Vlaamse Overheid

naar kwaliteitsverbetering van onderwijs

Resultaten van peilingtoetsen wijzen de weg naar kwaliteitsverbetering van onderwijs

Frank Vandenbroucke vice-minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming

dinsdag 24 maart 2009
Nemen kinderen een goede start voor Frans in het basisonderwijs en hoe zit het met de kennis van wiskunde bij leerlingen in de B-stroom van het secundair onderwijs? Dat zijn vragen waarop het interdisciplinaire onderzoeksteam van de KULeuven een antwoord zocht tijdens de peilingtoetsen Frans en wiskunde eind vorig schooljaar. Minister van Onderwijs Vandenbroucke verhoogde sinds 2007 de peilingen van één naar twee per jaar, zodat de overheid én de scholen sneller een goed zicht krijgen op de kwaliteit van het onderwijs. Telkens leveren deze peilingen interessante gegevens op voor verbetertrajecten, zowel in de scholen als op het overkoepelende beleidsniveau. Met de peiling Frans sluiten we voorlopig een reeks taalpeilingen af - nu moeten de beleidsconclusies uitgevoerd worden - en verschuift de aandacht naar wiskunde in het basisonderwijs en in de eerste graad (waarvoor peilingen voorzien zijn bij het einde van dit schooljaar).

Minister Frank Vandenbroucke: "Peilingen bevatten een schat aan informatie, zowel voor de overheid als voor de scholen. Ze vormen een goede aanzet voor een discussie over de onderwijskwaliteit en mogelijke veranderingen. De volgende maanden zullen we samen met het onderwijsveld nadenken en overleggen over concrete initiatieven om het onderwijs van de Franse taal en wiskunde in de B-stroom verder te verbeteren."

Resultaten peiling Frans in het basisonderwijs

De meeste kinderen bereiken zonder problemen de eindtermen Frans op het einde van het zesde leerjaar. Dat blijkt uit het peilingonderzoek bij meer dan 3000 leerlingen uit 110 lagere scholen. De kinderen legden een schriftelijke lees-, luister- en schrijftoets af. 99% van de leerlingen kan een Franse tekst vlot lezen, 92% vindt zijn weg in een Franse woordenlijst, 88% slaagt in een luistertoets en 94% kan Franse woordjes foutloos overschrijven. Deze resultaten zijn dus uitstekend, hoewel dat voor schrijven gerelativeerd moet worden omdat de getoetste eindterm niet verder gaat dan woorden correct overschrijven.

700 van de ondervraagde leerlingen legden naast de lees-, luister- en schrijftoets ook twee soorten praktische spreekproeven af. Eerst moesten ze prenten beschrijven of er een verhaal bij vertellen aan de hand van richtvragen. Daarna speelden de kinderen een kort rollenspel met de toetsassistent en kochten ze bv. een brood of stelden ze zichzelf en hun gezin voor in een kort vraaggesprekje. Omdat het over een exemplarische toets bij een deel van de leerlingen gaat, zijn algemene uitspraken moeilijk, maar er zijn indicaties dat de kinderen het voor deze productieve vaardigheid minder goed doen. Dat is geen onverwacht resultaat: zowel de leerkrachten gaven aan dat minder kinderen deze eindterm beheersen en ook de leerlingen hadden het gevoel dat Frans spreken hun zwakste punt is.

Minister Vandenbroucke heeft niet gewacht op deze resultaten om de eindtermen moderne vreemde talen te herzien. Half maart werden ze goedgekeurd door de Onderwijscommissie. Als het Vlaams Parlement deze beslissing bevestigt, gelden de nieuwe eindtermen vanaf september 2010.

De nieuwe eindtermen voor Frans leggen de lat ondubbelzinnig hoger. Schrijven is in de nieuwe eindtermen niet langer beperkt tot kopiëren. Inzake kennis van woordenschat en grammatica worden de eindtermen verduidelijkt en versterkt. Een nieuwe vaardigheid (gespreksvaardigheid, d.w.z. mondelinge interactie) wordt toegevoegd. De doelstellingen die kinderen moeten bereiken inzake communicatie worden concreter omschreven en levendiger gemaakt, bv. door ze te laten aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen.. Een en ander betekent dat de communicatieve vaardigheid die we nastreven, vertrekt vanuit de kennis van taalstructuren. Kennis en vaardigheden worden zo beter en in de juiste verhouding geïntegreerd.

De pedagogische begeleidingsdiensten hebben zich intussen geëngageerd om in onderling overleg een concrete woordenlijst aan te leggen voor Frans in het basisonderwijs.

Daarnaast is de overgang van het lager naar het secundair onderwijs een bijzonder aandachtspunt. Samen met de resultaten van de peilingtoets Frans voor de A-stroom in de 1^ste graad SO (2007) leveren deze resultaten het bewijs van de nood aan doorlopende leerlijnen, aan een eengemaakt terminologisch apparaat, enz. De vernieuwde eindtermen spelen daarop in. Tussen beide onderwijsniveaus kunnen we een vlotte overgang garanderen door afspraken over een basiswoordenlijst en consequente formulering van eindtermen over de niveaus heen.

