* >Kopie van Requisitoir OM 20 maart 2009
Requisitoir OM 20 maart 2009
Ressortsparket Leeuwarden
Zitting meervoudige kamer
vrijdag 20 maart 2009 om 13.40 uur
Parketnummers: 24/002407-08 en 24/002445-08
Requisitoir
in de strafzaak contra
verdachten:
1. H.S.
raadsman mr C.S.P.M. de Kock
2. E. H.
raadsman mr G.J. van der Meer
1. Inleiding
Op donderdag 15 maart 2007 even na het middaguur valt Harm Karsten op
dat zijn broer, ondanks het mooie weer, de deuren van zijn woonboot
nog dicht heeft. Dit bevreemdt hem en hij loopt daarom naar zijn boot
toe. Hij voelt aan de deur. Deze zit op slot. Hij ziet dat het ruitje
naast de deur kapot is. Hij belt zijn dochter P. Zij komt en zij roept
de naam van haar oom. Omdat deze niet reageert, belt zij met de
telefoon die zij door het kapotte raam ziet liggen naar 112 (pv. 31 en
52).
De politie klimt via het kapotte raam naar binnen en treft op de
woonboot in de slaapkamer het levenloze lichaam van Jan Karsten aan.
Direct blijkt al dat hij op een gruwelijke wijze om het leven is
gebracht.
Diezelfde dag wordt door de gemeentelijk lijkschouwer een schouw
verricht. Zijn voorlopige conclusie is dat Jan Karsten is overleden
aan massaal bloedverlies uit steekwonden in combinatie met
hersenletsel. Op 16 maart 2007 wordt sectie verricht op het lichaam.
De patholoog anatoom constateert dertig steekverwondingen. 20 diepe
wonden die met een mes kunnen zijn veroorzaakt, 10 minder diepen
wonden die door een schroevendraaier kunnen zijn ontstaan. Verder
worden er zeer veel bloeduitstortingen geconstateerd. Met name de
diepe wonden hebben dusdanig letsel veroorzaakt dat het intreden van
de dood daardoor verklaard wordt. Zij het dat ook de andere
verwondingen hebben bijgedragen aan het intreden van de dood (het
obductieverslag bevindt zich tussen de pagina's 195 en 196 van het
pv).
Direct na het aantreffen van Jan Karsten wordt onder leiding van het
OM door de politie IJsselland een Team Grootschalig Optreden
geformeerd. Er vind een buurtonderzoek plaats, meerdere familieleden
worden verhoord. Onder deze familieleden is ook H. die op 21 maart
2007 door de politie verhoord is en dan van niets zegt te weten (pv
136ev.). Verder wordt door de technische recherche een uitvoerig
forensisch onderzoek in de boot van Jan Karsten verricht. Daarbij
wordt een rood petje aangetroffen en verschillende sporen waaronder
een aantal bloedsporen worden veiliggesteld. Op 28 juni 2007 bericht
het NFI dat de DNA sporen op het petje, het bloed op het kozijn van de
keuken naar de hal en het bloedspoor op de wand van de slaapkamer van
één en dezelfde persoon zijn. Wie die persoon is wordt echter niet
duidelijk. Zijn DNA blijkt zich niet in de databank van het NFI te
bevinden. Relevant is verder het schoenspoor dat is aangetroffen op
glasscherven van de ingetrapte ruit in de woonboot. Ook maakt het team
gebruik van de media door aandacht te vragen voor de zaak in het
programma Opsporing verzocht en het programma Onder de loep.
Laatstgenoemd programma is een opsporingsprogramma van RTV Oost.
Ondanks het uitgebreide onderzoek en de vele inspanningen die in het
kader van dit onderzoek zijn getroost, lukte het aanvankelijk niet de
zaak op te lossen. Dit veranderde toen getuige H. zich op 20 maart
2008 bij de politie in Oldenzaal meldde met de mededeling dat hij wist
wie de dood van Jan Karsten op hun geweten hadden. Tijdens het verhoor
van getuige H. bleek hij ook over informatie te beschikken, namelijk
het steken in het oog, die door het OM en de politie was
achtergehouden. Dit was dus informatie die slechts aan de daders en
degenen die zij over hun daad verteld hadden, bekend kon zijn. Naar
aanleiding van zijn verklaring en de bevestiging van de juistheid van
deze verklaring door G. W., is besloten tot aanhouding van S. en H.
over te
gaan.
