. Ten opzichte van het vorig meetjaar is de gemiddelde werkloosheid onder alle zich aanbiedende schoolverlaters (met uitzondering van die van het VMBO) gedaald, en wel van 6% naar 4%. De werkloosheid is het hoogst onder de VMBO schoolverlaters (6%) en het laagst onder de BBL uitstroom (2%). Op VMBO niveau hebben de gediplomeerden van de sector gezondheidszorg moeite met het vinden van een baan, 10% van hen is werkloos. De VMBO technici vergaat het een stuk beter op de arbeidsmarkt, van hen is slechts 3% werkloos op enquête- moment. Binnen de BOL zijn er redelijk grote verschillen tussen de onderwijsniveaus. Van de BOL niveau 1 opleidingen is gemiddeld één van de tien schoolverlaters nog werkzoekend. Onder de niveau 4 gediplomeerden is de werkloosheid slechts 3%. Wel valt op dat de goede conjunctuur op alle BOL niveaus positief heeft uitgewerkt op het werkloosheidspercentage. Ten opzichte van vorig meetjaar is de werkloosheid bij de schoolverlaters van BOL niveau 1 gedaald van 22% naar 10%, bij BOL niveau 2 van 11% naar 8%, bij BOL niveau 3 van 7% naar 4%, en bij BOL niveau 4 van 6% naar 3%. Binnen ieder afzonderlijk BOL niveau zijn het met name de technici die het minst moeite hebben met vinden van een baan. Binnen de andere onderwijssoorten is de werkloosheid laag en zijn de verschillen klein tussen de onderliggende sectoren. Zowel binnen het HBO als het WO lijken de afgestudeerden van de sector taal en cultuur het minst te profiteren van de krapte op de arbeidsmarkt.
Zoals uit figuur 5.20 blijkt heeft op het moment van enquêteren een groot deel van de schoolver- laters een betaalde baan. Waarschijnlijk hebben ze echter niet allemaal deze baan meteen na afstu- deren gekregen of hebben ze meerdere banen gehad met tussenliggende perioden van werkloosheid. Figuur 5.21 geeft daarom een tweede indicatie van het rendement van een opleiding: de duur van de werkloosheid voordat men de eerste baan vond. Meer in detail laat figuur 5.21 het percentage van de schoolverlaters zien die minimaal vier maanden werkloos waren voordat zij de eerste baan vonden. Gemiddeld is 7% (meting 2006: 10%) van de gediplomeerde schoolverlaters direct na het behalen van het diploma vier maanden of langer werkloos. Ook hiermee is de verbeterde conjunctuur zicht- baar. Deze intredewerkloosheid is het hoogst onder de opgeleiden van het HBO (8%) en het WO (13%). Deze hogere intredewerkloosheid ten opzichte van de andere onderwijsniveaus wordt deels verklaard door het vereiste functieniveau. Voor het aannemen van een HBO of WO functie zal gemiddeld genomen langer worden nagedacht dan over het aannemen van een functie op een lager niveau. Voor de afgestudeerde gaat het hierbij niet alleen om deze eerste baan maar moet er ook een initiële carrierestap gezet worden die gevolgen kan hebben voor latere banen en mogelijkheden.
---




H O O F D S T U K

Figuur 5.21
Percentage gediplomeerde schoolverlaters dat voorafgaand aan de eerste baan minimaal 4 maanden werk- loos was
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0% 5% 10% 15% 20% Zie ook Tabel A9.2 in de statistische bijlage.
Daarnaast kan het al dan niet aannemen van een functie betekenen dat men bijvoorbeeld moet verhuizen, iets wat op MBO en VMBO niveau minder vaak zal voorkomen (zie ook hoofdstuk 44




Intrede op de arbeidsmarkt

7). Van de gediplomeerde VMBO uitstroom moest 5% 4 maanden of langer wachten op een baan. Onder de werkzoekende gediplomeerden van het duale MBO traject was dit zelfs maar 2%. Binnen het VMBO waren de gediplomeerden van de sector gezondheidszorg iets langer op zoek naar de eerste baan dan de overige VMBO-sectoren. De uitstroom van de korte BOL opleidingen is direct na het afstuderen duidelijk langer werkloos geweest dan hun studiege- noten van de langere BOL opleidingen. Met name werkzoekenden met een niveau 2 gezond- heidszorgopleiding hebben vaak 4 maanden of langer moeten zoeken naar hun eerste baan. Wellicht ook door het duale karakter van de BBL is slechts een klein deel langer dan drie maanden werkloos geweest vlak na het behalen van het diploma. Behalve voor de gedrag en maatschappij opleidingen van niveau 3 zijn de percentages over het algemeen laag in deze onderwijssoort. In het HBO is de zoekduur voor de verschillende sectoren ongeveer gelijk. Onder de WO afgestudeerden zijn het de opleidingssectoren gezondheidszorg en natuurwe- tenschappen waar men het minst vaak langer dan drie maanden werkloos is geweest alvorens in de eerste baan werd begonnen.
Het externe rendement van het onderwijs met betrekking tot de arbeidsmarkt wordt niet alleen bepaald door de vraag of men werk heeft maar ook door de vraag in hoeverre er sprake is van werkzekerheid. Om hier enig zicht op te krijgen staan in figuur 5.22 enkele cijfers over het hebben van een flexibele aanstelling en het hebben van een deeltijdaanstelling. Onder een flexibele aanstelling wordt verstaan een aanstelling als uitzendkracht, oproepkracht e.d. of een tijdelijke aanstelling. Van een deeltijdaanstelling is sprake wanneer iemand een aanstelling van 32 of minder uur per week heeft.
Van alle schoolverlaters heeft vier van de tien een flexibele aanstelling. De werkende VMBO- ers hebben met 56% de minste werkzekerheid, met name de schoolverlaters van de econo- mische richting hebben vaak een flexibele aanstelling. In het MBO is er bij de BOL, behalve niveau 1, weinig verschil tussen de onderliggende niveaus. De technici van BOL niveau 4 en de landbouw schoolverlaters van niveau 3 hebben een hoge werkzekerheid. `Slechts' respectie- velijk 34% en 32% heeft een flexibele aanstelling. In de BBL is de werkzekerheid het hoogst, slechts één op de vijf gediplomeerden heeft een flexibele aanstelling. De BBL-ers van niveau 2 hebben binnen de BBL het vaakst een flexibele aanstelling. Deze hoge werkzekerheid heeft waarschijnlijk te maken met het duale karakter van de opleidingen. Vaak vloeit vanuit de leerplek een baan voort of was men al aan het werk voordat er met de opleiding gestart werd. De technici van het HBO hebben ten opzichte van hun HBO studiegenoten de hoogste werkzekerheid, slechts 30% heeft geen vaste aanstelling. Ook de WO economen hebben veel werkzekerheid, een kwart van hen heeft een flexibele aanstelling. De in bijlage 3 gepresenteerde cijfers voor de jaren 1996-2007 laten overigens voor alle onderwijsniveaus over de jaren heen een duidelijke stijging van het aantal flexi- bele aanstellingen zien. Had bijvoorbeeld in de jaren 1996 tot 2002 ongeveer een op de tien afgestudeerden van het WO een flexibele aanstelling, nu is dit rond de een op de twee. Vergelijkbare ontwikkelingen zijn ook voor de afgestudeerden van het HBO en het MBO zichtbaar. Met het einde van de sterke economische groei in de eerste jaren van het nieuwe millennium lijkt ook hier een einde aan het tijdperk van `vaste contract' voor net afgestu- deerden gekomen te zijn.

---




H O O F D S T U K

Figuur 5.22
Percentage werkzame schoolverlaters met een flexibele aanstelling en percentage werkzame schoolverla- ters met een deeltijdaanstelling
exibele aanstelling % deeltijd-aanstelling % VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 20 40 60 80 100 0 20 40 60 80 100 Zie ook Tabel A9.5 en Tabel A9.7 in de statistische bijlage. In het tweede deel van figuur 5.22 staan de percentages werkenden met een deeltijdaanstel- ling. Bijna vier van de tien schoolverlaters hebben een deeltijdaanstelling. Onder de vrouwe- lijke schoolverlaters is dit overigens aanzienlijk hoger, namelijk 53%. Hoe hoger het genoten onderwijsniveau, hoe lager het percentage werkenden met een deeltijd baan. Onder de VMBO-ers is dit 53%15, onder de WO afgestudeerden slechts 20%. Tussen de onderliggende
15. Het relatief hoge percentage onder de schoolverlaters van het VMBO is deels te verklaren door instroom in het MBO-BBL.
4




Intrede op de arbeidsmarkt

VMBO sectoren zijn er grote verschillen. Zo werkt 67% van de schoolverlaters uit de sector gezondheidszorg niet full-time, onder de technische VMBO-ers is dit slechts 41%. Gemiddeld werken 40% van de BOL schoolverlaters in een deeltijd baan. Wat opvalt is dat op alle niveaus de technici relatief vaak een full-time baan hebben. De uitstroom van de sectoren gedrag en maatschappij en gezondheidszorg werkt daarentegen weer vaak in een deeltijdbaan. Een verge- lijkbaar beeld als bij de BOL doet zich voor onder de werkende schoolverlaters van de BBL. Ook voor het HBO geldt dat de afgestudeerde technici bijna altijd full-time werken (94%). HBO-ers met een gezondheidszorg opleiding werken daarentegen vaak in deeltijd functies (58%). In het WO springen met name de sectoren taal en cultuur en gedrag en maatschappij er uit als het gaat om het aandeel werkenden in deeltijd banen. Een derde indicator voor de kwaliteit van het werk is de beloning. Overal zijn de nominale startsalarissen ten opzichte van het vorig meetjaar rond de 3% gestegen. Reëel heeft hiermee nauwelijks verandering ten opzichte van het vorig meetjaar plaatsgevonden. In figuur 5.23 staan per opleidingssector de gemiddelde bruto uurlonen vermeld. Het gemiddelde uurloon stijgt naarmate het behaalde opleidingsniveau hoger is. De VMBO schoolverlaters verdienen gemiddeld 4,83 per uur. Ondanks dat de BOL en BBL niveau 1 werkenden geen startkwa- lificatie hebben, verdienen ze toch nog 7,85 respectievelijk 9,00. Als kanttekening moet hier opgemerkt worden dat vooral in de groep werkende schoolverlaters van BBL niveau
1 een relatief grote groep `oudere' werknemers zit die in de loop van hun carrière alsnog een MBO-niveau 1 diploma behalen.16 Dat is aanzienlijk meer dan de VMBO-ers met een baan. Binnen BOL niveau 2 zijn het de schoolverlaters met een landbouwachtergrond die ten opzichte van studiegenoten uit de andere sectoren relatief weinig verdienen namelijk 6,10. Ook op BOL niveau 3 en 4 is het uurloon van de onderwijssector landbouw het laagst. Op niveau 3 verdienen de technici het meest, op niveau 4 de mensen met een gezondheidszorg opleiding.
Op BBL niveau verdient men meer dan de studiegenoten van de BOL. Dit wordt veroor- zaakt door het duale karakter van het onderwijs en het feit dat de gemiddelde werkende BBL schoolverlater zo'n 7,5 jaar ouder is dan de (werkende) BOL schoolverlater. Op alle BBL niveaus geldt dat het hoogste uurloon verdiend wordt door mensen met een opleiding uit de sector gezondheidszorg. Ook in het WO heeft de sector gezondheidszorg ( 16,8), samen met de sector economie ( 16,9), het hoogste bruto uurloon. Evenals in het HBO zijn het de afgestudeerden met een gevolgde opleiding op taal en cultuur gebied (WO: 13,85; HBO:
10,15) degenen die aan het kortste eind trekken wat betreft beloning. Overigens laat nader onderzoek zien dat het uurloon sterk samenhangt met de vraag of men op eigen niveau werkzaam is en of men in het eigen beroependomein werkzaam is. Zo verdienen bijvoorbeeld HBO- en WO-afgestudeerden die werkzaam zijn op eigen niveau ongeveer 10% meer dan hun studiegenoten die een baan op een lager niveau hebben aangenomen. Onder schoolverla- ters van het MBO-BOL loopt dit verschil zelfs op tot bijna 20% (MBO-BOL niveau 3). Ook schoolverlaters die binnen het eigen beroependomein werken verdienen duidelijk meer dan hun studiegenoten die buiten het eigen beroependomein werken.
16. Het gemiddelde bruto uursalaris van MBO-BBL niveau 1 schoolverlaters die op het moment van de enquête jonger dan 30 jaar zijn, ligt duidelijk lager, namelijk bij 6.85.
---




H O O F D S T U K

Figuur 5.23
Beloning op basis van het gemiddelde bruto uurloon van werkzame schoolverlaters VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0 5 10 15 20 Zie ook Tabel A9.6 in de statistische bijlage.
4




Intrede op de arbeidsmarkt

Figuur 5.24
Carrièreperspectieven in huidige functie: Percentage gediplomeerde schoolverlaters dat vindt goede tot heel goede carrièreperspectieven te hebben
VMBO Theoretische leerweg
VMBO landbouw
VMBO techniek
VMBO economie
VMBO gezondheidszorg
BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 landbouw
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Zie ook Tabel A9.8 in de statistische bijlage.

---




H O O F D S T U K

Een meer subjectief, maar niet onbelangrijk onderdeel, van een functie zijn de geboden toekomstperspectieven. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden met betrekking tot werkzaam- heden, salaris, promotie en persoonlijke ontplooiing? Alhoewel deze aspecten (nog) niet altijd meetbaar zijn, zal de kwaliteit van een functie toenemen naarmate de respondenten hier meer mogelijkheden zien. Tot slot van de discussie met betrekking tot het externe rendement van een opleiding geeft figuur 5.24 daarom het percentage werkende schoolverlaters weer dat van mening is dat hun huidige functie goede tot heel goede carrièreperspectieven biedt. Iets meer dan de helft van alle werkende schoolverlaters vindt dat zijn of haar functie veel tot zeer veel carrièremogelijkheden biedt. Met name de WO afgestudeerden (66%) zijn tevreden over dit aspect van hun werk. Ondanks dat ze geen startkwalificatie hebben zien de VMBO schoolverlaters relatief gezien ook nog veel mogelijkheden in hun werk (59%). Dit geldt met name voor de VMBO sectoren landbouw en techniek. Deze, volgens de schoolverlaters, goede carrièremogelijkheden gelden ook voor de diverse BOL niveaus voor zover het de techniek en economie opleidingen betreft. Juist in tegenstelling met het VMBO vinden de BOL respondenten met een landbouwopleiding juist niet zo vaak dat er goede kansen liggen in hun huidige werk.
Ook in het duale onderwijs hebben de technici en de economie schoolverlaters volgens respon- denten de meeste carrièremogelijkheden. In het algemeen zijn de BBL-ers echter iets minder tevreden over hun carrièrekansen dan de BOL uitstroom. De afgestudeerden van het HBO zijn met 54% minder vaak te spreken over hun carrièremogelijkheden dan hun WO collega's. De doorgroeimogelijkheden van de HBO leraren blijft een probleem. Ook in dit onderzoek ziet nog geen kwart van hen goede carrièremogelijkheden in de huidige functie. Deze huidige functie bestaat voor het overgrote deel uit (leraren-) functies in de onderwijssector. Van de werkende WO uitstroom zijn de economen het meest tevreden over hun mogelijkheden op het carrièrevlak, de taal en cultuurstudies doen het met 44% minder goed. Tevredenheid achteraf
Tot slot is aan de schoolverlaters van het MBO en het hoger onderwijs die de arbeidsmarkt betreden de vraag voorgelegd of zij achteraf gezien opnieuw dezelfde opleiding zouden kiezen. Van alle respondenten zou 78% de opleiding opnieuw zijn gaan volgen. Dit betekent dat bijna één op de vier gediplomeerden achteraf liever een andere opleiding was gaan volgen. De minste spijt is er bij de WO afgestudeerden, 83% zou dezelfde studiekeuze maken. De HBO afgestudeerden zijn met 81% vrijwel dezelfde mening toegedaan. Zowel in het HBO als het WO zijn de gezondheidszorg gediplomeerden het meest tevreden met hun destijds gemaakte studiekeuze.
Binnen de BOL is de tevredenheid over de gevolgde opleiding op de niveau 3 en 4 oplei- dingen het grootst. 79% van de schoolverlaters met een niveau 4 opleiding zou de opleiding weer zijn gaan volgen, op niveau 3 is dit 76%. De korte BOL opleidingen scoren iets minder goed met 66% (niveau 1) en 63% (niveau 2). De respondenten met een economische oplei- dingsachtergrond zijn op beide niveaus het minst tevreden. In het BBL onderwijs zouden vier van de tien niveau 1 gediplomeerden liever een ander studie hebben gevolgd. Op de andere BBL niveaus is men meer tevreden, de BBL niveau 3 opleidingen zouden in 82% van de gevallen weer opnieuw worden gekozen. Op vrijwel alle niveaus hebben de schoolverlaters van de onderwijssector economie de meeste spijt over hun gemaakte studiekeuze. 0




Intrede op de arbeidsmarkt

Figuur 5.25
Percentage werkzame schoolverlaters dat achteraf bezien dezelfde opleiding zou volgen BOL 1
BOL 2 landbouw
BOL 2 techniek
BOL 2 economie
BOL 2 gezondheidszorg
BOL 3 landbouw
BOL 3 techniek
BOL 3 economie
BOL 3 gezondheidszorg
BOL 3 gedrag en maatschappij
BOL 4 landbouw
BOL 4 techniek
BOL 4 economie
BOL 4 gezondheidszorg
BOL 4 gedrag en maatschappij
BBL 1
BBL 2 landbouw
BBL 2 techniek
BBL 2 economie
BBL 2 gezondheidszorg
BBL 3 landbouw
BBL 3 techniek
BBL 3 economie
BBL 3 gezondheidszorg
BBL 3 gedrag en maatschappij
BBL 4 landbouw
BBL 4 techniek
BBL 4 economie
BBL 4 gezondheidszorg
BBL 4 gedrag en maatschappij
HBO landbouw
HBO techniek
HBO economie
HBO gezondheidszorg
HBO gedrag en maatschappij
HBO onderwijs
HBO taal en cultuur
WO landbouw
WO techniek
WO economie
WO gezondheidszorg
WO gedrag en maatschappij
WO taal en cultuur
WO recht en openbare orde
WO natuurwetenschappen
0% 20% 40% 60% 80% 100% Zie ook Tabel A10.1 in de statistische bijlage.








6
Samenvattende totaalscores

Op basis van een selectie van eerder in dit rapport beschreven indicatoren is voor alle vier hoofdaspecten, Kwalificatie, Selectie, Allocatie en Externe rendement, een totaalscore berekend. In tabel 6.1 staan deze totaalscores17 voor de individuele onderwijssectoren weergegeven. Aan de hand van deze totaalscores wordt in dit hoofdstuk een samenvattend beeld van het gehele onderwijsveld gegeven.
De kwalificatiefunctie
De kwalificatiefunctie van het onderwijs draait om de vraag of het onderwijs de schoolverla- ters afdoende heeft uitgerust met de competenties welke relevant zijn voor de doorstroming naar een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt. De totaalscore voor dit onderdeel is gebaseerd op de vragen (1) of de opleiding een goede basis biedt om te starten op de arbeidsmarkt en (2) of de opleiding een goede basis biedt om kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen. Voor elk van deze vragen is een score tussen de 1 en 10 vastgesteld. Het gemiddelde van deze twee scores wordt in tabel 6.1 vermeld als eindbeoordeling "kwalificatie". De scores van het onderdeel "kwalificatie" liggen over alle onderwijssoorten niet ver uit elkaar, ze variëren van een 6,5 voor het VMBO tot een 7,2 voor de BBL en het WO. De VMBO theoretische leerweg scoort met een 6,1 het laagste cijfer terwijl de technieksector van de BBL niveau 4 het uitzonderlijk goed doet met een 7,9. De andere leerwegen van het VMBO hebben ook geen bijzonder goede totaalscore voor dit onderdeel. Binnen de BOL heeft de niveau 3 sector landbouw de laagste score voor het kwalificatieaspect namelijk een 6,4. Dit is voor genoemde sector toch een verbetering ten opzichte van het vorig meetjaar. De beste score (7,3) van alle BOL sectoren is ook een niveau 3 sector en wel de gezondheids- zorgopleidingen. De duale opleidingen in het MBO doen het in het algemeen beter dan de BOL varianten. Het gemiddelde cijfer in de BBL is zoals gezegd een 7,2 tegenover een 6,9 voor het BOL als geheel. Het overgrote deel van de BBL sectoren heeft zelfs als eindoordeel een 7 of meer.
Ook in het HBO zijn de resultaten met betrekking tot het kwalificatieaspect goed te noemen. Zo hebben maar twee van de zeven sectoren een score onder de 7, landbouw een 6,9 en taal en cultuur een 6,8. Daarnaast is dit voor alle HBO sectoren behalve de landbouwsector een score die beter is dan het afgelopen meetjaar. Het WO scoort met een gemiddelde van 7,2 het beste van alle onderwijssoorten op het kwalificatie onderdeel. Tussen de onderliggende WO sectoren zijn er wel nog behoorlijk wat verschillen. Zo scoort de sector taal en cultuur slechts
17. Bijlage 2 geeft uitleg over de precieze berekening van de individuele totaalscores.




H O O F D S T U K

een 6,2, terwijl de technici en de respondenten van gezondheidszorgopleidingen een goede beoordeling op dit onderdeel geven (7,7). Evenals voor het HBO geldt voor het WO dat de cijfers gemiddeld iets beter zijn dan die van het afgelopen meetjaar. De selectiefunctie
Zoals al uit hoofdstuk 3 bleek betreft de selectiefunctie het beoordelen van studenten op de aanwezige competenties en het op grond hiervan certificeren naar eindniveau. De totaalscore voor de selectiefunctie is gebaseerd op de individuele indicatoren (1) Strenge beoordeling van studenten, (2) Opleiding heeft uitdagend niveau, (3) Examens/opdrachten in het algemeen pittig en (4) Voldoende toetsen op inzicht. Voor elk van deze indicatoren is een score tussen de 1 en 10 vastgesteld en het gemiddelde van deze scores wordt in tabel 6.1 vermeld als eind- beoordeling "selectie".
Evenals verleden jaar zijn de scores met betrekking tot de selectiefunctie in het algemeen laag te noemen. De HBO afgestudeerden zijn het minst tevreden en scoren gemiddeld een 5,4. Het meest tevreden, maar slechts met een licht hogere score, zijn de gediplomeerden van het WO, zij waarderen hun opleiding gemiddeld met een 6,1. Binnen het VMBO zijn ook bij de selectiefunctie de schoolverlaters van de theoretische leerweg met een cijfer van 5,6 het minst positief in hun beoordeling. De VMBO sector economie doet het met een 6 nog relatief goed ten opzichte van de andere VMBO sectoren. De BOL niveau 4 sector gedrag en maatschappij scoort het laagst (5,2) van alle BOL sectoren.