Leerkrachten worden intussen aangespoord om beter Frans te leren spreken via nascholing, uitwisselingen en taalstages. Zo kan Frans spreken met en door de kinderen meer aan bod komen in de klas.

Resultaten peiling wiskunde in de eerste graad secundair onderwijs van de B-stroom

Een tweede peilingtoets die in juni 2008 werd afgenomen, betreft wiskunde in de B-stroom van de eerste graad secundair onderwijs. Ca. 9% van de leerlingen in het eerste jaar zitten in de B-stroom. In het tweede leerjaar loopt dat op tot 13 à 14%.

Deze peiling is om verschillende redenen bijzonder. Het is voor het eerst dat er een peiling in de B-stroom werd afgenomen. Dat betekent dat de onderzoekers peilden naar ontwikkelingsdoelen en niet naar eindtermen zoals in de A-stroom en in het lager onderwijs. Scholen moeten deze doelen bij hun leerlingen niet behalen maar wel nastreven. Leerkrachten kijken per leerling welke ontwikkelingsdoelen haalbaar zijn. Een tweede bijzonderheid is dat de onderzoekers in het voorafgaande schooljaar al een vooronderzoek deden omdat de leerlingenpopulatie in de B-stroom enorm verschillend is en het dus interessant is om weten wat ze kennen bij de start van het beroepsvoorbereidende leerjaar. Door beide gegevens te koppelen wordt het mogelijk hun leerwinst in kaart te brengen.

Aan de peiling wiskunde namen bijna 5800 jongeren uit 195 secundaire scholen deel. Meer dan 2500 van hen legden in het schooljaar 2006-2007 een begintoets af. Meer dan de helft van de leerlingen in de B-stroom van de eerste graad secundair onderwijs vindt wiskunde een leuk vak. Ze beseffen dat wiskunde belangrijk is voor andere vakken, voor hun later beroep en in het dagelijkse leven. Er zitten wel grote verschillen in de mate waarin leerlingen de verschillende ontwikkelingsdoelen beheersen. Rekenen (getallen en bewerkingen) lukt niet goed (gemiddeld 37%), met een zakrekenmachine gaat het al een stuk beter (63%) en rekenen met geld lukt heel behoorlijk (78%). In meten en meetkunde zijn de leerlingen vrij goed, informatie uit tabellen en grafieken halen lukt behoorlijk maar voor probleemgericht denken en toegepast oplossen zijn de resultaten niet goed. Naarmate de abstractiegraad hoger wordt, blijken de resultaten minder goed te zijn.

De leerlingenpopulatie van de B-stroom is vaak bijzonder: leerlingen stromen vaak in op basis van leeftijd, zonder het basisonderwijs te hebben afgewerkt. Uit de peiling blijkt dat ca. 65% van de bevraagde jongeren voldoen aan de gelijke onderwijskansen (GOK)-indicatoren. Scholen met veel GOK-leerlingen doen het in deze peiling minder goed en deze jongeren boeken een lagere leerwinst.

Dit peilingrapport bestaat dus uit goede en slechte punten. We moeten de komende maanden samen met het onderwijsveld ernstig nadenken over de minimale lat waarover álle leerlingen in de B-stroom moeten. Een minimale vorm van numerieke geletterdheid is daarbij nodig. Andere leerlingen uit de B-groep kunnen hogere doelen aan en ook voor hen moeten er uitdagende ontwikkelingsdoelen worden geformuleerd. Zo blijven de ontwikkelingsdoelen haalbaar, maar geven ze voldoende garantie dat deze jongeren rekenkundig geletterd zijn in onze complexe maatschappij. Minister Vandenbroucke hoopt dat de visienota voor het secundair onderwijs die in ontwikkeling is voor deze groep heldere aanbevelingen zal bevatten. (Van een integratie van de A- en de B-stroom is hoe dan ook geen sprake.)

Minister Vandenbroucke: "We moeten samen met het onderwijsveld nadenken hoe we de toekomstkansen van de groep jongeren uit de B-stroom kunnen verbeteren. De nieuwe financiering van de scholen, het taalbeleid, de verplichte derde kleuterklas, ... zijn allemaal verbeteringen die maken dat onze kinderen met meer gelijke kansen in het onderwijs kunnen starten en opklimmen, om uiteindelijk met gelijke kansen op de arbeidsmarkt aan te komen. Bijkomende middelen en omkadering alleen volstaan echter niet. De aanpak in de scholen is essentieel. Ik nodig ontwikkelaars van curricula, pedagogisch begeleiders en alle betrokken onderwijskundigen uit hier sterk werk van te maken."

Een samenvatting van de resultaten en de toespraken van minister Vandenbroucke bij de bekendmaking van de peilingresultaten aan de deelnemende scholen vindt u in bijlage. Zie ook: www.ond.vlaanderen.be/dvo/peilingen/basis en www.ond.vlaanderen.be/dvo/peilingen/secundair

Voor meer persinformatie kunt u terecht bij:

Leen Muys, persmedewerker kabinet Vandenbroucke (Onderwijs) Tel: 02 552 68 50
GSM: 0479 42 44 23
Email: persdienst.vandenbroucke@vlaanderen.be

Bijlagen:


* Bijlage 1 - Frans(PDF, 227 KB)
* Bijlage 2 - wiskunde(PDF, 673 KB)