Door de rechtbank in Zwolle zijn S. en H. bij twee vonnissen van 30
september 2008 elk tot 16 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens het
tezamen en in vereniging met voorbedachten rade doden van Jan Karsten.
De bewezenverklaring en de straf was conform hetgeen het OM in eerste
aanleg had geëist. Het OM is dan ook niet in hoger beroep gegaan. S.
en H. zijn beiden wel, tijdig, in hoger beroep gekomen tegen de tegen
elk van hen gewezen vonnissen.
2. Feiten
Vaststaat dat Jan Karsten door geweld om het leven is gebracht,
waarbij gebruik gemaakt is van steekwapens. Het rapport van de
patholoog anatoom noemt een mes als mogelijke veroorzaker van de diepe
wonden en een schroevendraaier als mogelijke veroorzaker van de minder
diepe steekwonden.
Uit de verklaringen van broer Harm Karsten en nicht Petra blijkt dat
de ruit van de woonboot vernield was en dat de toegangsdeur van de
woonboot afgesloten was.
In haar separate proces-verbaal trekt de technische recherche een
aantal conclusies over de gang van zaken. De belangrijkste daarvan
zijn dat het raam naast de voordeur van de keuken van de woonboot is
met geweld van buiten naar binnen stukgeslagen. Vervolgens zijn de
daders via dit raam de woonboot binnengegaan. Gelet op de sporen moet
het verwonden van Jan Karsten zich in zijn slaapkamer hebben
afgespeeld.
Getuige H. heeft op 21 maart 2008 verklaard dat zijn ex, en de huidige
partner van H., G. W. hem verteld heeft dat H. en S. samen de moord op
de man in de woonboot in Zwolle gepleegd hadden. Hij heeft van G. de
volgende relevante details gehoord (pv 148ev):
* dat S. de bewuste avond een rode pet had gedragen, die in de
woonboot is gevonden;
* H. en S. de bewuste avond samen weg waren gegaan;
* Bij terugkomst vertelde H. aan haar dat ze iets ergs hadden gedaan
namelijk het neersteken van de man in de woonboot, waarbij
ze zelfs in de ogen hadden gestoken. (Dit laatste was op dat
moment daderinformatie);
* Ze waren in de boot gekomen door een ruit in te slaan;
* Ze hadden hem wel 38 keer gestoken.
* G. W. bevestigt de verklaring van Getuige H.. Zij voegt aan zijn
verklaring nog de volgende details toe (pv 151ev);
* Direct nadat H. en S. waren teruggekomen had H. haar verteld dat
het Jan Karsten was die door hen was vermoord;
* Ze verklaart dat ze vertelden dat ze hem 36 keer hadden gestoken
met een mes en een schroevendraaier;
* Ze hadden gebruik gemaakt van de blauwe Opel Vectra van G. W.;
* Ze hadden de steekvoorwerpen ergens buiten Zwolle in het water
gegooid;
* Toen S. bij haar was droeg hij zijn rode pet, die hij bij
terugkomst niet meer bij zich had;
* Zij heeft de bewuste nacht kleding van H. en een vest van S.
gewassen.
M. H., zus van verdachte H. en echtgenote van S., heeft verklaard dat
zij de avond waarop later de moord is gepleegd bij haar broer thuis
was samen met S. en G. W.. Nadat G. naar bed was gegaan heeft zij
verteld over hetgeen Jan Karsten haar volgens haar zou hebben
aangedaan. Zij verklaart dat beide mannen ontploften en Jan Karsten
direct iets wilden gaan aandoen (pv 170).
S. en H. zijn door de politie een aantal malen gehoord en van hen is
DNA afgenomen. Wat betreft het DNA blijkt dat de sporen aangetroffen
in de woonboot DNA sporen zijn die overeenkomen met het DNA van S..