De BOL niveau 1 opleidingen halen binnen hun onderwijssoort de hoogste score namelijk een 6,2. Zowel binnen de BOL als de BBL halen de niveau 1 en 2 opleidingen gemiddeld een iets beter resultaat dan de niveau 3 en 4 opleidingen. Daarnaast is de gemiddelde score (5,9) van de BBL op dit onderdeel iets beter dan het gemiddelde van 5,7 van de BOL. De verschillen tussen de onderliggende BBL sectoren zijn iets kleiner dan tussen de BOL sectoren onderling. Maar ook in de BOL zijn er geen echte uitschieters in positieve of negatieve zin. Binnen het HBO is er geen enkele sector die een hogere score behaalt dan een 5,7 (gezond- heidszorg). De HBO onderwijssector heeft zelfs het laagste cijfer (5,1) van het gehele onder- wijsveld. De cijfers lijken te suggereren dat men in het HBO de meeste moeite heeft met het goed beoordelen en selecteren van studenten op basis van hun competenties. De beoordeling van de WO sectoren is nog relatief het beste. Met name de sector taal en cultuur en de sector natuurwetenschappen krijgen op dit onderdeel een hoge waardering (beide een 6,4). De allocatiefunctie
De allocatiefunctie van het onderwijs betreft de vraag of het onderwijs de schoolverlaters op een adequate wijze naar een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt leidt. De totaalscore (1 tot 10) voor de allocatiefunctie vervolgonderwijs is gebaseerd op (1) het percentage dat een vervolgopleiding in een verwante richting koos en (2) de tevredenheid met de aansluiting tussen gevolgde opleiding en vervolgopleiding. Het cijfer voor de allocatiefunctie arbeids- markt is gebaseerd op (1) de vraag of het functieniveau bij de opleiding past, (2) of de aanslui- ting tussen gevolgde opleiding en werk voldoende of goed is, (3) de benutting van de capa- citeiten in de huidige functie en (4) de tevredenheid met de huidige functie. Tabel 6.1 toont 4




Samenvattende totaalscores

wat de resultaten zijn voor zowel de doorstroom naar de arbeidsmarkt als de doorstroom naar het vervolgonderwijs.
Wanneer naar de gemiddeldes per onderwijssoort gekeken worden blijkt dat het WO het laagste cijfer heeft wat betreft de `allocatiefunctie arbeidsmarkt'. Binnen zowel de BOL als de BBL zijn het de sector gedrag en maatschappij (niveau 3 en 4) en de niveau 4 opleidingen van de sector gezondheidszorg die de beste waardering voor deze indicator krijgen. Met name in de BBL zijn de scores goed te noemen. Van het gehele MBO is de enige onvoldoende voor de BOL niveau 2 sector landbouw (score 5,5).
Binnen het HBO komen de gediplomeerde leraren uit op de hoogste waardering voor hun opleidingen namelijk een 7,9. De HBO landbouw sector en de sector gedrag en maatschappij doen het minder goed wat betreft de arbeidsmarktgerichte allocatiefunctie. Evenals in het MBO doet de sector gezondheidszorg het ook goed op WO niveau. Op dit niveau hebben deze opleidingen duidelijk de hoogste score namelijk een 7,8. Zeker in vergelijking met de taal en cultuur sector waar men niet verder komt dan een 5,5. Het lijkt er kortom op dat met name de meer beroepsgerichte opleidingen voor deze indicator de hoogste waarderingen krijgen.
Zoals uit tabel 6.1 blijkt zijn de scores voor de allocatiefunctie met betrekking tot de door- stroom naar het vervolgonderwijs slechts voor een aantal onderwijssoorten beschikbaar. Dit omdat de aantallen te laag zijn, oftewel de doorstroom naar het vervolgonderwijs te gering (BBL), of omdat deze indicator minder relevant is en de benodigde vragen niet aan de desbe- treffende gediplomeerden gesteld zijn (HBO en WO). Van de wel beschikbare cijfers liggen de gemiddeldes van de drie onderwijssoorten, AVO, VMBO en BOL, niet ver uit elkaar. De VMBO heeft het hoogste cijfer, een 7,6, de andere twee onderwijssoorten een 7,2. Binnen de VMBO doen met name de sectoren techniek en gezondheidszorg het goed, beide hebben een totaalscore van 8,0. De theoretische leerweg blijft met een 7,1 een beetje achter bij de andere VMBO sectoren. Binnen de BOL krijgt de niveau 2 sector economie de hoogste totaalscore als het gaat om de allocatiefunctie met betrekking tot het vervolgonderwijs. Met een 8,4 doet de sector het beduidend beter dan de overige BOL sectoren. Het laagste cijfer, zowel binnen de BOL als voor alle onderwijssectoren, is voor de techniek opleidingen op niveau 4. De opleidingen uit deze sector komen gemiddeld niet verder dan een 6,4.




H O O F D S T U K

Tabel 6.1
Totaalscores
Kwalificatie Selectie Allocatie: Allocatie: Externe rendement: arbeidsmarkt vervolgonderwijs arbeidsmarkt Totaalscore Totaalscore Totaalscore Totaalscore Totaalscore HAVO 6,0 7,2 VWO 6,1 7,2 VMBO Theoretische leerweg 6,1 5,6 7,1 7,1 5,4 VMBO landbouw 6,4 5,9 7,5 7,6 5,7 VMBO techniek 6,6 5,9 7,7 8,0 7,2 VMBO economie 6,5 6,0 7,2 7,4 5,2 VMBO gezondheidszorg 6,5 5,8 7,4 8,0 4,5 BOL niveau 1 6,8 6,2 6,6 4,4 BOL niveau 2 landbouw 6,7 5,5 5,5 4,8 BOL niveau 2 techniek 6,7 6,0 7,0 7,4 5,8 BOL niveau 2 economie 6,7 5,8 6,5 8,4 4,8 BOL niveau 2 gezondheidszorg 7,0 6,0 6,7 4,7 BOL niveau 3 landbouw 6,4 5,7 6,8 5,9 BOL niveau 3 techniek 6,9 5,6 7,3 7,5 BOL niveau 3 economie 6,7 5,7 7,0 7,1 6,0 BOL niveau 3 gezondheidszorg 7,3 6,0 7,4 7,5 6,4 BOL niveau 3 gedrag en maatschappij 7,0 5,7 7,8 7,5 6,6 BOL niveau 4 landbouw 6,8 5,4 7,1 4,9 BOL niveau 4 techniek 7,0 5,5 7,3 6,4 6,6 BOL niveau 4 economie 6,8 5,5 7,1 6,6 6,1 BOL niveau 4 gezondheidszorg 7,1 5,7 8,2 7,3 7,7 BOL niveau 4 gedrag en maatschappij 6,9 5,2 7,8 6,8 6,6 BBL 1 6,7 6,3 6,1 4,8 BBL 2 landbouw 6,9 5,9 6,6 6,2 BBL 2 techniek 7,3 6,1 6,9 6,2 BBL 2 economie 7,1 6,0 6,2 5,7 BBL 2 gezondheidszorg 7,1 6,0 7,4 7,0 BBL 3 landbouw 6,9 5,8 6,7 6,3 BBL 3 techniek 7,3 5,9 6,4 7,7 BBL 3 economie 7,1 5,7 6,9 6,1 BBL 3 gezondheidszorg 7,9 6,2 7,9 7,7 BBL 3 gedrag en maatschappij 7,3 6,2 8,0 7,0




Samenvattende totaalscores

Tabel 6.1
Totaalscores
Kwalificatie Selectie Allocatie: Allocatie: Externe rendement: arbeidsmarkt vervolgonderwijs arbeidsmarkt Totaalscore Totaalscore Totaalscore Totaalscore Totaalscore BBL 4 techniek 7,5 6,2 7,4 7,9 BBL 4 economie 7,0 5,6 6,6 6,4 BBL 4 gezondheidszorg 7,6 5,7 8,2 8,1 BBL 4 gedrag en maatschappij 7,2 5,8 8,1 7,8 HBO landbouw 6,9 5,6 6,7 6,5 HBO onderwijs 7,1 5,1 7,9 6,2 HBO techniek 7,2 5,5 7,5 8,3 HBO economie 7,1 5,4 7,1 7,4 HBO gezondheidszorg 7,1 5,7 7,5 7,4 HBO gedrag en maatschappij 7,0 5,3 6,8 6,7 HBO taal en cultuur 6,8 4,1 WO landbouw 7,3 6,0 6,9 6,6 WO techniek 7,7 6,2 7,1 8,1 WO economie 7,5 6,1 6,6 8,3 WO gezondheidszorg 7,7 5,7 7,8 8,0 WO gedrag en maatschappij 6,5 6,0 6,0 6,9 WO taal en cultuur 6,2 6,4 5,5 5,2 WO recht en openbare orde 7,2 6,2 7,2 7,6 WO natuurwetenschappen 7,5 6,4 6,9 7,3 indien geen cijfer vermeld: te weinig waarnemingen of niet gevraagd

Externe rendement
Tot slot staan in tabel 6.1 de totaalscores van het externe rendement met betrekking tot de arbeidsmarkt vermeld. De totaalscore is gebaseerd op drie onderdelen te weten: (1) de werk- loosheid, (2) het bruto uurloon en (3) de carrièreperspectieven in de huidige functie. Om de looncijfers onderling vergelijkbaar te houden is voor het brutoloon rekening gehouden met de leeftijd en het aantal jaren gevolgde scholing. Wanneer gekeken wordt naar het gemiddelde per onderwijssoort is er een duidelijk onder- scheid tussen enerzijds VMBO (5,6) en BOL (5,9) en de andere onderwijssoorten die een 6,7 of hoger scoren op dit onderdeel. In het VMBO worden er behalve in de sector techniek (7,2) alleen maar onvoldoendes gescoord op deze indicator. De sector gezondheidszorg heeft zelfs maar een 4,5. Ook bij de lage BOL niveaus (niveau 1 en 2) blijkt dat de studies eigenlijk niet geschikt zijn om een goede plek op de arbeidsmarkt te krijgen. Behalve op niveau 2 techniek




H O O F D S T U K

(5,8) scoren de BOL niveau 1 en 2 opleidingen allemaal een zware onvoldoende. De wat langere BOL opleidingen van niveau 3 en 4 hebben een aanzienlijk beter externe rendement op de arbeidsmarkt. De sector techniek niveau 3 heeft zelfs een totaalscore van 7,5 en de sector gezondheidszorg niveau 4 een 7,7.
De BBL sectoren doen het in het algemeen iets beter dan de BOL varianten. Toch hebben ook hier de BBL niveau 1 opleidingen een bijzonder lage gemiddelde totaalscore voor dit onderdeel (4,8). Alle BBL niveau 3 en 4 sectoren scoren een voldoende. De gemiddelde externe rendementscore van het HBO (6,7) ligt iets onder die van het WO (7,2). Tussen de onderliggende HBO sectoren zijn er grote verschillen. Zo heeft de sector techniek een hele hoge totaalscore van 8,3 en de taal en cultuur sector nog niet de helft hiervan namelijk een 4,1. In het WO is het eveneens de taal en cultuur sector die een lage totaalscore krijgt (5,2). Er zijn drie WO sectoren, techniek, economie en gezondheidszorg die een 8 of hoger scoren op dit onderdeel.




7
Regionale mobiliteit

Ter afsluiting van dit rapport staan we stil bij de regionale mobiliteit van de scholieren en gediplomeerde schoolverlaters van het MBO en de studenten en afgestudeerden van het HBO.18 We doen dit aan de hand van de provincie waar de scholier/schoolverlater woonde en waar de schoolverlater werkt. Meer in detail, kijken we naar: Provincie waar men woonde toen men 15 jaar (MBO) of 16 jaar (HBO) oud was (`thuis- provincie');
Provincie waar men woonde tijdens het laatste schooljaar (MBO) of studiejaar (HBO) (`studie-provincie');
Provincie waar men woont op moment van enquête (`woon-provincie'); Provincie waar men werkt op moment van enquête (`werk-provincie'). We beginnen bij de vraag of de `studie-provincie' gelijk is aan de `thuis-provincie' (initiële regionale mobiliteit). Tabel 7.2 laat zien dat slechts een klein percentage van de scholieren die een opleiding in het MBO kiezen, gedwongen of vrijwillig, van provincie verhuizen. Tussen de 6% (MBO-BOL niveau 1/2) en 11% (MBO-BBL niveau 3/4) van de respondenten woonde tijdens de MBO-opleiding in een andere provincie dan voordat ze met de MBO-opleiding zijn begonnen. Onder de studenten van het HBO is dit duidelijk hoger. In bijna een op de vier gevallen is de `studie-provincie' anders dan de `thuis-provincie'. Nader onderzoek laat zien dat de `honkvastheid' onder de scholieren die voor een HBO-opleiding kiezen, ook verschilt tussen de regio's in Nederland. Van de 16 jarigen in de regio noord19 en oost volgde 67%, respectievelijk 69% de HBO-opleiding in de `thuis-provincie'. In het zuiden en het westen van het land volgen scholieren iets vaker een HBO-opleiding in de `thuis-provincie'. In het westen is het 82% en in het zuiden 81%. Een vergelijkbaar beeld zien we bij de scho- lieren die voor het MBO kiezen. Ook hier kiezen scholieren in de regio zuid iets vaker dan gemiddeld voor een opleiding in de `thuis-provincie'. De verschillen tussen de regio's zijn wel aanzienlijk kleiner onder de respondenten die voor een MBO-opleiding hebben gekozen. Zijn er dan nog verschillen tussen scholieren die voor een bepaalde opleidingsrichting in
18. Voor de afgestudeerden van het WO zijn deze gegevens slechts gedeeltelijk beschikbaar. Zij worden daarom niet getoond. Verder worden buitenlandse studenten buiten de beschouwing gelaten. Hetzelfde geldt voor het klein percentage Nederlandse studenten die na het voltooien van de opleiding naar het buitenland verhuizen.
19. De regio noord omvat de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. De regio oost omvat de provincies Overijssel en Gelderland, de regio west omvat de provincies Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland, en de regio zuid omvat de provincies Noord-Brabant en Limburg.




H O O F D S T U K

het MBO of het HBO hebben gekozen? Nader onderzoek laat zien dat er geen verschillen tussen de initiële regionale mobiliteit zijn als we de gekozen opleidingsrichting in het MBO (landbouw, techniek, economie, gezondheidszorg of gedrag en maatschappij) analyseren. In het HBO springt één sector eruit. 40% van de scholieren die voor een opleiding in de sector HBO landbouw kiest, verhuist ook daadwerkelijk naar de provincie waar deze opleiding aangeboden wordt. Deze regionale mobiliteit is daarbij niet echt verrassend. Immers, oplei- dingen in de sector landbouw worden slechts op een select aantal hogescholen aangeboden. Eenzelfde situatie zal zich waarschijnlijk voordoen bij scholieren die voor een opleiding in de kunstensector van het HBO kiezen. Door de afwijkende vragenlijst voor deze sector zijn hier echter geen gegevens beschikbaar.
Tabel 7.2
Woonplaats tijdens opleiding versus woonplaats toen men 15/16 jaar oud was Zelfde provincie Andere provincie % % BOL 1/2 94 6 BOL 3/4 93 7 BBL 1/2 91 9 BBL 3/4 89 11 HBO 77 23 Bron: SS 00
Nadat we vastgesteld hebben dat de `initiële' regionale mobiliteit, de mobiliteit tussen de `thuis-provincie' en de `studie-provincie', relatief laag is, stelt zich de vraag of de regionale mobiliteit toeneemt na het behalen van het MBO- of het HBO-diploma. We concentreren ons daarbij op de respondenten die zich na het behalen van het diploma op de arbeidsmarkt aanbieden, en laten de gediplomeerde schoolverlaters die doorstromen naar een vervolgoplei- ding achterwege. Tabel 7.3 laat per opleidingsniveau het percentage zien dat: De opleiding in dezelfde provincie volgde als waar men woonde toen men 15/16 jaar oud was en na het behalen van het diploma in dezelfde provincie blijft wonen: A -> A
-> A.
De opleiding in dezelfde provincie volgde als waar men woonde toen men 15/16 jaar oud was en na het behalen van het diploma van provincie verhuisde: A -> A -> B. De opleiding in een andere provincie volgde als waar men woonde toen men 15/16 jaar oud was maar na het behalen van het diploma terugkeerde naar de oude provincie: A -> B -> A.
De opleiding in een andere provincie volgde als waar men woonde toen men 15/16 jaar oud was en na het behalen van het diploma in de provincie van de studie bleef wonen: A -> B -> B.
De opleiding in een andere provincie volgde als waar men woonde toen men 15/16 jaar oud was en na het behalen van het diploma wederom van provincie wisselde: A -> B
-> C.
0




Regionale mobiliteit

Tabel 7.3
A -> A -> A A -> A -> B A -> B -> A A -> B -> B A -> B-> C BOL 1/2 92 2 2 3 1 BOL 3/4 87 6 2 4 1 BBL 1/2 89 2 1 8 0 BBL 3/4 85 4 1 9 1 HBO 71 6 7 11 5 Bron: SS 00
92% van de gediplomeerde MBO-BOL niveau 1/2 schoolverlaters is nooit van provincie veranderd. Zij volgden de MBO-opleiding in de thuis-provincie' en wonen op het moment van de enquête nog steeds in de `thuis-provincie'. Onder de gediplomeerden van het MBO- BOL niveau 3/4 is men iets minder (87%) loyaal aan de `thuis-provincie'. Vergelijkbare cijfers vinden we voor de gediplomeerde schoolverlaters van het MBO-BBL. Voor de gediplomeerde schoolverlaters van de korte MBO-BBL opleidingen geldt dat voor 89% de `woon-provincie' gelijk is aan de `studie-provincie' en gelijk is aan de `thuis-provincie' Onder de gediplo- meerde schoolverlaters van het MBO-BBL niveau 3/4 geldt dit voor 85%. De consequentie van deze `honkvastheid' onder de MBO schoolverlaters is dat slechts een klein percentage na het afronden van de opleiding de `thuis-provincie' verlaat. 2% van de MBO-BOL en de MBO-BBL schoolverlaters van niveau 1/2 die de opleiding in de `thuis-provincie' volgde, verhuist daarna. Onder de schoolverlaters van het MBO-BBL niveau 3/4 is het 4% en onder de schoolverlaters van het MBO-BOL niveau 3/4 toch nog 6%. Schoolverlaters van de langere MBO-opleidingen kennen hiermee een aanzienlijke ­maar nog steeds op een laag niveau­ regionale mobiliteit na het behalen van het diploma. Gedeeltelijk wordt deze `braindrain' opgevangen door schoolverlaters die na het behalen van het diploma terugkeren naar de `thuis-provincie' (A -> B -> A). Zo keert 33% van de jongeren die een MBO-BOL niveau 1/2 opleiding in een andere provincie gevolgd heeft terug naar de `thuis-provincie'. Onder de jongeren van het MBO-BOL niveau 3/4 is dit net iets minder dan 30%. Onder de MBO-BBL schoolverlaters komt terugkeren naar de `thuis-provincie' duidelijk minder voor. Zo blijft van alle MBO-BBL niveau 1/2 schoolverlaters 8% in de `studie-provincie' wonen. Onder de schoolverlaters van het MBO-BBL niveau 3/4 is dit 9%. Met andere woorden, zo'n 90% van de MBO-BBL schoolverlaters die de opleiding niet in de `thuis-provincie' volgen, keren niet terug naar de `thuis-provincie'. Tot slot laat tabel 7.3 zien dat slechts een minimaal deel van de MBO-schoolverlaters `echte globetrotters' zijn. Voor 1% van de MBO-BOL en de MBO- BBL niveau 3/4 schoolverlaters geldt dat ze ondertussen in een derde provincie wonen (A -> B - > C). Zijn er wat deze regionale mobiliteit betreft dan nog verschillen tussen de gekozen opleidingsrichting in het MBO of tussen de regio waarin de `thuis-provincie' ligt. Nader onderzoek laat zien dat dit niet het geval is.
Hoewel we in tabel 7.2 hebben gezien dat de `initiële' regionale mobiliteit onder de scholieren die voor een HBO-opleiding kiezen duidelijk hoger is dan onder de scholieren die voor een MBO-opleiding kiezen, vinden we voor de HBO-afgestudeerden in tabel 7.3 een vergelijk- baar patroon als voor de MBO-schoolverlaters. Zo blijft een duidelijke meerderheid (71%)




H O O F D S T U K

van de studenten/afgestudeerden zowel tijdens als na de studie in de `thuis-provincie' wonen. 6% volgt de studie wel in de `thuis-provincie' maar verhuist daarna. In tabel 7.2 hebben we al gezien dat zo'n 23% van de scholieren voor een HBO-studie in een andere dan de `thuis- provincie' kiest. Tabel 7.3 laat nu zien hoe het met hun regionale mobiliteit na het behalen van het diploma staat. De 23% splitst zich op in 7% die na het behalen van het diploma terug- keren in de `thuis-provincie', 11% die in de `studie-provincie' blijven wonen en 5% die naar een `derde' provincie verhuizen. Met andere woorden, zoals onder de schoolverlaters van het MBO zien we dat een groot deel van deze groep afgestudeerden in de `studie-provincie' blijft wonen. Eerder hebben we aangegeven dat de "honkvastheid" van de jongeren die voor een HBO-opleiding kiezen in het zuiden en het westen van het land hoger is. Nader onderzoek van de gegevens uit tabel 7.3 bevestigt dit resultaat nog een keer. Blijft in de regio's noord en oost `slechts' 57%, respectievelijk 61% tijdens en na de HBO-studie in de `thuis-provincie' wonen, is dit in het zuiden 75% en in het westen zelfs 77%. Inclusief de jongeren die na het behalen van het HBO diploma weer terugkeren naar de `thuis-provincie' woont daarmee 64% van de jongeren uit de regio noord en 69% van de jongeren uit de regio oost op moment van enquête in dezelfde provincie als met 16 jaar. In de regio zuid is het 81% en in de regio west zelfs 83%.
Ten slotte kijken we nog naar eventuele (dagelijkse) mobiliteit tussen de `woon-provincie' en de `werk-provincie'. We doen dit apart voor drie groepen schoolverlaters: (1) de schoolverla- ters die (weer) in de `thuis-provincie' wonen, (2) de schoolverlaters die in de `studie-provincie bleven wonen en (3) de schoolverlaters die in een derde provincie gingen wonen (zie Tabel 7.4).
Tabel 7.4
% dat in dezelfde provincie werkt als ze wonen
`thuis-provincie' `studie-provincie' `derde provincie' BOL 1/2 49 71 64 BOL 3/4 68 83 58 BBL 1/2 54 82 63 BBL 3/4 72 87 56 HBO 68 77 57 Bron: SS 00
Zowel MBO schoolverlaters als HBO afgestudeerden die in de `studie-provincie' blijven wonen, werken gemiddeld het vaakst ook in deze provincie. Tussen de 71% (MBO-BOL niveau 1/2) en 87% (MBO-BBL niveau 3/4) werkt en woont in de `studie-provincie'. Deels is dit zeker te verklaren doordat deze groep schoolverlaters wellicht door het snel vinden van werk in de `studie-provincie' geen reden had om verder te verhuizen waardoor er sprake kan zijn van een relatief hoge selectiviteit. Interessant is dat dit ogenschijnlijk niet in geldt voor de schoolverlaters die na het behalen van het diploma in een `derde' provincie gaan wonen. Van hen werkt tussen de 57% (HBO) en 64% (MBO-BOL niveau 1/2) ook daadwerkelijk in deze provincie. Ten slotte zien we dat van de schoolverlaters die (weer) in de `thuis-provincie' wonen tussen de 49% (MBO-BOL niveau 1/2) en 72% (MBO-BBL niveau 3/4) ook in de `thuis-provincie' werkt. Overigens zijn er uiteraard ook veel schoolverlaters die vlakbij de




Regionale mobiliteit

provinciegrenzen wonen, waardoor het buiten de `thuis-provincie' werken veel waarschijn- lijker wordt.
Samenvattend kan vastgesteld worden dat zowel het MBO als ook het HBO een belangrijke leverancier van nieuwe arbeidskrachten voor met name de regionale arbeidsmarkt is. De grote meerderheid van de jongeren die een MBO of een HBO opleiding gaan volgen doen dit in de eigen provincie en blijven daarna ook in deze provincie wonen en werken. Slechts een klein percentage verhuist voor de opleiding. Wel blijft van hen een meerderheid daarna ook in de `studie-provincie' wonen en werken.








