Minister Verburg biedt Actieprogramma Mest aan

De grondwaterkwaliteit voldoet in het grootste deel van de klei- en veengebieden in Nederland aan de eisen die Europa stelt. Maar vooral in de zand- en lössgebieden moet er nog heel wat gebeuren om de grondwaterkwaliteit te verbeteren. Daar mag in de komende jaren minder mest worden gebruikt. Dat staat in het 'Vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn' dat minister Gerda Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Europese Commissie en de Tweede Kamer heeft aangeboden. In dit vierde actieprogramma staat welke maatregelen vanaf 2010 worden genomen om er voor te zorgen dat het grond- en oppervlaktewater minder wordt belast door de meststoffen stikstof en fosfaat.

De maatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen hebben het gebruik van stikstof al flink teruggebracht. Die maatregeIen zijn echter nog niet voldoende om alle doelen te halen. De maatregelen in het vierde actieprogramma richten zich daarom wat betreft stikstof vooral op de zand- en lössgebieden.

Schoon water is van groot belang. In 1991 hebben de lidstaten in Europa in de Nitraatrichtlijn vastgelegd hoe hoog de concentratie nitraat (een stikstofverbinding) in het grondwater mag zijn en dat het oppervlaktewater niet te veel meststoffen bevat. Afgesproken is ook dat lidstaten elke vier jaar in een actieprogramma vastleggen welke maatregelen worden genomen om de gewenste waterkwaliteit te bereiken. Het vierde actieprogramma geldt voor de periode 2010-2013.

Maatwerk

Het vierde actieprogramma biedt maatwerk. Het pakket van maatregelen is nodig om uitspoeling van nitraat naar het grondwater terug te dringen. In dit pakket zit bijvoorbeeld een verlaging van de hoeveelheid meststoffen die een boer mag gebruiken (gebruiksnorm) voor bepaalde gewassen zoals maïs, aardappelen en enkele vollegrondsgroenten.

Als mest wordt toegediend op het moment van de groeiperiode van de planten, worden meer meststoffen efficiënt gebruikt. Daarom worden voor grasland en bouwland de uitrijperioden van dierlijke mest korter.

Oppervlaktewater

Teveel fosfaat in het oppervlaktewater zorgt voor overmatige algengroei. Voor fosfaat zijn in het nieuwe actieprogramma gebruiksnormen opgenomen waarvan de hoogte mede afhankelijk is van de hoeveelheid fosfaat die in de bodem zit. Dat heeft zowel voor het milieu als voor de landbouw voordelen. Het gevolg is dat er minder fosfaat in de landbouw kan worden gebruikt. Om de sector de ruimte te geven om in te spelen op de strengere normen om ervoor te zorgen dat de opbrengst op peil blijft, worden de strengere normen gefaseerd ingevoerd. Deze maatregel levert een belangrijke bijdrage aan een betere kwaliteit van het oppervlaktewater en daarmee ook aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water.

Niet alleen strenger

Er komen alleen extra maatregelen voor sectoren of regio's waar de waterkwaliteit nog niet voldoet aan de normen. In de klei- en veengebieden voldoet de grondwaterkwaliteit op de meeste plaatsen aan de norm. De stikstofgebruiksnormen zijn daarom voor die gebieden op hetzelfde niveau gehandhaafd. Voor enkele gewassen die op kleigrond worden geteeld is een ruimere gebruiksnorm voorzien voor telers die bovengemiddelde gewasopbrengsten kunnen realiseren.

Sommige regels worden iets soepeler, zoals het 'vernietigen' (scheuren) van grasland, de teelt van gewassen na het oogsten van maïs en het toedienen van kunstmest. Zowel de akkerbouw, de graasdierhouderij als de bollenteelt hebben hier voordeel van.

Innovatie

Innovatie moet het de ondernemers mogelijk maken met minder meststoffen toch rendabel te kunnen blijven produceren. Daar zullen ondernemers zelf in moeten investeren. De regering is bereid dit te stimuleren en te ondersteunen. Zo loopt er op dit moment een proef om mest in allerlei bruikbare delen te scheiden, waardoor er waardevolle nieuwe producten ontstaan en kan worden bespaard op kunstmest.

Uitzondering voor graasdiermest op grasland

Het vierde actieprogramma is niet alleen van belang voor een betere waterkwaliteit. Een stevig programma is ook een voorwaarde om van de Europese Commissie toestemming te krijgen om meer dierlijke mest op melkveebedrijven te kunnen gebruiken. Op grond van de Nitraatrichtlijn mag op een hectare landbouwgrond per jaar maximaal 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden gebruikt. De afgelopen vier jaar hebben Nederlandse melkveehouders van de Commissie toestemming gekregen 250 kilogram stikstof te gebruiken. Deze zogenaamde derogatie is belangrijk voor zo'n 25.000 melkveehouders; die zouden anders mest moeten afvoeren en meer kunstmest moeten gebruiken. Nederland zal de Europese Commissie vragen dezelfde derogatie voor de volgende vier jaar te verlenen. De beslissing op het derogatieverzoek wordt na de zomervakantie verwacht.

Noot voor redacties (