In hun verklaringen (S. pv 259ev, H. pv 306ev) bekennen zij dat zij
met M. H. op de avond van de moord samen waren in de woning van H. en
G. W.. M. vertelde over wat Jan Karsten haar zou hebben aangedaan en
H. en S. zouden beiden woedend zijn geworden. Met de auto rijden ze
naar Zwolle. In de auto zijn een mes en een schroevendraaier aanwezig.
Aangekomen in Zwolle neemt S. de schroevendraaier en H. het mes mee.
H. trapt de ruit in en S. klimt als eerste naar binnen gevolgd door
H.. Jan Karsten vlucht de slaapkamer in. S. duwt de deur naar de
slaapkamer open en beland met Jan Karsten op diens bed. Daar steken
beiden vele malen op hem in. S. verklaart dat hij gestopt is met
steken toen hij zag dat Jan Karsten niet meer reageerde. S. verklaart
dat hij in de woonboot zijn rode pet heeft verloren. Beiden verklaren
dat zij op de terugweg vanaf de brug over de Vecht bij Dalfsen het mes
en de schroevendraaier in het water hebben gegooid. Beiden verklaren
dat H. aan G. W. heeft verteld wat ze hadden gedaan.
S. is zowel bij de rechter-commissaris, als bij de rechtbank bij zijn
verklaringen gebleven. H. heeft bij de rechter-commissaris ontkend dat
hij betrokken is bij de dood van Jan Karsten. Op zitting is hij hier
echter op terug gekomen en is hij bij zijn verklaringen gebleven,
zoals afgelegd bij de politie.
Resumerend stelt het OM dat als vaststaand moet worden aangenomen dat
S. en H. samen van Vroomshoop naar Zwolle zijn gereden met als doel om
Jan Karsten aan te pakken. Zij zijn samen de woonboot binnengedrongen
en hebben vele malen met een mes en een schroevendraaier op Jan
Karsten ingestoken. Nadat hij niet meer reageerde hebben ze hem
achtergelaten en zijn, zonder zich verder om het lot van Jan Karsten
te bekommeren terug naar de woning van H. en G. W. gereden. H. heeft
na aankomst aan G. verteld wat er zojuist was voorgevallen.
3 Bewijs en kwalificatie
algemeen
S. en H. verklaren beide dat zij vele malen op Jan Karsten hebben
ingestoken met een schroevendraaier en een mes en hem hebben
achtergelaten toen hij niet meer reageerde. Op de vraag van de politie
aan S. wanneer besloten is om Jan Karsten dood te steken verklaart S.:
"Dat besluit hebben we niet genomen, dat is gewoon gebeurd" (pv 276).
Uit het rapport van de patholoog-anatoom blijkt van een causaal
verband tussen de handelingen van S. en H. enerzijds en de dood van
Jan Karsten anderzijds.
Het OM stelt dat bewezen kan worden gelet op het bovenstaande dat S.
en H. Jan Karsten hebben gedood.
Door de wijze waarop zij hebben gehandeld, vele malen op hem insteken
waarbij diepe wonden zijn veroorzaakt, waarbij onder andere een
slagader is geraakt en daarbij ook insteken op zijn oog waardoor
achterliggende hersendelen zijn geraakt en vervolgens hem, als hij
niet meer reageert, achterlaten, acht het OM bewezen dat zij Jan
Karsten opzettelijk om het leven gebracht.
onderlinge rolverdeling
S. en H. zijn samen in een auto met medeneming van wapens naar Zwolle
gereisd. Zij verklaren beiden dat zij erg boos waren en Jan Karsten
wat wilden gaan aandoen. Hun boosheid wordt bevestigd door M. H..
Tijdens de rit naar Zwolle, die toch zeker een 45 minuten moet hebben
geduurd, hebben zij hun voornemen niet gewijzigd. Gezamenlijk zijn zij
nadat de auto even verderop was geparkeerd naar de woonboot gegaan en
hebben zij zich gezamenlijk met geweld de toegang tot de woonboot
verschaft. In de slaapkamer van Jan Karsten hebben zij vervolgens
beiden op hem ingestoken. Het OM stelt dat hier sprake is van een
bewuste, nauwe en volledige samenwerking tussen S. en H. zodat zij
bewezen acht dat er sprake is van medeplegen.
voorbedachte raad
S. en H. hebben beide ontkend dat zij het vooropgezette plan hadden om
Jan Karsten van het leven te beroven. Hun raadslieden hebben in eerste
aanleg dan ook betoogd dat niet moord maar slechts doodslag bewezen
zou kunnen worden verklaard.