Bijlage 1: Enkele centrale begrippen

Aansluitende functie naar niveau
Een functie wordt als aansluitend naar niveau getypeerd indien het vereiste functieniveau ten minste gelijk is aan het genoten opleidingsniveau. Het functieniveau wordt bepaald aan de hand van de door de schoolverlaters beantwoorde vraag welk opleidingsniveau volgens de werkgever minimaal werd vereist.
Aansluitende functie naar richting
Een functie wordt als aansluitend naar richting getypeerd als de vereiste opleidingsrichting gelijk of verwant is aan de genoten opleidingsrichting. De vereiste opleidingsrichting wordt bepaald aan de hand van de door de schoolverlaters beantwoorde vraag welke opleidingsrich- ting volgens de werkgever werd vereist.
Allocatiefunctie: Totaalscore arbeidsmarkt
De totaalscore voor de allocatiefunctie arbeidsmarkt is gebaseerd op (1) de vraag of het functieniveau bij de opleiding past, (2) of de aansluiting tussen gevolgde opleiding en werk voldoende of goed is, (3) de benutting van de capaciteiten in de huidige functie en (4) de tevredenheid met de huidige functie.
Allocatiefunctie: Totaalscore vervolgopleiding
De totaalscore voor de allocatiefunctie vervolgonderwijs is gebaseerd op (1) het percentage dat een vervolgopleiding in een verwante richting koos en (2) de tevredenheid met de aansluiting tussen gevolgde opleiding en vervolgopleiding.
Beroepsbevolking
Tot de beroepsbevolking behoren:
degenen die ten minste 12 uur per week werken of werk hebben aanvaard waardoor zij ten minste 12 uur per week gaan werken;
degenen zonder werk (of met werk van minder dan 12 uur per week) die op zoek zijn naar werk.
In deze rapportage is tevens als voorwaarde gesteld dat de maatschappelijke positie niet scho- lier of student is.




Bijlage 1: Enkele centrale begrippen

. o uurloon
Brut

Het bruto uurloon heeft betrekking op de hoofdfunctie, en is inclusief toeslagen maar exclu-

sief inkomen uit overwerk. Het bruto uurloon is gelijk aan het bruto maandloon, gedeeld door het aantal arbeidsuren per week in de hoofdfunctie, vermenigvuldigd met de factor 12/52.
Externe rendement: Totaalscore arbeidsmarkt
De totaalscore voor het externe rendement arbeidsmarkt is gebaseerd op de individuele indicatoren (1) werkloosheid, (2) bruto uurloon en (3) carrièreperspectieven in de huidige functie.
Flexibele arbeidsrelatie
Een flexibele arbeidsrelatie betreft een aanstelling als uitzendkracht, oproepkracht e.d. of een aanstelling in tijdelijke dienst.
Kwalificatiefunctie: Totaalscore
Het rapportcijfer voor de kwalificatiefunctie is gebaseerd op de individuele indicatoren (1) biedt de opleiding een goede basis om te starten op de arbeidsmarkt en (2) biedt de opleiding een goede basis om kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen. Opleidingssector
Binnen de onderwijssoorten is een onderverdeling gemaakt naar verschillende sectoren, bijvoorbeeld techniek, economie e.d.
Onderwijssoort
In het rapport worden de gediplomeerde schoolverlaters van de volgende onderwijssoorten onderscheiden:
AVO : algemeen voortgezet onderwijs, HAVO en VWO. VMBO : voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. BOL : beroepsopleidende leerweg van het secundair beroepsonderwijs. Daarbinnen wordt een onderscheid gemaakt tussen niveau 1 (assistent beroepsbeoefenaar (AB)) niveau 2 (beginnend beroepsbeoefenaar (BB)) niveau 3 (zelfstandig beroepsbeoefenaar (ZB)) en niveau 4 ((midden-)kaderfunctionaris (M)KF) of specialist). HBO : hoger beroepsonderwijs.
WO : wetenschappelijk onderwijs.




Bijlage 1: Enkele centrale begrippen

Selectiefunctie: Totaalscore
De totaalscore voor de selectiefunctie is gebaseerd op de individuele indicatoren (1) Strenge beoordeling van studenten, (2) Opleiding heeft uitdagend niveau, (3) Examens/opdrachten in het algemeen pittig en (4) Voldoende toetsen op inzicht. Werkloosheid
In deze rapportage wordt uitgegaan van de definitie van werkloze beroepsbevolking: school- verlaters zonder werk (of met werk van minder dan 12 uur per week) die op zoek zijn naar betaald werk. Daarbij is tevens als voorwaarde gesteld dat de maatschappelijke positie niet scholier of student is.








Bijlage 2: Kwaliteitsaspecten

A) Berekening scores en totaalscores
Bij de berekening van de totaalscores hebben we de volgende uitgangspunten gehanteerd: Voor elk aspect ­ kwalificatie, selectie, allocatie en externe rendement ­ zijn meerdere indicatoren bepaald die gezamenlijk het begrip zo goed mogelijk afdekken. Voor indicatoren, gemeten op een 5-puntschaal, is de gemiddelde score met 2 vermenig- vuldig. Voor indicatoren, gemeten op een 4-puntschaal, is de gemiddelde score met 2,5 vermenigvuldigd.
Voor de aansluiting opleiding-werk naar niveau, de aansluiting opleiding-vervolgoplei- ding naar richting en het bruto uurloon is een minimumwaarde bepaald. Waarden lager dan dit minimum geven aan dat de opleiding op dit aspect duidelijk onvoldoende scoort. Vervolgens is het percentage gediplomeerde schoolverlaters berekend dat op of boven het minimum zit. Dit percentage is vervolgens omgezet in een score. Hierbij hebben we als norm gehanteerd dat minimaal 75% op of boven het minimum moet zitten om een 6 te kunnen krijgen. De formule om het percentage om te zetten in een score is: Score = 10 ­ ((100 ­ Percentage) * 4/25).
De omzetting van het werkloosheidspercentage in een score is als volgt gebeurd: Score voor werkloosheid = 10 - Percentage * 4/7,5. Hierdoor scoort bijvoorbeeld 2% werkloos- heid een 8,9; 5% werkloosheid een 7,3 en 10% werkloosheid een 4,7. Om te voorkomen dat cijfers beneden de 6 zwaarder kunnen meewegen dan cijfers boven de 6, zijn alle cijfers lager dan 2 afgerond op 2,0. De uiteindelijke Totaalscore bedraagt het gemiddelde van de scores op de onderliggende indicatoren.

B) Onderliggende Indicatoren
Kwalificatie:

1) Starten op arbeidsmarkt:
In welke mate biedt uw opleiding een goede basis om te starten op de arbeidsmarkt? (1 `helemaal niet' t/m 5 `in sterke mate').
2) Verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden: In welke mate biedt uw opleiding een goede basis voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden?
(1 `helemaal niet' t/m 5 `in sterke mate').




Bijlage 2: Kwaliteitsaspecten

Selectie:

1) Beoordeling leerlingen voldoende: streng:
Stelling: De docenten waren streng in de beoordeling van leerlingen (1 `helemaal mee oneens' t/m 5 `helemaal mee eens').
2) Opleiding heeft uitdagend niveau:
Stelling: De opleiding was uitdagend qua niveau (1 `helemaal mee oneens' t/m 5 `helemaal mee eens').
3) Examens/opdrachten voldoende pittig:
Stelling: De examens/opdrachten waren over het algemeen zeer pittig (1 `helemaal mee oneens' t/m 5 `helemaal mee eens').
4) Voldoende toetsen op inzicht:
Stelling: In de opleiding werd voldoende getoetst op inzicht (1 `helemaal mee oneens' t/m 5 `helemaal mee eens'). Allocatie arbeidsmarkt:

1) Functieniveau past bij opleiding:
Wat is het opleidingsniveau dat vereist is door de werkgever?
2) Voldoende aansluiting opleiding-werk:
Hoe is de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en de huidige functie? (1 `slecht' t/m 4 `goed').

3) Voldoende benutting van kennis en vaardigheden: In welke mate worden in uw huidige functie uw kennis en vaardigheden benut? (1 `helemaal niet' t/m `5 `in sterke mate').
4) Tevreden met huidige functie:
Hoe tevreden bent u met uw huidige functie? (1 `zeer ontevreden' t/m 5 `zeer tevreden'). 0




Bijlage 2: Kwaliteitsaspecten

Allocatie vervolgonderwijs:

1) Sector vervolgopleiding past bij opleidingssector: Wat is de naam van deze (vervolg) opleiding?
2) Voldoende aansluiting met vervolgonderwijs: Hoe is de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en deze vervolgopleiding (1 `slecht' t/m 4 `goed').
Externe rendement arbeidsmarkt:

1) Werkloosheid;
De werkloosheid is gemeten als het percentage oud-cursisten (behorend tot de beroepsbe- volking) dat zoekt naar betaald werk en op dit moment minder dan 12 uur per week werkzaam is.

2) Bruto uurloon;
Het bruto uurloon is gelijk aan het bruto maandloon gedeeld door het aantal arbeidsuren per week, vermenigvuldigd met de factor 12/52.
3) Voldoende carrièreperspectieven in huidige functie;

Biedt uw functie goede carrièremogelijkheden? (1 `nauwelijks' t/m 5 `heel veel').








Bijlage 3: Kernindicatoren 1996-2007

Kernindicatoren 1996-2007

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Verder leren
AVO % 94 97 96 95 96 95 86 90 91 87 88 88 VMBO % 89 92 94 92 94 91 86 87 88 85 87 89 BOL 1 % 48 * * 44 51 51 36 53 38 34 45 23 BOL 2 % 48 42 50 51 46 52 45 52 49 36 63 32 BOL 3 % 33 33 24 39 42 32 30 33 33 26 40 27 BOL 4 % 43 45 46 49 50 49 51 52 56 55 56 55 BBL 1 % - - - - - - - - - - - 10 BBL 2 % - - - - - - - - - - - 19 BBL 3 % - - - - - - - - - - - 13 BBL 4 % - - - - - - - - - - - 15 HBO % 24 20 21 23 27 26 27 33 32 32 32 35 WO % 19 22 25 29 26 27 27 29 31 30 30 32 Werkloosheid
AVO % 17 6 4 1 * 0 7 16 17 19 10 19 VMBO % 19 7 6 5 4 8 4 9 6 12 6 6 BOL 1 % 12 * * 4 8 11 23 20 31 30 22 10 BOL 2 % 12 7 5 2 5 7 5 15 23 17 11 8 BOL 3 % 6 3 2 2 3 1 4 5 13 9 7 4 BOL 4 % 7 4 3 2 3 2 4 4 10 7 6 3 BBL 1 % - - - - - - - - - - - 5 BBL 2 % - - - - - - - - - - - 3 BBL 3 % - - - - - - - - - - - 0 BBL 4 % - - - - - - - - - - - 2 HBO % 7 5 4 3 4 3 4 6 6 5 5 3 WO % 5 3 3 3 3 3 3 5 5 4 4 3 Flexibele aanstelling
AVO % 37 33 32 28 * 25 47 40 37 53 63 65 VMBO % 24 26 22 18 11 19 27 32 44 54 48 56 BOL 1 % 41 * * 21 17 23 46 25 48 47 74 72 BOL 2 % 34 32 26 22 22 21 26 35 47 46 51 46 BOL 3 % 28 24 20 20 16 12 20 28 38 43 49 44 BOL 4 % 26 24 19 18 16 14 22 31 40 43 42 40




Bijlage 3: Kernindicatoren 1996-2006

Kernindicatoren 1996-2007

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Flexibele aanstelling (vervolg)
BBL 1 % - - - - - - - - - - - 16 BBL 2 % - - - - - - - - - - - 27 BBL 3 % - - - - - - - - - - - 18 BBL 4 % - - - - - - - - - - - 14 HBO % 23 21 16 13 12 12 13 37 41 44 44 39 WO % 12 9 14 10 9 9 11 50 52 52 51 46 Bruto uurloon
AVO 4.51 4.84 5.81 6.07 * 6.86 6.48 6.15 6.33 6.02 6.09 6.40 VMBO 3.71 3.98 3.91 4.37 4.20 4.44 4.66 4.68 4.54 4.76 4.91 4.85 BOL 1 4.69 * * 5.54 5.86 6.51 7.06 5.64 6.41 6.69 5.55 7.85 BOL 2 5.19 5.11 5.87 6.10 6.15 7.20 6.74 6.54 6.88 6.94 6.86 7.60 BOL 3 5.74 5.88 6.59 6.87 7.39 7.81 7.87 8.24 7.97 7.99 8.64 9.45 BOL 4 6.37 6.60 7.42 7.90 8.15 8.91 8.44 8.52 8.68 8.75 9.45 10.10 BBL 1 - - - - - - - - - - - 9.00 BBL 2 - - - - - - - - - - - 9.80 BBL 3 - - - - - - - - - - - 11.40 BBL 4 - - - - - - - - - - - 12.65 HBO 8.78 9.30 10.19 10.89 11.37 11.59 11.90 12.05 11.70 11.74 12.68 13.10 WO 10.39 10.99 11.88 12.00 13.24 13.29 13.83 14.06 14.14 14.39 14.76 15.60 Minimaal eigen
AVO % 52 54 64 60 * 94 57 54 58 49 66 - VMBO % 77 79 79 74 71 79 84 87 87 87 87 60 BOL 1 % 32 * * 23 25 30 32 52 44 29 68 60 BOL 2 % 55 51 53 61 56 49 64 68 63 61 63 64 BOL 3 % 64 59 69 62 73 64 65 75 65 64 77 79 BOL 4 % 70 73 75 76 80 73 71 70 76 79 83 84 BBL 1 % - - - - - - - - - - - 46 BBL 2 % - - - - - - - - - - - 64 BBL 3 % - - - - - - - - - - - 68 BBL 4 % - - - - - - - - - - - 87 HBO % 77 80 80 81 80 79 77 76 75 77 82 85 WO % 56 58 62 63 66 66 66 64 63 61 65 64 Eigen/verwante richting
AVO % - - - - - - - - - - - - VMBO % - - - - - 53 62 62 64 58 62 48 BOL 1 % - - - - - 37 46 38 56 49 51 37 BOL 2 % - - - - - 57 62 58 64 53 57 50 BOL 3 % - - - - - 76 71 78 70 67 74 73
4




Bijlage 3: Kernindicatoren 1996-2006

Kernindicatoren 1996-2007

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Eigen/verwante richting (vervolg)
BOL 4 % - - - - - 70 73 70 69 72 77 76 BBL 1 % - - - - - - - - - - - 52 BBL 2 % - - - - - - - - - - - 65 BBL 3 % - - - - - - - - - - - 79 BBL 4 % - - - - - - - - - - - 84 HBO % - - - - - 76 78 79 78 76 80 82 WO % - - 72 71 71 71 73 71 72 70 74 74 Zelfde opleiding opnieuw kiezen
AVO % 75 80 79 82 83 81 - - - - - 96 VMBO % - - - 79 79 80 76 86 84 85 88 84 BOL 1 % 52 * * 65 55 69 68 55 60 63 66 61 BOL 2 % 59 59 62 66 72 63 64 73 62 60 67 64 BOL 3 % 69 60 66 72 74 77 72 79 76 71 74 75 BOL 4 % 75 74 75 80 81 79 78 82 77 78 77 80
BBL 1 % - - - - - - - - - - - 61 BBL 2 % - - - - - - - - - - - 74 BBL 3 % - - - - - - - - - - - 81 BBL 4 % - - - - - - - - - - - 80 HBO % 79 79 79 78 77 77 76 81 78 78 78 80 WO % 84 86 81 81 82 80 80 83 81 81 82 83
- niet gevraagd

* te weinig waarnemingen









Statistische Bijlage
Tabellen naar opleidingssector









Inhoud

Bladzijde Voorwoord 81 Tabellen per opleidingssector

1 Kernindicatoren
A1.1 Enkele kernindicatoren 83
2 Kenmerken van schoolverlaters
A2.1 De uitstroom van schoolverlaters verbijzonderd naar geslacht, etniciteit en gemiddelde leeftijd op moment van enquête 85 A2.2 Vooropleiding van schoolverlaters 87 A2.3 Situatie op moment van enquête 88
3 Kwalficatie (hoe goed is men voorbereid op vervolgonderwijs of arbeidsmarkt?) A3.1 Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: breedte van gevolgde opleiding 90 A3.2 Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: diepgang van gevolgde opleiding 92 A3.3 Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: basis om kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen 94 A3.4 Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: basis om te starten op arbeidsmarkt 96
4 Selectie (hoe streng is beoordeeld?)
A4.1 Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: moeilijkheidsgraad van gevolgde opleiding 98 A4.2 Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: strenge beoordeling van studenten 100 A4.3 Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: uitdagend niveau 102 A4.4 Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: pittige tentamens/opdrachten 104 A4.5 Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: toetsen op inzicht 106
5 Doorstroom naar vervolgonderwijs: Allocatie (waar komt men terecht?) A5.1 Doorstroom van schoolverlaters naar vervolgonderwijs 108




Statistische Bijlage

A5.2 Type vervolgonderwijs 110 A5.3 Belangrijkste opleidingen van schoolverlaters die een vervolgopleiding zijn gaan volgen 112 A5.4 Doorstroom van schoolverlaters naar kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven 115 A5.5 Oordeel van schoolverlaters over de aansluiting van de afgesloten opleiding met de vervolgopleiding 118
6 Doorstroom naar vervolgonderwijs: Rendement (wat levert het op?) A6.1 Uitvallers en studiewisselaars 119
7 Doorstroom naar vervolgonderwijs: Tevredenheid achteraf A7.1 Opleiding achteraf opnieuw kiezen: doorstroom naar vervolgonderwijs 121
8 Intrede op de arbeidsmarkt: Allocatie (waar komt men terecht?) A8.1 Belangrijkste bedrijfsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn 123 A8.2 Belangrijkste beroepsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn 129 A8.3 Grootte van de organisatie waarin schoolverlaters werkzaam zijn 135 A8.4 Vereist opleidingsniveau voor de huidige functie volgens de werkgever 137 A8.5 Vereiste opleidingsrichting voor de huidige functie volgens de werkgever 139 A8.6 Benutting van kennis en vaardigheden 141 A8.7 Kennis en vaardigheden schieten tekort 143 A8.8 Oordeel van de werkende schoolverlaters over de aansluiting tussen de afgesloten opleiding en de huidige functie 145 A8.9 Tevredenheid met huidige functie 147
9 Intrede op de arbeidsmarkt: Rendement (wat levert het op?) A9.1 Werkloosheid 149 A9.2 Werkloosheid tot eerste baan 151 A9.3 Percentage werkende schoolverlaters dat op zoek is naar een andere baan 153 A9.4 Aard van het dienstverband van werkende schoolverlaters 155 A9.5 Percentage werkende schoolverlaters met een flexibele aanstelling 157 A9.6 Beloning van werkende schoolverlaters 159 A9.7 Percentage werkende schoolverlaters met een deeltijdaanstelling en wekelijkse arbeidsduur 161 A9.8 Percentage werkende schoolverlaters waarvan huidige functie goede carrièremogelijkheden biedt

163
10 Intrede op de arbeidsmarkt: Tevredenheid achteraf A10.1 Opleiding achteraf opnieuw kiezen: intrede op de arbeidsmarkt 165
11 Aantallen en respons
A11.1 Aantallen en respons 167 0





Voorwoord

In deze Statistische Bijlage bij het rapport Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2007 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten van de schoolverlatersonderzoeken die door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) in het najaar van
2007 zijn gehouden onder schoolverlaters en afgestudeerden van het school- of studiejaar
2005/2006. De gegevens bestrijken de volle breedte van het Nederlandse onderwijssysteem en hebben betrekking op de situatie van schoolverlaters en afgestudeerden ongeveer anderhalf jaar na het voltooien van de opleiding. Allereerst betreft het de VO-Monitor. Deze enquête is gericht op schoolverlaters van het algemeen voortgezet onderwijs (HAVO, VWO) en het voorbereidend beroepsonderwijs (VMBO). Vervolgens de BVE-Monitor, een enquête onder schoolverlaters van de beroepsopleidende (BOL) en beroepsbegeleidende leerweg (BBL) van het secundair beroepsonderwijs. Tot slot zijn gegevens opgenomen afkomstig uit de HBO- Monitor en WO-Monitor. Dit zijn volledig vergelijkbare enquêtes gericht op afgestudeerden van het hoger onderwijs, die worden uitgevoerd onder toezicht van respectievelijk de HBO- raad en de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU). Voor alle getoonde gegevens geldt dat het gaat om gediplomeerde schoolverlaters en afgestu- deerden. Bovendien betreft het alleen de uitstroom van voltijdopleidingen. In de statistische bijlage worden de belangrijkste gegevens per onderwijssoort en opleidingssector (bijvoorbeeld BOL niveau 2 techniek, HBO economie, WO gezondheidszorg) gepresenteerd. De tabellen uit deze statistische bijlage zijn voor de VO-Monitor en de BVE-Monitor ook op opleidings- niveau beschikbaar. Deze zijn te vinden op www.bvemonitor.nl en www.vomonitor.nl. Voor een gedetailleerd beeld van de resultaten voor het HBO wordt verwezen naar het Statistsch supplement van de HBO-Monitor 2007 (www.kengetallen.hbo.nl) Er worden alleen voor die opleidingsrichtingen cijfers gepresenteerd waarvoor de resultaten voldoende betrouwbaar worden geacht. Daartoe is een ondergrens van 20 respondenten gehanteerd. Bij tabellen die betrekking hebben op de beroepsbevolking of op werkenden is de ondergrens gesteld op 20 respondenten die tot de beroepsbevolking behoren. Bij tabellen die betrekking hebben op vervolgopleidingen of cursussen is de ondergrens gelegd bij minimaal
20 respondenten die een vervolgopleiding respectievelijk cursus hebben gevolgd. Overigens kunnen de gepresenteerde percentages bij sommige tabellen ­ vanwege ontbrekende waar- nemingen ­ op een geringer aantal respondenten zijn gebaseerd. Hiermee dient bij de inter- pretatie van de gegevens rekening te worden gehouden. De opzet is als volgt: eerst worden enkele kernindicatoren gepresenteerd. Het tweede onder- deel biedt enkele achtergrondkenmerken van de schoolverlaters en geeft een beschrijving van de huidige situatie. De daaropvolgende twee onderdelen (Kwalificatie en Selectie) hebben betrekking op de gevolgde opleiding. Kwalificatie draait om de vraag of het onderwijs de schoolverlaters afdoende heeft toegerust met die competenties welke relevant zijn voor de doorstroming naar een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt. Selectie betreft het beoordelen




Statistische Bijlage

van studenten op de aanwezige competenties en het op grond hiervan certificeren naar eind- niveau. Het vijfde tot zevende onderdeel gaat dieper in op de schoolverlaters die verder gaan leren. Eerst wordt gekeken waar men terecht is gekomen (Allocatie), daarna wordt dieper ingegaan op de vraag wat het opbrengt (Rendement) en tot slot wordt de Tevredenheid van deze groep schoolverlaters in kaart gebracht. De onderdelen acht tot en met tien gaan dieper in op de schoolverlaters die zich op de arbeidsmarkt aanbieden. Ook hier wordt eerst gekeken waar men terecht is gekomen (Allocatie), daarna wordt dieper ingegaan op de vraag wat het opbrengt (Rendement) en tot slot wordt de Tevredenheid van deze groep schoolverlaters in kaart gebracht.




Statistische Bijlage

Tabel A1.1
Enkele kernindicatoren

Opleidingssector benaderde verder zelfde werk- intrede flexibele bruto minimaal eigen/ aantallen leren opleiding loosheid werk- aanstelling uurloon eigen verwante opnieuw loosheid niveau richting kiezen 1) % % % maanden % % % HAVO/VWO 5.156 88 96 19 x 65 6,42 60 x HAVO 2.909 88 95 17 x 64 6,30 62 x VWO 2.247 88 98 23 x 70 6,78 57 x VMBO 10.604 89 84 6 0,5 56 4,83 85 48 Naar leerweg
Theoretisch 3.421 89 86 7 0,5 53 4,73 85 39 Gemengd 793 94 86 2 0,6 61 4,90 83 39 Kaderberoepsgericht 2.795 90 84 5 0,6 60 4,90 86 49 Basisberoepsgericht 3.595 77 77 7 0,6 55 4,82 84 53 Naar sector
Landbouw 2.047 89 81 5 0,3 54 4,66 84 60 Techniek 1.855 80 75 3 0,3 56 5,21 86 58 Economie 1.436 82 82 8 0,8 63 4,75 85 44 Gezondheidszorg 1.845 84 86 10 0,9 55 4,42 85 43 BOL 20.254 42 74 5 0,8 45 9,10 76 65 BOL niveau 1 1.283 23 61 10 1,9 72 7,84 60 37 BOL niveau 2 3.482 32 64 8 1,2 46 7,57 64 50 Landbouw 143 26 72 13 0,5 55 6,08 50 33 Techniek 885 31 64 4 1,3 43 7,64 72 59 Economie 1.610 27 62 10 0,9 45 7,70 58 45 Gezondheidszorg 841 41 65 10 1,9 51 7,40 65 52 BOL niveau 3 3.543 27 75 4 0,6 44 9,43 79 73 Landbouw 244 16 68 1 0,5 32 7,86 65 60 Techniek 321 20 75 0 0,2 40 10,92 75 83 Economie 1.292 44 73 4 0,8 51 8,83 78 62 Gezondheidszorg 723 16 76 4 0,2 41 9,41 78 76 Gedrag en maatschappij 963 23 78 6 0,9 45 9,82 84 78 BOL niveau 4 11.946 55 80 3 0,4 40 10,06 84 76 Landbouw 467 38 77 7 0,5 42 8,10 76 70 Techniek 2.926 56 81 2 0,4 34 10,49 82 80 Economie 4.505 59 75 3 0,6 44 9,22 79 62 Gezondheidszorg 1.412 40 84 2 0,3 42 10,82 93 84 Gedrag en maatschappij 2.636 61 84 4 0,4 39 10,46 91 84 BBL 7.644 15 77 2 0,3 21 10,81 68 72 BBL niveau 1 598 10 61 5 0,7 16 9,00 46 52 BBL niveau 2 2.930 19 74 3 0,3 27 9,82 64 65 Landbouw 248 18 69 0 0,1 13 9,73 67 59 Techniek 1.382 27 76 2 0,2 25 9,48 65 71 Economie 960 9 72 6 0,4 31 9,89 55 52 Gezondheidszorg 340 15 76 2 0,3 27 10,73 75 71




Statistische Bijlage

Tabel A1.1
Enkele kernindicatoren

Opleidingssector benaderde verder zelfde werk- intrede flexibele bruto minimaal eigen/ aantallen leren opleiding loosheid werk- aanstelling uurloon eigen verwante opnieuw loosheid niveau richting kiezen 1) % % % maanden % % % BBL niveau 3 2.671 13 81 0 0,3 18 11,40 68 79 Landbouw 164 5 83 0 0,2 18 11,26 59 69 Techniek 1.034 20 83 0 0,2 18 11,62 52 75 Economie 562 14 66 1 0,7 25 9,43 61 71 Gezondheidszorg 692 7 84 0 0,0 13 12,00 83 87 Gedrag en maatschappij 219 8 84 3 0,8 27 11,64 88 86 BBL niveau 4 1.445 15 80 2 0,1 14 12.63 87 84 Techniek 332 19 86 6 0,0 12 13,32 82 90 Economie 334 18 68 0 0,1 17 10,20 68 51 Gezondheidszorg 398 16 82 0 0,1 13 13,03 93 94 Gedrag en maatschappij 344 10 79 2 0,1 15 13,07 94 89 HBO 37.085 35 80 3 0,9 39 13,06 85 82 Landbouw 1.285 27 78 3 0,9 51 12,21 76 73 Onderwijs 5.730 38 86 4 1,0 45 12,74 93 94 Techniek 6.472 33 81 2 0.8 30 13,59 91 87 Economie 13.777 42 74 4 0,9 38 13,19 84 69 Gezondheidszorg 2.959 27 84 2 0,8 35 14,75 86 93 Gedrag en maatschappij 4.143 29 79 4 1,1 45 12,73 73 85 Taal en cultuur 2.719 24 84 7 1,1 48 10,14 81 100 WO 22.930 32 83 3 1,3 46 15,58 64 74 Landbouw 961 30 82 6 1,6 56 13,93 70 83 Techniek 2.572 19 85 2 1,3 36 15,51 72 80 Economie 4.387 27 85 2 1,0 25 16,88 60 72 Gezondheidszorg 2.774 49 87 3 1,0 62 16,82 85 87 Gedrag en maatschappij 5.386 27 79 4 1,4 52 15,41 55 70 Taal en cultuur 2.811 35 74 6 1,4 57 13,85 40 51 Recht en openbare orde 2.438 40 85 3 1,2 50 15,68 79 78 Natuurwetenschappen 1.601 40 83 4 1,1 49 14,39 67 81 Totaal 103.673 58 83 4 0,7 40 10,69 75 69
- = te weinig waarnemingen ; x = vraag niet opgenomen ) voor het percentage voor verder lerenden zie tabel A. en voor de werkenden zie tabel A0. Toelichting
Deze tabel geeft een samenvattend beeld. Zie ook de tabellen A., A., A., A., A., A., A.4 en A..
4




Statistische Bijlage

Tabel A2.1
De uitstroom van schoolverlaters verbijzonderd naar geslacht, etniciteit en gemiddelde leeftijd op moment van enquête
Opleidingssector vrouw westerse allochtoon niet-westerse allochtoon autochtoon leeftijd % % % % gem. HAVO/VWO 63 6 6 89 19,0 HAVO 62 6 7 87 18,7 VWO 65 6 4 90 19,3 VMBO 58 5 12 83 17,6 Naar leerweg
Theoretisch 62 4 10 87 17,6 Gemengd 61 6 5 89 17,5 Kaderberoepsgericht 58 6 13 81 17,6 Basisberoepsgericht 51 7 17 76 17,8 Naar sector
Landbouw 60 4 2 94 17,7 Techniek 6 6 8 85 17,7 Economie 57 7 27 66 17,8 Gezondheidszorg 92 5 9 86 17,6 BOL 60 6 16 79 22,7 BOL niveau 1 50 3 46 51 24,3 BOL niveau 2 54 8 19 73 22,0 Landbouw 69 0 5 95 22,0 Techniek 10 7 19 74 23,0 Economie 52 10 18 72 21,3 Gezondheidszorg 89 7 22 71 22,4 BOL niveau 3 72 5 13 82 23,0 Landbouw 53 7 1 93 21,7 Techniek 13 1 9 90 23,1 Economie 52 6 19 75 22,0 Gezondheidszorg 93 4 4 92 22,9 Gedrag en maatschappij 95 6 17 77 24,1 BOL niveau 4 60 5 10 85 22,6 Landbouw 55 6 1 93 21,9 Techniek 24 4 6 90 22,5 Economie 51 5 17 78 21,9 Gezondheidszorg 88 3 6 91 23,0 Gedrag en maatschappij 90 5 10 85 23,5 BBL 47 5 9 86 30,6 BBL niveau 1 44 9 12 79 35,4 BBL niveau 2 37 5 11 84 29,4 Landbouw 21 3 6 92 29,4 Techniek 7 1 11 88 24,5 Economie 52 11 11 78 31,1 Gezondheidszorg 95 4 14 82 40,0 BBL niveau 3 52 5 7 88 30,0 Landbouw 27 0 0 100 28,1 Techniek 5 5 5 90 26,2 Economie 47 4 4 91 26,2 Gezondheidszorg 95 7 6 88 34,1 Gedrag en maatschappij 94 7 24 69 37,0




Statistische Bijlage

Tabel A2.1
De uitstroom van schoolverlaters verbijzonderd naar geslacht, etniciteit en gemiddelde leeftijd op moment van enquête
Opleidingssector vrouw westerse allochtoon niet-westerse allochtoon autochtoon leeftijd % % % % gem. BBL niveau 4 64 4 5 91 31,9 Techniek 26 3 2 95 30,2 Economie 59 5 4 91 26,2 Gezondheidszorg 89 3 3 94 32,9 Gedrag en maatschappij 72 5 12 83 37,2 HBO 54 8 7 85 25,1 Landbouw 45 3 3 95 24,6 Onderwijs 81 3 4 93 25,2 Techniek 12 6 7 87 25,0 Economie 49 8 9 83 24,7 Gezondheidszorg 81 7 3 90 25,9 Gedrag en maatschappij 85 6 10 85 24,8 Taal en cultuur 58 24 6 70 27,1 WO 54 9 5 86 27,3 Landbouw 53 14 10 76 27,1 Techniek 21 6 5 89 27,4 Economie 28 11 7 82 26,8 Gezondheidszorg 73 7 4 88 27,1 Gedrag en maatschappij 73 9 4 88 27,4 Taal en cultuur 72 11 2 87 28,3 Recht en openbare orde 59 8 7 85 27,6 Natuurwetenschappen 40 8 9 84 26,8 Totaal 57 6 10 84 22,2 Toelichting
Het betreft de leeftijd per onderzoeksdatum ongeveer anderhalf jaar na schoolverlaten. oor het WO zijn de resultaten met betrekking tot allochtonen gebaseerd op universiteiten.




Statistische Bijlage

Tabel A2.2
ooropleiding van schoolverlaters
Opleidingssector MAVO
HAVO
VWO VMBO BOL BBL HBO overig % % % % % % % % HBO 1 46 19 0 28 0 5 2 Landbouw 0 45 13 0 40 0 3 1 Onderwijs 1 52 14 0 23 0 9 1 Techniek 0 40 17 0 39 0 3 1 Economie 0 50 21 0 24 0 4 2 Gezondheidszorg 0 45 25 0 19 0 9 2 Gedrag en maatschappij 1 49 13 0 33 0 4 1 Taal en cultuur 3 26 33 0 16 0 14 8 WO 0 1 67 0 0 0 22 10 Landbouw 0 1 52 0 0 0 30 18 Techniek 0 1 77 0 0 0 18 4 Economie 0 1 61 0 0 0 28 11 Gezondheidszorg 0 0 74 0 0 0 13 13 Gedrag en maatschappij 0 2 59 0 0 0 29 10 Taal en cultuur 0 2 62 0 0 0 21 15 Recht en openbare orde 0 1 75 0 0 0 14 9 Natuurwetenschappen 0 1 76 0 0 0 17 7 Totaal 5 25 33 2 15 1 11 7 Toelichting
Cijfers alleen beschikbaar voor HBO en WO.




Statistische Bijlage

Tabel A2.3
Situatie op moment van enquête
Opleidingssector studie combinatie betaald werk anders % werk-leren % %
---
HAVO/VWO 81 12 3 3 HAVO 78 14 4 3 VWO 85 9 2 4 VMBO 61 23 11 4 Naar leerweg
Theoretisch 73 17 6 3 Gemengd 70 21 6 3 Kaderberoepsgericht 59 25 11 5 Basisberoepsgericht 40 34 22 5 Naar sector
Landbouw 58 28 11 3 Techniek 39 38 20 4 Economie 58 23 14 6 Gezondheidszorg 57 24 13 5 BOL 31 14 48 7 BOL niveau 1 9 25 55 11 BOL niveau 2 23 20 48 10 Landbouw 26 20 48 6 Techniek 18 27 49 6 Economie 20 19 51 10 Gezondheidszorg 30 16 42 12 BOL niveau 3 17 12 66 6 Landbouw 9 11 73 6 Techniek 17 11 72 0 Economie 31 14 51 5 Gezondheidszorg 10 13 70 7 Gedrag en maatschappij 9 9 74 7 BOL niveau 4 43 11 41 5 Landbouw 31 11 53 6 Techniek 48 9 38 4 Economie 46 12 37 5 Gezondheidszorg 29 11 55 4 Gedrag en maatschappij 47 10 36 7 BBL 2 16 76 6 BBL niveau 1 1 12 74 13 BBL niveau 2 1 19 74 6 Landbouw 3 10 81 6 Techniek 1 24 70 4 Economie 2 11 78 9 Gezondheidszorg 0 23 73 4 BBL niveau 3 2 13 81 4 Landbouw 2 5 93 0 Techniek 2 18 79 2 Economie 4 15 77 3 Gezondheidszorg 1 10 84 5 Gedrag en maatschappij 0 8 77 15




Statistische Bijlage

Tabel A2.3
Situatie op moment van enquête
Opleidingssector studie combinatie betaald werk anders % werk-leren % %
---
BBL niveau 4 3 17 74 5 Techniek 0 16 79 5 Economie 10 11 79 1 Gezondheidszorg 2 24 68 6 Gedrag en maatschappij 2 15 77 6 HBO 17 x 74 9 Landbouw 17 x 76 7 Onderwijs 8 x 77 15 Techniek 19 x 76 5 Economie 23 x 68 8 Gezondheidszorg 7 x 82 11 Gedrag en maatschappij 14 x 77 9 Taal en cultuur 10 11 70 9 WO 6 x 85 10 Landbouw 6 x 83 11 Techniek 3 x 91 6 Economie 3 x 92 5 Gezondheidszorg 10 x 75 16 Gedrag en maatschappij 6 x 84 10 Taal en cultuur 8 x 77 14 Recht en openbare orde 4 x 90 6 Natuurwetenschappen 6 14 82 12 Totaal 41 14 39 6 x = vraag niet opgenomen




Statistische Bijlage

Tabel A3.1
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: breedte van gevolgde opleiding Opleidingssector te smal te breed % % HAVO/VWO 3 9 HAVO 3 7 VWO 2 12 VMBO 8 6 Naar leerweg
Theoretisch 9 5 Gemengd 7 8 Kaderberoepsgericht 6 6 Basisberoepsgericht 9 8 Naar sector
Landbouw 4 12 Techniek 8 7 Economie 8 7 Gezondheidzorg 7 6 BOL 9 8 BOL niveau 1 8 8 BOL niveau 2 12 7 Landbouw 16 6 Techniek 11 8 Economie 13 5 Gezondheidszorg 10 10 BOL niveau 3 9 7 Landbouw 15 4 Techniek 6 4 Economie 10 7 Gezondheidszorg 7 9 Gedrag en maatschappij 9 7 BOL niveau 4 8 9 Landbouw 8 6 Techniek 8 9 Economie 7 9 Gezondheidszorg 7 11 Gedrag en maatschappij 9 10 BBL 6 8 BBL niveau 1 9 8 BBL niveau 2 6 7 Landbouw 3 6 Techniek 5 8 Economie 6 6 Gezondheidszorg 7 10 BBL niveau 3 4 8 Landbouw 8 3 Techniek 4 6 Economie 6 10 Gezondheidszorg 3 10 Gedrag en maatschappij 5 7 0




Statistische Bijlage

Tabel A3.1
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: breedte van gevolgde opleiding Opleidingssector te smal te breed % % BBL niveau 4 7 12 Techniek 4 1 Economie 6 4 Gezondheidszorg 8 24 Gedrag en maatschappij 9 11 HBO 5 19 Landbouw 3 22 Onderwijs 14 8 Techniek 4 16 Economie 2 26 Gezondheidszorg 6 13 Gedrag en maatschappij 4 23 WO 3 13 Landbouw 2 10 Techniek 2 10 Economie 1 15 Gezondheidszorg 3 11 Gedrag en maatschappij 3 16 Taal en cultuur 6 16 Recht en openbare orde 2 8 Natuurwetenschappen 4 9 Totaal 6 10 Toelichting
Wat is uw oordeel over uw gevolgde opleiding met betrekking tot de breedte van de opleiding ( `veel te smal' tot `veel te breed'). ermeld is percentage van antwoordcategorie en (te smal) en antwoordcategorie en (te breed).




Statistische Bijlage

Tabel A3.2
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: diepgang van gevolgde opleiding Opleidingssector te weinig diepgang
---
HAVO/VWO 14 HAVO 12 VWO 17 VMBO 11 Naar leerweg
Theoretisch 13 Gemengd 13 Kaderberoepsgericht 9 Basisberoepsgericht 10 Naar sector
Landbouw 5 Techniek 11 Economie 10 Gezondheidszorg 10 BOL 17 BOL niveau 1 13 BOL niveau 2 13 Landbouw 22 Techniek 21 Economie 13 Gezondheidszorg 7 BOL niveau 3 15 Landbouw 22 Techniek 16 Economie 16 Gezondheidszorg 11 Gedrag en maatschappij 17 BOL niveau 4 20 Landbouw 16 Techniek 18 Economie 19 Gezondheidszorg 17 Gedrag en maatschappij 26 BBL 12 BBL niveau 1 9 BBL niveau 2 8 Landbouw 8 Techniek 7 Economie 7 Gezondheidszorg 13 BBL niveau 3 11 Landbouw 7 Techniek 5 Economie 11 Gezondheidszorg 16 Gedrag en maatschappij 15




Statistische Bijlage

Tabel A3.2
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: diepgang van gevolgde opleiding Opleidingssector te weinig diepgang
---
BBL niveau 4 22 Techniek 11 Economie 21 Gezondheidszorg 34 Gedrag en maatschappij 18 HBO 23 Landbouw 20 Onderwijs 31 Techniek 21 Economie 23 Gezondheidszorg 23 Gedrag en maatschappij 22 WO 10 Landbouw 10 Techniek 8 Economie 9 Gezondheidszorg 8 Gedrag en maatschappij 13 Taal en cultuur 9 Recht en openbare orde 9 Natuurwetenschappen 5 Totaal 14 Toelichting
Wat is uw oordeel over uw gevolgde opleiding met betrekking tot de diepgang van de opleiding ( 'te weinig' tot 'te veel'). ermeld is percentage van antwoordcategorie en (te weinig).




Statistische Bijlage

Tabel A3.3
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: basis om kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen Opleidingssector % VMBO 54 Naar leerweg
Theoretisch 54 Gemengd 48 Kaderberoepsgericht 56 Basisberoepsgericht 53 Naar sector
Landbouw 47 Techniek 54 Economie 53 Gezondheidszorg 57 BOL 55 BOL niveau 1 51 BOL niveau 2 51 Landbouw 47 Techniek 52 Economie 45 Gezondheidszorg 59 BOL niveau 3 57 Landbouw 48 Techniek 52 Economie 54 Gezondheidszorg 64 Gedrag en maatschappij 57 BOL niveau 4 56 Landbouw 57 Techniek 58 Economie 54 Gezondheidszorg 59 Gedrag en maatschappij 57 BBL 61 BBL niveau 1 49 BBL niveau 2 59 Landbouw 53 Techniek 60 Economie 58 Gezondheidszorg 59 BBL niveau 3 66 Landbouw 51 Techniek 63 Economie 54 Gezondheidszorg 76 Gedrag en maatschappij 63 4




Statistische Bijlage

Tabel A3.3
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: basis om kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen Opleidingssector % BBL niveau 4
Techniek 69 Economie 50 Gezondheidszorg 72 Gedrag en maatschappij 62 HBO 68 Landbouw 67 Onderwijs 59 Techniek 73 Economie 68 Gezondheidszorg 73 Gedrag en maatschappij 71 Taal en cultuur 66 WO 83 Landbouw 84 Techniek 89 Economie 89 Gezondheidszorg 88 Gedrag en maatschappij 77 Taal en cultuur 73 Recht en openbare orde 83 Natuurwetenschappen 87 Totaal 61 Toelichting
n welke mate biedt uw gevolgde opleiding een goede basis om kennis en vaardigheden verder te ontwik- kelen ( `helemaal niet' tot `in sterkte mate'). ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en .




Statistische Bijlage

Tabel A3.4
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: basis om te starten op arbeidsmarkt Opleidingssector % VMBO 24 Naar leerweg
Theoretisch 20 Gemengd 22 Kaderberoepsgericht 27 Basisberoepsgericht 30 Naar sector
Landbouw 19 Techniek 29 Economie 30 Gezondheidszorg 26 BOL 46 BOL niveau 1 41 BOL niveau 2 40 Landbouw 32 Techniek 41 Economie 37 Gezondheidszorg 46 BOL niveau 3 50 Landbouw 32 Techniek 58 Economie 47 Gezondheidszorg 59 Gedrag en maatschappij 48 BOL niveau 4 48 Landbouw 49 Techniek 56 Economie 44 Gezondheidszorg 51 Gedrag en maatschappij 43 BBL 56 BBL niveau 1 37 BBL niveau 2 51 Landbouw 46 Techniek 51 Economie 53 Gezondheidszorg 49 BBL niveau 3 63 Landbouw 44 Techniek 58 Economie 49 Gezondheidszorg 75 Gedrag en maatschappij 64 BBL niveau 4 61 Techniek 64 Economie 47 Gezondheidszorg 67 Gedrag en maatschappij 63




Statistische Bijlage

Tabel A3.4
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: basis om te starten op arbeidsmarkt Opleidingssector % HBO 59 Landbouw 58 Onderwijs 56 Techniek 70 Economie 60 Gezondheidszorg 59 Gedrag en maatschappij 56 Taal en cultuur 37 WO 60 Landbouw 63 Techniek 76 Economie 79 Gezondheidszorg 73 Gedrag en maatschappij 41 Taal en cultuur 28 Recht en openbare orde 71 Natuurwetenschappen 68 Totaal 44 Toelichting
raag in de enquête:
n welke mate biedt uw gevolgde opleiding een goede basis om te starten op de arbeidsmarkt ( `hele- maal niet' tot `in sterke mate'). ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en .




Statistische Bijlage

Tabel A4.1
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: moeilijkheidsgraad van gevolgde opleiding Opleidingssector te makkelijk te moeilijk % % HAVO/VWO 11 5 HAVO 9 5 VWO 13 5 VMBO 18 4 Naar leerweg
Theoretisch 22 2 Gemengd 14 3 Kaderberoepsgericht 16 3 Basisberoepsgericht 15 6 Naar sector
Landbouw 11 2 Techniek 17 6 Economie 16 5 Gezondheidszorg 14 4 BOL 22 5 BOL niveau 1 14 9 BOL niveau 2 20 8 Landbouw 21 10 Techniek 16 10 Economie 24 5 Gezondheidszorg 16 12 BOL niveau 3 19 4 Landbouw 18 5 Techniek 23 1 Economie 19 5 Gezondheidszorg 14 2 Gedrag en maatschappij 21 3 BOL niveau 4 26 3 Landbouw 23 1 Techniek 24 4 Economie 26 3 Gezondheidszorg 19 3 Gedrag en maatschappij 34 1 BBL 15 5 BBL niveau 1 14 6 BBL niveau 2 14 7 Landbouw 16 10 Techniek 11 8 Economie 16 3 Gezondheidszorg 20 9 BBL niveau 3 12 4 Landbouw 17 0 Techniek 9 3 Economie 16 4 Gezondheidszorg 10 6 Gedrag en maatschappij 20 5




Statistische Bijlage

Tabel A4.1
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: moeilijkheidsgraad van gevolgde opleiding Opleidingssector te makkelijk te moeilijk % % BBL niveau 4 21 1 Techniek 17 3 Economie 21 1 Gezondheidszorg 18 2 Gedrag en maatschappij 31 0 HBO 21 2 Landbouw 19 2 Onderwijs 28 1 Techniek 17 3 Economie 22 2 Gezondheidszorg 14 3 Gedrag en maatschappij 22 1 WO 11 3 Landbouw 11 2 Techniek 7 5 Economie 11 3 Gezondheidszorg 10 4 Gedrag en maatschappij 13 1 Taal en cultuur 12 3 Recht en openbare orde 9 3 Natuurwetenschappen 7 5 Totaal 17 4 Toelichting
raag in de enquête:
Wat is uw oordeel over uw gevolgde opleiding met betrekking tot de moeilijkheidsgraad van de oplei- ding ( 'veel te laag' tot 'veel te hoog'). ermeld is het percentage van antwoordcategorie en (te makkelijk) en en (te moeilijk).