De rechtbank heeft dit verweer verworpen.
Uit de feiten blijkt voor zover relevant voor de vraag of er sprake
was van voorbedachte rade het volgende:
* S. en Hesselink hebben nadat zij Vroomshoop hebben verlaten een
flinke autorit gemaakt. Dat duidt erop dat zij alle tijd hadden
voor overleg wat zij gingen doen en ook om de emoties, die er
volgens hun verklaring die avond in Vroomshoop waren geweest te
laten zakken;
* H. verklaart dat het alleen de bedoeling was klappen te geven.
Waarom dan zich bewapenen?
* Aangekomen in Zwolle gaan ze bewapend met schroevendraaier en mes
direct op de woonboot af;
* Uit verklaringen van verschillende getuigen blijkt dat het verhaal
dat M. H. door Jan Karsten misbruikt zou zijn, al vele jaren
bekend was aan S. en H.. Dit duidt op een bewuste actie;
* S. verklaart dat H. het licht in slaapkamer heeft uitgedaan zodat
anderen hen niet konden zien. Ook dit duidt op een bewustheid van
handelen;
* De steekwonden toegebracht met het mes waren tot 16 centimeter
diep; de wonden met de schroevendraaier waren tot 4 centimeter
diep. Dit betekent dat met grote kracht gestoken moet zijn. Dit in
combinatie met de grote hoeveelheid steekwonden, duidt ook op een
bewustheid van handelen;
* S. verklaart gestopt te zijn toen hij zag dat het slachtoffer niet
meer bewoog, eerder zijn zij niet gestopt met steken;
* S. en H. hebben Jan Karsten achtergelaten terwijl hij niet meer
bewoog zonder hulpdiensten of derden te waarschuwen.
Al deze omstandigheden tezamen en in onderling verband bezien duiden
er op dat S. en H., in ieder geval op het moment dat zij in Zwolle de
auto verlieten, besloten hadden om Jan Karsten van het leven te
beroven. Het OM meent dat de rechtbank dan ook op goede grond de
voorbedachte raad bewezen heeft verklaard.
conclusie ten aanzien van bewijs en kwalificatie
Het OM acht gelet op het bovenstaande moord, door S. en H., in
vereniging gepleegd wettig en overtuigend bewijsbaar.
4. Benadeelde partij
Door de nabestaanden zijn de kosten van de uitvaart, een grafmonument,
bloemen en nieuwe sloten voor op de woonboot bekostigd. Het totale
daarvoor gevorderde bedrag van EUR 5.338,55 komt het OM als volstrekt
redelijk voor en staat in een causaal verband tot het handelen van S.
en H.. Het OM meent dan ook dat deze vordering in zijn geheel ten
aanzien van zowel S., als H., dient te worden toegewezen met daaraan
gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel.
5. Toerekeningsvatbaarheid
Over zowel S. als H. is gerapporteerd. S. heeft niet meegewerkt aan de
totstandkoming van een rapport van de psycholoog en de psychiater. In
brieven van 15 juli 2008 en 11 augustus 2008, schrijven de psycholoog
en de psychiater dat S. niet heeft meegewerkt maar dat uit de eerste
indruk die S. maakt niet de indruk kan worden ontleend dat van een
ernstige problematiek in zijn persoon zou blijken. Gelet hierop gaat
het OM er vanuit dat S. als volledig toerekeningsvatbaar moet worden
aangemerkt.
H. heeft wel meegewerkt. Zowel de psychiater als de psycholoog
concluderen bij hem tot een volledige toerekeningsvatbaarheid. Het OM
neemt deze conclusies over.
6. Strafuitsluitingsgronden
Van strafuitsluitingsgronden is ten aanzien van beide verdachten niet
gebleken.