Statistische Bijlage

Tabel A4.2
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: strenge beoordeling van studenten Opleidingssector (helemaal) mee (helemaal) mee eens oneens % % HAVO/VWO 21 35 HAVO 21 35 VWO 22 36 VMBO 19 37 Naar leerweg
Theoretisch 19 39 Gemengd 22 31 Kaderberoepsgericht 19 35 Basisberoepsgericht 19 38 Naar sector
Landbouw 17 37 Techniek 17 39 Economie 26 32 Gezondheidszorg 16 37 BOL 17 44 BOL niveau 1 27 45 BOL niveau 2 21 38 Landbouw 16 40 Techniek 21 46 Economie 22 35 Gezondheidszorg 19 37 BOL niveau 3 17 43 Landbouw 16 35 Techniek 13 63 Economie 20 42 Gezondheidszorg 17 36 Gedrag en maatschappij 14 44 BOL niveau 4 14 47 Landbouw 12 50 Techniek 15 45 Economie 15 44 Gezondheidszorg 15 45 Gedrag en maatschappij 12 51 BBL 16 44 BBL niveau 1 19 42 BBL niveau 2 18 42 Landbouw 14 39 Techniek 23 36 Economie 14 46 Gezondheidszorg 12 51 BBL niveau 3 15 44 Landbouw 17 44 Techniek 15 45 Economie 9 59 Gezondheidszorg 16 36 Gedrag en maatschappij 19 46 00




Statistische Bijlage

Tabel A4.2
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: strenge beoordeling van studenten Opleidingssector (helemaal) mee (helemaal) mee eens oneens % % BBL niveau 4 14 49 Techniek 14 57 Economie 11 52 Gezondheidszorg 16 45 Gedrag en maatschappij 16 44 HBO 15 46 Landbouw 20 45 Onderwijs 13 50 Techniek 17 44 Economie 15 46 Gezondheidszorg 20 40 Gedrag en maatschappij 11 50 WO 22 40 Landbouw 23 42 Techniek 26 38 Economie 26 36 Gezondheidszorg 17 48 Gedrag en maatschappij 19 44 Taal en cultuur 24 39 Recht en openbare orde 25 30 Natuurwetenschappen 22 40 Totaal 19 40 Toelichting
raag in de enquête:
De docenten waren streng in de beoordeling van cursisten ( 'helemaal mee oneens' tot 'helemaal mee eens'). ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en (helemaal mee eens) en en (helemaal mee oneens).


---




Statistische Bijlage

Tabel A4.3
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: uitdagend niveau Opleidingssector (helemaal) mee eens (helemaal) mee oneens % % HAVO/VWO 33 35 HAVO 31 36 VWO 35 34 VMBO 24 40 Naar leerweg
Theoretisch 20 47 Gemengd 23 43 Kaderberoepsgericht 28 33 Basisberoepsgericht 27 32 Naar sector
Landbouw 27 32 Techniek 27 33 Economie 30 33 Gezondheidszorg 25 36 BOL 30 38 BOL niveau 1 38 24 BOL niveau 2 31 34 Landbouw 19 43 Techniek 38 31 Economie 28 37 Gezondheidszorg 34 32 BOL niveau 3 31 36 Landbouw 32 41 Techniek 32 42 Economie 28 34 Gezondheidszorg 33 32 Gedrag en maatschappij 32 38 BOL niveau 4 27 42 Landbouw 29 42 Techniek 32 38 Economie 26 44 Gezondheidszorg 35 35 Gedrag en maatschappij 20 48 BBL 36 27 BBL niveau 1 46 21 BBL niveau 2 35 26 Landbouw 31 25 Techniek 33 22 Economie 38 32 Gezondheidszorg 38 25 BBL niveau 3 36 25 Landbouw 27 41 Techniek 33 23 Economie 28 39 Gezondheidszorg 40 24 Gedrag en maatschappij 51 14 0




Statistische Bijlage

Tabel A4.3
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: uitdagend niveau Opleidingssector (helemaal) mee eens (helemaal) mee oneens % % BBL niveau 4 34 34 Techniek 46 24 Economie 27 45 Gezondheidszorg 34 36 Gedrag en maatschappij 30 33 HBO 32 37 Landbouw 31 34 Onderwijs 23 47 Techniek 37 32 Economie 31 37 Gezondheidszorg 46 28 Gedrag en maatschappij 30 38 WO 55 20 Landbouw 59 18 Techniek 66 14 Economie 57 18 Gezondheidszorg 51 23 Gedrag en maatschappij 49 23 Taal en cultuur 54 21 Recht en openbare orde 47 19 Natuurwetenschappen 66 13 Totaal 32 35 Toelichting
raag in de enquête:
De opleiding was uitdagend met betrekking tot niveau ( 'helemaal mee oneens' tot 'helemaal mee eens'). ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en (helemaal mee eens) en en (helemaal mee oneens).


---




Statistische Bijlage

Tabel A4.4
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: pittige tentamens/opdrachten Opleidingssector (helemaal) mee eens (helemaal) mee oneens % % HAVO/VWO 32 29 HAVO 30 30 VWO 36 29 VMBO 24 39 Naar leerweg
Theoretisch 24 42 Gemengd 34 30 Kaderberoepsgericht 23 37 Basisberoepsgericht 23 41 Naar sector
Landbouw 23 39 Techniek 22 40 Economie 25 37 Gezondheidszorg 26 36 BOL 23 40 BOL niveau 1 35 34 BOL niveau 2 28 36 Landbouw 9 34 Techniek 32 30 Economie 23 39 Gezondheidszorg 33 35 BOL niveau 3 27 35 Landbouw 25 29 Techniek 23 43 Economie 24 35 Gezondheidszorg 36 30 Gedrag en maatschappij 25 38 BOL niveau 4 18 46 Landbouw 19 47 Techniek 21 42 Economie 18 45 Gezondheidszorg 22 38 Gedrag en maatschappij 14 55 BBL 31 29 BBL niveau 1 24 30 BBL niveau 2 34 28 Landbouw 25 28 Techniek 37 23 Economie 37 28 Gezondheidszorg 27 39 BBL niveau 3 31 28 Landbouw 29 37 Techniek 30 28 Economie 36 31 Gezondheidszorg 33 26 Gedrag en maatschappij 26 25 04




Statistische Bijlage

Tabel A4.4
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: pittige tentamens/opdrachten Opleidingssector (helemaal) mee eens (helemaal) mee oneens % % BBL niveau 4 27 32 Techniek 32 21 Economie 28 31 Gezondheidszorg 28 39 Gedrag en maatschappij 18 33 HBO 20 41 Landbouw 20 37 Onderwijs 16 50 Techniek 24 36 Economie 20 41 Gezondheidszorg 30 35 Gedrag en maatschappij 15 47 WO 30 32 Landbouw 27 33 Techniek 36 27 Economie 37 26 Gezondheidszorg 26 38 Gedrag en maatschappij 23 37 Taal en cultuur 30 33 Recht en openbare orde 33 26 Natuurwetenschappen 36 25 Totaal 27 36 Toelichting
raag in de enquête:
De examens/opdrachten waren over het algemeen zeer pittig ( 'helemaal mee oneens' tot 'helemaal mee eens'). ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en (helemaal mee eens) en en (helemaal mee oneens).


---




Statistische Bijlage

Tabel A4.5
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: toetsen op inzicht Opleidingssector (helemaal) mee eens (helemaal) mee oneens % % HAVO/VWO 45 22 HAVO 40 24 VWO 51 19 VMBO 40 22 Naar leerweg
Theoretisch 38 25 Gemengd 38 18 Kaderberoepsgericht 42 19 Basisberoepsgericht 43 19 Naar sector
Landbouw 45 20 Techniek 43 17 Economie 43 18 Gezondheidszorg 40 21 BOL 35 29 BOL niveau 1 48 18 BOL niveau 2 36 27 Landbouw 25 28 Techniek 38 27 Economie 34 28 Gezondheidszorg 38 27 BOL niveau 3 36 29 Landbouw 30 30 Techniek 38 38 Economie 33 31 Gezondheidszorg 37 27 Gedrag en maatschappij 40 26 BOL niveau 4 31 32 Landbouw 22 35 Techniek 31 32 Economie 31 30 Gezondheidszorg 39 29 Gedrag en maatschappij 29 35 BBL 42 21 BBL niveau 1 50 11 BBL niveau 2 43 21 Landbouw 42 27 Techniek 40 23 Economie 46 21 Gezondheidszorg 45 14 BBL niveau 3 44 22 Landbouw 39 24 Techniek 43 21 Economie 35 27 Gezondheidszorg 49 19 Gedrag en maatschappij 52 27 0




Statistische Bijlage

Tabel A4.5
Oordeel van gediplomeerde schoolverlaters: toetsen op inzicht Opleidingssector (helemaal) mee eens (helemaal) mee oneens % % BBL niveau 4 35 25 Techniek 40 19 Economie 32 25 Gezondheidszorg 33 33 Gedrag en maatschappij 34 19 HBO 32 31 Landbouw 35 26 Onderwijs 27 36 Techniek 34 30 Economie 31 31 Gezondheidszorg 37 31 Gedrag en maatschappij 35 30 WO 48 24 Landbouw 50 19 Techniek 51 24 Economie 47 24 Gezondheidszorg 37 34 Gedrag en maatschappij 46 27 Taal en cultuur 54 18 Recht en openbare orde 44 22 Natuurwetenschappen 63 14 Totaal 40 25 Toelichting
raag in de enquête:
n de opleiding werd voldoende getoetst op inzicht ( helemaal mee oneens' tot 'helemaal mee eens'). ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en (helemaal mee eens) en en (helemaal mee oneens).


---




Statistische Bijlage

Tabel A5.1
Doorstroom van schoolverlaters naar vervolgonderwijs Opleidingssector verder leren
---
HAVO/VWO 88 HAVO 88 VWO 88 VMBO 89 Naar leerweg
Theoretisch 93 Gemengd 94 Kaderberoepsgericht 90 Basisberoepsgericht 77 Naar sector
Landbouw 93 Techniek 83 Economie 85 Gezondheidszorg 86 BOL 42 BOL niveau 1 23 BOL niveau 2 32 Landbouw 26 Techniek 31 Economie 27 Gezondheidszorg 41 BOL niveau 3 27 Landbouw 16 Techniek 20 Economie 44 Gezondheidszorg 16 Gedrag en maatschappij 23 BOL niveau 4 55 Landbouw 38 Techniek 56 Economie 59 Gezondheidszorg 40 Gedrag en maatschappij 61 BBL 15 BBL niveau 1 10 BBL niveau 2 19 Landbouw 18 Techniek 27 Economie 9 Gezondheidszorg 15 BBL niveau 3 13 Landbouw 5 Techniek 20 Economie 14 Gezondheidszorg 7 Gedrag en maatschappij 8 0




Statistische Bijlage

Tabel A5.1
Doorstroom van schoolverlaters naar vervolgonderwijs Opleidingssector verder leren
---
BBL niveau 4 15 Techniek 19 Economie 18 Gezondheidszorg 16 Gedrag en maatschappij 10 HBO 35 Landbouw 27 Onderwijs 38 Techniek 33 Economie 42 Gezondheidszorg 27 Gedrag en maatschappij 29 Taal en cultuur 24 WO 32 Landbouw 30 Techniek 19 Economie 27 Gezondheidszorg 49 Gedrag en maatschappij 27 Taal en cultuur 35 Recht en openbare orde 40 Natuurwetenschappen 40 Totaal 58 De cijfers met betrekking tot `verder leren' wijken vooral bij de schoolverlaters van de opleidingen op MBO niveau , en nogal af van de cijfers zoals gepresenteerd in de publicatie `Kerncijfers 00-00' van het Ministerie van Onderwijs. De reden hiervoor is dat de respons onder de schoolverlaters die binnen het MBO doorstromen naar een hoger opleidingsniveau duidelijk lager ligt dan de respons onder de schoolverlaters die zich op de arbeidsmarkt aanbieden.


---




Statistische Bijlage

Tabel A5.2
Type vervolgonderwijs HAVO VWO VMBO BOL BOL BBL BBL HBO post WO post niv. 1/2 niv. 3/4 niv. 1/2 niv. 3/4 HBO WO Opleidingssector % % % % % % % % % % % HAVO/VWO 0 1 0 0 2 0 0 53 0 30 0 HAVO 0 1 0 0 4 0 1 80 0 1 0 VWO 0 0 0 0 0 0 0 19 0 68 0 VMBO 4 0 0 14 56 8 5 0 0 0 0 Naar leerweg
Theoretisch 10 0 0 4 71 2 5 0 0 0 0 Gemengd 0 0 0 3 83 2 5 0 0 0 0 Kaderberoepsgericht 0 0 0 10 65 8 6 0 0 0 0 Basisberoepsgericht 0 0 0 40 11 19 5 0 0 0 0 Naar sector
Landbouw 0 0 0 26 45 11 11 0 0 0 0 Techniek 0 0 0 17 33 28 4 0 0 0 0 Economie 0 0 1 22 49 8 4 1 0 0 0 Gezondheidszorg 0 0 0 23 52 4 6 0 0 0 0 BOL 0 0 0 1 7 1 3 29 0 0 0 BOL niveau 1 0 0 0 11 3 4 3 1 0 0 0 BOL niveau 2 0 0 0 1 19 1 8 2 0 0 0 Techniek 0 0 0 0 14 3 12 2 0 0 0 Economie 0 0 0 0 16 1 4 3 0 0 0 Gezondheidszorg 0 0 0 2 27 1 9 1 0 0 0 BOL niveau 3 0 0 0 0 7 0 2 16 0 0 0 Economie 0 0 0 1 8 0 1 31 0 0 0 Gezondheidszorg 0 0 0 0 6 0 3 5 0 0 0 Gedrag en maatschappij 0 0 0 0 8 0 2 13 0 0 0 BOL niveau 4 0 0 0 0 2 0 1 52 0 0 0 Landbouw 0 0 0 0 1 1 1 34 0 0 0 Techniek 0 0 0 0 2 0 1 51 1 0 0 Economie 0 0 0 0 1 0 0 57 0 0 0 Gezondheidszorg 0 0 0 0 3 0 0 36 0 0 0 Gedrag en maatschappij 0 0 0 0 2 0 1 58 0 0 0 BBL 0 0 0 0 2 1 8 3 0 0 0 BBL niveau 2 0 0 0 1 2 2 13 1 0 0 0 BBL niveau 3 0 0 0 0 2 0 6 3 0 0 0 BBL niveau 4 0 0 0 0 1 0 3 11 0 0 0 HBO 0 0 0 0 0 0 0 8 0 21 0 Landbouw 0 0 0 0 0 0 0 6 0 18 0 Onderwijs 0 0 0 0 0 0 0 18 0 11 0 Techniek 0 0 0 0 0 0 0 4 0 24 0 Economie 0 0 0 0 0 0 0 6 0 31 0 Gezondheidszorg 0 0 0 0 0 0 0 8 0 12 0 Gedrag en maatschappij 0 0 0 0 0 0 0 6 0 18 0 Taal en cultuur 0 0 0 0 0 0 0 12 3 5 0 0




Statistische Bijlage

Tabel A5.2
Type vervolgonderwijs HAVO VWO VMBO BOL BOL BBL BBL HBO post WO post niv. 1/2 niv. 3/4 niv. 1/2 niv. 3/4 HBO WO Opleidingssector % % % % % % % % % % % WO 0 0 0 0 0 0 0 2 0 9 14 Landbouw 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5 21 Techniek 0 0 0 0 0 0 0 1 0 2 10 Economie 0 0 0 0 0 0 0 1 0 7 11 Gezondheidszorg 0 0 0 0 0 0 0 2 0 8 33 Gedrag en maatschappij 0 0 0 0 0 0 0 3 0 11 6 Taal en cultuur 0 0 0 0 0 0 0 4 0 18 5 Recht en openbare orde 0 0 0 0 0 0 0 1 0 11 19 Natuurwetenschappen 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 24 Totaal 1 0 0 4 17 2 3 18 0 9 1




Statistische Bijlage

Tabel A5.3
Belangrijkste opleidingen van schoolverlaters die een vervolgopleiding zijn gaan volgen
---
HAVO
HBO B Opleiding leraar basisonderwijs 8 HBO B Opleiding tot Verpleegkundige 7 VWO
WO B Geneeskunde 10 WO B Psychologie 7 VMBO theoretische leerweg
HAVO 10 VMBO landbouw
BOL BB Dierverzorging 6 VMBO gezondheidszorg
BOL ZB Sociaal-pedagogisch werk 7 BOL BB Helpende (welzijn) 6 BOL ZB Verzorgende 6 BOL ZB All-round kapper 5 BOL MKF Sociaal-pedagogisch werk 5 BOL niveau 1 totaal
BOL BB Autotechnicus 11 BOL BB Secretarieel 8 BBL ZB Verzorgende 7 BOL niveau 2 techniek
BOL MKF ICT beheerder servicedesk 7 BBL ZB Voortgezette timmerkracht 7 BOL ZB Informatietechniek 5 BBL BB Chauffeur goederenvervoer 5 BOL niveau 2 economie
BBL ZB Zelfstandig werkend kok 6 BOL niveau 2 gezondheidszorg
BOL ZB Sociaal-pedagogisch werk 32 BOL ZB Verzorgende 12 BBL ZB Verzorgende 7 BOL niveau 3 economie
HBO B Bedrijfseconomie 8 BOL niveau 3 gezondheidszorg
BOL MKF Verpleegkundige 15 BBL MKF Verpleegkundige 10 BOL ZB Uiterlijke verzorging 7 BOL niveau 3 gedrag en maatschappij
HBO B Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 14 HBO B Opleiding leraar basisonderwijs 12 BOL MKF Sociaal-pedagogisch werk 10 BOL MKF Onderwijsassistent 9 HBO B Sociaal Pedagogische Hulpverlening 7 HBO Leraar basisonderwijs 6




Statistische Bijlage

Tabel A5.3
Belangrijkste opleidingen van schoolverlaters die een vervolgopleiding zijn gaan volgen
---
BOL niveau 4 landbouw
HBO B Dier- en veehouderij 11 HBO B Bedrijfskunde en Agribusiness 7 HBO B Tuin- en landschapsinrichting 5 BOL niveau 4 techniek
HBO B Bouwkunde 9 HBO B Elektrotechniek 7 HBO B Werktuigbouwkunde 6 HBO B Technische Bedrijfskunde 5 BOL niveau 4 economie
HBO B Commerciële Economie 8 HBO B Bedrijfseconomie 7 HBO B Management, Economie en Recht 6 BOL niveau 4 gezondheidszorg
HBO B Opleiding tot Verpleegkundige 26 HBO B Opl. tot Fysiotherapeut 7 HBO B Sport en Bewegen 7 BOL niveau 4 gedrag en maatschappij
HBO B Opleiding leraar basisonderwijs 27 HBO B Sociaal Pedagogische Hulpverlening 18 HBO B Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 9 BBL niveau 2 totaal
BBL ZB Voortgezette timmerkracht 6 BBL ZB Verzorgende 5 BBL niveau 3 totaal
BBL ZB Verzorgende bij inst. voor gezinsverz. 6 BBL niveau 4 totaal
HBO B Opleiding tot Verpleegkundige 11 BBL MKF Detailhandel/ambulante handel 8 HBO B Ruimtelijke Ordening en Planologie 8 HBO B Sociaal Pedagogische Hulpverlening 7 HBO landbouw
WO M Animal Sciences and Aquaculture 8 WO Pre Master Opleiding 7 HBO onderwijs
HBO Master Onderwijs 12 WO Pre Master Opleiding 9 HBO B Sport en Bewegingseducatie 8 WO B Pedagogische Wetenschappen 5 HBO techniek
WO Pre Master Opleiding 15 HBO economie
WO Pre Master Opleiding 23 HBO gezondheidszorg
WO Pre Master Opleiding 16 WO B Psychologie 5




Statistische Bijlage

Tabel A5.3
Belangrijkste opleidingen van schoolverlaters die een vervolgopleiding zijn gaan volgen
---
HBO gedrag en maatschappij
WO Pre Master Opleiding 16 WO B Nederlands Recht 6 WO B Psychologie 5 HBO taal en cultuur
HBO M Muziek 20 HBO 2e Fase Muziek 7 WO landbouw
AIO/OIO 72 WO Kort Onderwijs 8 WO techniek
AIO/OIO 66 WO economie
Post-doct. beroepsopl. Registeraccountant 13 AIO/OIO 12 Post-doct. beroepsopl. Accountant 9 WO gezondheidszorg
AIO/OIO 35 Post-doct. beroepsopl. Huisarts 12 WO M Geneeskunde 6 Post-doct. beroepsopl. Interne geneeskunde 5 WO gedrag en maatschappij
AIO/OIO 19 WO Kort Onderwijs 6 WO taal en cultuur
WO Kort Onderwijs 20 AIO/OIO 16 WO recht en openbare orde
Post-doct. beroepsopl. Advocatuur 26 Post-doct. beroepsopl. Belastingadviseur 11 AIO/OIO 8 Post-doct. beroepsopl. Kandidaat notaris opleiding 6 WO natuurwetenschappen
AIO/OIO 62 WO Kort Onderwijs 6 Toelichting
n de tabel zijn alleen die opleidingen opgenomen die door ten minste % van de schoolverlaters worden gevolgd.
4




Statistische Bijlage

Tabel A5.4
Doorstroom van schoolverlaters naar kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven
---
HAVO
Calibris 31 Stichting ECABO 16 Kenniscentrum GOC 14 KC Handel 7 Innovam Groep 6 VWO
Stichting ECABO 50 VMBO theoretische leerweg
Calibris 30 Stichting ECABO 17 Stichting Kenwerk 10 KOC Nederland 6 KC Handel 5 VMBO landbouw
AEQUOR 33 Calibris 18 Stichting Kenwerk 8 Stichting ECABO 6 VMBO techniek
Kenteq 21 Fundeon 14 Stichting ECABO 8 Innovam Groep 7 VMBO economie
Stichting ECABO 29 Stichting Kenwerk 20 Calibris 16 KC Handel 11 KOC Nederland 5 VMBO gezondheidszorg
Calibris 52 KOC Nederland 22 Stichting Kenwerk 5 BOL niveau 1 totaal
Stichting ECABO 28 Calibris 15 Innovam Groep 12 Stichting Kenwerk 9 Savantis 7 Kenteq 6 KC Handel 5 BOL niveau 2 techniek
Kenteq 24 Fundeon 13 Stichting ECABO 13 Kenniscentrum GOC 11 Innovam Groep 6 VTL 5




Statistische Bijlage

Tabel A5.4
Doorstroom van schoolverlaters naar kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven
---
BOL niveau 2 economie
Stichting ECABO 23 Stichting Kenwerk 22 KC Handel 16 Calibris 16 BOL niveau 2 gezondheidszorg
Calibris 71 KOC Nederland 8 BOL niveau 3 economie
Stichting ECABO 54 Kenniscentrum GOC 10 KC Handel 10 Calibris 7 BOL niveau 3 gezondheidszorg
Calibris 54 KOC Nederland 21 BOL niveau 3 gedrag en maatschappij
Calibris 73 Stichting ECABO 8 BOL niveau 4 landbouw
AEQUOR 60 BOL niveau 4 techniek
Kenteq 15 SH&M 9 Innovam Groep 8 Kenniscentrum PMLF 8 BOL niveau 4 economie
Stichting ECABO 25 KC Handel 15 Calibris 10 Stichting Kenwerk 7 BOL niveau 4 gezondheidszorg
Calibris 34 Fundeon 5 SVGB 5 BOL niveau 4 gedrag en maatschappij
Calibris 54 Stichting ECABO 8 KC Handel 7 BBL niveau 2 totaal
Kenteq 20 Fundeon 14 Calibris 10 Innovam Groep 7 Kenniscentrum VOC 6 SH&M 6




Statistische Bijlage

Tabel A5.4
Doorstroom van schoolverlaters naar kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven
---
BBL niveau 3 totaal
Kenteq 23 Calibris 16 Fundeon 8 Stichting ECABO 2 BBL niveau 4 totaal
KC Handel 39 Calibris 8 Innovam Groep 7 Toelichting
n de tabel zijn alleen die kenniscentra opgenomen die door ten minste % van de schoolverlaters worden gevolgd.




Statistische Bijlage

Tabel A5.5
Oordeel van schoolverlaters over de aansluiting van de afgesloten opleiding met de vervolgopleiding Opleidingssector goed voldoende matig slecht % % % % HAVO/VWO 30 41 24 6 HAVO 26 42 25 7 VWO 35 39 22 4 VMBO 39 38 16 6 Naar leerweg
Theoretisch 38 38 18 6 Gemengd 37 36 21 6 Kaderberoepsgericht 37 42 14 7 Basisberoepsgericht 45 35 14 7 Naar sector
Landbouw 32 44 16 8 Techniek 41 37 15 7 Economie 37 40 15 8 Gezondheidszorg 44 37 14 6 BOL 30 39 20 11 BOL niveau 1 56 22 9 13 BOL niveau 2 42 37 14 7 Techniek 33 46 13 7 Economie 46 34 15 6 Gezondheidszorg 43 35 14 8 BOL niveau 3 30 39 20 11 Economie 27 39 24 9 Gezondheidszorg 30 40 12 18 Gedrag en maatschappij 32 41 20 7 BOL niveau 4 25 40 23 12 Landbouw 23 44 21 12 Techniek 22 43 23 12 Economie 27 37 23 12 Gezondheidszorg 24 41 27 9 Gedrag en maatschappij 25 40 22 12 BBL 51 30 14 5 BBL niveau 2 58 30 10 2 BBL niveau 3 45 32 14 9 BBL niveau 4 38 26 28 8 Totaal 35 39 19 7 Toelichting
raag in de enquête:
Hoe is de aansluiting tussen de gevolgde opleiding en deze vervolgopleiding?




Statistische Bijlage

Tabel A6.1
Uitvallers en studiewisselaars
Opleidingssector vervolgopleiding voortijdig studiewisselaar verlaten % % HAVO/VWO 14 11 HAVO 15 12 VWO 13 11 VMBO 11 7 Naar leerweg
Theoretisch 10 8 Gemengd 6 5 Kaderberoepsgericht 13 8 Basisberoepsgericht 10 6 Naar sector
Landbouw 10 6 Techniek 11 6 Economie 14 9 Gezondheidszorg 10 6 BOL 11 3 BOL niveau 1 14 3 BOL niveau 2 7 2 Techniek 5 0 Economie 7 2 Gezondheidszorg 9 3 BOL niveau 3 13 4 Economie 12 5 Gezondheidszorg 9 0 Gedrag en maatschappij 15 5 BOL niveau 4 12 4 Landbouw 14 5 Techniek 11 4 Economie 13 5 Gezondheidszorg 9 2 Gedrag en maatschappij 12 3 BBL 8 2 BBL niveau 2 7 2 BBL niveau 3 7 1 BBL niveau 4 8 2 HBO 8 1 Landbouw 7 0 Onderwijs 6 1 Techniek 10 1 Economie 7 1 Gezondheidszorg 7 0 Gedrag en maatschappij 8 0 Taal en cultuur 5 1




Statistische Bijlage

Tabel A6.1
Uitvallers en studiewisselaars
Opleidingssector vervolgopleiding voortijdig studiewisselaar verlaten % % WO 5 0 Landbouw 1 0 Techniek 4 0 Economie 5 0 Gezondheidszorg 2 0 Gedrag en maatschappij 6 0 Taal en cultuur 8 1 Recht en openbare orde 5 0 Natuurwetenschappen 5 0 Totaal 11 7

0




Statistische Bijlage

Tabel A7.1
Opleiding achteraf opnieuw kiezen: doorstroom naar vervolgonderwijs Opleidingssector zelfde andere geen opleiding opleiding opleiding % % % VMBO 85 15 0 Naar leerweg
Theoretisch 88 12 0 Gemengd 87 13 0 Kaderberoepsgericht 84 16 0 Basisberoepsgericht 81 19 0 Naar sector
Landbouw 82 18 0 Techniek 78 22 0 Economie 84 16 0 Gezondheidszorg 87 13 0 BOL 80 18 2 BOL niveau 1 80 12 8 BOL niveau 2 71 22 8 Techniek 62 23 14 Economie 76 22 2 Gezondheidszorg 72 20 8 BOL niveau 3 78 20 2 Economie 78 20 2 Gezondheidszorg 76 24 0 Gedrag en maatschappij 84 14 2 BOL niveau 4 82 17 1 Landbouw 85 15 0 Techniek 81 18 1 Economie 78 20 2 Gezondheidszorg 86 13 1 Gedrag en maatschappij 86 14 0 BBL 80 16 4 BBL niveau 2 85 9 7 BBL niveau 3 80 19 1 BBL niveau 4 67 31 2 HBO 78 21 0 Landbouw 77 22 2 Onderwijs 85 15 0 Techniek 79 20 1 Economie 75 25 0 Gezondheidszorg 80 20 0 Gedrag en maatschappij 76 23 0 Taal en cultuur 81 17 2 WO 83 17 0 Landbouw 80 20 0 Techniek 82 18 0 Economie 86 14 1 Gezondheidszorg 90 10 0 Gedrag en maatschappij 77 23 0




Statistische Bijlage

Tabel A7.1
Opleiding achteraf opnieuw kiezen: doorstroom naar vervolgonderwijs Opleidingssector zelfde andere geen opleiding opleiding opleiding % % % WO (vervolg)
Taal en cultuur 76 23 1 Recht en openbare orde 88 11 1 Natuurwetenschappen 82 17 0 Totaal 83 16 1




Statistische Bijlage

Tabel A8.1
Belangrijkste bedrijfsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
HAVO
Gezondheidszorg 17 Supermarkten, warenhuizen 8 Overheidsdiensten 8 Restaurants/cafetaria's/snackbars ed 6 Welzijnszorg 6 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 5 Ov. zakelijke dienstverlening n.e.g. 5 VWO
Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 12 Winkels farmac./med. art./parfum/cosmetica 10 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 10 Overheidsdiensten 10 Supermarkten, warenhuizen 7 Grooth. ov. Consumentenartikelen 5 Ov. zakelijke dienstverlening n.e.g. 5 VMBO theoretische leerweg
Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 11 Supermarkten, warenhuizen 10 Restaurants/cafetaria's/snackbars ed 10 Overheidsdiensten 10 Gezondheidszorg 8 Ov. dienstverlening 6 VMBO landbouw
Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 12 Dienstverlening tbv landbouw 11 Bouwrijp maken terreinen 9 Welzijnszorg 8 Supermarkten, warenhuizen 5 VMBO techniek
Burgerlijke en utiliteitsbouw grond-/water-/wegenbouw 13 Afwerken gebouwen 10 Bouwinstallatie 8 Vervaardiging metalen constructiew./ramen/deuren/kozijnen 6 Overheidsdiensten 6 VMBO economie
Supermarkten, warenhuizen 16 Restaurants/cafetaria's/snackbars ed 16 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 8 VMBO gezondheidszorg
Ov. dienstverlening 18 Supermarkten, warenhuizen 15 Welzijnszorg 13 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 12 Restaurants/cafetaria's/snackbars ed 6 BOL niveau 1 totaal
Overheidsdiensten 11 Gezondheidszorg 10 Welzijnszorg 9




Statistische Bijlage

Tabel A8.1
Belangrijkste bedrijfsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
BOL niveau 2 landbouw
Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 29 Fokken/houden dieren 10 BOL niveau 2 techniek
Bouwinstallatie 12 Burgerlijke en utiliteitsbouw grond-/water-/wegenbouw 10 Handel in, reparatie van auto's (1) 6 BOL niveau 2 economie
Overheidsdiensten 27 Restaurants/cafetaria's/snackbars ed 10 Beveiliging/opsporing 8 BOL niveau 2 gezondheidszorg
Welzijnszorg 39 Ov. dienstverlening 11 Supermarkten, warenhuizen 7 Overheidsdiensten 7 Hotels/pensions/conferentie-oorden 6 Gezondheidszorg 6 BOL niveau 3 landbouw
Dienstverlening tbv landbouw 21 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 15 Fokken/houden dieren 12 Akker-/tuinbouw 6 Sport 6 Welzijnszorg 5 BOL niveau 3 techniek
Vervoer over water 13 Overig amusement/kunst 8 Visserij/kweken vis/schaaldieren 6 Vervaardiging meubels 6 Binnenvaart 6 BOL niveau 3 economie
Reisorganisatie/-bemiddeling, informatieverstrekking toerisme 9 Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 7 BOL niveau 3 gezondheidszorg
Welzijnszorg 53 Ov. dienstverlening 15 Gezondheidszorg 9 BOL niveau 3 gedrag en maatschappij
Welzijnszorg 78 BOL niveau 4 landbouw
Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 17 Veterinaire diensten 15 Dienstverlening tbv landbouw 14 Fokken/houden dieren 6 Cult. uitl.centra/openb. arch./musea/dieren-/plantentuin ed 6 BOL niveau 4 techniek
Bouwinstallatie 7 4




Statistische Bijlage

Tabel A8.1
Belangrijkste bedrijfsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
BOL niveau 4 techniek (vervolg)
Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 7 Burgerlijke en utiliteitsbouw grond-/water-/wegenbouw 6 Vervoer over weg 6 Architecten-/ingenieurs-/ov. techn.ontw.-/teken-/adviesbureau 6 BOL niveau 4 economie
Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 10 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 9 BOL niveau 4 gezondheidszorg
Gezondheidszorg 45 Welzijnszorg 23 Winkels farmac./med. art./parfum/cosmetica 15 BOL niveau 4 gedrag en maatschappij
Welzijnszorg 63 Gezondheidszorg 10 Primair onderwijs voor leerplichtingen en speciaal onderwijs 6 BBL niveau 1 totaal
Vervaardiging ov. goederen n.e.g. 19 Welzijnszorg 14 Handel in, reparatie van auto's (1) 8 BBL niveau 2 landbouw
Dienstverlening tbv landbouw 26 Vervaardiging ov. goederen n.e.g. 12 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 11 Fokken/houden dieren 5 Slachterijen/vleesverwerking 5 BBL niveau 2 techniek
Burgerlijke en utiliteitsbouw grond-/water-/wegenbouw 17 Bouwinstallatie 12 Afwerken gebouwen 5 Handel in, reparatie van auto's (1) 5 Vervoer over weg 5 BBL niveau 2 economie
Supermarkten, warenhuizen 13 Beveiliging/opsporing 13 Overheidsdiensten 13 Winkels farmac./med. art./parfum/cosmetica 9 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 9 Restaurants/cafetaria's/snackbars ed 7 BBL niveau 2 gezondheidszorg
Welzijnszorg 75 Ov. dienstverlening 9 Gezondheidszorg 6 BBL niveau 3 landbouw
Dienstverlening tbv landbouw 34 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 17 Vervaardiging zuivelprodukten 9 Vervaardiging voedingsmiddelen (overig) 9 Grooth. voedings-/genotmiddelen 6 Openbaar bestuur 6




Statistische Bijlage

Tabel A8.1
Belangrijkste bedrijfsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
BBL niveau 3 techniek
Burgerlijke en utiliteitsbouw grond-/water-/wegenbouw 21 Bouwinstallatie 19 Handel in, reparatie van auto's (1) 7 Afwerken gebouwen 5 BBL niveau 3 economie
Restaurants/cafetaria's/snackbars ed 20 Supermarkten, warenhuizen 14 Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 11 Hotels/pensions/conferentie-oorden 10 Kampeerterreinen/ov. voorzien. recreat. verblijf n.e.g. 7 BBL niveau 3 gezondheidszorg
Welzijnszorg 87 Ov. dienstverlening 7 BBL niveau 3 gedrag en maatschappij
Welzijnszorg 88 Primair onderwijs voor leerplichtingen en speciaal onderwijs 7 BBL niveau 4 techniek
Burgerlijke en utiliteitsbouw grond-/water-/wegenbouw 16 Bouwinstallatie 15 Handel in, reparatie van auto's (1) 15 Welzijnszorg 9 Architecten-/ingenieurs-/ov. techn.ontw.-/teken-/adviesbureau 5 BBL niveau 4 economie
Winkels gespecialiseerd in overige artikelen 28 Supermarkten, warenhuizen 12 Architecten-/ingenieurs-/ov. techn.ontw.-/teken-/adviesbureau 9 BBL niveau 4 gezondheidszorg
Gezondheidszorg 65 Welzijnszorg 30 BBL niveau 4 gedrag en maatschappij
Welzijnszorg 55 Gezondheidszorg 20 Primair onderwijs voor leerplichtingen en speciaal onderwijs 8 Overheidsdiensten 7 HBO landbouw
Architecten-/ingenieurs-/ov. techn.ontw.-/teken-/adviesbureau 10 Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 7 Openbaar bestuur 7 Secundair onderwijs en educatie 5 HBO onderwijs
Primair onderwijs voor leerplichtingen en speciaal onderwijs 66 Secundair onderwijs en educatie 20 HBO techniek
Architecten-/ingenieurs-/ov. techn.ontw.-/teken-/adviesbureau 16 Ontwikkelen/produceren/uitgeven software, softwareconsultancy 11 Burgerlijke en utiliteitsbouw grond-/water-/wegenbouw 8 Netwerkbeheer, computerbeveiliging, automatiseringdiensten n.e.g. 5




Statistische Bijlage

Tabel A8.1
Belangrijkste bedrijfsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
HBO economie
Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 15 Uitzendbur./uitleenbedr./arbeidsbemid./testen/werven/selectie 8 Geldscheppende financiele instellingen 7 HBO gezondheidszorg
Gezondheidszorg 69 Welzijnszorg 19 HBO gedrag en maatschappij
Welzijnszorg 44 Gezondheidszorg 15 Uitzendbur./uitleenbedr./arbeidsbemid./testen/werven/selectie 6 HBO taal en cultuur
Overig amusement/kunst 41 Reclamebureaus ed 12 Ov. zakelijke dienstverlening n.e.g. 8 Secundair onderwijs en educatie 8 WO landbouw
Tertiair onderwijs 20 Architecten-/ingenieurs-/ov. techn.ontw.-/teken-/adviesbureau 14 Natuurwetenschappelijk speur-/ontwikkelingswerk 11 Openbaar bestuur 7 Gezondheidszorg 7 Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 6 WO techniek
Architecten-/ingenieurs-/ov. techn.ontw.-/teken-/adviesbureau 27 Tertiair onderwijs 11 Ontwikkelen/produceren/uitgeven software, softwareconsultancy 8 Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 8 WO economie
Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 28 Geldscheppende financiele instellingen 11 WO gezondheidszorg
Gezondheidszorg 70 Tertiair onderwijs 9 WO gedrag en maatschappij
Gezondheidszorg 15 Welzijnszorg 14 Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 12 Openbaar bestuur 9 Tertiair onderwijs 9 Overheidsdiensten 5 WO taal en cultuur
Tertiair onderwijs 14 Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 7 Uitgeverijen 6 Openbaar bestuur 6 Secundair onderwijs en educatie 6 Levensbesch-, politieke -, ideele organisaties 5




Statistische Bijlage

Tabel A8.1
Belangrijkste bedrijfsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
WO recht en openbare orde
Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 49 Overheidsdiensten 16 Openbaar bestuur 9 WO natuurwetenschappen
Winkels farmac./med. art./parfum/cosmetica 7 Tertiair onderwijs 21 Rechtsk. dienstverl./account./belastingconsul./holdings ed 9 Ontwikkelen/produceren/uitgeven software, softwareconsultancy 10 Natuurwetenschappelijk speur-/ontwikkelingswerk 5 Gezondheidszorg 9 Toelichting
De bedrijven waarin de schoolverlaters werkzaam zijn, zijn geclassificeerd volgens de Standaard Bedrijfs ndeling van het CBS. Op het hier gepresenteerde niveau van bedrijfsgroepen worden in totaal catego- rieën onderscheiden.
n de tabel zijn alleen die bedrijfsgroepen weergegeven waarin ten minste % van de schoolverlaters werk- zaam is.




Statistische Bijlage

Tabel A8.2
Belangrijkste beroepsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
HAVO
Elementaire beroepen 15 Verkopers 10 Hulpkrachten horeca en verzorging 8 Productieplanners 6 Politieagenten, onderofficieren en beveiligingsemployés 6 Verpleeghulpen en leerling-verpleegkundigen 5 Verplegenden en doktersassistenten 5 VWO
Elementaire beroepen 26 Verkopers 20 Assistent accountants 11 Commercieel employés 10 Receptionisten en administratieve employés 6 VMBO theoretische leerweg
Verkopers 17 Elementaire beroepen 13 Hulpkrachten horeca en verzorging 12 Aspirant politieagenten, soldaten en beveiligingshulpkrachten 8 Verzorgend personeel 7 VMBO landbouw
Verkopers 13 Elementaire beroepen 12 Agrarische arbeider 11 Hulpkrachten horeca en verzorging 9 Weg- en waterbouwkundige vakkrachten 9 Verzorgend personeel 8 VMBO techniek
Bouwvakkers 21 Aannemers en installateurs 14 Elementaire beroepen 10 Metaalarbeiders 9 Assembleurs 7 Monteurs 6 Aspirant politieagenten, soldaten en beveiligingshulpkrachten 5 VMBO economie
Verkopers 25 Elementaire beroepen 19 Verzorgend personeel 12 Hulpkrachten horeca en verzorging 11 VMBO gezondheidszorg
Verkopers 30 Hulpkrachten horeca en verzorging 20 Elementaire beroepen 12 Verzorgend personeel 12 BOL niveau 1 totaal
Elementaire beroepen 24 Aspirant politieagenten, soldaten en beveiligingshulpkrachten 12 Bouwvakkers 7 Hulpkrachten horeca en verzorging 7 Verzorgend personeel 7 Verkopers 6




Statistische Bijlage

Tabel A8.2
Belangrijkste beroepsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
BOL niveau 2 landbouw
Agrarische arbeider 24 Elementaire beroepen 14 Verkopers 14 Agrarische vakkrachten 10 BOL niveau 2 techniek
Elementaire beroepen 12 Aannemers en installateurs 12 Bouwvakkers 11 Monteurs 10 Chauffeurs 6 Bankwerkers en lassers 6 BOL niveau 2 economie
Aspirant politieagenten, soldaten en beveiligingshulpkrachten 25 Boekhouders en secretaresses 12 Verkopers 10 Hulpkrachten horeca en verzorging 8 Elementaire beroepen 7 Receptionisten en administratieve employés 7 BOL niveau 2 gezondheidszorg
Verzorgend personeel 33 Hulpkrachten horeca en verzorging 19 Elementaire beroepen 14 Verkopers 13 Aspirant politieagenten, soldaten en beveiligingshulpkrachten 7 BOL niveau 3 landbouw
Agrarische arbeider 33 Agrarische bedrijfshoofden 15 Agrarische vakkrachten 11 Verkopers 9 Hulpkrachten horeca en verzorging 7 BOL niveau 3 techniek
Schippers en conducteurs 15 Elektromonteurs 13 Weg- en waterbouwkundige vakkrachten 8 Landbouwmachinebestuurders en vissers 6 Laboranten 6 Aannemers en installateurs 6 Procestechnische beroepen (mid) 6 Chauffeurs 5 Grafische vakkrachten 5 BOL niveau 3 economie
Boekhouders en secretaresses 29 Commercieel employés 19 Receptionisten en administratieve employés 6 Programmeurs 6 BOL niveau 3 gezondheidszorg
Verzorgend personeel 64 Verplegenden en doktersassistenten 9 Verkopers 8 0




Statistische Bijlage

Tabel A8.2
Belangrijkste beroepsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
BOL niveau 3 gedrag en maatschappij
Verzorgend personeel 59 Activiteitenbegeleiders en medewerkers arbeidsbemiddeling 19 Hulpkrachten horeca en verzorging 7 BOL niveau 4 landbouw
Agrarische arbeider 18 Verplegenden en doktersassistenten 16 Verkopers 13 Agrarische vakkrachten 11 Agrarische bedrijfshoofden 8 BOL niveau 4 techniek
Monteurs 11 Productieplanners 9 Aannemers en installateurs 8 Elektromonteurs 6 Procestechnische beroepen (mid) 6 BOL niveau 4 economie
Boekhouders en secretaresses 23 Commercieel employés 15 Verkopers 9 Receptionisten en administratieve employés 8 Programmeurs 8 Winkeliers 6 BOL niveau 4 gezondheidszorg
Verplegenden en doktersassistenten 47 Apothekersassistenten en medisch laboranten 18 Verzorgend personeel 11 BOL niveau 4 gedrag en maatschappij
Verzorgend personeel 34 Activiteitenbegeleiders en medewerkers arbeidsbemiddeling 29 Verplegenden en doktersassistenten 10 BBL niveau 1 totaal
Elementaire beroepen 20 Chauffeurs 15 Hulpkrachten horeca en verzorging 15 Agrarische arbeider 8 Bouwvakkers 7 Verkopers 7 Procestechnische beroepen (mid) 5 BBL niveau 2 landbouw
Agrarische arbeider 30 Agrarische vakkrachten 14 Bouwvakkers 9 Procestechnische beroepen (mid) 9 Elementaire beroepen 7 Mechanisch operators 5 Verkopers 5 Agrarische bedrijfshoofden 5 BBL niveau 2 techniek
Aannemers en installateurs 15 Monteurs 14




Statistische Bijlage

Tabel A8.2
Belangrijkste beroepsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
BBL niveau 2 techniek (vervolg)
Bouwvakkers 12 Chauffeurs 8 Elementaire beroepen 6 Metaalarbeiders 5 Monteurs en controleurs elektrotechnische producten 5 BBL niveau 2 economie
Aspirant politieagenten, soldaten en beveiligingshulpkrachten 22 Verkopers 21 Winkeliers 9 Elementaire beroepen 6 Hulpkrachten horeca en verzorging 6 BBL niveau 2 gezondheidszorg
Verzorgend personeel 60 Hulpkrachten horeca en verzorging 19 Activiteitenbegeleiders en medewerkers arbeidsbemiddeling 5 BBL niveau 3 landbouw
Agrarische arbeider 17 Agrarische vakkrachten 17 Procestechnische beroepen (mid) 17 Bouwvakkers 11 Agrarische bedrijfshoofden 11 Chauffeurs 8 Verkopers 6 BBL niveau 3 techniek
Aannemers en installateurs 26 Monteurs 13 Bouwvakkers 11 Procestechnische beroepen (mid) 10 Elektromonteurs 8 Apothekersassistenten en medisch laboranten 6 BBL niveau 3 economie
Verzorgend personeel 37 Verkopers 15 Winkeliers 13 Hulpkrachten horeca en verzorging 6 Boekhouders en secretaresses 6 BBL niveau 3 gezondheidszorg
Verzorgend personeel 85 Ziekenverzorgenden 7 BBL niveau 3 gedrag en maatschappij
Verzorgend personeel 59 Activiteitenbegeleiders en medewerkers arbeidsbemiddeling 27 Hulpkrachten horeca en verzorging 5 BBL niveau 4 techniek
Monteurs 21 Aannemers en installateurs 17 Elektromonteurs 11 Bouwvakkers 6 Elektronicamonteurs 5 Productieplanners 5 Verzorgend personeel 5




Statistische Bijlage

Tabel A8.2
Belangrijkste beroepsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
BBL niveau 4 economie
Winkeliers 33 Boekhouders en secretaresses 21 Verkopers 12 Commercieel employés 8 Verzorgend personeel 6 BBL niveau 4 gezondheidszorg
Verplegenden en doktersassistenten 64 Apothekersassistenten en medisch laboranten 12 Verzorgend personeel 12 BBL niveau 4 gedrag en maatschappij
Activiteitenbegeleiders en medewerkers arbeidsbemiddeling 41 Verzorgend personeel 30 Verplegenden en doktersassistenten 13 HBO landbouw
Milieuhygienisten en agrarisch vertegenwoordigers 11 Commercieel medewerkers 9 Organisatie-adviseurs 6 Assistent accountants 6 Agrarische bedrijfshoofden 5 HBO onderwijs
Leraar basisonderwijs 66 Docenten talen en expressie 6 Docenten sociale vakken (2e en 3e gr.) 6 HBO techniek
Systeemanalisten 25 Architecten en bouwkundig projectleiders 15 Werktuigbouwkundig ontwerpers en hoofden technische dienst 8 Technisch systeemanalisten 6 Organisatie-adviseurs 5 HBO economie
Commercieel medewerkers 26 Assistent accountants 15 Commercieel employés 9 Organisatie-adviseurs 7 Systeemanalisten 7 Sociaal-cultureel werkers 6 HBO gezondheidszorg
Therapeuten en verpleegkundigen 71 Verplegenden en doktersassistenten 6 HBO gedrag en maatschappij
Sociaal-cultureel werkers 49 Activiteitenbegeleiders en medewerkers arbeidsbemiddeling 9 Verzorgend personeel 6 Organisatie-adviseurs 6 HBO taal en cultuur
Kunstenaars 49 Docenten talen en expressie 13