7 Strafmaat
S. en H. hebben samen Jan Karsten van het leven beroofd en wel met
voorbedachte rade. Zij hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan een
van de ernstigste misdrijven die ons wetboek van strafrecht kent. Hun
daad heeft een impact op de nabestaanden die zij hun leven lang bij
zich zullen dragen. De slachtofferverklaring die vandaag op de zitting
van uw hof is voorgedragen maakt dit volstrekt helder.
Op het delict moord staat een maximumstraf van 30 jaar. S. en H. zijn
meerdere malen met justitie in aanraking gekomen en veroordeeld, maar
niet voor levensdelicten.
Wat deze moord bijzonder ernstig maakt is het ontbreken van een helder
motief, de gruwelijkheid van de moord en de houding van S. en H..
Wat het motief betreft merkt het OM het volgende op. Het enige motief
dat S. en H. naar voren brengen is het seksueel misbruik dat Jan
Karsten volgends hen begaan zou hebben ten opzichte van M. H.. Maar is
dit werkelijk het motief? Uit het onderzoek is gebleken dat het
verhaal dat M. hierover vertelt al vele jaren binnen de familie en bij
S. en H. bekend is. Het verbaasd dan ook dat zij nu actie ondernemen,
vele jaren nadat zij met dit verhaal van M. H. bekend zijn. Zo dit al
het motief zou zijn, ziet het OM hier dan ook geen motief in dat ook
maar een begin van begrip kan opleveren voor het handelen van S. en
H..
S. en H. hebben Jan Karsten letterlijk en figuurlijk afgeslacht. Door
zeer veel keren op hem in te steken moet hij gruwelijke pijnen hebben
gehad. S. en H. hebben geen enkel, maar dan ook geen enkel mededogen
met hun slachtoffer getoond. Zij zijn doorgegaan tot hij niet meer
reageerde en zelfs toen vonden zij het niet nodig om, al was het maar
anoniem, de hulpdiensten te waarschuwen. De verklaring van H. dat zij
Jan Karsten maar een paar klappen wilden geven, acht het Om dan ook
volstrekt ongeloofwaardig.
S. en H. hebben de nabestaanden door hun zwijgen ruim een jaar in
onzekerheid gelaten over de vraag wie de dood van Jan Karsten op zijn
geweten had. Dit terwijl H. op 21 maart 2007, dus zes dagen nadat de
moord is gepleegd, al is verhoord door de politie. S. en H. hebben
beiden geen enkel berouw getoond. Misschien had het niet zo gemoeten
maar uit hun verklaringen blijkt dat zij eigenlijk vinden dat het goed
is dat Jan Karsten dood is. Zij doen zich inmiddels zelf voor als
slachtoffer. Zij vragen medelijden omdat hun eigen leven nu in de war
geschopt is. Dit is naar de mening van het OM toch echt de wereld op
zijn kop zetten. S. en H. hadden van te voren kunnen bedenken wat de
gevolgen van hun handelen zou zijn. Dat hadden zij kunnen doen en dat
hadden zij moeten doen. Het begrip dat zij nu vragen is volstrekt
misplaatst en geeft opnieuw aan dat zij een volstrekt gebrek aan
respect voor wat zij hun slachtoffer en zijn familie hebben aangedaan.
Alles afwegend is het OM van mening dat slechts een zeer langdurige
gevangenisstraf voor beiden in aanmerking komt. Gelet op de wijze
waarop beiden samen zijn opgetrokken en de nauwe en volledige
samenwerking tussen beiden is het OM van mening dat S. en H. een
gelijke straf verdienen. Het OM ziet geen reden onderscheid tussen hen
beiden te maken. In eerste aanleg heeft de officier van justitie tegen
beiden een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar geëist. De
rechtbank heeft deze straf ook aan beiden opgelegd. Het OM stelt in
hoger beroep dat alles afwegend zij de in eerste aanleg geëiste en
opgelegde straf redelijk acht en verzoekt uw hof dan ook opnieuw
beiden tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar te veroordelen
met aftrek van de tijd die S. en H. al in voorlopige hechtenis hebben
doorgebracht.
Openbaar Ministerie