Statistische Bijlage

Tabel A8.2
Belangrijkste beroepsgroepen waarin schoolverlaters werkzaam zijn
---
WO landbouw
Natuurwetenschappers 17 Landbouwkundigen 11 Milieuhygienisten en agrarisch vertegenwoordigers 7 Artsen 7 WO techniek
Weg- en waterbouwkundigen 17 Materiaalkundigen 9 Informatici 8 Systeemanalisten 7 Organisatiedeskundigen 7 Architecten en bouwkundig projectleiders 6 WO economie
Commercieel medewerkers 18 Economen 13 Organisatiedeskundigen 13 Accountants 10 Assistent accountants 8 Organisatie-adviseurs 6 Managers 5 WO gezondheidszorg
Artsen 69 WO gedrag en maatschappij
Sociaal-wetenschappelijk onderzoekers 17 Sociaal-cultureel werkers 13 Onderwijskundigen en pedagogen 8 Commercieel medewerkers 6 Organisatiedeskundigen 6 WO taal en cultuur
Commercieel medewerkers 11 Journalisten 7 Docenten letteren (1e gr. en WO) 7 Taalkundigen 7 WO recht en openbare orde
Juristen 62 Managers 11 Juridisch, bestuurlijk medewerkers 5 WO natuurwetenschappen
Systeemanalisten 16 Natuurwetenschappers 16 Apothekers 12 Informatici 8 Organisatiedeskundigen 5 Toelichting
De beroepen waarin de schoolverlaters werkzaam zijn, zijn geclassificeerd volgens de Standaard Beroepenclassificatie van het CBS. Binnen de elementaire beroepen is hierbij door het ROA een nader onderscheid gemaakt. Bovendien zijn de namen van de beroepen verduidelijkt. Op het hier gepresenteerde niveau van beroepsgroepen worden in totaal categorieën onderscheiden. n de tabel zijn alleen die beroepsgroepen weergegeven waarin ten minste % van de schoolverlaters werk- zaam is.
4




Statistische Bijlage

Tabel A8.3
Grootte van de organisatie waarin schoolverlaters werkzaam zijn Opleidingssector 1 t/m 9 10 t/m 24 25 t/m 49 50 t/m 99 100 t/m 249 250 t/m 999 1000 pers. pers. pers. pers. pers. pers. pers % % % % % % % HAVO/VWO 13 12 12 13 11 16 24 HAVO 14 12 10 13 8 17 25 VWO 10 10 15 11 20 12 22 VMBO 21 20 13 9 8 9 19 Naar leerweg
Theoretisch 16 22 12 8 4 8 30 Gemengd 19 15 5 9 13 17 22 Kaderberoepsgericht 20 21 11 11 10 9 18 Basisberoepsgericht 26 18 16 9 9 9 12 Naar sector
Landbouw 23 20 7 15 10 8 17 Techniek 25 23 13 7 9 9 15 Economie 19 15 17 13 11 12 14 Gezondheidszorg 24 18 13 9 9 10 16 BOL 16 14 10 8 11 16 25 BOL niveau 1 21 11 12 3 16 17 21 BOL niveau 2 16 15 11 7 10 14 27 Landbouw 24 33 14 5 5 5 14 Techniek 25 11 16 10 9 12 17 Economie 13 15 8 6 10 12 37 Gezondheidszorg 11 18 11 6 11 22 21 BOL niveau 3 16 14 12 10 12 16 21 Landbouw 57 7 9 8 5 4 10 Techniek 35 16 11 8 14 10 5 Economie 13 14 12 8 12 14 27 Gezondheidszorg 11 11 9 10 9 22 28 Gedrag en maatschappij 9 17 13 12 14 18 17 BOL niveau 4 15 13 9 8 10 17 27 Landbouw 50 16 5 3 8 7 12 Techniek 14 13 11 11 14 14 22 Economie 19 12 8 10 10 14 27 Gezondheidszorg 13 17 9 3 4 17 37 Gedrag en maatschappij 6 11 10 8 10 26 29 BBL 13 11 9 8 11 20 28 BBL niveau 1 11 7 6 8 15 26 28 BBL niveau 2 15 12 10 8 11 18 25 Landbouw 20 17 10 3 12 12 25 Techniek 20 17 13 10 10 14 15 Economie 10 6 9 7 14 20 35 Gezondheidszorg 7 10 3 5 8 31 36 BBL niveau 3 14 10 10 11 13 19 23 Landbouw 28 11 17 6 22 11 6 Techniek 20 17 14 12 12 11 13 Economie 20 14 11 17 7 9 22 Gezondheidszorg 6 1 5 8 13 29 38 Gedrag en maatschappij 7 12 11 10 19 31 10




Statistische Bijlage

Tabel A8.3
Grootte van de organisatie waarin schoolverlaters werkzaam zijn Opleidingssector 1 t/m 9 10 t/m 24 25 t/m 49 50 t/m 99 100 t/m 249 250 t/m 999 1000 pers. pers. pers. pers. pers. pers. pers % % % % % % % BBL niveau 4 8 9 6 4 6 24 44 Techniek 17 16 7 9 9 14 27 Economie 16 16 11 2 8 16 29 Gezondheidszorg 1 5 3 1 2 25 64 Gedrag en maatschappij 2 3 5 6 6 36 42 HBO 10 11 11 9 13 18 28 Landbouw 17 14 9 8 15 14 22 Onderwijs 6 23 26 10 15 15 5 Techniek 9 10 11 11 13 15 31 Economie 10 9 9 9 13 17 35 Gezondheidszorg 22 11 4 4 6 18 35 Gedrag en maatschappij 3 5 6 10 14 32 30 Taal en cultuur 60 40 WO 8 8 7 7 11 17 43 Landbouw 6 7 9 6 10 15 48 Techniek 11 9 7 8 8 11 46 Economie 4 4 5 7 10 14 56 Gezondheidszorg 11 6 3 3 6 18 53 Gedrag en maatschappij 8 8 8 8 13 22 34 Taal en cultuur 11 10 10 10 13 18 28 Recht en openbare orde 7 10 8 7 14 22 32 Natuurwetenschappen 4 10 7 6 11 13 50 Totaal 14 12 10 8 11 17 28 Toelichting
Het betreft hier de grootte van de totale organisatie (inclusief eventuele andere vestigingen).




Statistische Bijlage

Tabel A8.4
ereist opleidingsniveau voor de huidige functie volgens de werkgever Opleidingssector lager zelfde hoger % % % VMBO 15 48 37 Naar leerweg
Theoretisch 15 50 35 Gemengd 17 45 38 Kaderberoepsgericht 14 47 39 Basisberoepsgericht 16 47 37 Naar sector
Landbouw 16 36 48 Techniek 15 44 42 Economie 15 52 33 Gezondheidszorg 16 53 32 BOL 24 66 10 BOL niveau 1 40 47 13 BOL niveau 2 37 42 22 Landbouw 50 50 Techniek 28 48 24 Economie 43 35 23 Gezondheidszorg 34 47 18 BOL niveau 3 21 77 2 Landbouw 35 65 Techniek 25 75 Economie 22 73 5 Gezondheidszorg 22 78 0 Gedrag en maatschappij 16 83 1 BOL niveau 4 15 78 6 Landbouw 24 71 5 Techniek 18 76 6 Economie 21 71 8 Gezondheidszorg 7 88 5 Gedrag en maatschappij 9 84 7 BBL 32 59 9 BBL niveau 1 54 44 2 BBL niveau 2 36 44 20 Landbouw 34 53 14 Techniek 35 44 21 Economie 45 36 19 Gezondheidszorg 25 54 21 BBL niveau 3 32 67 1 Landbouw 42 56 3 Techniek 47 52 0 Economie 39 58 3 Gezondheidszorg 17 83 0 Gedrag en maatschappij 12 88 BBL niveau 4 14 81 6 Techniek 18 76 6 Economie 33 64 4




Statistische Bijlage

Tabel A8.4
ereist opleidingsniveau voor de huidige functie volgens de werkgever Opleidingssector lager zelfde hoger % % % BBL niveau 4 (vervolg)
Gezondheidszorg 7 86 7 Gedrag en maatschappij 6 88 6 HBO 15 83 2 Landbouw 24 75 1 Onderwijs 7 92 1 Techniek 9 89 2 Economie 15 81 3 Gezondheidszorg 14 85 1 Gedrag en maatschappij 28 72 1 Taal en cultuur 19 76 5 WO 36 60 4 Landbouw 30 63 7 Techniek 28 70 2 Economie 40 57 3 Gezondheidszorg 15 77 8 Gedrag en maatschappij 45 53 2 Taal en cultuur 61 35 5 Recht en openbare orde 21 76 3 Natuurwetenschappen 33 60 7 Totaal 25 63 12 Toelichting
raag in de enquête:
Welk opleidingsniveau werd door uw werkgever voor deze functie minimaal vereist?




Statistische Bijlage

Tabel A8.5
ereiste opleidingsrichting voor de huidige functie volgens de werkgever Opleidingssector eigen/verwante andere geen richting richting richting % % % VMBO 48 3 49 Naar leerweg
Theoretisch 39 3 59 Gemengd 39 13 48 Kaderberoepsgericht 49 1 49 Basisberoepsgericht 53 3 44 Naar sector
Landbouw 60 4 36 Techniek 58 1 41 Economie 44 5 51 Gezondheidszorg 43 2 55 BOL 65 4 30 BOL niveau 1 37 12 51 BOL niveau 2 50 4 46 Landbouw 33 5 62 Techniek 59 7 34 Economie 45 3 52 Gezondheidszorg 52 3 45 BOL niveau 3 73 3 24 Landbouw 60 8 32 Techniek 83 2 15 Economie 62 4 33 Gezondheidszorg 76 2 22 Gedrag en maatschappij 78 3 19 BOL niveau 4 76 3 21 Landbouw 70 5 25 Techniek 80 2 18 Economie 62 6 32 Gezondheidszorg 84 2 14 Gedrag en maatschappij 84 3 13 BBL 72 4 24 BBL niveau 1 52 4 44 BBL niveau 2 65 5 30 Landbouw 59 12 29 Techniek 71 3 26 Economie 52 8 41 Gezondheidszorg 71 5 24 BBL niveau 3 79 2 18 Landbouw 69 11 20 Techniek 75 3 22 Economie 71 1 28 Gezondheidszorg 87 2 11 Gedrag en maatschappij 86 2 12 BBL niveau 4 84 3 13 Techniek 90 1 9 Economie 51 10 39




Statistische Bijlage

Tabel A8.5
ereiste opleidingsrichting voor de huidige functie volgens de werkgever Opleidingssector eigen/verwante andere geen richting richting richting % % % BBL niveau 4 (vervolg)
Gezondheidszorg 94 1 5 Gedrag en maatschappij 89 2 8 HBO 82 4 15 Landbouw 73 6 20 Onderwijs 94 2 5 Techniek 87 2 11 Economie 69 5 26 Gezondheidszorg 93 2 5 Gedrag en maatschappij 85 5 11 Taal en cultuur 100 WO 74 4 22 Landbouw 83 4 12 Techniek 80 2 18 Economie 72 1 27 Gezondheidszorg 87 2 11 Gedrag en maatschappij 70 5 25 Taal en cultuur 51 10 39 Recht en openbare orde 78 4 19 Natuurwetenschappen 81 3 16 Totaal 69 4 27 Toelichting
raag in de enquête:
Welke opleidingsrichting werd door uw werkgever voor deze functie vereist?

40




Statistische Bijlage

Tabel A8.6
Benutting van kennis en vaardigheden
Opleidingssector % VMBO 54 Naar leerweg
Theoretisch 50 Gemengd 41 Kaderberoepsgericht 59 Basisberoepsgericht 52 Naar sector
Landbouw 54 Techniek 62 Economie 47 Gezondheidszorg 50 BOL 61 BOL niveau 1 51 BOL niveau 2 55 Landbouw 35 Techniek 56 Economie 54 Gezondheidszorg 59 BOL niveau 3 68 Landbouw 59 Techniek 83 Economie 48 Gezondheidszorg 76 Gedrag en maatschappij 73 BOL niveau 4 62 Landbouw 60 Techniek 62 Economie 52 Gezondheidszorg 76 Gedrag en maatschappij 66 BBL 68 BBL niveau 1 56 BBL niveau 2 63 Landbouw 59 Techniek 67 Economie 55 Gezondheidszorg 69 BBL niveau 3 73 Landbouw 80 Techniek 69 Economie 66 Gezondheidszorg 79 Gedrag en maatschappij 77 BBL niveau 4 71 Techniek 59 Economie 50 Gezondheidszorg 84 Gedrag en maatschappij 77
---




Statistische Bijlage

Tabel A8.6
Benutting van kennis en vaardigheden
Opleidingssector % HBO 66 Landbouw 58 Onderwijs 82 Techniek 66 Economie 57 Gezondheidszorg 76 Gedrag en maatschappij 63 Taal en cultuur 40 WO 67 Landbouw 69 Techniek 71 Economie 67 Gezondheidszorg 81 Gedrag en maatschappij 63 Taal en cultuur 48 Recht en openbare orde 70 Natuurwetenschappen 70 Totaal 63 Toelichting
raag in de enquête:
n welke mate worden in uw huidige functie uw kennis en vaardigheden benut ( 'helemaal niet' tot en met 'in sterke mate'). ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en .

4




Statistische Bijlage

Tabel A8.7
Kennis en vaardigheden schieten tekort
Opleidingssector % VMBO 11 Naar leerweg
Theoretisch 9 Gemengd 16 Kaderberoepsgericht 8 Basisberoepsgericht 15 Naar sector
Landbouw 7 Techniek 11 Economie 15 Gezondheidszorg 12 BOL 12 BOL niveau 1 16 BOL niveau 2 12 Landbouw 5 Techniek 15 Economie 10 Gezondheidszorg 11 BOL niveau 3 11 Landbouw 8 Techniek 4 Economie 13 Gezondheidszorg 9 Gedrag en maatschappij 14 BOL niveau 4 12 Landbouw 16 Techniek 11 Economie 11 Gezondheidszorg 13 Gedrag en maatschappij 12 BBL 10 BBL niveau 1 13 BBL niveau 2 9 Landbouw 7 Techniek 10 Economie 8 Gezondheidszorg 11 BBL niveau 3 10 Landbouw 11 Techniek 11 Economie 8 Gezondheidszorg 11 Gedrag en maatschappij 3 BBL niveau 4 9 Techniek 9 Economie 7 Gezondheidszorg 11 Gedrag en maatschappij 8
---




Statistische Bijlage

Tabel A8.7
Kennis en vaardigheden schieten tekort
Opleidingssector % HBO 5 Landbouw 6 Onderwijs 5 Techniek 4 Economie 5 Gezondheidszorg 5 Gedrag en maatschappij 5 Taal en cultuur 20 WO 5 Landbouw 6 Techniek 4 Economie 3 Gezondheidszorg 6 Gedrag en maatschappij 5 Taal en cultuur 5 Recht en openbare orde 4 Natuurwetenschappen 5 Totaal 9 Toelichting
raag in de enquête:
n welke mate schieten uw kennis en vaardigheden tekort voor uw huidige functie ( 'helemaal niet' tot en met 'in sterke mate')? ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en .

44




Statistische Bijlage

Tabel A8.8
Oordeel van de werkende schoolverlaters over de aansluiting tussen de afgesloten opleiding en de huidige functie
Opleidingssector goed voldoende matig slecht % % % % VMBO 28 42 19 11 Naar leerweg
Theoretisch 24 40 22 14 Gemengd 21 38 37 4 Kaderberoepsgericht 26 44 17 13 Basisberoepsgericht 33 42 17 9 Naar sector
Landbouw 27 42 21 10 Techniek 33 45 16 7 Economie 28 33 20 19 Gezondheidszorg 26 48 18 8 BOL 28 47 16 9 BOL niveau 1 28 51 11 10 BOL niveau 2 28 44 15 13 Landbouw 20 40 25 15 Techniek 24 44 18 14 Economie 30 49 11 10 Gezondheidszorg 33 34 16 17 BOL niveau 3 31 47 15 8 Landbouw 25 53 12 10 Techniek 25 53 18 4 Economie 25 46 20 9 Gezondheidszorg 31 50 12 6 Gedrag en maatschappij 37 42 13 8 BOL niveau 4 26 48 18 8 Landbouw 28 44 17 11 Techniek 25 50 18 8 Economie 24 46 20 9 Gezondheidszorg 29 46 18 7 Gedrag en maatschappij 27 50 17 7 BBL 37 46 12 5 BBL niveau 1 37 45 9 9 BBL niveau 2 35 46 13 6 Landbouw 29 48 14 9 Techniek 33 49 12 6 Economie 31 44 18 7 Gezondheidszorg 49 40 6 5 BBL niveau 3 43 44 10 3 Landbouw 53 24 12 12 Techniek 34 48 13 6 Economie 43 41 14 2 Gezondheidszorg 49 44 7 Gedrag en maatschappij 53 38 7 2
---




Statistische Bijlage

Tabel A8.8
Oordeel van de werkende schoolverlaters over de aansluiting tussen de afgesloten opleiding en de huidige functie
Opleidingssector goed voldoende matig slecht % % % % BBL niveau 4 29 49 17 5 Techniek 28 59 9 5 Economie 29 38 21 12 Gezondheidszorg 31 48 18 3 Gedrag en maatschappij 28 50 18 4 HBO 31 47 17 5 Landbouw 31 44 16 9 Onderwijs 39 46 11 4 Techniek 28 49 20 4 Economie 26 48 20 5 Gezondheidszorg 36 46 14 4 Gedrag en maatschappij 31 45 18 6 Taal en cultuur 43 34 13 10 WO 37 41 16 6 Landbouw 42 40 13 5 Techniek 43 42 12 2 Economie 37 46 14 3 Gezondheidszorg 54 35 8 3 Gedrag en maatschappij 28 42 22 9 Taal en cultuur 23 35 24 18 Recht en openbare orde 36 45 15 5 Natuurwetenschappen 45 37 12 5 Totaal 32 45 16 7 Toelichting
raag in de enquête:
Hoe vindt u de aansluiting tussen uw opleiding en uw huidige functie?

4




Statistische Bijlage

Tabel A8.9
Tevredenheid met huidige functie
Opleidingssector % VMBO 68 Naar leerweg
Theoretisch 62 Gemengd 56 Kaderberoepsgericht 68 Basisberoepsgericht 72 Naar sector
Landbouw 64 Techniek 76 Economie 63 Gezondheidszorg 68 BOL 68 BOL niveau 1 64 BOL niveau 2 65 Landbouw 55 Techniek 65 Economie 67 Gezondheidszorg 61 BOL niveau 3 71 Landbouw 75 Techniek 69 Economie 69 Gezondheidszorg 64 Gedrag en maatschappij 77 BOL niveau 4 69 Landbouw 69 Techniek 73 Economie 67 Gezondheidszorg 75 Gedrag en maatschappij 62 BBL 66 BBL niveau 1 64 BBL niveau 2 63 Landbouw 55 Techniek 68 Economie 57 Gezondheidszorg 62 BBL niveau 3 67 Landbouw 71 Techniek 67 Economie 62 Gezondheidszorg 72 Gedrag en maatschappij 58 BBL niveau 4 71 Techniek 64 Economie 63 Gezondheidszorg 81 Gedrag en maatschappij 69
---




Statistische Bijlage

Tabel A8.9
Tevredenheid met huidige functie
Opleidingssector % HBO 69 Landbouw 65 Onderwijs 75 Techniek 73 Economie 65 Gezondheidszorg 74 Gedrag en maatschappij 65 Taal en cultuur 60 WO 70 Landbouw 71 Techniek 76 Economie 72 Gezondheidszorg 80 Gedrag en maatschappij 65 Taal en cultuur 57 Recht en openbare orde 69 Natuurwetenschappen 75 Totaal 68 Toelichting
raag in de enquête:
Hoe tevreden bent u met uw huidige functie ( 'zeer ontevreden' tot en met 'zeer tevreden'. ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en .

4




Statistische Bijlage

Tabel A9.1
Werkloosheid
aanbieden op arbeidsmarkt werkloosheid % % HAVO/VWO 11 19 HAVO 13 17 VWO 7 23 VMBO 31 6 Naar leerweg
Theoretisch 18 7 Gemengd 17 2 Kaderberoepsgericht 34 5 Basisberoepsgericht 56 7 Naar sector
Landbouw 38 5 Techniek 62 3 Economie 34 8 Gezondheidszorg 32 10 BOL 67 5 BOL niveau 1 85 10 BOL niveau 2 74 8 Landbouw 77 13 Techniek 83 4 Economie 79 10 Gezondheidszorg 59 10 BOL niveau 3 80 4 Landbouw 89 1 Techniek 86 0 Economie 66 4 Gezondheidszorg 88 4 Gedrag en maatschappij 84 6 BOL niveau 4 57 3 Landbouw 69 7 Techniek 55 2 Economie 53 3 Gezondheidszorg 73 2 Gedrag en maatschappij 52 4 BBL 97 2 BBL niveau 1 93 5 BBL niveau 2 96 3 Landbouw 95 0 Techniek 96 2 Economie 95 6 Gezondheidszorg 99 2 BBL niveau 3 97 0 Landbouw 97 0 Techniek 99 0 Economie 95 1 Gezondheidszorg 97 0 Gedrag en maatschappij 98 3
---




Statistische Bijlage

Tabel A9.1
Werkloosheid
aanbieden op arbeidsmarkt werkloosheid % % BBL niveau 4 97 2 Techniek 100 6 Economie 93 0 Gezondheidszorg 98 0 Gedrag en maatschappij 98 2 HBO 82 3 Landbouw 82 3 Onderwijs 89 4 Techniek 80 2 Economie 76 4 Gezondheidszorg 91 2 Gedrag en maatschappij 85 4 Taal en cultuur 87 7 WO 93 3 Landbouw 92 6 Techniek 97 2 Economie 96 2 Gezondheidszorg 88 3 Gedrag en maatschappij 93 4 Taal en cultuur 89 6 Recht en openbare orde 95 3 Natuurwetenschappen 92 4 Totaal 56 4 Toelichting
Het werkloosheidspercentage heeft betrekking op de werkloze beroepsbevolking: schoolverlaters zonder werk (of met werk van minder dan uur per week) die op zoek zijn naar betaald werk. Daarbij is tevens als voorwaarde gesteld dat de maatschappelijke positie niet scholier of student is.

0




Statistische Bijlage

Tabel A9.2
Werkloosheid tot eerste baan
Opleidingssector
0 mnd. 1-3 mnd. 4-6 mnd. 7-12 mnd. 13 mnd. % % % % % maanden VMBO 88 7 2 2 0 0,5 Naar leerweg
Theoretisch 90 5 3 3 0 0,5 Gemengd 90 2 3 5 0 0,6 Kaderberoepsgericht 88 8 2 1 1 0,6 Basisberoepsgericht 88 7 2 3 0 0,6 Naar sector
Landbouw 90 7 3 1 0 0,3 Techniek 94 3 1 0 1 0,3 Economie 80 15 3 3 0 0,8 Gezondheidszorg 84 7 3 5 0 0,9 BOL 87 6 4 2 1 0,8 BOL niveau 1 76 7 10 4 2 1,9 BOL niveau 2 82 8 5 3 2 1,2 Landbouw 81 14 5 0 0 0,5 Techniek 81 10 3 2 3 1,3 Economie 84 7 6 2 1 0,9 Gezondheidszorg 79 6 7 7 1 1,9 BOL niveau 3 88 6 3 2 1 0,6 Landbouw 91 2 5 2 0 0,5 Techniek 96 3 2 0 0 0,2 Economie 85 8 3 3 1 0,8 Gezondheidszorg 93 6 1 1 0 0,2 Gedrag en maatschappij 85 7 4 2 2 0,9 BOL niveau 4 90 5 2 1 0 0,4 Landbouw 88 8 4 1 0 0,5 Techniek 90 7 2 1 0 0,4 Economie 88 6 4 2 0 0,6 Gezondheidszorg 94 3 2 1 0 0,3 Gedrag en maatschappij 92 5 1 2 1 0,4 BBL 95 2 1 1 0 0,3 BBL niveau 1 92 2 2 2 2 0,7 BBL niveau 2 95 3 1 1 1 0,3 Landbouw 97 3 0 0 0 0,1 Techniek 95 3 0 0 0 0,2 Economie 93 3 2 1 1 0,4 Gezondheidszorg 96 3 0 0 1 0,3 BBL niveau 3 96 2 0 2 0 0,3 Landbouw 97 0 0 3 0 0,2 Techniek 95 2 1 2 0 0,2 Economie 93 2 0 4 1 0,7 Gezondheidszorg 100 0 0 0 0 0,0 Gedrag en maatschappij 88 3 2 5 2 0,8




Statistische Bijlage

Tabel A9.2
Werkloosheid tot eerste baan
Opleidingssector
0 mnd. 1-3 mnd. 4-6 mnd. 7-12 mnd. 13 mnd. % % % % % maanden BBL niveau 4 97 2 1 0 0 0,1 Techniek 99 1 0 0 0 0,0 Economie 98 1 0 1 0 0,1 Gezondheidszorg 96 2 1 0 0 0,1 Gedrag en maatschappij 97 2 2 0 0 0,1 HBO 75 17 5 2 1 0,9 Landbouw 70 23 5 2 0 0,9 Onderwijs 77 15 4 2 2 1,0 Techniek 76 16 5 2 0 0,8 Economie 74 18 6 2 0 0,9 Gezondheidszorg 79 14 5 1 1 0,8 Gedrag en maatschappij 72 18 6 4 1 1,1 Taal en cultuur 77 13 7 3 0 1,1 WO 69 19 8 4 1 1,3 Landbouw 61 24 9 5 1 1,6 Techniek 64 23 9 4 0 1,3 Economie 71 17 10 2 0 1,0 Gezondheidszorg 71 22 5 2 1 1,0 Gedrag en maatschappij 69 17 8 5 1 1,4 Taal en cultuur 69 17 8 5 1 1,4 Recht en openbare orde 69 17 9 4 0 1,2 Natuurwetenschappen 74 16 6 3 1 1,1 Totaal 84 10 4 2 1 0,7




Statistische Bijlage

Tabel A9.3
Percentage werkende schoolverlaters dat op zoek is naar een andere baan Opleidingssector % HAVO/VWO 12 HAVO 13 VWO 11 VMBO 15 Naar leerweg
Theoretisch 13 Gemengd 24 Kaderberoepsgericht 17 Basisberoepsgericht 14 Naar sector
Landbouw 22 Techniek 9 Economie 24 Gezondheidszorg 16 BOL 15 BOL niveau 1 22 BOL niveau 2 17 Landbouw 29 Techniek 12 Economie 19 Gezondheidszorg 17 BOL niveau 3 15 Landbouw 11 Techniek 8 Economie 18 Gezondheidszorg 16 Gedrag en maatschappij 14 BOL niveau 4 12 Landbouw 17 Techniek 8 Economie 13 Gezondheidszorg 11 Gedrag en maatschappij 15 BBL 11 BBL niveau 1 10 BBL niveau 2 12 Landbouw 10 Techniek 9 Economie 15 Gezondheidszorg 15 BBL niveau 3 11 Landbouw 6 Techniek 10 Economie 12 Gezondheidszorg 10 Gedrag en maatschappij 24




Statistische Bijlage

Tabel A9.3
Percentage werkende schoolverlaters dat op zoek is naar een andere baan Opleidingssector % BBL niveau 4 11 Techniek 11 Economie 12 Gezondheidszorg 8 Gedrag en maatschappij 15 HBO 17 Landbouw 17 Onderwijs 15 Techniek 9 Economie 16 Gezondheidszorg 15 Gedrag en maatschappij 20 Taal en cultuur 43 WO 16 Landbouw 14 Techniek 8 Economie 12 Gezondheidszorg 13 Gedrag en maatschappij 21 Taal en cultuur 27 Recht en openbare orde 15 Natuurwetenschappen 12 Totaal 14

4




Statistische Bijlage

Tabel A9.4
Aard van het dienstverband van werkende schoolverlaters Opleidingssector leer/werk- uitzend-, loondienst bedrijf ouders/ eigen bedrijf/free- overeenkomst oproepkracht werkgever partner lance % % % % % HAVO/VWO 18 18 61 3 0 HAVO 23 21 54 2 0 VWO 6 11 78 5 0 VMBO 38 8 51 1 1 Naar leerweg
Theoretisch 32 12 54 1 1 Gemengd 33 12 51 0 4 Kaderberoepsgericht 42 6 50 0 1 Basisberoepsgericht 39 8 50 1 1 Naar sector
Landbouw 36 9 52 1 2 Techniek 50 4 43 1 1 Economie 30 13 56 0 1 Gezondheidszorg 35 6 57 1 1 BOL 7 9 81 1 2 BOL niveau 1 12 20 64 1 2 BOL niveau 2 12 11 73 2 2 Landbouw 20 5 65 10 0 Techniek 18 16 61 2 3 Economie 10 10 76 2 2 Gezondheidszorg 9 6 83 0 1 BOL niveau 3 4 7 86 0 2 Landbouw 4 6 80 1 9 Techniek 3 5 86 0 7 Economie 4 11 83 1 1 Gezondheidszorg 6 6 86 0 2 Gedrag en maatschappij 3 6 90 0 1 BOL niveau 4 4 6 88 1 1 Landbouw 4 8 79 6 3 Techniek 3 4 89 1 3 Economie 4 8 85 1 2 Gezondheidszorg 6 6 88 0 0 Gedrag en maatschappij 4 5 91 0 0 BBL 12 2 84 1 1 BBL niveau 1 6 2 92 0 0 BBL niveau 2 13 4 81 1 1 Landbouw 11 4 86 0 0 Techniek 15 4 77 3 1 Economie 7 3 91 0 0 Gezondheidszorg 19 3 76 0 1 BBL niveau 3 11 2 85 0 2 Landbouw 3 3 86 0 8 Techniek 6 2 88 1 3 Economie 9 0 90 0 1 Gezondheidszorg 18 1 80 0 2 Gedrag en maatschappij 7 5 87 0 2




Statistische Bijlage

Tabel A9.4
Aard van het dienstverband van werkende schoolverlaters Opleidingssector leer/werk- uitzend-, loondienst bedrijf ouders/ eigen bedrijf/free- overeenkomst oproepkracht werkgever partner lance % % % % % BBL niveau 4 13 1 83 2 1 Techniek 3 0 88 7 2 Economie 11 4 82 4 0 Gezondheidszorg 22 2 76 0 0 Gedrag en maatschappij 10 0 88 0 2 HBO 0 5 89 1 6 Landbouw 0 10 82 3 6 Onderwijs 0 8 91 0 1 Techniek 0 3 94 1 3 Economie 0 4 92 1 3 Gezondheidszorg 0 3 93 0 4 Gedrag en maatschappij 0 5 93 0 1 Taal en cultuur 0 3 45 0 52 WO 0 3 93 0 3 Landbouw 0 5 93 1 2 Techniek 0 1 95 0 4 Economie 0 1 97 0 2 Gezondheidszorg 0 2 91 0 6 Gedrag en maatschappij 0 5 93 0 2 Taal en cultuur 0 8 86 0 6 Recht en openbare orde 0 2 96 0 2 Natuurwetenschappen 0 2 97 0 1 Totaal 10 6 81 1 3




Statistische Bijlage

Tabel A9.5
Percentage werkende schoolverlaters met een flexibele aanstelling Opleidingssector % HAVO/VWO 65 HAVO 64 VWO 70 VMBO 56 Naar leerweg
Theoretisch 53 Gemengd 61 Kaderberoepsgericht 60 Basisberoepsgericht 55 Naar sector
Landbouw 54 Techniek 56 Economie 63 Gezondheidszorg 55 BOL 45 BOL niveau 1 72 BOL niveau 2 46 Landbouw 55 Techniek 43 Economie 45 Gezondheidszorg 51 BOL niveau 3 44 Landbouw 32 Techniek 40 Economie 51 Gezondheidszorg 41 Gedrag en maatschappij 45 BOL niveau 4 40 Landbouw 42 Techniek 34 Economie 44 Gezondheidszorg 42 Gedrag en maatschappij 39 BBL 21 BBL niveau 1 16 BBL niveau 2 27 Landbouw 13 Techniek 25 Economie 31 Gezondheidszorg 27 BBL niveau 3 18 Landbouw 18 Techniek 18 Economie 25 Gezondheidszorg 13 Gedrag en maatschappij 27




Statistische Bijlage

Tabel A9.5
Percentage werkende schoolverlaters met een flexibele aanstelling Opleidingssector % BBL niveau 4 14 Techniek 12 Economie 17 Gezondheidszorg 13 Gedrag en maatschappij 15 HBO 39 Landbouw 51 Onderwijs 45 Techniek 30 Economie 38 Gezondheidszorg 35 Gedrag en maatschappij 45 Taal en cultuur 48 WO 46 Landbouw 56 Techniek 36 Economie 25 Gezondheidszorg 62 Gedrag en maatschappij 52 Taal en cultuur 57 Recht en openbare orde 50 Natuurwetenschappen 49 Totaal 40 Toelichting
Een flexibele aanstelling betreft een aanstelling als uitzendkracht, oproepkracht e.d. of een aanstelling in tijdelijke dienst.




Statistische Bijlage

Tabel A9.6
Beloning van werkende schoolverlaters
Opleidingssector gemiddeld gemiddeld bruto maandloon bruto uurloon

HAVO/VWO 729 6,42 HAVO 724 6,30 VWO 743 6,78 VMBO 678 4,83 Naar leerweg
Theoretisch 651 4,73 Gemengd 684 4,90 Kaderberoepsgericht 693 4,90 Basisberoepsgericht 682 4,82 Naar sector
Landbouw 653 4,66 Techniek 797 5,21 Economie 633 4,75 Gezondheidszorg 561 4,42 BOL 1.305 9,10 BOL niveau 1 1.102 7,84 BOL niveau 2 1.110 7,57 Landbouw 901 6,08 Techniek 1.229 7,64 Economie 1.150 7,70 Gezondheidszorg 908 7,40 BOL niveau 3 1.299 9,43 Landbouw 1.230 7,86 Techniek 1.823 10,92 Economie 1.387 8,83 Gezondheidszorg 1.186 9,41 Gedrag en maatschappij 1.201 9,82 BOL niveau 4 1.462 10,06 Landbouw 1.223 8,10 Techniek 1.715 10,49 Economie 1.409 9,22 Gezondheidszorg 1.445 10,82 Gedrag en maatschappij 1.304 10,46 BBL 1.573 10,81 BBL niveau 1 1.284 9,00 BBL niveau 2 1.471 9,82 Landbouw 1.572 9,73 Techniek 1.574 9,48 Economie 1.437 9,89 Gezondheidszorg 1.197 10,73 BBL niveau 3 1.630 11,40 Landbouw 1.793 11,26 Techniek 1.922 11,62 Economie 1.423 9,43 Gezondheidszorg 1.444 12,00 Gedrag en maatschappij 1.401 11,64




Statistische Bijlage

Tabel A9.6
Beloning van werkende schoolverlaters
Opleidingssector gemiddeld gemiddeld bruto maandloon bruto uurloon

BBL niveau 4 1.814 12,63 Techniek 2.165 13,32 Economie 1.602 10,20 Gezondheidszorg 1.755 13,03 Gedrag en maatschappij 1.749 13,07 HBO 1.990 13,06 Landbouw 1.982 12,21 Onderwijs 1.827 12,74 Techniek 2.259 13,59 Economie 2.139 13,19 Gezondheidszorg 1.920 14,75 Gedrag en maatschappij 1.775 12,73 Taal en cultuur 1.363 10,14 WO 2.479 15,58 Landbouw 2.172 13,93 Techniek 2.612 15,51 Economie 2.845 16,88 Gezondheidszorg 2.722 16,82 Gedrag en maatschappij 2.283 15,41 Taal en cultuur 2.007 13,85 Recht en openbare orde 2.585 15,68 Natuurwetenschappen 2.389 14,39 Totaal 1.596 10,69 Toelichting
Dit betreft het bruto inkomen in de hoofdfunctie. Dit is inclusief toeslagen maar exclusief inkomen uit over- werk. Er is hier niet gecorrigeerd voor verschillen in leeftijd van de schoolverlaters.

0




Statistische Bijlage

Tabel A9.7
Percentage werkende schoolverlaters met een deeltijdaanstelling en wekelijkse arbeidsduur Opleidingssector deeltijdaanstelling wekelijkse

% arbeidsduur uren HAVO/VWO 60 27,1 HAVO 62 26,8 VWO 54 27,8 VMBO 53 31,9 Naar leerweg
Theoretisch 54 30,2 Gemengd 61 31,1 Kaderberoepsgericht 52 32,6 Basisberoepsgericht 51 32,5 Naar sector
Landbouw 60 31,4 Techniek 41 35,1 Economie 54 31,2 Gezondheidszorg 67 29,6 BOL 41 33,4 BOL niveau 1 37 33,2 BOL niveau 2 36 33,8 Landbouw 48 33,0 Techniek 18 37,2 Economie 33 34,3 Gezondheidszorg 64 28,9 BOL niveau 3 50 32,3 Landbouw 23 36,4 Techniek 4 40,4 Economie 23 36,2 Gezondheidszorg 70 29,9 Gedrag en maatschappij 70 28,6 BOL niveau 4 40 33,7 Landbouw 32 35,5 Techniek 15 37,9 Economie 27 35,2 Gezondheidszorg 54 31,2 Gedrag en maatschappij 72 29,1 BBL 37 33,8 BBL niveau 1 37 33,0 BBL niveau 2 31 34,7 Landbouw 15 37,1 Techniek 6 38,6 Economie 38 33,3 Gezondheidszorg 88 25,9 BBL niveau 3 41 33,3 Landbouw 8 36,8 Techniek 5 38,6 Economie 30 34,6 Gezondheidszorg 78 28,0 Gedrag en maatschappij 81 28,2




Statistische Bijlage

Tabel A9.7
Percentage werkende schoolverlaters met een deeltijdaanstelling en wekelijkse arbeidsduur Opleidingssector deeltijdaanstelling wekelijkse

% arbeidsduur uren BBL niveau 4 44 33,3 Techniek 15 37,4 Economie 22 35,8 Gezondheidszorg 59 31,4 Gedrag en maatschappij 61 30,9 HBO 27 36,6 Landbouw 17 38,4 Onderwijs 39 34,7 Techniek 6 39,3 Economie 12 38,2 Gezondheidszorg 58 32,3 Gedrag en maatschappij 54 33,2 Taal en cultuur 49 37,4 WO 20 37,3 Landbouw 14 37,7 Techniek 6 39,4 Economie 4 39,0 Gezondheidszorg 20 37,6 Gedrag en maatschappij 37 35,3 Taal en cultuur 38 35,2 Recht en openbare orde 10 38,2 Natuurwetenschappen 10 38,3 Totaal 36 34,4 Toelichting
De arbeidsduur betreft zowel het aantal uren in de hoofdfunctie als het aantal uren in eventuele nevenfunc- ties (HBO en WO).
Een deeltijdaanstelling is een aanstelling met minder dan arbeidsuren per week.




Statistische Bijlage

Tabel A9.8
Percentage werkende schoolverlaters waarvan huidige functie goede carrièremogelijkheden biedt Opleidingssector % VMBO 59 Naar leerweg
Theoretisch 53 Gemengd 59 Kaderberoepsgericht 60 Basisberoepsgericht 62 Naar sector
Landbouw 63 Techniek 69 Economie 52 Gezondheidszorg 56 BOL 52 BOL niveau 1 44 BOL niveau 2 56 Landbouw 35 Techniek 57 Economie 59 Gezondheidszorg 50 BOL niveau 3 49 Landbouw 40 Techniek 55 Economie 54 Gezondheidszorg 51 Gedrag en maatschappij 45 BOL niveau 4 56 Landbouw 43 Techniek 63 Economie 56 Gezondheidszorg 48 Gedrag en maatschappij 45 BBL 48 BBL niveau 1 30 BBL niveau 2 49 Landbouw 43 Techniek 57 Economie 41 Gezondheidszorg 41 BBL niveau 3 48 Landbouw 40 Techniek 60 Economie 47 Gezondheidszorg 42 Gedrag en maatschappij 27 BBL niveau 4 54 Techniek 62 Economie 64 Gezondheidszorg 55 Gedrag en maatschappij 44




Statistische Bijlage

Tabel A9.8
Percentage werkende schoolverlaters waarvan huidige functie goede carrièremogelijkheden biedt Opleidingssector % HBO 54 Landbouw 55 Onderwijs 22 Techniek 69 Economie 66 Gezondheidszorg 46 Gedrag en maatschappij 43 Taal en cultuur 40 WO 65 Landbouw 67 Techniek 73 Economie 78 Gezondheidszorg 69 Gedrag en maatschappij 57 Taal en cultuur 44 Recht en openbare orde 71 Natuurwetenschappen 71 Totaal 55 Toelichting
raag in de enquête:
Biedt uw functie goede carrièremogelijkheden? ( 'nauwelijks' tot en met 'heel veel'). ermeld is het percentage van antwoordcategorie 4 en .

4




Statistische Bijlage

Tabel A10.1
Opleiding achteraf opnieuw kiezen: intrede op de arbeidsmarkt Opleidingssector zelfde andere geen opleiding opleiding opleiding % % % VMBO 80 20 0 Naar leerweg
Theoretisch 83 17 0 Gemengd 89 11 0 Kaderberoepsgericht 78 22 0 Basisberoepsgericht 78 22 0 Naar sector
Landbouw 72 28 0 Techniek 78 22 0 Economie 79 21 0 Gezondheidszorg 83 17 0 BOL 73 21 5 BOL niveau 1 66 25 8 BOL niveau 2 63 27 10 Landbouw 80 20 0 Techniek 63 26 11 Economie 60 29 11 Gezondheidszorg 68 25 7 BOL niveau 3 76 20 4 Landbouw 68 25 7 Techniek 83 17 0 Economie 70 23 7 Gezondheidszorg 77 20 3 Gedrag en maatschappij 79 17 4 BOL niveau 4 79 18 3 Landbouw 75 21 4 Techniek 82 16 2 Economie 73 23 4 Gezondheidszorg 82 18 1 Gedrag en maatschappij 82 15 3 BBL 77 15 8 BBL niveau 1 61 10 29 BBL niveau 2 76 15 9 Landbouw 70 19 11 Techniek 77 13 9 Economie 74 18 8 Gezondheidszorg 76 15 9 BBL niveau 3 82 13 5 Landbouw 86 9 6 Techniek 84 12 4 Economie 67 21 12 Gezondheidszorg 84 12 4 Gedrag en maatschappij 85 13 2




Statistische Bijlage

Tabel A10.1
Opleiding achteraf opnieuw kiezen: intrede op de arbeidsmarkt Opleidingssector zelfde andere geen opleiding opleiding opleiding % % % BBL niveau 4 80 17 3 Techniek 89 8 4 Economie 65 29 6 Gezondheidszorg 82 16 2 Gedrag en maatschappij 82 17 1 HBO 81 19 1 Landbouw 79 21 1 Onderwijs 87 12 1 Techniek 82 17 1 Economie 75 24 0 Gezondheidszorg 87 13 0 Gedrag en maatschappij 80 19 0 Taal en cultuur 84 14 2 WO 83 16 1 Landbouw 83 16 1 Techniek 86 13 1 Economie 85 14 1 Gezondheidszorg 88 11 1 Gedrag en maatschappij 81 18 1 Taal en cultuur 75 25 1 Recht en openbare orde 86 13 1 Natuurwetenschappen 84 15 1 Totaal 79 18 3




Statistische Bijlage

Tabel A11.1
Aantallen en respons
Opleidingssector benaderde aantallen responspercentage ongewogen aantallen1) gewogen aantallen HAVO/VWO 5.156 38 1.806 67.479 HAVO 2.909 37 966 38.152 VWO 2.247 40 840 29.327 VMBO 10.604 35 3.789 98.246 Naar leerweg
Theoretisch 3.421 42 1.347 41.274 Gemengd 793 43 351 6.059 Kaderberoepsgericht 2.795 35 1.021 27.811 Basisberoepsgericht 3.595 1.070 23.102 Naar sector
Landbouw 2.047 24 499 5.768 Techniek 1.855 30 585 14.906 Economie 1.436 32 520 17.580 Gezondheidszorg 1.845 44 838 18.718 BOL 20.254 31 5.818 75.639 BOL niveau 1 1.283 20 213 6.616 BOL niveau 2 3.482 24 748 18.842 Landbouw 143 26 37 527 Techniek 885 21 162 4.434 Economie 1.610 23 339 8.331 Gezondheidszorg 841 29 210 5.550 BOL niveau 3 3.543 33 1.050 13.640 Landbouw 244 45 110 687 Techniek 321 25 74 1.146 Economie 1.292 27 308 4.224 Gezondheidszorg 723 37 237 3.121 Gedrag en maatschappij 963 37 321 4.462 BOL niveau 4 11.946 33 3.807 36.541 Landbouw 467 44 205 1.570 Techniek 2.926 32 903 9.057 Economie 4.505 28 1.216 11.298 Gezondheidszorg 1.412 40 546 5.161 Gedrag en maatschappij 2.636 37 937 9.455 BBL 7.644 30 2.183 44.710 BBL niveau 1 598 24 137 3.968 BBL niveau 2 2.930 26 715 17.913 Landbouw 248 29 72 970 Techniek 1.382 22 294 8.342 Economie 960 25 227 5.573 Gezondheidszorg 340 38 122 3.029 BBL niveau 3 2.671 31 790 15.115 Landbouw 164 27 45 537 Techniek 1.034 29 282 5.660 Economie 562 25 131 2.248 Gezondheidszorg 692 40 266 5.382 Gedrag en maatschappij 219 31 66 1.288




Statistische Bijlage

Tabel A11.1
Aantallen en respons
Opleidingssector benaderde aantallen responspercentage ongewogen aantallen1) gewogen aantallen BBL niveau 4 1.445 38 541 7.713 Landbouw 35 46 16 165 Techniek 332 34 109 1.755 Economie 334 31 105 1.490 Gezondheidszorg 398 45 175 2.428 Gedrag en maatschappij 344 40 136 1.876 HBO 37.085 38 13.258 42.740 Landbouw 1.285 44 532 1.581 Onderwijs 5.730 37 1.965 6.374 Techniek 6.472 40 2.396 8.443 Economie 13.777 35 4.513 14.843 Gezondheidszorg 2.959 43 1.234 3.582 Gedrag en maatschappij 4.143 42 1.668 5.216 Taal en cultuur 2.719 39 950 2.701 WO 2) 22.930 40 9.988 28.841 Landbouw 961 52 467 1.348 Techniek 2.572 48 1.376 3.973 Economie 4.387 33 1.593 4.600 Gezondheidszorg 2.774 45 1.340 3.869 Gedrag en maatschappij 5.386 42 2.551 7.366 Taal en cultuur 2.811 39 1.158 3.344 Recht en openbare orde 2.438 33 854 2.466 Natuurwetenschappen 1.601 39 649 1.874 Totaal 103.673 36 36.842 357.655 ) het aantal ingevulde vragenlijsten dat in het onderzoeksbestand is opgenomen. ) exclusief de universiteiten van Nijmegen, Groningen en Twente.